direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, herziening 2013-2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20131003006-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 2013-2' met identificatienummer NL.IMRO.0175.20131003006-vg01 van de gemeente Ommen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

vrije beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten horend bij de woonfunctie die ten hoogste vallen binnen de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in Bijlage 1 waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw én dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 afhankelijke woonruimte

een aanbouw, bijgebouw of recreatiewoning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is; nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee waarbij de veehouderij geheel of in overwegende mate afhankelijk is van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel; onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan paardenfokkerij;
  • b. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van paarden alsmede het africhten, trainen en verhandelen van ter plaatse gefokte paarden; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardenstalling en manege;
  • c. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van sierteelt en bosbouw;
  • d. intensieve veehouderij: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m² bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren 'biologisch' worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve natuurbeheer; in deze definitie wordt onder melkrundvee verstaan:
    • 1. melkvee met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat overwegend wordt gehouden voor de melkproductie met inbegrip van dieren die in de mestperiode worden gemolken, tijdens de lactatie worden gemest dan wel zijn droog gezet en worden afgemest en vrouwelijk vleesvee ouder dan 2 jaar met bijbehorend vrouwelijk jongvee, dat op een met melkvee vergelijkbare manier wordt gehouden voor de vleesproductie en het voortbrengen en zogen van kalveren;
    • 2. in deze definitie wordt onder dieren 'biologisch houden' verstaan: dieren die worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden;
  • e. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • f. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    • 1. in dit plan wordt onder sierteelt tevens verstaan:
      • fruitteelt: de teelt van fruit in boomgaarden;
      • boomteelt: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
      • bollenteelt: de teelt van bolgewassen;
    • 2. in dit plan wordt onder sierteelt niet verstaan:
      • niet-grondgebonden sierteelt in de vorm van pot- en containerteelt;
  • g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • h. houtteelt: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.
1.9 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een niet-industrieel bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven en/of het verwerken en/of opslaan van dieren of producten die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, zoals een agrarisch hulp- en nevenbedrijf, een agrarisch loonbedrijf en een agrarisch handels- of exportbedrijf en/of het opfokken, trainen, africhten van en de handel in paarden, alsmede een pensionstalling met daaraan ondergeschikt het lesgeven in paardrijen aan derden.

1.10 agrarisch (groot)handelsbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op de handel in en de export van producten uit agrarische sector en dat daartoe beschikt over faciliteiten ten behoeve van het vervoer, de opslag, de be- en verwerking of de afzet van agrarische producten zoals transport- en opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke.

1.11 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verlenen van diensten en/of het toeleveren van zaai- en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen en/of andere producten en/of machines aan agrarische bedrijven en hoveniersbedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven en agrarische loonbedrijven daaronder niet begrepen), inclusief verhuur van machines.

1.12 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bed & breakfast

het verstrekken van logies met ontbijt binnen de bestaande (bedrijfs)woning al dan niet met deelruimte in een omvang die ondergeschikt is aan de woonfunctie.

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.16 bedrijfsmatige exploitatie
  • a. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van kavels grond of standplaatsen (met de bestemming verblijfsrecreatieve doeleinden (vR)) ten behoeve van de door de huurders te plaatsen recreatieverblijven, welke huurders elders hun hoofdverblijf hebben en/of;
  • b. het binnen een geheel bedrijfsmatig verhuren van verblijfsaccommodatie voor korte perioden, waarbij in de maanden april tot en met september maximaal 6 weken aan dezelfde persoon verhuurd mag worden en die elders zijn of haar hoofdverblijf heeft.
1.17 bedrijfswoning

een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein vereist is, ten dienste van staat.

1.18 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.19 bestaande bouwwerken

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.

1.21 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.23 bijgebouw

een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning.

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 buitenplaats

een door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) aangewezen Historische Buitenplaats, bestaande uit een huis, kasteel, buitenhuis of landhuis, met bijgebouwen, omgeven door tuinen en/of park.

1.32 caravan

een mobiel kampeermiddel dat kan worden aangemerkt als aanhangwagen in de zin van de Regeling Voertuigen.

1.33 centrale voorzieningen

gebouwen op verblijfsrecreatieve terreinen zoals een bedrijfswoning, een receptie, een kantine, een kampwinkel, een zwembad en soortgelijke gebouwen ten dienste van de bedrijfsvoering.

1.34 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.

1.35 dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, sport en spel, natuurobservatie, natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen en waaronder tevens begrepen manege- en groepsaccommodatieactiviteiten.

1.36 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.

1.37 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.38 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuinartikelen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en meubels.

1.39 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.40 erf

een al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorend bij, in functioneel opzicht ten dienste van en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning (of ander gebouw) dat in beginsel behoort tot de kavel waarop de woning is geplaatst, zoals blijkt uit de kadastrale gegevens.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.43 gebruiksgerichte paardenhouderij

een agrarisch aanverwant bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvan gen en stallen van paarden en/of pony’s in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.44 groepsaccommodatie

een gebouw bedoeld voor recreatief nachtverblijf van groepen.

1.45 groepskamperen/verenigingskamperen

extensief kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen voor ten hoogste 100 (aaneengesloten) dagen in de periode 15 maart tot en met 31 oktober voor groepen met een sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke doelstelling.

1.46 grootschalige natuurontwikkeling

de aanleg van natuurgebieden, zoals beschreven in het Natuurbeheerplan, van 5 ha of groter.

1.47 hobbymatig agrarisch gebruik

het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd.

1.48 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.49 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.50 horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf, die qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt. Bij de openingstijden wordt aangesloten op de openingstijden van de winkels.

1.51 horecabedrijf categorie 2

een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatig overwegend ter plaatse bereide maaltijden worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken, en die in het algemeen gedurende de avonduren zijn geopend.

1.52 horecabedrijf categorie 3

een horecabedrijf waar in hoofdzaak bedrijfsmatige alcoholhoudende dranken worden verstrekt, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van kleinere etenswaren en/of (al dan niet mechanische) muziek ten gehore wordt gebracht. Deze bedrijven hebben een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht.

1.53 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.54 jachthut

een voorziening met een dak en ombouw, al dan niet op palen, die gebruikt wordt voor de jacht;

1.55 jachtstoel

kleine verblijven op palen die met een trap/ladder bereikbaar zijn en gebruikt worden voor de jacht.

1.56 kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enige ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.57 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, op daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.58 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.59 karakteristiek

als karakteristiek wordt beschouwd, een hoofdgebouw:

  • a. dat reeds bestaand is;
  • b. met het karakter van een boerderij, dat wil zeggen met grote dakvlakken, met lage goothoogtes en met een onderverdeling in een woon- en bedrijfsgedeelte;
  • c. waarbij het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte als een geheel tot stand zijn gekomen, dus niet een woongedeelte waaraan later een schuur is gebouwd.
1.60 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.61 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdoor-activiteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.62 kleinschalige groengebieden

gebieden tussen 0,5 en 5 ha met groenvoorzieningen, beplantingen en kleinschalige natuurontwikkeling.

1.63 kleinschalige horecagelegenheid

theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.

1.64 kleinschalig kamperen

een kampeerterrein bij een (voormalig) agrarisch bedrijf gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

1.65 kleinschalige natuurontwikkeling:

de aanleg van riet- en schraallanden, moerasjes, poelen en plas-draszones, en de realisatie van natuurvriendelijke oevers tot een oppervlak van 0,5 ha.

1.66 kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

objecten zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 onder b en l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.67 landgoed

een geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak - daaronder begrepen dat waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende, opstallen voorkomen - voor zover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is.

1.68 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik.

1.69 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen op het gebied van openbaar bestuur en overheidsdiensten, levensbeschouwelijke organisaties, onderwijs, gezondheidszorg, veterinaire diensten en welzijnszorg, uitvaartverzorging, crematoria, mortuaria, begraafplaatsen, cultuur, religie, sport, openbare orde, veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.70 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer, en dergelijke) en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.71 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie n de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.72 milieugevoelige objecten / bebouwing

objecten/functies die, gelet op hun aard en omvang, hinder ondervinden van inrichtingen, (spoor)wegen en bedrijven(bedrijfsactiviteiten), voor wat betreft aspecten als geluid, luchtkwaliteit, geur, stof, veiligheid en trillingen. De volgende objecten/functies zijn als milieugevoelig aan te merken:

  • a. woonfuncties, tenzij bij of krachtens enig wettelijk voorschrift anders is bepaald;
  • b. gebouwen voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen die uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt worden door een onderwijsinstelling;
  • d. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen;
  • e. andere gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten;
  • f. hotels, justitiële inrichting en asielzoekerscentra;
  • g. verblijfsrecreatie.
1.73 multifunctionele bosbouw

bosbouw met een multifunctioneel karakter, gericht op natuur, productie en recreatie, vallend onder de Boswet.

1.74 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna.

1.75 neventak/nevenfunctie

onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de neventakken/nevenfuncties afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.

1.76 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.77 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.78 overkapping

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan.

1.79 paardenbak

een onverhard, niet overdekt, en omheind terrein al dan niet voorzien van lichtmasten met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat een tredmolen hieronder niet is begrepen;

1.80 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.81 plattelandswoning

een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) inclusief aan-huis-gebonden beroep;

1.82 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.83 recreatief medegebruik

extensieve, verspreide dagrecreatie.

1.84 recreatieverblijf

een stacaravan welke niet op het maaiveld hoeft te staan dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. een oppervlakte van maximaal 60 m² (inclusief 6 m² berging);
  • b. een maximale hoogte van 3,75 m vanaf het peil gemeten.
1.85 recreatief nachtverblijf

het exploiteren van recreatieve verblijven/appartementen binnen de bestaande bedrijfsgebouwen.

1.86 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.87 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.88 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.89 risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.90 ruimtelijke kwaliteit

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

1.91 ruimtelijk kwaliteitsplan

een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving; voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van het Landschapsontwikkelingsplan Ommen en het Inspiratieboek ruimtelijke kwaliteit, waarin de sterke gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven.

1.92 seizoensstandplaats

standplaats waar gedurende meerdere aaneengesloten maanden hetzelfde kampeermiddel, niet zijnde een stacaravan, is/wordt geplaatst.

1.93 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage bij deze regels onderdeel van de regels uitmaakt.

1.94 stacaravan

een kampeermiddel dat voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. onder de stacaravan moet een origineel as/wielstelsel aanwezig zijn;
  • b. de stacaravan mag maximaal uit één bouwlaag bestaan;
  • c. de totale oppervlakte van een stacaravan inclusief bijgebouw en/of aanbouw mag maximaal 60 m² bedragen, waarbij de oppervlakte van het bijgebouw en/of aanbouw niet meer bedraagt dan maximaal 6 m²;
  • d. de hoogte van een stacaravan mag niet meer dan 3,75 m bedragen;
  • e. de stacaravan staat op het maaiveld en de stacaravan, of afzonderlijke delen daarvan, is op het terrein voort te bewegen als aanhanger;
  • f. de stacaravan mag niet zijn/worden opgebouwd uit steenachtige materialen.
1.95 teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van het verbeteren van de productie en arbeidsomstandigheden en ten behoeve van het matigen van weersinvloeden ter ondersteuning van de vollegronds-groenteteelt, boomteelt, fruitteelt, bloementeelt, sierteelt en/of bloembollenteelt, waarbij een onderscheid gemaakt kan worden tussen hoge en lage (tot 2 m) teeltondersteunende voorzieningen en tussen tijdelijke en permanente teeltondersteunende voorzieningen.

1.96 tenthuisje

een recreatieve verblijfplaats met vaste wanden en een dak van tentzeil dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.97 toeristische standplaats

een standplaats die bedoeld is voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes weken in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

1.98 trekkershut

een houten blokhut dat dient als periodiek verblijf voor wisselende groepen recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.99 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.100 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.101 verkoop streekeigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/ in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.102 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang.

1.103 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.104 voorgevellijn
  • a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    • 1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    • 1. bij een wegbreedte van ten minste 10 m, de lijn gelegen op 15 m uit de as van de weg;
    • 2. bij een wegbreedte geringer dan 10 m, de lijn gelegen op 10 m uit de as van de weg.
1.105 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of paden behorende bermen en zijkanten en bermsloten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig gebruikte parkeerterreinen.

1.106 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.107 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.108 zijdelingse perceelsgrenzen

de perceelsscheiding van een bouwperceel, niet gelegen aan de voor- of achterzijde van het perceel.

1.109 zorgboerderij

de opvang van volwassenen, gehandicapten, gedetineerden, moeilijk opvoedbare jeugd of zorgbehoeftige ouderen, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

2.1.2 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.5 De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:

  • a. voor lengten in meters (m);
  • b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • d. voor verhoudingen in procenten (%);
  • e. voor hoeken/hellingen in graden (°).
2.4 Relatie

Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van aanduiding ‘relatie’ met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw;
  • b. hobbymatig agrarisch gebruik;
  • c. bestaande veldschuren;
  • d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • f. sierteelt, uitsluitend indien en voor zover de gronden mede zijn bestemd tot ‘Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid';
  • g. intensieve kwekerij, uitsluitend indien en voor zover de gronden mede zijn bestemd tot ‘Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid’ dan wel ‘Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke waarden’;
  • h. intensieve veehouderij, ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat op agrarische bouwvlakken die tevens zijn voorzien van de aanduiding ‘Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ tevens een intensieve veehouderij is toegestaan;
  • i. het wonen in een plattelandswoning inclusief het gebruik van tuinen en erven door een derde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning';
  • j. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • k. een wijngaard, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wijngaard';
  • l. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • m. teeltondersteunende voorzieningen op het bouwvlak, met dien verstande dat teeltondersteunende voorzieningen aansluitend op het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan indien en voor zover de gronden mede zijn bestemd tot ‘Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid’, met inachtneming van het volgende:
Bouwvlak   Permanente TOV   Tijdelijke TOV  
 
hoog  
laag   hoog   laag  
Aansluitend op het bouwvlak   N   R (max. 2 ha.)   R   R  
Buiten het bouwvlak   N   N   R (max. 0,5 ha.)   R  

R: rechtstreeks toelaatbaar

N: niet toelaatbaar

met daarbijbehorende voorzieningen:

  • n. (ontsluitings)wegen;
  • o. in- en uitritten;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. groenvoorzieningen;
  • r. parkeervoorzieningen;
  • s. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd;

  • a. bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 3.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is de bouw van een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • c. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a is buiten het bouwvlak, maar binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, een complex van aaneengesloten voorzieningen zoals sleufsilo's, kuilvoerplaten, pot- en containerteelt, paardenbakken, foliebassins en mestzakken toegestaan, met dien verstande dat tenminste 50 m afstand tot woningen van derden in acht wordt genomen;
  • e. indien binnen één hoofdgebouw meerdere woningen zijn gevestigd mogen deze woningen niet worden herbouwd als afzonderlijke, op aparte percelen gelegen, vrijstaande woningen;
  • f. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwd worden;
  • g. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen( inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders aangegeven. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'   750 m³     4,5 m   10 m  
bedrijfswoningen( inclusief aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd'   twee-aaneenge-bouwde woningen   600 m³     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie       150 m²   4 m   6 m  
bedrijfsgebouwen       volledig bouwvlak   5,5 m   12 m  
voedersilo's           15 m  
mestsilo's         6 m   10 m  
omheining van een paardenbak           2 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen *  
       
1 m
2 m  
lichtmasten           6 m  
veldschuren       bestaand**   bestaand**   bestaand**  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  
sleufsilo's           2 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

** Zoals aanwezig op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

  • h. in afwijking van het bepaalde onder g mag de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' niet meer bedragen dan het aangegeven percentage;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande bebouwing' mag de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen in gebruik ten dienste van de intensieve veehouderijtak niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

3.2.3 Bouwregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde bouwregels, dezelfde mogelijkheden om af te wijken van de bouwregels en dezelfde wijzigingsbevoegdheden als voor een bedrijfswoning.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding agrarisch bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk maken;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid niet meer dan 1,5 ha bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van bouwvlakken binnen landbouwontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;
  • c. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden zoals genoemd in de van toepassing zijnde dubbelbestemming(en) in artikel 20, 21, 29 of 30 niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. het bouwvlak mag worden overschreden met niet meer dan 25 m;
  • e. de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
3.3.2 Afwijkingsbevoegdheid tweede agrarische bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder g en toestaan dat er een tweede agrarische bedrijfswoning wordt opgericht ten dienste van een volwaardig agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. het gaat om een agrarisch bedrijf met levende have waarvoor permanent toezicht nodig is;
  • b. het bedrijf dient een omvang te hebben van minimaal twee volwaardige arbeidskrachten, waarbij de continuïteit is verzekerd;
  • c. uitsluitend kan worden afgeweken indien er nog niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest.
3.3.3 Afwijkingsbevoegdheid extra woonruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder g ten behoeve van het vergroten van de inhoudsmaat van bedrijfswoningen, teneinde het mogelijk te maken dat de inhoud van de woning inpandig wordt vergroot tot 1.000 m³, zulks ten behoeve van de huisvesting van een tweede arbeidskracht, of een rustende boer met inachtneming van het volgende:

  • a. uitsluitend kan worden afgeweken indien er sprake is van een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf en of de extra woonruimte noodzakelijk is voor de huisvesting van een tweede arbeidskracht of een rustende boer;
  • b. uitbreiding van de woning dient plaats te vinden binnen het bestaande hoofdgebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is, kan afwijking plaatsvinden voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw;
  • c. er niet kan worden afgeweken, indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt of geschikt te maken is;
  • d. bij het inpandig vergroten van de woning mag het oppervlak aan bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 150 m².
3.3.4 Afwijkingsbevoegdheid mestbassins buiten bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder d, uitsluitend en voor zover de gronden tevens zijn bestemd tot 'Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid', teneinde het mogelijk maken van foliebassins en mestzakken op een grotere afstand dan 50 m van het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet mestbassins buiten de gestelde zone van 50 m noodzakelijk maken;
  • b. van de ontheffingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de mestbassins dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.
3.3.5 Afwijkingsbevoegdheid vergroting en verplaatsing bestaande veldschuren

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2onder g:

  • a. ten behoeve van het vergroten van bestaande veldschuren, met inachtneming van het volgende:
    • 1. ten opzichte van de feitelijke maatvoering in het veld is een vergroting van 25% van het oppervlak toegestaan, op voorwaarde dat middels een (her)inrichtingsplan wordt aangetoond dat er een substantiële kwaliteitsverbetering optreedt en waarbij rekening wordt gehouden met de ter plekke voorkomende gebiedskenmerken;
    • 2. de maximale goothoogte bedraagt 3,5 m en de maximale bouwhoogte 5 m;
    • 3. uitbreiding van veldschuren mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden.
  • b. ten behoeve van het verplaatsen van bestaande veldschuren, met inachtneming van het volgende:
    • 1. verplaatsing van veldschuren wordt toegestaan binnen uit ruimtelijk oogpunt dezelfde veldkavel, waarop de veldschuur zich bevindt;
    • 2. indien een veldschuur wordt gesaneerd, mag de oppervlakte van de veldschuur worden ingezet als extra oppervlakte aan bijgebouwen, bovenop de reeds toegestane 150 m2 aan bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen;
    • 3. er dient bij verplaatsing sprake te zijn van een substantiële verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij de veldschuur indien mogelijk gepositioneerd wordt aan de randen of in de hoek van een perceel, aansluitend bij bestaande houtopstanden. Deze verbetering wordt aangetoond middels een (her)inrichtingsplan, waarbij rekening wordt gehouden met de ter plekke voorkomende gebiedskenmerken.
  • c. het combineren van de mogelijkheid tot verplaatsing en uitbreiding is toegestaan, mits aan de gestelde voorwaarden van beide regelingen kan worden voldaan.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toegelaten nevenactiviteiten
  • a. in aanvulling van het bepaalde in 3.1 zijn onderstaande niet-agrarische nevenfuncties zoals genoemd in tabel 1 binnen een bouwvlak rechtstreeks toegestaan, met dien verstande dat op eigen terrein moet worden voorzien in parkeergelegenheid en het uitsluitend is toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
aard van de nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   -   200  
veearts/hoefsmederij   -   200  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/paardenpension)   1.200   200  
kano- boot- of fietsenverhuur   -   100  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   -   100  

Tabel 1: Niet-agrarische nevenfuncties bij recht

3.4.2 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m;
  • b. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van in plastic verpakte hooibalen, met uitzondering van de gronden in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, zoals bepaald in 3.2.2 sub d;
  • c. het gebruik of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van sierteelt zoals bepaald in 3.1 onder f indien en voor zover de gronden tevens zijn voorzien van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied';
  • d. het gebruiken van gronden binnen het bouwvlak voor hobbymatig agrarisch gebruik voor zover dit geen onderdeel uitmaakt van een agrarisch bedrijf.
3.4.3 Toegestaan gebruik

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden behalve de gebruiksmogelijkheid tot het wonen in een plattelandswoning inclusief het gebruik van tuinen en erven door een derde, dezelfde overige gebruiksregels als voor een bedrijfswoning.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingsbevoegdheid niet-agrarische nevenfuncties

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan bij wijze van nevenfuncties bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voor opslag, voor niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 2, mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
  • g. voor zover de vervolgfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' of intrekgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - intrekgebied', treedt er geen verslechtering op van de grondkwaliteit en er vindt geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaatse;
  • h. voor zover er sprake is van grotere of grootschalige risicovolle functies vervolgfuncties gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, zijnde functies die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden, zijn deze functies erop gericht de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren;
  • i. de waterbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • j. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • k. recreatieve nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve nevenfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristisch-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente;
  • l. op eigen terrein dient er te worden voorzien in parkeergelegenheid;
  • m. in combinatie met de bij recht toegestane niet-agrarische nevenfuncties mag de totale oppervlakte voor nevenfuncties wat betreft bouwwerken niet meer dan 800 m² bedragen en niet meer dan 2.000 m² wat betreft de gronden.
aard van de nevenfunctie   Passend / toelaatbaar

A = Toelaatbaar na afwijking
N = Niet toelaatbaar
R = Bij recht toegestaan  
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
  WR-LO1
(art. 20)

 
WR-LW2 (art. 21)   WR-NR3
(art. 29)  
WR-RN4
(art. 30)  
LOG 5
(art. 35.3)  
   
aan landbouw verwante functies / bedrijvigheid                
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)   A   A   N   N   A   -   500  
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag van eigen bedrijfsvoering)   A   A   N   N   A   -   500  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   N   N   A   -   500  
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel   A   A   N   N   A   -   200  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   A   A   N   A   A   -   200  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten                
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   A   A   N   -   200  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   A   A   N   -   500  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   N   A   A   -   200  
recreatieve functies / agrotoerisme                
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/paardenpension)   R   R   A   A   R   1.200   200  
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (speelboerderij, theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij)   A   A   A   A   N   500   200  
kano- boot- of fietsenverhuur   R   R   A   A   N   -   100  
recreatief nachtverblijf   A   A   A   A   N   -   300  
groepsaccommodatie   A   A   A   A   N   -   200  
overige dienstverlening                
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   A   A   A   A   N   -   200  
tentoonstellingsruimte/museum   A   A   A   A   N   500   200  
dierenpension; hondenfokkerij   A   A   N   A   N   500   200  

Tabel 2: Niet-agrarische nevenfuncties na afwijken van het bestemmingsplan

1 WR-LO = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid
2 WR - LW = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke waarden
3 WR-NR = Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden
4 WR-RN = Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden
5 LOG = Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

  • n. in afwijking van het bepaalde onder m kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 3.1, uitsluitend en voor zover de gronden tevens zijn bestemd tot 'Waarde - Landgoed', ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 3, met dien verstande dat het bepaalde onder a tot en met k van overeenkomstige toepassing is:
aard van de nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden / bebouwingin gebruik voor nevenfunctie  
Paardenstalling/exploitatie paardenkoets   500  
Recreatief nachtverblijf   500  
hotel (maximaal 10 kamers)   500  
tentoonstellingsruimte; museum   1.000  
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang)   500  
natuur- en milieueducatie, rondleidingen   500  

Tabel 3: Niet-agrarische nevenfuncties na afwijken van het bestemmingsplan

3.5.2 Afwijkingsbevoegdheid plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 3.2.2 onder g van toepassing blijven;
  • d. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid vergroten agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van het vergroten van agrarische bouwvlakken het plan te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien de vergroting voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien de afstand ten opzichte van milieugevoelige objecten minimaal 500 m bedraagt, tenzij uit milieuonderzoek blijkt dat een kleinere afstand ten opzichte van milieugevoelige bebouwing geen overschrijdingen van de normen veroorzaakt;
  • d. de oppervlakte van het bouwvlak mag na planwijziging niet meer dan 1,5 ha bedragen, met dien verstande dat de oppervlakte van bouwvlakken binnen landbouwontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' niet meer mag bedragen dan 2,0 ha;
  • e. ingeval er sprake is van pluimveehouderijbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' mag het maximale oppervlak van 2 ha met 20% worden vergroot;
  • f. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit dient te worden versterkt, hetgeen aangetoond wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan.
3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid verschuiving agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de verschuiving van agrarische bouwvlakken, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van volwaardige duurzame grondgebonden veehouderijbedrijven of volwaardige duurzame akker- of vollegrondstuinbouwbedrijven;
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet toenemen;
  • c. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. de belangen van omwonenden en bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment.
3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid Rood voor rood

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de bouw van één compensatiewoning binnen bouwvlakken van agrarische bedrijven met dien verstande dat:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid wordt binnen het landbouwontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied, uitsluitend toegepast indien:
    • 1. is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
    • 2. de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf of voor de uitbreiding van een bestaand intensief veehouderijbedrijf;
  • b. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien ten minste 850 m2 bedrijfsbebouwing op het bouwvlak aanwezig is en wordt gesloopt;
  • c. alle op het bouwvlak aanwezige bebouwing dient te worden gesloopt, met dien verstande dat monumentale en karakteristieke bebouwing niet mag worden gesloopt;
  • d. de bestaande voormalige agrarische bedrijfswoning dient te worden voorzien van de bestemming 'Wonen - VAB';
  • e. de nieuw te realiseren burgerwoning dient te worden voorzien van een zelfstandig bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
  • f. de overige gronden 'Wonen' dienen te worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch' of 'Natuur' zonder bouwmogelijkheden;
  • g. de inhoudsmaat van de compensatiewoning (inclusief aan- en uitbouwen) niet meer mag bedragen dan 750 m3;
  • h. bij de compensatiewoning tevens 150 m2 aan bijgebouwen en overkappingen is toegestaan;
  • i. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving van de compensatiewoning niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • j. compensatie ter plaatse niet is toegestaan wanneer er een onevenredige aantasting plaatsvindt van landschaps- en natuurwaarden die in het gebied of op het perceel aanwezig zijn;
  • k. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd, dat het gehele erf beslaat waar de sanering betrekking op heeft, waarin in ieder geval wordt aangetoond dat de ligging en uitstraling van de compensatiewoning passen binnen de bestaande bebouwingsstructuur;
  • l. de belangen van omwonenden en bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6.4 Wijzigingsbevoegdheid nieuwvestiging intensieve veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijven, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven mag uitsluitend plaatsvinden in de landbouwontwikkelingsgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. de oppervlakte van het bouwvlak voor intensieve veehouderijbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' mag maximaal 1,5 ha bedragen;
  • c. per bouwvlak wordt voorzien in maximaal één bedrijfswoning;
  • d. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien de aanwezige landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • e. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien de afstand ten opzichte van milieugevoelige objecten minimaal 500 m bedraagt, tenzij uit milieuonderzoek blijkt dat een kleinere afstand ten opzichte van milieugevoelige bebouwing geen overschrijdingen van de normen veroorzaakt;
  • f. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • g. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid moet er tevens een agrarisch bouwvlak worden opgeheven, zodat de toename van nieuwe bouwvlakken in het plangebied per saldo 0 blijft;
  • h. er dient een inrichtingsplan te worden overlegd, waaruit blijkt dat een substantiële kwaliteitsverbetering heeft plaatsgevonden met betrekking tot de inrichting van het erf en de landschappelijke inpassing ervan;
  • i. de belangen van omwonenden en bedrijven mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.6.5 Wijzigingsbevoegdheid realisatie kleinschalige groengebieden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van de realisatie van kleinschalige groengebieden de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Groen', met inachtneming van het volgende:

  • a. de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, zijn in een conceptnotariële akte vastgelegd;
  • b. voor de inrichting van het groengebied dient een inrichtings- en beheersplan opgesteld te zijn.

met dien verstande dat:

3.6.6 Wijzigingsbevoegdheid grootschalige natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van bijvoorbeeld de realisatie van de EHS of de aanleg van robuuste verbindingszones, met inachtneming van het volgende:

  • a. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden als reservaat- of natuurontwikkelingsgebied in eigendom zijn overgedragen aan een terreinbeherende instantie dan wel, indien verwerving door een terreinbeherende instantie niet aan de orde is, de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, in een conceptnotariële akte zijn vastgelegd;
  • b. de wijziging naar de bestemming 'Natuur' mag de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig beperken;
3.6.7 Wijzigingsbevoegdheid naar Wonen - VAB

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak te wijzigen in 'Wonen - VAB', met inachtneming van het volgende :

  • a. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving niet onevenredig mogen worden belemmerd;
  • b. bestaande kleinschalige kampeerterreinen kunnen behouden blijven mits deze milieuhygiënisch inpasbaar zijn

met dien verstande dat:

  • c. de wijzigingsbevoegdheid wordt binnen het landbouwontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' uitsluitend toegepast indien:
    • 1. is aangetoond dat op het betreffende perceel het uitoefenen van een agrarisch bedrijf niet meer mogelijk is;
    • 2. de bestemmingswijziging niet leidt tot een belemmering voor nieuwvestiging van een intensief veehouderijbedrijf of voor de uitbreiding van een bestaand intensief veehouderijbedrijf;
3.6.8 Wijzigingsbevoegdheid kleinschalig kamperen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen binnen agrarische bouwvlakken, met inachtneming van het volgende:

  • a. kleinschalig kamperen is niet toegestaan op agrarische bedrijven binnen landbouwontwikkelingsgebied, ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied'
  • b. het kleinschalig kampeerterrein moet zijn gelegen op of aansluitend aan het bouwvlak van het agrarisch bedrijf waartoe het behoort;
  • c. het kleinschalig kampeerterrein mag niet gelegen zijn aansluitend of behorend bij een bestaand (kleinschalig) kampeerterrein;
  • d. na planwijziging wordt ter plaatse van het agrarisch bedrijf een aanduiding ten behoeve van kleinschalig kamperen opgenomen;
  • e. het totale aantal kleinschalige kampeerterreinen in de gemeente mag niet meer bedragen dan 10;
  • f. het aantal kampeermiddelen per terrein mag niet meer dan 25 bedragen;
  • g. de kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
  • h. de voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen dienen te worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder b h geldt dat indien kan worden aangetoond dat de voorzieningen niet gerealiseerd kunnen worden in de bestaande bebouwing, nieuwbouw met een oppervlakte van maximaal 50 m² is toegestaan;
  • j. er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • k. er dient voorzien te worden in een adequate landschappelijke inpassing door middel van opgaande randbeplanting van een gebiedseigen assortiment;
  • l. stacaravans, trekkershutten en tenthuisjes zijn niet toegestaan op kleinschalige kampeerterreinen.
3.6.9 Wijzigingsbevoegdheid intensieve veehouderij naar andere agrarische activiteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'intensieve veehouderij' van de verbeelding te verwijderen, indien de intensieve veehouderijtak op het agrarisch bedrijf beëindigd is en andere agrarische activiteiten (grondgebonden veehouderij, akkerbouw en vollegrondstuinbouw) doorgang vinden.

3.6.10 Wijzigingsbevoegdheid vervolgfuncties

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vervolgfuncties ter plaatse van agrarische bouwvlakken zoals opgenomen in tabel 4, met inachtnemening van het volgende:

  • a. het bestemde gebruik is beëindigd;
  • b. volledige sanering van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voor zover de vervolgfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' of intrekgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - intrekgebied', treedt er geen verslechtering op van de grondkwaliteit en er vindt geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaatse;
  • g. voor zover er sprake is van grotere of grootschalige risicovolle functies vervolgfuncties gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, zijnde functies die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden, zijn deze functies erop gericht de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren;
  • h. recreatieve vervolgfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve vervolgfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristich-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente;
  • i. de waterbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. op eigen terrein dient er te worden voorzien in parkeergelegenheid;
aard van de vervolgfunctie   Passend / toelaatbaar

W= Toelaatbaar na planwijziging
N = Niet toelaatbaar  
  WR-LO1
(art. 20)

 
WR-LW2 (art. 21)   WR-NR3
(art. 29)  
WR-RN4
(art. 30)  
aan landbouw verwante functies / bedrijvigheid          
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W   N   N   N  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   W*   W   W   W  
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel; africhtingsbedrijven voor paarden   W   W   N   N  
veearts/hoefsmederij   W*   W   W   W  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   W*   W   W   W  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten          
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W   W   N   N  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W   W   N   N  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W   W   N   N  
recreatieve functies / agrotoerisme          
paardenstalling /paardenpension   N   W   W   N  
dagrecreatie (inclusief kleinschalige horeca-gelegenheid zonder verblijf   W*   W   W   W  
overige dienstverlening          
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   W   W   N   N  
dierenpension; hondenfokkerij   W   W   N   N  

* niet toelaatbaar indien en voor zover ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' geldt

Tabel 4: Niet-agrarische vervolgfuncties na planwijziging

1 WR-LO = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid
2 WR - LW = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke waarden
3 WR-NR = Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden
4 WR-RN = Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden

  • l. in afwijking van het bepaalde onder k zijn Burgemeesters en wethouders bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 5, uitsluitend en voor zover de gronden tevens zijn bestemd tot 'Waarde - Landgoed', met dien verstande dat het bepaalde onder a tot en met j van overeenkomstige toepassing is:
aard van de nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden / bebouwingin gebruik voor nevenfunctie  
Restaurant   500  
Kantoor (zonder baliefunctie, maximaal 50 medewerkers)   500  
Conferentieaccommodatie   1.000  

Tabel 5: Niet-agrarische nevenfuncties na planwijziging

3.6.11 Wijzigingsbevoegdheid kleinschalige waterberging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Water' ten behoeve van het toestaan van kleinschalige waterberging, met inachtneming van het volgende:

  • a. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van waterlopen, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen en kleine verleggingen;
  • b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden, zoals genoemd in de doeleindenomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. de wijziging naar de bestemming 'Water' mag de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig beperken.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals genoemd in tabel 6 indien en voor zover een "O" is vermeld, met dien verstande dat:
    • 1. het vereiste van een omgevingsvergunning en de uitzondering daarop laten onverlet dat voor de betrokken ingreep wellicht (ook) vergunning, afwijking of toestemming uit andere hoofde is vereist (bijvoorbeeld ingevolge de keur van het Waterschap, de milieuwetgeving of provinciale landschapsverordeningen);
    • 2. in ieder geval is voor ingrepen vermeld als O2) altijd vergunning van het waterschap vereist.
  WR-LO1
(art. 20)  
WR-LW2 (art. 21)   WR-NR3
(art. 29)  
WR-RN4
(art. 30)  
LOG 5
(art. 35.3)  
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren   R   O   O2)   O   R  
dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater   R   R   O2)   R   R  
aanbrengen opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting)   O   O   O   O   O  
verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden   R   O   O2)   O   R  
aanleg verharde wandel- of fietspaden en overige verhardingen
> 50 m² (niet zijnde kavelpaden)  
O   O   O   O   O  
aanleg kavelpaden   R   R   O   R   R  
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur   R   O   O   O   R  
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginningen met uitzondering van de aanleg van drainage   R   O   O   O2)   R  
aanleg van nutsvoorzieningen   R   R   R   R   R  

Tabel 6: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

R Rechtstreeks zonder meer toelaatbaar

O Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist

1 WR-LO = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid
2 WR - LW = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke waarden
3 WR-NR = Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden
4 WR-RN = Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden
5 LOG = Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

3.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden ten behoeve van realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid;
  • d. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden.
3.7.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.7.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals genoemd in artikel 20, 21, 29 en 30, tot uitdrukking zijn gebracht;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

Artikel 4 Agrarisch - Exportwegerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Exportwegerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een exportwegerij;
  • b. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;

met daarbijbehorende voorzieningen:

  • c. (ontsluitings)wegen;
  • d. in- en uitritten;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Agrarisch - Exportwegerij' aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd;

  • a. bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 4.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn buiten het bouwvlak, maar binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, paardenbakken, toegestaan, met dien verstande dat tenminste 50 m afstand tot woningen van derden in acht wordt genomen;
  • c. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen( inclusief aan- en uitbouwen)   één   750 m³     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie       150 m²   4 m   6 m  
bedrijfsgebouwen       het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage   5,5 m   10 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen *  
       
1 m
2 m  
lichtmasten           6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Toegelaten nevenactiviteiten
  • a. in aanvulling van het bepaalde in 4.1 zijn onderstaande niet-agrarische nevenfuncties zoals genoemd in tabel 7 binnen een bouwvlak rechtstreeks toegestaan, met dien verstande dat op eigen terrein moet worden voorzien in parkeergelegenheid en het uitsluitend is toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
aard van de nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   -   200  
veearts/hoefsmederij   -   200  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   -   100  

Tabel 7: Niet-agrarische nevenfuncties bij recht

4.3.2 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m;
  • b. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van in plastic verpakte hooibalen, met uitzondering van de gronden in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, zoals bepaald in 4.2.2 sub b.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid niet-agrarische nevenfuncties

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 8, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan bij wijze van nevenfuncties bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voor opslag, voor niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 8, mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
  • g. de waterbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • i. recreatieve nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve nevenfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristisch-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente;
  • j. op eigen terrein dient er te worden voorzien in parkeergelegenheid;
  • k. in combinatie met de bij recht toegestane niet-agrarische nevenfuncties mag de totale oppervlakte voor nevenfuncties wat betreft bouwwerken niet meer dan 800 m² bedragen en niet meer dan 2.000 m² wat betreft de gronden.
aard van de nevenfunctie   Passend / toelaatbaar

A = Toelaatbaar na afwijking
N = Niet toelaatbaar
R = Bij recht toegestaan  
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
aan landbouw verwante functies / bedrijvigheid        
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)   A   -   500  
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag van eigen bedrijfsvoering)   A   -   500  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   -   500  
veehandelsbedrijven, foeragehandel en [aardenhandel   A   -   200  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   A   -   200  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten        
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   -   200  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   -   500  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   -   200  
recreatieve functies / agrotoerisme        
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets / paardenpension)   R   1.200   200  
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (speelboerderij, theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij)   A   500   200  
kano- boot- of fietsenverhuur   R   -   100  
recreatief nachtverblijf   A   -   300  
groepsaccommodatie   A   -   200  
overige dienstverlening        
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   A   -   200  
tentoonstellingsruimte/museum   A   500   200  
dierenpension; hondenfokkerij   A   500   200  

Tabel 8: Niet-agrarische nevenfuncties na afwijken van het bestemmingsplan

4.4.2 Afwijkingsbevoegdheid plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 4.2.2 van toepassing blijven;
  • d. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Wijzigingsbevoegdheid vervolgfuncties

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vervolgfuncties ter plaatse van agrarische bouwvlakken zoals opgenomen in tabel 9, met inachtnemening van het volgende:

  • a. het bestemde gebruik is beëindigd;
  • b. volledige sanering van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voor zover de vervolgfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' of intrekgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - intrekgebied', treedt er geen verslechtering op van de grondkwaliteit en er vindt geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaats;
  • g. voor zover er sprake is van grotere of grootschalige risicovolle functies vervolgfuncties gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, zijnde functies die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden, zijn deze functies erop gericht de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren;
  • h. recreatieve vervolgfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve vervolgfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristich-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente;
  • i. de waterbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan;
  • k. op eigen terrein dient er te worden voorzien in parkeergelegenheid;
aard van de vervolgfunctie   Passend / toelaatbaar

W= Toelaatbaar na planwijziging
N = Niet toelaatbaar
R = Bij recht toegestaan  
   
aan landbouw verwante functies / bedrijvigheid    
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   W  
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel; africhtingsbedrijven voor paarden   W  
veearts/hoefsmederij   W  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   W  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten    
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   R  

Tabel 9: Niet-agrarische vervolgfuncties na planwijziging

Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • b. het wonen in een plattelandswoning inclusief het gebruik van tuinen en erven door een derde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning;
  • c. zorg met dagbesteding en therapie ten behoeve van een zorgboerderij, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • d. begeleid wonen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - begeleid wonen';
  • e. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;

met daarbijbehorende voorzieningen:

  • f. (ontsluitings)wegen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. tijdelijke waterberging en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en sierwater.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd;

  • a. bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 5.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn buiten het bouwvlak, maar binnen een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, paardenbakken, toegestaan, met dien verstande dat tenminste 50 m afstand tot woningen van derden in acht wordt genomen;
  • c. overigens geldt het volgende:
  max. aantal per bouwvlak   max. inhoud   max. oppervlak   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen( inclusief aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders aangegeven. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'   750 m³     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie       150 m²   4 m   6 m  
bedrijfsgebouwen       volledig bouwvlak   5,5 m   10 m  
erf- en terreinafscheidingen
- voor de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen *  
       
1 m
2 m  
lichtmasten           6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Toegelaten nevenactiviteiten
  • a. in aanvulling van het bepaalde in 5.1 zijn onderstaande niet-agrarische nevenfuncties zoals genoemd in tabel 10 binnen een bouwvlak rechtstreeks toegestaan, met dien verstande dat op eigen terrein moet worden voorzien in parkeergelegenheid en het uitsluitend is toegestaan bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
aard van de nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
verkoop aan huis van streekeigen agrarische producten   -   200  
veearts/hoefsmederij   -   200  
natuur- en milieueducatie, bezoekboerderijen, rondleidingen   -   100  

Tabel 10: Niet-agrarische nevenfuncties bij recht

5.3.2 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruik of het laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m;
  • b. het gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor de opslag van in plastic verpakte hooibalen, met uitzondering van de gronden in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, zoals bepaald in 5.2.2 sub c.
5.3.3 Toegestaan gebruik

Voor een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat tevens een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijkingsbevoegdheid niet-agrarische nevenfuncties

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 11, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan bij wijze van nevenfuncties bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voor opslag, voor niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 11, mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
  • g. de waterbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • h. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • i. recreatieve nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve nevenfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristisch-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente;
  • j. op eigen terrein dient er te worden voorzien in parkeergelegenheid;
  • k. in combinatie met de bij recht toegestane niet-agrarische nevenfuncties mag de totale oppervlakte voor nevenfuncties wat betreft bouwwerken niet meer dan 800 m² bedragen en niet meer dan 2.000 m² wat betreft de gronden.
aard van de nevenfunctie   Passend / toelaatbaar

A = Toelaatbaar na afwijking
N = Niet toelaatbaar
R = Bij recht toegestaan  
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
  WR-LO1
(art. 20)

 
WR-LW2 (art. 21)   WR-NR3
(art. 29)  
WR-RN4
(art. 30)  
LOG 5
(art. 35.3)  
   
aan landbouw verwante functies / bedrijvigheid                
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)   A   A   N   N   A   -   500  
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag van eigen bedrijfsvoering)   A   A   N   N   A   -   500  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   N   N   A   -   500  
veehandelsbedrijven en foeragehandel   A   A   N   N   A   -   200  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   A   A   N   A   A   -   200  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten                
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   A   A   N   -   200  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   A   A   N   -   500  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   N   A   A   -   200  
recreatieve functies / agrotoerisme                
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (speelboerderij, theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij)   A   A   A   A   N   500   200  
kano- boot- of fietsenverhuur   R   R   A   A   N   -   100  
recreatief nachtverblijf   A   A   A   A   N   -   300  
groepsaccommodatie   A   A   A   A   N   -   200  
overige dienstverlening                
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   A   A   A   A   N   -   200  
tentoonstellingsruimte/museum   A   A   A   A   N   500   200  
dierenpension; hondenfokkerij   A   A   N   A   N   500   200  

Tabel 11: Niet-agrarische nevenfuncties na afwijken van het bestemmingsplan

1 WR-LO = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid
2 WR - LW = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke waarden
3 WR-NR = Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden
4 WR-RN = Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden
5 LOG = Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

5.4.2 Afwijkingsbevoegdheid plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  • b. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. de bouwregels voor een bedrijfswoning zoals opgenomen in lid 5.2.2 van toepassing blijven;
  • d. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding- en ontwikkelingsmogelijkheden).
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigingsbevoegdheid vervolgfuncties

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vervolgfuncties ter plaatse van agrarische bouwvlakken zoals opgenomen in tabel 12, met inachtnemening van het volgende:

  • a. het bestemde gebruik is beëindigd;
  • b. volledige sanering van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voor zover de vervolgfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' of intrekgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - intrekgebied', treedt er geen verslechtering op van de grondkwaliteit en er vindt geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaats;
  • g. voor zover er sprake is van grotere of grootschalige risicovolle functies vervolgfuncties gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, zijnde functies die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden, zijn deze functies erop gericht de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren;
  • h. recreatieve vervolgfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve vervolgfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristich-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente;
  • i. buitenopslag is niet toegestaan;
  • j. de waterbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • k. op eigen terrein dient er te worden voorzien in parkeergelegenheid;
aard van de vervolgfunctie   Passend / toelaatbaar

W= Toelaatbaar na planwijziging
N = Niet toelaatbaar
R = Bij recht toegestaan  
   
aan landbouw verwante functies / bedrijvigheid    
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   W  
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel; africhtingsbedrijven voor paarden   W  
veearts/hoefsmederij   W  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   W  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten    
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   W  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   R  

Tabel 12: Niet-agrarische vervolgfuncties na planwijziging

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn;
  • b. een agrarisch loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
  • c. een gronddepot behorende tot categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot';
  • d. een forellenkwekerij annex visvijver, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - forellenkwekerij annex visvijver';
  • e. een kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kwekerij';
  • f. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
  • g. een bedrijf op het gebied van machineverhuur voor de wegenbouw, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machineverhuur voor de wegenbouw';
  • h. een mechanisatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf';
  • i. detailhandel in bloemen en planten en overige bloemisterij- en tuinartikel in de vorm van een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • j. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;

met daarbijbehorende:

  • k. (ontsluitings)wegen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.

met dien verstande dat:

  • p. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • q. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • r. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  • s. per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m².
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' geen gebouwen zijn toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 6.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. het totale oppervlak aan bestaande bedrijfsgebouwen mag met maximaal 15% worden uitgebreid;
  • b. op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • c. overigens geldt het volgende:
  Max. aantal per bestemmingsvlak   Max. inhoud (m3)   Max. oppervlak (m2)   Max. goothoogte (m)   Max. bouwhoogte (m)  
bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'   750 m3     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie       150 m2   4 m   6 m  
bedrijfsgebouwen       bestaand + 15%   5,5 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen'
- overige plaatsen*  
        1 m




2m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen niet meer bedragen dan:
    • 1. de ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' aangegeven oppervlakte,
    • 2. het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' aangegeven percentage.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van onbebouwde gronden voor opslag van goederen met een totale opslaghoogte van meer dan 4 m, met dien verstande dat het verboden is de gronden ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum' te gebruiken voor activiteiten ten behoeve van de bedrijfsvoering, waaronder wordt verstaan opslag, parkeren en de ontsluiting van het bedrijf;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'gronddepot' anders dan een gronddepot;
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - forellenkwekerij annex visvijver' anders dan een forellenkwekerij annex visvijver.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, teneinde:

  • a. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen inrichting is als bedoeld in de Wet geluidhinder en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 7 Bedrijf - Gasontvangststation

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation;
  • b. (ondergrondse) gasleidingen met de daarbijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de maximale bebouwingsoppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen.

Artikel 8 Detailhandel

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een bedrijf op het gebied van verkoop van non-food artikelen met het accent op de verkoop van volumineuze goederen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - interieurwinkel';
  • c. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;

met daarbijbehorende:

  • d. (ontsluitings)wegen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Detailhandel' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 8.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het totale oppervlak aan bestaande bedrijfsgebouwen mag met 15% worden uitgebreid;
  • c. overigens geldt het volgende:
  Max. aantal per bestemmingsvlak   Max. inhoud (m3)   Max. oppervlak (m2)   Max. goothoogte (m)   Max. bouwhoogte (m)  
bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'   750 m3     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie       150 m2   4 m   6 m  
bedrijfsgebouwen       bestaand + 15%, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)'   5,5 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen*  
        1 m
2m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           10 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. andere groenvoorzieningen;
  • c. een sportveld ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • c. scoutingactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'scouting';
  • d. een justitiële inrichting, ter plaatse van de aanduiding 'justitiële inrichting';
  • e. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;

met daarbijbehorende:

  • f. (ontsluitings)wegen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2.2 Bouwen
  • a. het totale oppervlak aan bestaande bedrijfsgebouwen mag met 15% worden uitgebreid;
  • b. overigens geldt het volgende:
  Max. aantal per bestemmingsvlak   Max. inhoud (m3)   Max. oppervlak (m2)   Max. goothoogte (m)   Max. bouwhoogte (m)  
bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'   750 m3     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie       150 m2   4 m   6 m  
bedrijfsgebouwen       bestaand + 15%, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'   5,5 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen*  
        1 m
2m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Het is strijdig om de voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden te gebruiken ten dienste van een justitiële inrichting, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'justitiële inrichting'.

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, bescherming, beheer en ontwikkeling van actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden, mede in de vorm van bossen;
  • b. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. multifunctionele bosbouw;
  • e. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen met bijbehorende waterhuiskundige voorzieningen;
  • f. tijdelijke waterberging;
  • g. (agrarisch) natuurbeheer.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  Max. bouwhoogte (m)  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen*  
1 m
2m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zoals genoemd in tabel 14 indien en voor zover een "O" is vermeld, met dien verstande dat:
    • 1. het vereiste van een omgevingsvergunning en de uitzondering daarop laten onverlet dat voor de betrokken ingreep wellicht (ook) vergunning, afwijking of toestemming uit andere hoofde is vereist (bijvoorbeeld ingevolge de keur van het Waterschap, de milieuwetgeving of provinciale landschapsverordeningen);
    • 2. in ieder geval is voor ingrepen vermeld als O2) altijd vergunning van het waterschap vereist.
Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden   Toelaatbaar  
ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren   O2)  
dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater   O2)  
aanbrengen opgaande beplanting (m.u.v. erfbeplanting)   O2)  
verwijderen opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden   O2)  
aanleg verharde wandel- of fietspaden en overige verhardingen
> 50 m² (niet zijnde kavelpaden)  
O  
aanleg kavelpaden   O  
aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur   O  
het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginningen met uitzondering van de aanleg van drainage   O2)  
aanleg van nutsvoorzieningen   R  

Tabel 14: Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

R Rechtstreeks zonder meer toelaatbaar

O Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist

O2) Geen omgevingsvergunningplicht indien de betreffende werken en werkzaamheden passen binnen de doeleindenomschrijving van de bestemming ‘Natuur’ of worden genoemd in een beheersplan voor de betreffende natuurgebieden.

11.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in 11.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die betrekking hebben op het normale onderhoud en beheer;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden ten behoeve van realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van een wijzigingsbevoegdheid of afwijkingsbevoegdheid.
11.3.3 Toelaatbaarheid werken werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.3.1 wordt slechts verleend indien kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:

  • a. het belang dat met de ingreep is gediend;
  • b. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie zoals genoemd in artikel 20, 21, 29 en 30, tot uitdrukking zijn gebracht;
  • c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.

Artikel 12 Recreatie - Verblijfsrecreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsmatige exploitatie van een recreatiewoningenterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningenterrein;
  • b. de bedrijfsmatige exploitatie van een recreatiewoningen- en kampeer- en caravanterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen- en kampeer- en caravanterrein';
  • c. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • d. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • e. verkeersvoorzieningen ten behoeve van de hoofdontsluiting van een recreatiewoningen- of kampeer- en caravanterrein zoals ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  • f. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. een schuur ten behoeve van opslag, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - schuur';
  • h. horecabedrijvigheid tot en met categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  • i. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;

met daarbijbehorende:

  • j. (ontsluitings)wegen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.

alsmede voor:

  • o. behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige natuur- en landschapswaarden.

met dien verstande dat:

  • p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - bedrijfsmatige exploitatie' de terreinen niet bedrijfsmatig behoeven te worden geëxploiteerd;
  • q. trekkershutten en tenthuisjes uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen- en kampeer- en caravanterrein';
  • r. behalve de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke op grond van de in dit lid opgenomen regels zijn toegestaan, zijn ter plaatse van gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - seizoens- en toeristische standplaatsen' uitsluitend seizoens- en toeristische standplaatsen toegestaan.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen en de daarbij behorende bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie uitgesloten - bedrijfswoning' geen bedrijfswoning met aan- en uitbouwen en bijgebouwen is toegestaan;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2.2 Bouwregels
  • a. centrale voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak sanitaire voorzieningen, recreatiewoningen en stacaravans worden gebouwd;
  • c. het totale oppervlak aan bestaande bedrijfsgebouwen, binnen de bouwvlakken, mag met maximaal 25% worden uitgebreid;
  • d. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen onderling dient minimaal 10 m te bedragen, tenzij de recreatiewoningen aaneen worden gebouwd;
  • e. de onderlinge afstand tussen stacaravans/recreatieverblijven dient onderling minimaal 5 m te bedragen;
  • f. binnen de onder d en e genoemde afstanden mogen tevens geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bergingen worden gebouwd;
  • g. een jaarstandplaats voor een stacaravan of recreatieverblijf van maximaal 35 m² is niet kleiner dan 140 m²;
  • h. voor een stacaravan of recreatieverblijf van meer dan 35 m² dient de minimale afmeting van de jaarstandplaats in de verhouding van 1 (afmeting van de stacaravan): 4 (minimale afmeting van de jaarstandplaats) te zijn;
  • i. overigens geldt het volgende:
  Max. aantal per bouwvlak   Max. aantal   Max. inhoud (m3)   Max. oppervlak (m2)   Max. goothoogte (m)   Max. bouwhoogte (m)  
bedrijfswoningen (incl. aan- en uitbouwen)   het aantal zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen'     750 m3     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie         150 m2   4 m   6 m  
recreatiewoningen (inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en kelders)     één, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewonningen'   300 m3 per recreatiewoning, incl. bergingen tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)'     3 m   6 m  
stacaravans         60 m2 (inclusief bergingen en overkappingen)     3,75 m  
bergingen en overkappingen bij stacaravans en recreatiewoningen     1 per accommodatie     6 m2     3,75 m  
trekkershut

tenthuisje  
  10% van het aantal standplaatsen, gezamenlijk voor trekkershut en tenthuisje     28 m2

36 m2
   
  3,3 m

3,3 m  
bedrijfsgebouwen         Bestaand + 25%   5,5 m   10 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn
- overige plaatsen*  
          1 m
2m  
speel- en sporttoestellen             12 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde             3 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het ontwerp van de bebouwing en de landschappelijke inrichting, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.

12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van permanente bewoning, met uitzondering van een bedrijfswoning.

12.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken op het perceel Stouweweg ongenummerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 1' zonder:
    • 1. het beplanten van de vrijkomende gronden en ecologisch beheer van de gronden ter plaatse van het perceel Veldsteeg 3;
    • 2. de sanering van de recreatieve opstal ter plaatse van het perceel Veldsteeg 3 teneinde te komen tot de beoogde ruimtelijke kwaliteitsimpuls.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 12.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, zoals genoemd onder a, sub 1, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
12.5 Afwijken van de bouwregels
12.5.1 Overschrijding bouwvlakken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2 sub a ten behoeve van het overschrijden van het bouwvlak met maximaal 25 m indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijking wordt uitsluitend verleend indien omliggende functies niet worden beperkt;
  • b. de overschrijding milieuhygiënisch inpasbaar is.
12.5.2 Ruimere bouwmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2 sub i van het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen door het toestaan van een uitbreiding van 50% in plaats van de bij recht toegestane uitbreiding van 25%, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. indien reeds gebruik is gemaakt van eerdere uitbreiding van het bestaande oppervlak, wordt dit oppervlak meegerekend bij de 50%;
  • c. de ruimtelijke kwaliteit dient te worden versterkt, hetgeen aangetoond wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan.
12.5.3 Compartimentering

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de onderlinge afstand tussen stacaravans/recreatieverblijven, wanneer het desbetreffende terrein kan worden ingedeeld in brandcompartimenten. Voldaan dient te worden aan het gestelde in de gemeentelijke Brandbeveiligingsverordening .

12.5.4 Extra overkappingen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2 sub i voor het vergroten van een overkapping bij een recreatiewoning tot maximaal 15 m2, met inachtneming van het volgende:

  • a. de afstand tot een recreatiewoning van een derde dient minimaal 10 m te bedragen;
  • b. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • c. van de afwijkingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien geen onevenredige aantasting van de beeldkwaliteit plaatsvindt.
12.5.5 Uitbreiding laagbouw

In aanvulling van het bepaalde in 12.5.2 kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het maximale oppervlak aan bedrijfsgebouwen door het toestaan van een uitbreiding tot 75% van het bestaande oppervlak, met inachtneming van het volgende:

  • a. de uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. de nieuwbouw mag ten hoogste bestaan uit 1 bouwlaag met een kap met een goot- en bouwhoogte van ten hoogste 4,5 m respectievelijk 10 m;
  • c. indien reeds gebruik is gemaakt van eerdere uitbreiding van het bestaande oppervlak, al dan niet via afwijking, dan dient dit oppervlak meegerekend te worden bij de 75%;
  • d. de ruimtelijke kwaliteit dient te worden versterkt, hetgeen aangetoond wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan.
12.5.6 Bouwhoogte speel- en sporttoestellen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2 sub i ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte voor speel- en sporttoestellen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de maximale bouwhoogte mag worden overschreden tot ten hoogste 18 m;
  • b. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de speel- en sporttoestellen niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • c. er dient sprake te zijn van een toegevoegde waarde voor het bestaande recreatieve product.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Gebruik kampeer- en caravanterreinen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het gebruik van een verblijfsrecreatief terrein, zodanig dat er naast kampeermiddelen, stacaravans, trekkershutten, tenthuisjes en met uitzondering van recreatiewoningen en groepsaccommodaties ook andere en vernieuwende vormen van verblijfsrecreatieve middelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf aanwezig mogen zijn, met inachtneming van het volgende:

  • a. het recreatieterrein moet een bedrijfsmatige exploitatie hebben;
  • b. het recreatieterrein dient te zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen- en kampeer- en caravanterrein';
  • c. de afwijking wordt slechts verleend voor maximaal 10% van het aantal standplaatsen;
  • d. er dient sprake te zijn van een toegevoegde waarde voor het bestaande recreatieve product;
  • e. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, waarbij de verblijfsrecreatieve middelen niet mogen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de directe omgeving voorkomende natuurlijke en landschappelijke waarden.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Tweede bedrijfswoning op verblijfsrecreatieve terreinen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van de bouw van een tweede bedrijfswoning op gronden met de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' het plan te wijzigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de tweede bedrijfswoning wordt uitsluitend toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen- en kampeer- en caravanterrein', waarbij het terrein een omvang kent van minimaal 4,5 ha of minimaal 100 standplaatsen;
  • b. het recreatiebedrijf moet een bedrijfsmatige exploitatie hebben;
  • c. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt alleen toegestaan indien voor het beheer van het verblijfsrecreatieve terrein permanent toezicht noodzakelijk is, waarvan niet kan worden verlangd dat dit door één persoon wordt uitgevoerd;
  • d. van de noodzaak van permanent toezicht door een tweede arbeidskracht is in ieder geval sprake indien:
    • 1. de omvang en schaal van het verblijfsrecreatieve terrein dusdanig is, dat dit niet door één persoon kan worden beheerd;
    • 2. de aard van de dienstverlening op het verblijfsrecreatieve terrein de permanente aanwezigheid van meerdere arbeidskrachten rechtvaardigt;
    • 3. het waarborgen van de veiligheid op het terrein permanente toezicht door meer dan één persoon noodzakelijk maakt;
  • e. de situering van de bedrijfswoning dient een duidelijke relatie te hebben met het bedrijf;
  • f. er mag niet reeds eerder een tweede bedrijfswoning zijn gebouwd.
12.7.2 Nieuwe bouwvlakken en vergroten of verschuiven bestaande bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn met toepassing van artikel 3.6 Wro bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van een nieuw bouwvlak of het vergroten of verschuiven van een bestaand bouwvlak op verblijfsrecreatieve terreinen, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van bestaande verblijfsrecreatieve terreinen, welke bedrijfsmatig geëxploiteerd worden;
  • b. de realisatie van een nieuw bouwvlak is uitsluitend toegestaan indien dit bedrijfseconomisch noodzakelijk is;
  • c. de planwijziging dient noodzakelijk te zijn voor de kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatieve terrein.
12.8 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.8.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen of egaliseren;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. aanleggen van verhardingen met een oppervlak > 50 m2;
  • d. verwijderen van opgaande beplanting, vellen/rooien houtopstanden;
  • e. aanbrengen van opgaande beplanting (met uitzondering van erfbeplanting).
12.8.2 Uitzonderingen op het verbod

Het bepaalde in lid 12.8 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.
12.8.3 Afwegingskader

De in lid 12.8 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van een inrichtingsplan kan aantonen dat elders op het verblijfsrecreatieve terrein compensatie plaatsvindt van de verloren natuur- of landschapswaarden als gevolg van de uitgevoerde werken of werkzaamheden.

Artikel 13 Verkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, bruggen en viaducten;
  • b. boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden en andere verhardingen, bermen en bermsloten, picknickplaatsen, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;
  • d. een schuilhut, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - schuilhut';


met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bebouwing

Gebouwen mogen niet worden gebouwd, met uitzondering van een schuilhut ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - schuilhut'.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 8 m.

Artikel 14 Verkeer - Railverkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. wegen, bruggen en viaducten;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, parkeer- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, bermen, bermsloten, taluds en water.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Verkeer - Railverkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor lichtmasten, leidingportalen en spoorbomen maximaal 12 m mag bedragen.

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wateraanvoer en -afvoer;
  • b. waterberging en het verkeer te water;
  • c. steigers;
  • d. ondergeschikt agrarisch gebruik;
  • e. ondergeschikt natuurgebruik;
  • f. een retentiegebied met daaraan ondergeschikt agrarisch medegebruik, ter plaatse van de aanduiding 'waterberging';
  • g. een sirenemast en nutsgebouw, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie'.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend ten dienste van de waterhuishouding, alsmede bruggen, duikers en keerwanden geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'zend- / ontvangstinstallatie' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 20 m.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de woning met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • c. een atelier en wooneenheid, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - atelier en wooneenheid';
  • d. een kleine woning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning';
  • e. een gemeentelijk monument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  • f. een rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';

met daarbijbehorende:

  • g. (ontsluitings)wegen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 16.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. op gronden met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwd worden;
  • c. overigens geldt het volgende:
  Max. aantal per bestemmingsvlak   Max. inhoud (m3)   Max. oppervlak (m2)   Max. goothoogte (m)   Max. bouwhoogte (m)  
woningen (incl. aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd'   twee-aaneen-ge-bouwde woningen   600 m3     4,5 m   10 m  
woningen (incl. aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning'   één, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'   250 m3     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen behorend bij een woning voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning'       50 m2   4 m   6 m  
overige woningen (incl. aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'   750 m3     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie       150 m2   4 m   6 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen'
- overige plaatsen*  
        1 m




2m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

16.3 Specifieke gebruiksregels
16.3.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in lid 16.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder:
    • 1. de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 2 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
    • 2. de sanering van de kleine woning De Stouwe 4c teneinde te komen tot de beoogde ruimtelijke kwaliteitsimpuls.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 16.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Bijlage 2 opgenomen inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Nieuwbouw ingeval van sanering bestaande bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2.2 sub c ten behoeve van die gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestaande bebouwing met 10% mag worden verruimd, zowel qua oppervlak als bouwhoogte;
  • b. de toegestane inhoudsmaat van woningen mag worden vergroot, onder voorwaarden dat per m3 aan uitbreiding er 4 m3 aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesaneerd;
  • c. door middel van een (her)inrichtingsplan moet worden aangetoond dat door de herbouw een substantiële kwaliteitsverbetering optreedt.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Voorwaardelijke verplichting

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.3.1 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 2 andere landschapsmaatregelen wordt getroffen, met dien verstande dat:

  • a. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 2 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 2 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
16.6 Wijzigingsbevoegdheid
16.6.1 Vestiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen' ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van volwaardige duurzame grondgebonden veehouderijbedrijven of volwaardige duurzame akker- of vollegrondstuinbouwbedrijven of volwaardige duurzame intensieve veehouderijbedrijven;
  • b. planwijziging ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven mag uitsluitend plaatsvinden in de landbouwontwikkelingsgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 2 ha bedragen;
  • d. per bouwvlak wordt voorzien in maximaal één bedrijfswoning;
  • e. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit dient te worden versterkt, hetgeen aangetoond wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan;
  • h. op nieuwe bouwvlakken is Artikel 3 (Agrarisch) van overeenkomstige toepassing.
16.6.2 Vergroten woonbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden direct grenzend aan een woonperceel te betrekken bij de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een optimale inrichting van het perceel, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • c. er een inrichtingsplan dient te worden overlegd, waaruit blijkt dat een substantiële kwaliteitsverbetering heeft plaatsgevonden met betrekking tot de inrichting van het erf en de landschappelijke inpassing ervan;

Artikel 17 Wonen - VAB

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - VAB' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • c. de stalling en opslag van niet-agrarische goederen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • d. een motorclub, ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  • e. een kleine woning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning';
  • f. recreatieappartementen, ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie', met dien verstande dat maximaal 5 recreatieappartementen zijn toegestaan;
  • g. een camperplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen', met dien verstande dat maximaal 9 camperplaatsen zijn toegestaan;
  • h. een rijksmonument, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - rijksmonument';

met dien verstande dat:

  • i. in ondergeschikte mate tevens agrarische activiteiten in de vorm van grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw zijn toegestaan, alsmede activiteiten gericht op natuurbeheer;

met daarbijbehorende:

  • j. (ontsluitings)wegen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen;
  • n. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, tijdelijke waterberging en sierwater.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bebouwing

Op de voor 'Wonen - VAB' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen met aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in 17.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. op gronden met ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwd worden;
  • c. overigens geldt het volgende:
  Max. aantal per bestemmingsvlak   Max. inhoud (m3)   Max. oppervlak (m2)   Max. goothoogte (m)   Max. bouwhoogte (m)  
woningen (incl. aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd'   twee-aaneen-ge-bouwde woningen   600 m3     4,5 m   10 m  
woningen (incl. aan- en uitbouwen) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning'   één, tenzij anders op de verbeelding aangegeven.   250 m3     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen behorend bij een woning voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleine woning'       50 m2   4 m   6 m  
overige woningen (incl. aan- en uitbouwen)   één, tenzij anders op de verbeelding aangegeven.   750 m3     4,5 m   10 m  
bijgebouwen en overkappingen t.b.v. de woonfunctie       150 m2   4 m   6 m  
erf- of terreinafscheidingen:
- vóór de voorgevelrooilijn en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen'
- overige plaatsen*  
        1 m




2m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde           3 m  

* Meer dan 1 m achter de voorgevelrooilijn en meer dan 1 m van de weg of openbaar groen.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Nieuwbouw ingeval van sanering bestaande bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.2 sub c ten behoeve van vervangen danwel beperkt uitbreiden van bestaande bebouwing of vergroting van de woning, met inachtneming van het volgende:

  • a. de bestaande bebouwing met 10% mag worden verruimd, zowel qua oppervlak als bouwhoogte;
  • b. de toegestane inhoudsmaat van woningen mag worden vergroot, onder voorwaarden dat per m3 aan uitbreiding er 4 m3 aan bijgebouwen en overkappingen wordt gesaneerd;
  • c. door middel van een (her)inrichtingsplan moet worden aangetoond dat door de herbouw een substantiële kwaliteitsverbetering optreedt.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
17.4.1 Afwijkingsbevoegdheid niet-agrarische nevenfuncties

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.1 ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 15, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan bij wijze van nevenfuncties bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • c. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voor opslag, voor niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 15, mogen géén nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen ten behoeve van opslag als nevenfunctie worden uitgebreid;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  • h. recreatieve nevenfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve nevenfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristisch-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente;
  • i. op eigen terrein dient er te worden voorzien in parkeergelegenheid;
  • j. in combinatie met de bij recht toegestane niet-agrarische nevenfuncties mag de totale oppervlakte voor nevenfuncties wat betreft bouwwerken niet meer dan 800 m² bedragen en niet meer dan 2.000 m² wat betreft de gronden.
aard van de nevenfunctie   Passend / toelaatbaar

A = Toelaatbaar na afwijking
N = Niet toelaatbaar
R = Bij recht toegestaan  
maximaal aantal m² gronden in gebruik voor nevenfunctie   maximaal aantal m² bebouwing in gebruik voor nevenfunctie  
  WR-LO1
(art. 20)

 
WR-LW2 (art. 21)   WR-NR3
(art. 29)  
WR-RN4
(art. 30)  
LOG 5
(art. 35.3)  
   
aan landbouw verwante functies / bedrijvigheid                
agrarische handels- en exportbedrijven (transport en opslagbedrijven, koelhuizen)   A   A   N   N   A   -   500  
opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag van eigen bedrijfsvoering)   A   A   N   N   A   -   500  
agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   N   N   A   -   500  
veehandelsbedrijven, foeragehandel, paardenhandel   A   A   N   N   A   -   200  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)   A   A   N   A   A   -   200  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten                
hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   A   A   N   -   200  
opslag/stalling van niet-agrarische goederen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bestaande bebouwing of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   A   A   N   -   500  
overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of bedrijven die daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn   A   A   N   A   A   -   200  
recreatieve functies / agrotoerisme                
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets/paardenpension)   R   R   A   A   R   1.200   200  
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie (speelboerderij, theeschenkerij, restaurant, boerderijcafé, wijnproeverij)   A   A   A   A   N   500   200  
kano- boot- of fietsenverhuur   R   R   A   A   N   -   100  
recreatief nachtverblijf   A   A   A   A   N   -   300  
groepsaccommodatie   A   A   A   A   N   -   200  
overige dienstverlening                
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij)   A   A   A   A   N   -   200  
tentoonstellingsruimte/museum   A   A   A   A   N   500   200  
dierenpension; hondenfokkerij   A   A   N   A   N   500   200  

Tabel 15: Niet-agrarische nevenfuncties na afwijken van het bestemmingsplan

1 WR-LO = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid
2 WR - LW = Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke waarden
3 WR-NR = Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden
4 WR-RN = Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden
5 LOG = Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

  • k. in afwijking van het bepaalde onder j kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 17.1, uitsluitend en voor zover de gronden tevens zijn bestemd tot 'Waarde - Landgoed', ten behoeve van het toestaan van niet-agrarische nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 16, met dien verstande dat het bepaalde onder a tot en met i van overeenkomstige toepassing is:
aard van de nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden / bebouwingin gebruik voor nevenfunctie  
Paardenstalling/exploitatie paardenkoets   500  
Recreatief nachtverblijf   500  
hotel (maximaal 10 kamers)   500  
tentoonstellingsruimte; museum   1.000  
sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang)   500  
natuur- en milieueducatie, rondleidingen   500  

Tabel 16: Niet-agrarische nevenfuncties na afwijken van het bestemmingsplan

17.5 Wijzigingsbevoegdheid
17.5.1 Tweede agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen - VAB' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van een tweede agrarische bedrijfswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan indien de woning gelegen is in de nabijheid van het agrarische bedrijf waarvan deze als tweede bedrijfswoning deel zal gaan uitmaken;
  • b. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van volwaardige duurzame grondgebonden veehouderijbedrijven of volwaardige duurzame akker- of vollegrondstuinbouwbedrijven of volwaardige duurzame intensieve veehouderijbedrijven;
  • c. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • d. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • e. op nieuwe bedrijfswoningen is Artikel 3 (Agrarisch) van overeenkomstige toepassing.
17.5.2 Vestiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Wonen - VAB' ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid' te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van de vestiging van een agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van volwaardige duurzame grondgebonden veehouderijbedrijven of volwaardige duurzame akker- of vollegrondstuinbouwbedrijven of volwaardige duurzame intensieve veehouderijbedrijven;
  • b. planwijziging ten behoeve van intensieve veehouderijbedrijven mag uitsluitend plaatsvinden in de landbouwontwikkelingsgebieden;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag maximaal 2 ha bedragen;
  • d. per bouwvlak wordt voorzien in maximaal één bedrijfswoning;
  • e. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • f. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • g. de ruimtelijke kwaliteit dient te worden versterkt, hetgeen aangetoond wordt met een ruimtelijk kwaliteitsplan;
  • h. op nieuwe bouwvlakken is Artikel 3 (Agrarisch) van overeenkomstige toepassing.
17.5.3 Vergroten woonbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden direct grenzend aan een woonperceel te betrekken bij de bestemming 'Wonen - VAB' ten behoeve van een optimale inrichting van het perceel, met inachtneming van het volgende:

  • a. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien aanwezige landschapswaarden, zoals genoemd in de bestemmingsomschrijving, niet in onevenredige mate worden geschaad;
  • b. de totale oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Wonen - VAB' ten hoogste met 25% mag worden vergroot;
  • c. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • d. er een inrichtingsplan dient te worden overlegd, waaruit blijkt dat een substantiële kwaliteitsverbetering heeft plaatsgevonden met betrekking tot de inrichting van het erf en de landschappelijke inpassing ervan;
17.5.4 Nevenfuncties

Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van vervolgfuncties zoals opgenomen in tabel 17, uitsluitend en voor zover de gronden tevens zijn bestemd tot 'Waarde - Landgoed', met inachtnemening van het volgende:

  • a. het bestemde gebruik is beëindigd;
  • b. volledige sanering van de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen kan in redelijkheid niet worden verlangd;
  • c. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • d. bestaande landschaps- en natuurwaarden in de omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
  • f. voor zover de vervolgfuncties zijn gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' of intrekgebieden, ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - intrekgebied', treedt er geen verslechtering op van de grondkwaliteit en er vindt geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaatse;
  • g. voor zover er sprake is van grotere of grootschalige risicovolle functies vervolgfuncties gelegen in grondwaterbeschermingsgebieden of intrekgebieden, zijnde functies die gelet op de risico’s voor de grondwaterkwaliteit én als zodanig ongewenst zijn in grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden, zijn deze functies erop gericht de risico's op verontreiniging van het grondwater te verminderen en de grondwaterkwaliteit te verbeteren;
  • h. recreatieve vervolgfuncties zijn uitsluitend toegestaan indien deze recreatieve vervolgfuncties een toegevoegde waarde hebben voor het bestaande toeristich-recreatieve product; dit dient te worden getoetst aan het vastgesteld toeristisch-recreatief beleid van de gemeente;
  • i. buitenopslag is niet toegestaan;
  • j. op eigen terrein dient er te worden voorzien in parkeergelegenheid;
aard van de nevenfunctie   maximaal aantal m² gronden / bebouwingin gebruik voor nevenfunctie  
Restaurant   500  
Kantoor (zonder baliefunctie, maximaal 50 medewerkers)   500  
Conferentieaccommodatie   1.000  

Tabel 17: Niet-agrarische nevenfuncties na planwijziging

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Omschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, instandhouding en bescherming van (ondergrondse) hoofdgasleidingen met de daarbijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een aardgastransportleiding;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
18.1.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang krijgt.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegestane bebouwing

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Gas'.

18.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de maximale bebouwingsoppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen.
18.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, met dien verstande dat de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.2 en toegestaan worden dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder(s).

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het oprichten van enig bouwwerk;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • j. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
18.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het bepaalde in lid 18.4 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleend vergunning.
18.4.3 Afwegingskader

De in lid 18.4 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 18.1 genoemde leiding ontstaat of kan ontstaan, danwel de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 19 Leiding - Hoogspanning

19.1 Bestemmingsomschrijving
19.1.1 Omschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van hoogspanningsleiding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

19.1.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' voorrang krijgt.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Toegestane bebouwing

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Hoogspanning'.

19.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 2 m bedragen.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan, met dien verstande dat de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.2 en toegestaan worden dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder(s).

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het oprichten van enig bouwwerk;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  • c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  • d. het verrichten van grondroeractiviteiten (zoals het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  • h. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  • i. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • j. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
19.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het bepaalde in lid 19.4 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van kracht worden van het plan;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleend vergunning.
19.4.3 Afwegingskader

De in lid 19.4 genoemde vergunning kan uitsluitend worden verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in lid 19.1 genoemde leiding ontstaat of kan ontstaan, danwel de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 20 Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke openheid' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de artikelen 3 tot en met 17 is aangegeven, het zij bij recht, danwel bij via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid;
  • b. de in dit gebied voorkomende landschappelijke waarden in de vorm van grootschalige openheid, een rationeel verkavelings- en wegenpatroon en verspreid liggende boscomplexen in onderlinge samenhang en verhouding;
  • c. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van:
    • 1. monumenten en karakteristieke boerderijvormen;
    • 2. archeologisch waardevolle gebieden;
    • 3. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden ter plaatse van de bestemming 'Natuur';
    • 4. toekomstige robuuste verbindingszones.
20.2 Bouwregels

Op de in lid 20.1 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen.

Artikel 21 Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke waarden

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Agrarisch gebied met landschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de artikelen 3 tot en met 17, het zij bij recht, danwel bij via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid;
  • b. de in dit gebied voorkomende landschappelijke waarden in de vorm van kleinschaligheid, grillig kavelpatroon, verspreid liggende bebouwing en onbebouwde essen en kleinschalige landschapselementen zoals de bestaande houtwallen;
  • c. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van:
    • 1. monumenten en karakteristieke boerderijvormen;
    • 2. archeologisch waardevolle gebieden;
    • 3. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden ter plaatse van de bestemming 'Natuur'
    • 4. en in de vorm van weidevogels.
21.2 Bouwregels

Op de in lid 21.1 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen.

Artikel 22 Waarde - Archeologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 22.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijking bouwregels

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

22.3.2 Uitzondering

Omgevingsvergunning, zoals in artikel 22.3.1 bedoeld is niet vereist, indien:

  • a. op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 100 m2 en minder diep steekt dan 50 cm.
22.3.3 Schriftelijk advies

Alvorens het burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.3.1, winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

22.3.4 Archeologische waarnemingen

In geval van verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is het aan de gemeente Ommen of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van de bouwwerkzaamheden.

22.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.
22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de in artikel 22.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Grondwerkzaamheden dieper dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 100 m2 waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
22.5.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor het verbod van artikel 22.5.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

22.5.3 Uitzonderingen

Het verbod, zoals is bedoeld in artikel 22.5.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn ingericht.

Artikel 23 Waarde - Archeologische verwachting 1

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Afwijking bouwregels

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

23.3.2 Uitzondering

Omgevingsvergunning, zoals in lid 23.3.1 bedoeld is niet vereist, indien:

  • a. op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m2 en minder diep steekt dan 50 cm.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 23.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden diep er dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 2.500 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
23.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 23.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

23.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, zoals is bedoeld in lid 23.4.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn ingericht.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door :

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 24 Waarde - Archeologische verwachting 2

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de verwachte archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

24.3 Afwijken van de bouwregels
24.3.1 Afwijking bouwregels

Gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar, indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Omgevingsvergunning wordt verleend, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

24.3.2 Uitzondering

Omgevingsvergunning, zoals in lid 24.3.1 bedoeld is niet vereist, indien:

  • a. op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer aanwezig zijn;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • c. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 10.000 m2 en minder diep steekt dan 50 cm.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 24.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden diep er dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 10.000 m2, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het (ver)graven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten.
24.4.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarvoor het verbod van lid 24.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar indien is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

24.4.3 Uitzonderingen

Het verbod, zoals is bedoeld in lid 24.4.1, is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • b. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • c. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
  • d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn ingericht.
24.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door :

  • a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 2' toe te kennen indien uit aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op de ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 25 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorisch ruimtelijke structuur, het historische bebouwingsbeeld en overige ruimtelijke elementen, zoals omschreven in het betreffende aanwijzingsbesluit van het beschermd dorpsgezicht 'Ommerschans - Balkbrug', zoals opgenomen in Bijlage 3 van deze regels.

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de gebouwen en andere bouwwerken mogen uitsluitend in overeenstemming met het karakter van het beschermd dorpsgezicht worden gebouwd, zoals beschreven in lid 25.1.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ter voorkoming van onevenredige aantasting van het beschermd dorpsgezicht en de beeldbepalende panden.

  • a. voor wat betreft de overige (woon)bebouwing en daarbij behorende bouwwerken kunnen nadere eisen worden gesteld aan:
    • 1. de situering van gebouwen, voor zover deze niet op een afstand van ten minste 3 m uit de bouwperceelgrens wordt gebouwd;
    • 2. de goothoogte, hoogte, dakhelling, nokrichting en het aantal aaneen te bouwen woningen, dit in verband met de gewenste nadruk op een vrijstaande bouwwijze in één bouwlaag met een duidelijke kap;
    • 3. de situering van bijbehorende bouwwerken;
    • 4. de bouwhoogte van perceel- en erfafscheidingen.
  • b. de nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend gesteld worden met het oog op:
    • 1. de bevordering van de samenhang van het stedenbouwkundige en landschappelijk beeld;
    • 2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 3. de historische ruimtelijke waarden van het beschermde dorpsgezicht zoals omschreven in de toelichting op de aanwijzingen die is opgenomen in de Bijlage 3 bij deze regels.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 25.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van water;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het graven, vergraven, dan wel verbreden of dempen van watergangen en poelen;
  • f. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
  • g. het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen.
25.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 25.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de cultuurhistorisch ruimtelijke structuur en overige ruimtelijke kenmerken van het beschermd dorpsgezicht;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. de aanleg van kavelpaden en in- of uitritten.
25.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door deze werken of werkzaamheden, dan wel de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de waarden van het beschermd dorpsgezicht.

Artikel 26 Waarde - EHS

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden.

De belangen van de dubbelbestemming 'Waarde - EHS' zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

26.2 Bouwregels

Alvorens een besluit kan worden genomen tot het verlenen van een in Artikel 12 ('Recreatie - Verblijfsrecreatie') opgenomen afwijkingsbevoegdheid dient advies te worden gevraagd aan een onafhankelijke deskundige op het gebied van natuur en landschap, waaruit blijkt dat er geen sprake is van een significante aantasting van wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.

Artikel 27 Waarde - Landgoed

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landgoed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor de instandhouding en het samenhangende beheer van de landgoederen, alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke, natuur- en cultuurhistorische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

27.2 Bouwregels

Op de in lid 27.1 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen.

Artikel 28 Waarde - Landschap

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden.

28.2 Bouwregels

Op de in lid 28.2 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen.

28.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de in lid 28.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen.
28.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 28.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.
28.3.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door deze werken of werkzaamheden, dan wel de gevolgen daarvan, geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de waarden van de voorkomende waardevolle landschapswaarden.

Artikel 29 Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuurgebied met recreatieve waarden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de artikelen 3 tot en met 17 is aangegeven, het zij bij recht, danwel bij via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid;
  • b. de in dit gebied voorkomende landschappelijk waarden in de vorm van grote boscomplexen, heidevelden en reliëf;
  • c. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van:
    • 1. monumenten en karakteristieke boerderijvormen;
    • 2. archeologisch waardevolle gebieden;
    • 3. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden ter plaatse van de bestemming 'Natuur';
29.2 Bouwregels

Op de in lid 29.1 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen.

Artikel 30 Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Rivieroevers met natuurwaarden' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. de doeleinden en bouwmogelijkheden, zoals in de artikelen 3 tot en met 17 is aangegeven, het zij bij recht, danwel bij via een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid;
  • b. de in dit gebied voorkomende landschappelijke waarden in de vorm van het contrast tussen het open rivierdal en de besloten beboste rivierduinen en het aanwezige microreliëf;
  • c. de in dit gebied voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van:
    • 1. monumenten en karakteristieke boerderijvormen;
    • 2. archeologisch waardevolle gebieden;
    • 3. de in dit gebied voorkomende natuurwaarden ter plaatse van de bestemming 'Natuur';
30.2 Bouwregels

Op de in lid 30.2 aangewezen gronden zijn bouwwerken toegelaten overeenkomstig de regels van de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen.

Artikel 31 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen - mede bestemd voor de waterhuishouding, waaronder begrepen de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging alsmede dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Toegestane bebouwing

Op de in lid 31.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de in dat artikel bedoelde doeleinden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

31.2.2 Bouwwerken

Ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid.

31.3 Afwijken van de bouwregels
31.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, mits het waterstaatsbelang en het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

31.3.2 Schriftelijk advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning, als genoemd in lid 31.3.1 te beslissen ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de rivier en de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 32 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 33 Algemene bouwregels

33.1 Situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
33.1.1 Situering

Voor de situering van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie geldt het volgende:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de woonfunctie mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bebouwing dient binnen een zone van 30 m op het achtererf en zijerf, gemeten ten opzichte van het gedeelte van de woning dat als oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden aangemerkt, te worden geplaatst;
  • c. de bebouwing dient minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd;
  • d. bijgebouwen en overkappingen met een plat dak en een bouwhoogte van maximaal 3 m moeten minimaal op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden geplaatst;
  • e. aanbouwen en uitbouwen dienen op minimaal 2,5 m uit de zijdelingse perceelsgrenzen te worden gebouwd;
  • f. bijgebouwen en overkappingen dienen op minimaal 1 m uit de zijdelingse perceelsgrens te worden gebouwd, tenzij op de perceelsgrens wordt gebouwd;
  • g. bebouwing op het achtererf en op het zijerf dient op minimaal 10 m uit de as van de langs het erf gelegen weg te worden gebouwd.
33.1.2 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.1, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  • b. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak;
  • c. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
33.2 Bestaande afstanden en andere maten
33.2.1 Bestaande maatvoering

Ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;
  • d. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen op gronden met de bestemming 'Wonen' en 'Wonen - VAB'.
33.2.2 Afwijking

Bij een omgevingvergunning kan worden afgeweken van de herbouw op dezelfde plaats zoals bepaald in lid 33.2.1 onder b, met inachtneming van het volgende:

  • a. afwijking wordt slechts verleend indien de aanvraag vergezeld gaat met een goed onderbouwd inrichtingsplan;
  • b. de nieuwe indeling dient te leiden tot een verhoging van de beeldkwaliteit op het bouwvlak c.q. bestemmingsvlak;
  • c. de nieuwe indeling leidt niet tot beperking van omliggende agrarische bedrijven.
33.3 Afstand tussen woningen en agrarische bouwvlakken
33.3.1 Minimale afstand
  • a. Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot binnen een straal van 100 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van de grondgebonden veehouderij en akker- en vollegrondstuinbouw niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
  • b. Bij (ver)bouw van woningen (inclusief aan- en uitbouwen) die niet tot het eigen agrarische bedrijf behoren, mag de afstand tot binnen een straal van 200 m gelegen agrarische bouwvlakken ten behoeve van intensieve veehouderij niet minder bedragen dan de afstand, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
33.3.2 Afwijkingsbevoegdheid kortere afstand

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.3.1, mits de (ver)bouw van woningen niet leidt tot onevenredige beperkingen voor de betreffende agrarische bedrijven.

33.4 Bouw en herbouw van geluidsgevoelige objecten

Indien sprake is van (her)bouw van geluidsgevoelige objecten in een zone langs een (spoor)weg als bedoeld in de Wet geluidhinder mag de afstand tot deze (spoor)weg niet worden verkleind.

33.5 Overschrijding voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn mag uitsluitend worden overschreden door tot het hoofdgebouw behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen die direct aan het hoofdgebouw worden aangebouwd, mits de overschrijding niet meer dan 1,2 m bedraagt, met dien verstande dat:

  • a. de breedte van het overschrijdende deel maximaal 60% van de voorgevelbreedte bedraagt;
  • b. de afstand van het overschrijdende deel tot de voorste perceelsgrens minimaal 3 m bedraagt.

Artikel 34 Algemene gebruiksregels

34.1 Strijdig gebruik

Onder een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 , eerste lid onder c van de Wabo wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud, met dien verstande dat de opslaghoogte van goederen minder dan 4 meter moet bedragen;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en opstallen ten behoeve van horeca, detailhandel, de opslag en verkoop van motorbrandstoffen, prostitutie en/of als seksinrichting, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik van opstallen en gronden;
  • d. een gebruik van bed & breakfastaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 35 Algemene aanduidingsregels

35.1 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens beschermd zijn voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwaterbeschermingsgebied.

35.2 Milieuzone - intrekgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - intrekgebied' geldt dat die gronden - naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) en aanduidingen - tevens beschermd zijn voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het intrekgebied.

35.3 Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'Reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' zijn specifieke regels van toepassing die zijn opgenomen in lid 3.1, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 5.3, 5.4, 5.5 en 16.6.

35.4 Veiligheidszone - gasontvangststation
35.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - gasontvangststation' zijn mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een gasontvangstation.

35.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij bestemmingen, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.

35.4.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de zin dat:

Artikel 36 Algemene afwijkingsregels

36.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding maatvoering en bouwgrenzen
36.1.1 Afwijkingsbevoegdheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor:

  • a. overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. overschrijding van de maximum bouwhoogte ten behoeve van erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
36.1.2 Afwegingskader

Afwijkingen als bedoeld in lid 36.1.1 worden niet verleend:

  • a. indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. indien er sprake is van een overschrijding van de inhoudsmaat van (bedrijfs)woningen en recreatiewoningen;
  • c. indien er sprake is van een overschrijding van de inhouds-, oppervlakte- en hoogtematen van recreatieverblijven;
  • d. indien daardoor onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.
36.2 Afwijkingsbevoegdheid extra wooneenheden in hoofdgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het maximaal aantal toegestane woningen ten behoeve van het onderbrengen van extra wooneenheden in monumenten en karakteristieke boerderijvormen die hoofdgebouwen zijn. Daarbij geldt het volgende:

  • a. er wordt daadwerkelijk bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden;
  • b. de cultuurhistorische waarde van deze panden wordt niet aangetast.
36.3 Afwijkingsbevoegdheid vergroting van een inpandige woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter karakteristiek hoofdgebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid en het karakter van het hoofdgebouw niet wordt aangepast.

36.4 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het gebruik van een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van het volgende:

  • a. een afhankelijke woonruimte is uit het oogpunt van mantelzorg noodzakelijk;
  • b. de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door de mantelzorgbehoevende(n);
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische bedrijven);
  • d. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de regels inzake bijbehorend bouwwerk, met dien verstande dat de oppervlakte ten dienste van mantelzorg niet meer dan 75 m² bedraagt;
  • e. er wordt gebruik gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijbehorend bouwwerk, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;
  • f. de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
  • g. in aanvulling op de vergunning wordt een overeenkomst tussen de gemeente en de betrokkenen gesloten.
36.5 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalige duurzame energievoorzieningen
36.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voor zover niet vergunningsvrij, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels van het plan voor:

  • a. het bouwen en gebruiken van één of meer collectoren voor warmteopwekking of één of meer panelen voor elektriciteitsopwekking met een maximale hoogte van 2 meter binnen bouwvlakken dan wel in een zone van 50 m vanaf de grens van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte wordt gemeten vanaf maaiveld
    • 2. voor zover plaatsing plaatsvindt op een dakvlak gerekend wordt ten opzichte van het dakvlak;
  • b. het plaatsen en gebruiken van één of meer kleinschalige windturbines tot een maximale tiphoogte van 15 meter binnen bouwvlakken, met dien verstande dat windturbines niet zijn toegestaan in de EHS en bij recreatiewoningen.
36.5.2 Afwegingskader

Een afwijking als bedoeld in 36.5.1 wordt slechts verleend:

  • a. indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. indien sprake is van een goede landschappelijke inpassing en voor zover aanwezige cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden niet in onevenredige mate worden geschaad;
36.6 Afwijkingsbevoegdheid paardenbak buiten bestemmingsvlak

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van het toestaan van een paardenbak buiten het bouwvlak voor bestemmingen anders dan de bestemming 'Agrarisch' en 'Agrarisch - Paardenhouderij', met inachtneming van het volgende:

  • a. De realisatie van een paardenbak niet mogelijk is binnen een bestemmingsvlak dan wel bouwvlak;
  • b. de paardenbak dient op minimaal 50 m van een woning van derden te worden geplaatst;
  • c. de paardenbak dient in een zone van 50 m vanaf de grens van het bestemmingsvlak dan wel bouwvlak te worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. de bouwhoogte van de lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. bestaande natuur- en landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • g. deze afwijkingsbevoegdheid kan niet kan worden toegepast bij recreatiewoningen.
36.7 Afwijkingsbevoegdheid aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan voor het toestaan van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten teneinde bij (bedrijfs)woningen behorende bijgebouwen te mogen gebruiken voor deze activiteiten, voor zover:

  • a. de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
  • b. de activiteiten geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • d. de activiteiten, de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig beperken;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m².
36.8 Afwijkingsbevoegdheid jachthutten en jachtstoelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan:

  • a. ten behoeve van jachthutten, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 4 m2;
    • 2. de hoogte bedraagt niet meer dan 6 m;
    • 3. de nut en noodzaak van de jachthut dient te zijn aangetoond.
  • b. ten behoeve van jachtstoelen, met inachtneming van het volgende:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 2 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  • c. Van de afwijkingsbevoegdheden zoals genoemd onder a en b mag uitsluitend gebruik worden gemaakt indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische en/of natuurwetenschappelijke waarden en/of beheer van de gronden, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de sociale veiligheid.

Artikel 37 Algemene wijzigingsregels

37.1 Wijzigingsbevoegdheid overschrijden bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.

37.2 Wijzigingsbevoegdheid aantal woningen: samenvoegen bestaande woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het op de verbeeldingen aangegeven aantal woningen met één dient te worden verminderd.

37.3 Wijzigingsbevoegdheid bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, met dien verstande dat planwijziging alleen mag plaatsvinden nadat voor de betreffende gronden overeenstemming is bereikt met de eigenaar;
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' toe te kennen, met dien verstande dat planwijziging alleen mag plaatsvinden nadat voor de betreffende gronden overeenstemming is bereikt met de eigenaar;
  • c. planwijziging mag alleen plaatsvinden nadat voor de betreffende gronden overeenstemming is bereikt met de beheerder van de rivier en de waterkering.

Artikel 38 Overige regels

38.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.
38.2 Afstemming welstandstoets

Voor zover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  • b. de plaatsing op het bouwperceel;
  • c. de dakhelling; ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet aangegeven welstandscriteria, (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:
  • d. ten aanzien van het gestelde onder a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  • e. ten aanzien van het gestelde onder b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
38.3 Afstemming APV

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van vijf evenementen per jaar en een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een vergunning op basis van de APV is verleend, en met dien verstande dat indien evenementen in een bestemming uitdrukkelijk zijn bestemd, het eerder gestelde maximum in aantal en in duur van evenementen niet geldt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 39 Overgangsrecht

39.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
39.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning eenmalig afwijken van lid 39.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 39.1 met maximaal 10%.

39.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 39.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

39.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

39.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 39.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

39.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 39.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

39.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 39.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 40 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 2013-2.

Vastgesteld door de raad van de gemeente Ommen in de vergadering van 30 oktober 2014.