direct naar inhoud van Artikel 6 Woongebied
Plan: Wonen Havengebied West Ommen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0175.20121005004-va01

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld': tevens voor wonen in de vorm van gestapelde woningen;

en tevens voor:

  • c. aan huis gebonden beroepen, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 30% van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen bedraagt, tot een maximum van 45 m2;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen
  • i. water, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in artikel 6.1 omschreven bestemming met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen dit bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen niet meer dan het ter plaatse aangegeven aantal;
  • c. de hoofdgebouwen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de rooilijn met een diepte van 20 m;
  • d. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 80% van het bouwperceel;
  • e. de goot- en bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.1 vrijwaringszone - molenbiotoop;
6.2.2 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 30 m3;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.

6.2.3 Aan- en bijgebouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt, dat deze zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 1 m achter (het verlengde van ) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,20 m bedraagt;
    • 2. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 75% van de breedte van die gevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.
  • b. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt maximaal:
    • 1. 75 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m2;
    • 2. 90 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 500 m2;

met inachtneming van de bepaling dat:

      • het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 80% is;
      • de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
      • de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt.
  • c. in afwijking van het gestelde onder a. mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen waarvan de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m tevens op een afstand van ten minste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m, waarbij geldt dat de overkapping op een afstand van tenminste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, mogen worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • het bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de parkeervoorzieningen.

bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1 onder a, met dien verstande dat de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m moet bedragen;
  • b. lid 6.2.1 onder b, indien dit in overeenstemming is met het gemeentelijk woonbeleid of er aanleiding is om het aantal woningen te wijzigen vanwege andere marktomstandigheden en/of het voorkomen van leegstand;
  • c. lid 6.2.1 onder d, voor het verhogen van het percentage, met dien verstande dat op per bouwperceel voldoende ruimte voor het parkeren of stallen van auto's is aangebracht ten behoeve van de woonfunctie ter plekke, dan wel in alternatieve ruimte in de nabijheid is of wordt voorzien. Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning voorwaarden stellen ten aanzien van het realiseren en onderhoud van de alternatieve parkeer- en/of stallingsruimte;
  • d. lid 6.2.1 onder e, voor het verhogen van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 15%;
  • e. lid 6.2.3 onder b, mits de bouwhoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de goothoogte van het bijgebouw of de overkapping ondergeschikt blijft aan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • f. lid 6.2.3 onder b, tot een oppervlakte van 100 m2 voor aan huis gebonden beroepen, mits niet meer dan 80% van het bouwperceel wordt bebouwd;
  • g. lid 6.2.4 onder a en b, tot een bouwhoogte van 3 m voor erf- en terreinafscheidingen en 15 m voor overige bouwwerken.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geluidgevoelige functie uitgesloten' zijn geluidgevoelige functies, zoals wonen, niet toegestaan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten waarbij niet meer dan maximaal 30% met een maximum van 45 m2 van de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen ten behoeve van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat:

  • a. de kleinschalige beroeps- en of bedrijfsactiviteiten behoren tot maximaal categorie 1 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten met inachtneming van de hierin genoemde afstanden;
  • b. niet is toegestaan een horeca-inrichting, met uitzondering van een bed en breakfast voorziening;
  • c. niet toegestaan is detailhandel, behoudens als ondergeschikte activiteit bij en direct verband houdend met de uitoefening van de kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. niet toegestaan is groothandel;
  • e. niet toegestaan zijn reparatiewerkzaamheden voor particulieren van motoren, motorvoertuigen, vaartuigen, caravans, landbouwvoertuigen of bromfietsen;
  • f. kleinschalige bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in categorie 1 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten eveneens zijn toegestaan nadat door aanvrager is aangetoond dat deze activiteiten wat betreft geur, stof en geluid en gevaar en wat betreft ruimtelijke uitstraling, omvang en intensiteit, met een bedrijf uit categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten gelijk kunnen worden gesteld;
  • g. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredige hinder opleveren voor de omgeving, geen onevenredige afbreuk doen aan het ruimtelijk (woon) karakter van de buurt, geen onevenredige aantasting opleveren voor de bebouwings- en gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden, geen onevenredige nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en mogen niet leiden tot onaanvaardbare parkeerdruk, geen publieksgericht karakter hebben, uitsluitend bezoek op afspraak is toegestaan;
  • h. opslag van goederen of stalling van motorrijtuigen, aanhangwagens en fietsen die verband houden met de kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in gebouwen;
  • i. degene die gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de kleinschalige bedrijfsactiviteiten uitoefent;
  • j. de kleinschalige bedrijfsactiviteiten mogen uitsluitend inpandig worden verricht.

6.5.2 Zorgfuncties bij het wonen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 onder a en b, voor het in één of meerdere woningen wonen in groepsverband voor speciale doelgroepen, zoals hulpbehoevenden met daarbij behorende speciale woonzorgfuncties, met dien verstande dat:

  • a. de vestiging geen onevenredige afbreuk ten aanzien van het woon- en leefklimaat (waaronder geluidhinder) voor omwonenden zal opleveren;
  • b. de aanvraag om een omgevingsvergunning in dient te gaan op de mogelijkheid van verstoring van het woon- en leefklimaat en eventueel noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om hinder voor omwonenden te voorkomen.