direct naar inhoud van Regels
Plan: Ens, Oost - fase 1
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00651-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Ens, Oost - fase 1' met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00651-VS01 van de gemeente Noordoostpolder;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

de in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder de woning, uitgezonderd de grond onder de oorspronkelijke woning;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.22 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.24 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.25 extensieve openluchtrecreatie

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geschakelde bouw;

bouw waarbij de zijgevel van een woonhuis (gedeeltelijk) aan bijbehorende bouwwerken van een ander woonhuis grenzen;

1.28 gevellijn;

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan. Met deze lijn wordt tevens bedoeld het begrip voorgevelrooilijn als omschreven in artikel 1, lid 1 van bijlage II van het besluit omgevingsrecht;

1.29 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.30 horeca

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf), waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, theehuizen, broodjeszaken en dergelijke;

1.31 horizontale diepte

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel, dan wel de lengte van een bouwperceel, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;

1.32 landhoofd;

een bouwwerk dat de overgang vormt van een grondlichaam naar een brug of een viaduct;

1.33 nutsvoorziening

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.34 omgevingsvergunning

vergunning, zoals bedoeld in artikel 1.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.35 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.36 onderkomens

voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;

1.37 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.38 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.39 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.40 verbeelding/plankaart
  • a. de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;
  • b. de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart);
1.41 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.42 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.43 voorkant

met de figuur 'gevellijn' aangegeven lijn op de verbeelding met het oog op het bepalen van het achtererfgebied;

1.44 wadi

een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren;

1.45 wonen

het gehuisvest zijn in een woning;

1.46 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.47 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de hoogte van een dakopbouw

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.5 de hoogte van een kap

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.9 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • c. indien de onder a en b genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens burgemeester en wethouders aan te wijzen peil.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden;
  • d. sloten en watergangen;
  • e. kavelpaden;

met daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. andere-werken;
  • h. ontsluitingswegen en paden;
  • i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het ophogen van gronden ten behoeve van het gebruik van gronden voor permanente bollenteelt;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. (hoog)opgaande afschermende beplanting;
  • c. poelen en zandhopen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen, tot een oppervlakte van niet meer dan 500 m² per bestemmingsvlak;
  • f. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarde;
  • g. ontsluitingswegen;
  • h. voet-, rijwiel- en ruiterpaden;
  • i. kunstwerken;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. evenementen;

met daarbijbehorende:

  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. andere-werken;
  • n. voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen en speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken, licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. kunstwerken;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. evenementen;

met daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, landhoofden daar onder begrepen;
  • g. andere-werken;
  • h. parkeerplaatsen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. water, waterhuishoudkundige voorzieningen en wadi's;
  • k. voet- en fietspaden;
  • l. in- en uitritten ten behoeve van aangrenzende percelen.
5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen en speelvoorzieningen mag niet meer dan 4 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken, licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 6 Groen - Erfsingel

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Erfsingel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opgaande afschermende beplanting;
  • b. een bebouwingsvrije onderhoudsstrook;
  • c. erfsloten;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. tuinen, erven en paden;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mag niet gebouwd worden.

Artikel 7 Tuin

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

met daarbijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. andere-werken;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijken van de bouwregels

Middels een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 7.2 en in combinatie met het bepaalde in 7.4.1 toestaan dat ten dienste van de aangrenzende woonbestemming een bijbehorend bouwwerk wordt gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte, een diepte van niet meer dan 1,5 m en een bouwhoogte van niet meer dan 3,5 m.

7.3.2 Afwegingskader

Een in 7.3.1 genoemde ontheffing kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijken van de gebruiksregels

Middels een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in artikel 7.1 en in combinatie met het bepaalde in 7.3.1 toestaan dat gebouwen ten dienste van de aangrenzende woonbestemming worden gebruikt.

7.4.2 Afwegingskader

Een in 7.4.1 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. kunstwerken;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. evenementen;

met daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bruggen, viaducten en landhoofden daaronder begrepen;
  • g. andere-werken;
  • h. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

8.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en kunstwerken mag niet meer dan 15 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bruggen en viaducten mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterberging;
  • b. waterwegen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. kunstwerken;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. evenementen;

met daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kades, dammen, stuwen, duikers, bruggen, steigers en landhoofden daar onder begrepen;
  • h. andere-werken;
  • i. recreatieve voorzieningen;
  • j. oevers en groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

9.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten en kunstwerken mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. andere-werken;
  • e. tuinen, erven en paden;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. wegen en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

10.2.1 Hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat de horizontale diepte van het bouwvlak tot 15 m mag worden vergroot indien de horizontale diepte van het achtererfgebied 30 m of meer bedraagt;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen woonhuizen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer de gronden tevens zijn aangeduid met 'twee - aaneen' woonhuizen ook twee aaneen gebouwd mogen worden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woonhuizen uitsluitend twee aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer de gronden tevens zijn aangeduid met 'vrijstaand' respectievelijk 'aaneengebouwd' woonhuizen ook vrijstaand of in een rij van niet minder dan 3 en niet meer dan 6 gebouwd mogen worden;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woonhuizen uitsluitend in een rij aaneen gebouwd worden, met dien verstande dat wanneer de gronden tevens zijn aangeduid met 'twee-aaneen' woonhuizen ook twee aaneen gebouwd mogen worden;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte;
  • h. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • i. de afstand van de vrijstaande zijgevel tot de zijdelingse perceelgrens mag:
    • 1. bij vrijstaand niet minder bedragen dan 3 m, met dien verstande dat dit in geval van geschakelde bouw voor één zijgevel geldt;
    • 2. bij twee-aaneen niet minder bedragen dan 3 m;
    • 3. bij aaneengebouwd (in rij) niet minder bedragen dan 2 m;
  • j. de breedte van een woonhuis mag:
    • 1. bij vrijstaand niet minder bedragen dan 6 m;
    • 2. bij twee-aaneen niet minder bedragen dan 5 m;
    • 3. bij aaneengebouwd (in rij) niet minder bedragen dan 4,5 m.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan bij woonhuizen;
  • b. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het hoofdgebouw behorend achtererfgebied - de oppervlakte van het bouwvlak hier niet onder begrepen - met een maximum van 100 m², met dien verstande dat de oppervlakte van binnen het bouwvlak gebouwde bijbehorende bouwwerken niet meetelt bij de bepaling van deze gezamenlijke oppervlakte;
  • e. de toegestane maximum gezamenlijke oppervlakte als genoemd onder d mag - in geval van een achtererfgebied met een oppervlakte van meer dan 500 m2 - worden verhoogd met 10 m2 per 100 m2 achtererfgebied dat de oppervlakte van 500 m2 te boven gaat en tot een totaal maximum van 200 m2;
  • f. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, met dien verstande dat die mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 20%;
  • h. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk bij een hoofdgebouw met platte afdekking mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van dat hoofdgebouw.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer dan 12 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte.

10.3.2 Geoorloofd gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. een aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, mits:
    • 1. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m2 bedraagt;
    • 2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. de activiteit uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend;
    • 7. in geval van een bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in Bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.

Artikel 11 Wonen - Voormalige agrarische erven

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalige agrarische erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. kleinschalige agrarische activiteiten op voormalige agrarische erven zoals het kweken van fruit, groente, (sier)heesters en het houden van dieren;
  • c. stalling van landbouwvoertuigen- en machines, caravans, campers, boten en daarmee vergelijkbare voertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met daarbijhorende;

  • d. gebouwen en bijhorende bouwwerken;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. andere werken;
  • g. tuinen, erven en paden;
  • h. waterkundige voorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bebouwing

Op en in de gronden als bedoeld in lid 11.1, mogen uitsluitend gebouwd worden:

  • a. woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken geen gebouw zijnde.
11.2.2 Woningen
  • a. een woning mag uitsluitend gebouwd worden binnen een bouwvlak;
  • b. per bouwvlak mag niet meer dan één woning gebouwd worden,
  • c. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de dakhelling van een woning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  • e. de minimum goothoogte mag niet lager zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • f. de maximale bouwhoogte mag niet hoger zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' op de verbeelding is aangegeven;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e. en f. gelden voor (herbouw van) bestaande woningen de bestaande maten, afmetingen, situering en omvang van de bebouwde oppervlakte van een gebouw als maximum.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend gebouwd worden in het bebouwingsgebied van een woning;
  • b. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per woning mag niet meer dan 150 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6,0 m;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a., b., c., en d. gelden voor (herbouw van) bestaande bijbehorende bouwwerken de bestaande maten, afmetingen, situering en omvang van de bebouwde oppervlakte van een gebouw als maximum.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen uitsluitend gebouwd worden in het bebouwingsgebied van een woning;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van vlaggenmasten maximaal 12 m mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. en b. gelden voor herbouw van bestaande bouwwerken geen gebouw zijnde bestaande maten, afmetingen, situering en omvang van de bebouwde oppervlakte van een bouwwerk als maximum.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Voorwaardelijke verplichting erfsingel

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 11.1 opgenomen bestemmingsomschrijving, zonder de aanplant en instandhouding van een erfsingel conform het in bijlage 2 opgenomen beplantingsplan met bijbehorende inrichtingstekening ter plaatse van de bestemming 'Groen - Erfsingel'.

11.3.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte;
  • b. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting.
11.3.3 Geoorloofd gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend een aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, mits:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. het parkeren ten behoeve van het gebruik binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
  • g. de activiteit uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  • h. in geval van een bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in bijlage 1 Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Afwijken ander gebruik

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 11.1, ten behoeve van het gebruik van gebouwen uitsluitend als ondergeschikte nevenfunctie, voor

  • a. het bieden van overnachtingsmogelijkheden, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • b. horeca ten dienste van extensieve openluchtrecreatie, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • c. educatief centrum gericht op de landbouw en/of natuur;
  • d. opslag en stalling van caravans, campers en boten en dergelijke;
  • e. kunstnijverheid, ateliers en musea;
  • f. (kinder)dagopvang, met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m²;
  • g. detailhandel gerelateerd aan het onder b. en e. genoemde ander gebruik tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m².
11.4.2 Afwegingskader

Bij het afwijken op grond van artikel 11.4.1 dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:

  • a. indien in artikel 11.4.1 geen maximale oppervlakte genoemd is mag de nevenfunctie op ten hoogste de oppervlakte van de al bestaande bijbehorende bouwwerken plaatsvinden;
  • b. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor nabijgelegen percelen;
  • c. het gebruik mag geen onevenredig nadelige gevolgen hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. het parkeren ten behoeve van de nevenfunctie dient binnen het bestemmingsvlak op eigen terrein plaats te vinden;
  • e. er mag geen opslag van goederen ten behoeve van de nevenfunctie in de open lucht plaatsvinden.
11.4.3 Afwijken voorwaardelijke verplichting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 11.3.1, indien de aanplant en instandhouding van een erfsingel op een andere gelijkwaardige wijze wordt aangeplant en in stand wordt gehouden dan is bepaald in de in bijlage 2 opgenomen beplantingsplan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' een bouwvlak wordt toegevoegd ten behoeve van de bouw van maximaal 1 woning, mits:

  • a. de inhoud van de woning maximaal 1.200 m3 zal bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3 m en 10 m zal bedragen;
  • c. de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
  • d. de in bijlage 4 aangegeven schuur wordt gesloopt.

Artikel 12 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA8

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA8' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische verwachtingswaarden.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, waarvoor bodemingrepen nodig zijn met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 300 cm, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
12.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in 12.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • e. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.2.3 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 12.2.2, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist, met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 10.000 m² en dieper dan 100 cm:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  • b. het graven van watergangen;
  • c. het graven van sleuven breder dan 50 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • d. het permanent verlagen van het waterpeil.
12.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 12.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
12.3.3 Afwegingskader

De in 12.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
12.3.4 Advies

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden wordt een professioneel archeoloog om advies gevraagd.

12.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde WA8' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Gebruik
  • a. Het is verboden de gronden of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
  • b. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning.
14.2 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  • 1. gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • 2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
  • 3. omzetting of verkamering van zelfstandige woonruimte in kleinschaliger wonen dan wel onzelfstandige woonruimte;
  • 4. gronden als staanplaats voor onderkomens;
  • 5. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, voor zover niet noodzakelijk in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden.
14.3 Voorwaardelijke verplichting parkeernormen

Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de gemeentelijke parkeernormen (bijlage 3) voldoende ruimte zijn aangebracht en in stand gehouden worden van parkeervoorzieningen in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt voor bijbehorende bouwwerken;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van kunstwerken en zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    • 2. de totale hoogte niet meer dan 125 % van de toegestane (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  • g. de eis dat bij een aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd;
  • h. de eis dat bij een aanvraag om omgevingsvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd, indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van dit plan.

16.2 Omgevingsvergunning voor het dempen of aanleggen van sloten
16.2.1 Vergunningsplicht

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning sloten te dempen of aan te leggen.

16.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 16.2.1 is niet van toepassing indien nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de in bijlage 5 genoemde beschermde diersoorten en eventueel verplichte vervolgstappen zijn genomen, waaronder wordt verstaan het treffen van mitigerende maatregelen en het verkrijgen van een ontheffing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 17.1 met maximaal 10%.

17.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 17.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 17.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Ens, Oost - fase 1'.