direct naar inhoud van Regels
Plan: Wellerwaard - partiële herziening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00560-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

De 'partiële herziening Wellerwaard' van het bestemmingsplan 'Wellerwaard' met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00560-VS01 van de gemeente Noordoostpolder.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 moederplan

Het bestemmingsplan 'Wellerwaard' met identificatienummer NL.IMRO.0171.BP00479-VS01, aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Noordoostpolder d.d. 30 juni 2011.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwd

Blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen.

1.7 aan huis verbonden bedrijf

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden.

1.8 aan huis verbonden beroep

Een beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar hoofdfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 achtergevel van een gebouw

Het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.10 afgewerkt bouwterrein

De gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond.

1.11 afwijking

Een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo.

1.12 agrarische bedrijvigheid

Bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en tuinbouw:
    de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt.
  • b. fruitteelt:
    de teelt van fruit op open grond.
  • c. grondgebonden veehouderij:
    het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen.
1.13 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die dient voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.16 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.19 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.22 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.23 bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 caravan

Een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangegeven, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot woon-, dag- of nachtverblijf van één of meer personen en die bestemd is op normale wijze en regelmatig op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen.

1.27 dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.

1.28 dakopbouw

Ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties, balkonhekken, ornamenten, privacyschermen en reclame-uitingen.

1.29 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, zoals reisbureaus, wasserettes, auto-rijschool en videotheek.

1.31 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.32 erker

De grondgebonden uitbreiding van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel.

1.33 escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.34 evenementen

Gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.35 extensieve (dag)recreatie

Recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten.

1.36 extensieve openluchtrecreatie

Vormen van recreatief medegebruik door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden.

1.37 garage

Een gebouw dat bedoeld is voor het stallen van motorvoertuigen.

1.38 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 gestapeld

Een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.

1.40 gevellijn

Denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.41 grondgebonden agrarisch bedrijf

Een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel.

1.42 hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen, ligging of functie dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.43 horeca

'Horeca I':

Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse (restaurantbedrijf, waaronder ook worden verstaan lunchrooms, eethuizen, bistro's, automaten, broodjeszaken en dergelijke), met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

'Horeca II':

Een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse verstrekken van dranken, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

'Horeca III':

Elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die in belangrijke mate is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.44 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen en/of een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf op een kampeerterrein, dat naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken, waaronder niet worden begrepen enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.45 kangoeroewoning

Een wooneenheid binnen een bestaande woning voor de huisvesting van maximaal 2 hulpbehoevende en/of oudere mensen, die een familiare band hebben met de hoofdbewoner(s).

1.46 kantoor

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen en vergaderaccommodaties.

1.47 kap

Een constructie van één of meer dakvlakken.

1.48 landelijk karakter

Eigenschappen die refereren aan de rust en het landschap van het platteland en aan de typische verkavelingstructuur van de polder.

1.49 landgoed

Een landschappelijk esthetische eenheid van minimaal 5 hectare groot die ontsloten en openbaar toegankelijk is en die voor minimaal 30 procent bestaat uit natuur- of bosterrein.

1.50 landgoedwonen

Wonen in een landhuis op een landgoed.

1.51 landhuis

Een vrijstaande woning, die zich onderscheidt als landhuis door zijn ligging binnen een landschappelijk en architectonisch esthetische eenheid, uiterlijke karakteristieken en aanmerkelijk bouwvolume en die geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.52 landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.53 logies met ontbijt

Het bieden van de, ten opzichte van het wonen ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt (Bed and Breakfast) aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.54 mantelzorg

Alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.55 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.

1.56 nutsvoorziening

Voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes en telefooncellen.

1.57 ondergeschikte nevenactiviteit

Een activiteit waarvan de omvang zodanig is dat deze, met behoud van de hoofdfunctie, naast de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend.

1.58 opslag

Het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.59 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.60 publieksgerichte dienstverlening

Een met een winkel vergelijkbaar bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan diegene die deze diensten afnemen voor publiek.

1.61 seksinrichting

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.62 steiger

Houten constructie langs of dwars op een oever, als aanlegplaats voor schepen.

1.63 vlonder

Civielkundige constructie, zoals een houten plank, die doorgang verschaft naar water.

1.64 voorgevel van een gebouw

Het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

1.65 voorgevellijn

De gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.66 vrijstaand

Een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw.

1.67 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.68 woonunit

Een te verplaatsen/verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht ten dienste van het tijdelijke woon-, dag of nachtverblijf van één of meer personen.

1.69 zakelijke dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.70 zijgevel van een gebouw

Een gevel van een hoofdgebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

1.71 zichtlijn:

Een op de verbeelding aangeven lijn die gevrijwaard moet worden van bebouwing en hoog opgaande beplanting zodat het zicht niet belemmerd wordt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 

2.2 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 bebouwingspercentage

De door bouwwerken bebouwde oppervlakte, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.6 peil
  • a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
  • d. Het door of namens burgemeester en wethouders te bepalen peil.
2.7 toepassing

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

2.8 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk.

2.9 de lengte en/of breedte en/of diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenzijde van de gevels, draagconstructies of het hart van de scheidsmuren, met dien verstande, dat wanneer de (zij)gevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste lengte, breedte en/of diepte.

2.10 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.11 de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken

Tussen de uitwendige scheidingsconstructie en/of het hart van de scheidingsmuren verticaal geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 de breedte van een bouwperceel

De breedte van een bouwperceel wordt bepaald tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen ter hoogte van de voorgevellijn.

2.13 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsvlakken met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. extensieve openluchtrecreatie, zoals fiets- en voetpaden;
  • d. sloten en watergangen;
  • e. kavelpaden;

met daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. andere werken;
  • h. ontsluitingswegen en paden;
  • i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

3.2.1 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het ophogen van gronden ten behoeve van het gebruik van gronden voor permanente bollenteelt;
  • b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik als standplaats van kampeermiddelen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of
werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden;
  • b. het graven of dempen van sloten en poelen;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
3.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. toegestaan zijn ter realisatie van deze bestemming.
3.4.3 Toepassingsvoorwaarden

Een in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te
    verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig
    (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden
    niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. voorafgaand aan het uitvoeren van de in lid 3.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, met inbegrip van bosschages en opgaand groen;
  • b. een landgoed ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoed'
  • c. paden en verhardingen;
  • d. wegen en straten ten behoeve van het verkeer;
  • e. een ontsluitingsweg ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting';
  • f. watergangen;
  • g. extensieve openluchtrecreatie;
  • h. speelvoorzieningen;

en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere-werken, schouwpaden, (ecologische) oeverstroken, waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, steigers, vlonders, nuts- en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Op de voor Groen aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsvrije zone' mogen geen bouwwerken worden gerealiseerd;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoed' zijn de gronden mede bestemd voor een landgoed, op deze gronden mogen bij het landgoed behorende bouwwerken worden opgericht.
4.2.2 Overige bouwwerken

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen en -voorzieningen mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • d. voor een vlonder of steiger gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de lengte bedraagt maximaal 1/4 van de lengte van de oever grenzend aan de kavel;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen is minimaal 1/4 van de lengte van de oever grenzend aan de kavel
    • 3. de afstand tot de achtergrens van de kavel bedraagt minimaal 2 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder lid 4.2.1 sub b, mits de openheid van het gebied behouden blijft.
4.4 vrijwaringszone - zichtlijn
4.4.1 Gebruiksbepaling

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - zichtlijn':

  • a. kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de ligging van andere bouwwerken,
  • b. mag geen hoog opgaande beplanting worden aangebracht.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of
werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden;
  • b. het graven of dempen van sloten en poelen;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
4.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. toegestaan zijn ter realisatie van deze bestemming;
  • d. worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landgoed'.
4.5.3 Toepassingsvoorwaarden

Een in lid 4.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te
    verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig
    (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden
    niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. voorafgaand aan het uitvoeren van de in lid 4.5.1 genoemde werken en/of werkzaamheden een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd.

Artikel 5 Tuin

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. tuinen en erven;

met bijbehorende nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, groenvoorzieningen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en overige bijbehorende voorzieningen en (on)bebouwde gronden.

5.2 Bouwregels
  • a. Bouwen is toegestaan uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1 omschreven bestemming en met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, zijn toegestaan met een maximale hoogte van 1 meter;
  • b. Voor het bouwen van tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, entreeportalen, veranda's en afdaken geldt dat deze uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1 omschreven bestemming mogen worden gebouwd, mits wordt volaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de overschrijding van de bestemmingsgrens mag niet meer bedragen dan 1 meter;
    • 2. de hoogte van erkers, entreeportalen en veranda's mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het betreffende gebouw + 0,30 meter;
    • 3. de breedte van erkers, entreeportalen en veranda's mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de betreffende gevel van het gebouw.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging en waterlopen;
  • b. waterhuishouding;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers, steigers, beschoeiingen, (ecologische) oeverstroken, schouwpaden, groen- en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de voor Water aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Overige bouwwerken

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 7 meter bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Onder een strijdig gebruik, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van de gronden ten behoeve van steigers en vlonders.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of
werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien, zaaien of aanplanten van bomen en andere houtopstanden;
  • b. het graven of dempen van sloten en poelen;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden.
6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. toegestaan zijn ter realisatie van deze bestemming.
6.4.3 Toepassingsvoorwaarden

Een in lid 6.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te
    verwachten gevolgen de landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig
    (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden
    niet onevenredig (kunnen) worden verkleind;
  • b. voorafgaand aan het uitvoeren van de in lid 6.4.1 genoemde werken en/of werkzaamheden een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. wegen, paden en ontsluitingen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen;

en bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere-werken, (ecologische) oeverstroken, tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen, beschoeiingen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, openbaar vervoer-voorzieningen en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen, met dien verstande dat het aantal woningen maximaal 23 bedraagt;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken geen gebouw zijnde.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel mag één hoofdgebouw worden gebouwd uitsluitend van het type;
    • 1. kubistische woning plat afgedekt, of;
    • 2. vrijstaande villa met kap;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij bouwpercelen smaller dan 30 meter 5 meter;
    • 2. bij bouwpercelen breder dan 30 meter 7 meter;
  • c. ondergronds bouwen is toegestaan onder hoofdgebouwen
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 meter;
  • e. de maximale bouwdiepte is 20 meter;
  • f. de minimale inhoud bedraagt 700 m³;
  • g. de minimale oppervlakte bedraagt 200 m²;
  • h. voor woningen afgewerkt met een plat dak geldt;
    • 1. een 3e bouwlaag bedraagt maximaal 40% van de oppervlakte van de 2e bouwlaag;
    • 2. een 3e bouwlaag ligt tenminste 3 meter terug ten opzicht van de achtergevel.
  • i. voor woningen met een kap geldt;
    • 1. de goothoogte bedraagt maximaal 4,5 meter;
    • 2. een hoofdrichting van de kap evenwijdig aan de zijdelingse perceelsgrens.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van aangebouwde bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 20%;
  • b. de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bedraagt 100m2;
  • c. de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 5 meter;
  • d. aangebouwde bijbehorende bouwwerken staan minimaal 5 meter uit de zijdelingse perceelsgrens;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken staan minimaal 1 meter achter de voorgevellijn en minimaal 5 m uit de zijdelingse perceelsgrens .
7.2.4 Overige bouwwerken

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt
    • 1. maximaal 2 meter voor zover de erfafscheiding wordt gebouwd op 1 meter achter de voorgevellijn;
    • 2. maximaal 1 meter in de overige gevallen;
  • b. de bouwhoogte van tuinmeubilair, speelvoorzieningen en pergola's, voor zover gebouwd achter de voorgevellijn, bedraagt maximaal 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van een walbeschoeiing bedraagt maximaal 0,4 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter;
7.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder hoofdgebouwen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag voor maximaal 10% buiten de gevels van het bovenliggende gebouw liggen;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 in de leden b, e, g, h en i, mits:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de uitgangspunten van het beeldkwaliteitsplan;
  • b. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.
7.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot ondergronds bouwen en aan de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten voorwaarden stellen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater voor de drinkwatervoorziening. Alvorens te beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning kan advies worden ingewonnen bij het waterleidingbedrijf.

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Algemeen

Het is verboden de in dit artikel bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

7.5.2 Geoorloofd gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. een aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, mits:
    • 1. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een hoofdgebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m2 bedraagt;
    • 2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. de activiteit uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend;
    • 7. in geval van een bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in Bijlage 1.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Logies en Ontbijt

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 teneinde bij een woning logies en ontbijt toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aantal kamers voor logies met ontbijt (Bed and Breakfast) bedraagt ten hoogste 8 kamers;
  • b. de uitstraling van de woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en er moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 8 Wonen - Landgoed

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. wegen, paden en ontsluitingen;
  • c. tuinen en erven;
  • d. parkeervoorzieningen;

en bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, andere-werken, (ecologische) oeverstroken, tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen, beschoeiingen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, openbaar vervoer-voorzieningen en parkeervoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is slechts één hoofdgebouw toegestaan;
  • b. de goothoogte bedraagt minimaal 6 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 13 meter.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van aangebouwde bijhorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 20% ;
  • b. de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 6 meter;
  • c. de maximale oppervlakte bedraagt 500 m2.
8.2.4 Overige bouwwerken

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt
    • 1. maximaal 2 meter voor zover de erfafscheiding wordt gebouwd achter de voorgevellijn;
    • 2. maximaal 1 meter in de overige gevallen;
  • b. de bouwhoogte van tuinmeubilair, speelvoorzieningen en pergola's, voor zover gebouwd achter de voorgevellijn, bedraagt maximaal 5 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 meter.
8.2.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan onder gebouwen;
  • b. de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mag voor maximaal 10% buiten de gevels van het bovenliggende gebouw liggen;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot ondergronds bouwen en aan de omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten voorwaarden stellen ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater voor de drinkwatervoorziening. Alvorens te beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning kan advies worden ingewonnen bij het waterleidingbedrijf.

8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Algemeen

Het is verboden de in dit artikel bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming.

8.4.2 Geoorloofd gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het gebruik ten behoeve van logies met ontbijt (Bed and Breakfast) van ten hoogste 8 kamers;
  • b. een aan huis verbonden beroep- of bedrijfsactiviteit, mits:
    • 1. ten hoogste 30% van de oppervlakte van een woonhuis of de woning binnen een woongebouw en ten hoogste 60% van de toegelaten oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per woning niet meer dan 75 m² bedraagt;
    • 2. de uitstraling van de woning intact blijft;
    • 3. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
    • 4. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
    • 5. geen detailhandel wordt uitgeoefend;
    • 6. de activiteit uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
    • 7. in geval van een bedrijfsactiviteit, het een activiteit betreft die genoemd is in Bijlage 1.
  • c. het realiseren van een zwembad, mits:
    • 1. deze inpandig en ondergronds wordt gebouwd;
    • 2. de totale oppervlakte niet groter is dan 75 m2;
  • d. het realiseren van een tennisbaan, mits de totale oppervlakte niet groter is dan 800 m2;
  • e. het realiseren van een paardenbak, mits de totale oppervlakte niet groter is dan 1200 m2.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.4.2 onder b sub 1, ten behoeve van het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte per woning tot niet meer dan 150 m2, mits de verkeersaantrekkende werking geen nadelige gevolgen heeft op de omliggende natuur- en landschappelijke waarden en het nabijliggende stiltegebied. De voorwaarden, zoals genoemd in lid 8.4.2 onder b sub 2 t/m 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Voor zover deze als relevant kunnen worden beschouwd voor het plangebied wordt voor de bepalingen van dit artikel verwezen naar het bestemmingsplan Wellerwaard (moederplan).

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Voor zover deze als relevant kunnen worden beschouwd voor het plangebied wordt voor de bepalingen van dit artikel verwezen naar het bestemmingsplan Wellerwaard (moederplan).

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Voor zover deze als relevant kunnen worden beschouwd voor het plangebied en in dit plan geen afwijkende regeling wordt getroffen, wordt voor de bepalingen van dit artikel verwezen naar het bestemmingsplan Wellerwaard (moederplan).

11.1 Kangoeroewoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7 en 8 om een kangoeroewoning toe te staan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de kangoeroewoning deel uitmaakt van een hoofdgebouw en daarmee fysiek één geheel vormt, maar als zelfstandige wooneenheid is aan te merken;
  • b. de kangoeroewoning beslaat maximaal 1/3 deel van de oppervlakte en inhoud van het geheel van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
  • c. het geheel van het oorspronkelijk hoofdgebouw en de kangeroewoning past binnen de maatvoering van de voorgeschreven bouwregels;
  • d. per hoofdgebouw maximaal 1 kangoeroewoning is toegestaan;
  • e. er bestaat een open verbinding tussen het oorspronkelijke hoofdgebouw en kangoeroewoning;
  • f. de bewoners van de zelfstandige wooneenheden een familiaire band hebben;
  • g. de kangoeroewoning heeft geen eigen voordeur;
  • h. de kangoeroewoning krijgt geen eigen huisnummer;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
  • j. de verkeersveiligheid mag niet in het geding komen;
  • k. de stedenbouwkundige/ruimtelijke structuur/samenhang van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;
  • l. er moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Wellerwaard - partiële herziening van de gemeente Noordoostpolder.