direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Emmelhage, herziening 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00513-VS01

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen met daarbijbehorende aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen, andere-werken, tuinen, parkeerplaatsen, paden en erven;
  • b. water met daarbij behorende andere bouwwerken, zoals steigers en vlonders;
  • c. zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning'.

6.2 Bouwregels

Op de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

6.2.1 Hoofdgebouwen i.c. woonhuizen

Voor hoofdgebouwen i.c. woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw wordt uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd;
  • b. de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven maximale goot- en bouwhoogte dient in acht te worden genomen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen woonhuizen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen woonhuizen twee-aaneen worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen woonhuizen aaneengebouwd worden gebouwd, waarbij geldt dat het aantal aaneen gebouwde woonhuizen niet minder mag bedragen dan 2 en niet meer mag bedragen dan 10;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 70° bedragen;
  • g. de minimale afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste:
    • 1. 5 m ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    • 2. 3 m ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    • 3. 1,5 m ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';

met dien verstande dat:

    • 4. deze afstanden uitsluitend gelden voor vrijstaande woonhuizen en voor de vrijstaande zijde van halfvrijstaande woonhuizen;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' deze afstand mag worden verkleind tot ten minste 3 m, mits: gebouwd wordt binnen het bouwvlak en de gronden naast het bouwvlak de bestemming 'Tuin' hebben, met dien verstande dat voor de minimale zijdelingse afstand tot het aangrenzende bouwperceel de afstand zoals genoemd bij g.1 van toepassing is;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' deze afstand mag worden verkleind tot 0 m, indien het een hoekwoning betreft waarvan de zijdelingse perceelsgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied.
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent' mag de bouwhoogte van maximaal 25 m² van het gebouw worden verhoogd tot ten hoogste een vierde bouwlaag, en geldt een minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van 3 m;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient een woonhuis met de voor- of zijgevel in deze bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. indien twee gevellijnen samenkomen, ten minste één hoek van het woonhuis in één van deze bouwgrenzen wordt geplaatst en één gevel in de andere bouwgrens;
    • 2. indien de gevellijn parallel loopt aan de 'langzaam verkeersroute' ten minste één hoek van het woonhuis in deze bouwgrens wordt geplaatst;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 1' dient een noklijn met een lengte van ten minste 50% van de breedte van het woonhuis evenwijdig aan de weg te worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. indien ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' een gevellijn is aangeduid, de nokrichting evenwijdig aan deze gevellijn dient te zijn;
    • 2. de verplichte nokrichting niet geldt voor woonhuizen aan het einde van een bouwvlak;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 2' dient een noklijn met een lengte van ten minste 50% van de diepte van het woonhuis haaks op de weg te worden gebouwd, met dien verstande dat de verplichte nokrichting niet geldt voor woonhuizen aan het einde van een bouwvlak;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels' mag de afstand van de vrijstaande zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens bij twee-aaneen woonhuizen niet minder bedragen dan 2,5 m.
6.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van een woonhuis en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 3 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 1 m;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 70 m², mits deze gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van het achter de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan gelegen erf (exclusief de oppervlakte van het woonhuis);
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen op erven van ten minste 3.000 m² ten hoogste 120 m²;
  • e. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of een aangebouwd bijgebouw bedraagt ten hoogste 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m.
6.2.3 Andere bouwwerken

Voor een ander bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. indien deze vóór de voorgevel van het woonhuis en het verlengde daarvan worden gebouwd bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 1 m;
  • b. in overige gevallen bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 2,5 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1 j en k ten behoeve van het incidenteel afwijken van de aangegeven nokrichting bij een opeenvolging van ten minste 8 woonhuizen die als samenhangend geheel worden gebouwd, mits dit strekt tot bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundige opzet van de omgeving;
  • b. lid 6.2.2 b voor het toestaan van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens, mits er geen afbreuk wordt gedaan aan de goede woonsituatie, en de ruimtelijke kwaliteit en stedenbouwkundige opzet van de omgeving.
6.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van:

  • a. de ruimtelijke kwaliteit;
  • b. de stedenbouwkundige invulling van de gebouwde omgeving; en
  • c. een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van aangrenzende erven;

nadere eisen stellen aan de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing, waaronder in ieder geval is begrepen de plaats van de voorgevelrooilijn van het woonhuis en de positie van deze rooilijn ten opzichte van de naastgelegen woonhuizen.

6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik

Voor vrijstaande bijgebouwen geldt dat deze niet mogen worden aangewend voor doeleinden van directe bewoning.

6.5.2 Geoorloofd gebruik

Een aan huis verbonden beroep is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van het woonhuis en ten hoogste 60% van de oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel nimmer meer bedraagt dan 75 m²;
  • b. de uitstraling als woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen kapsalon en/of schoonheidssalon is toegestaan;
  • f. geen detailhandel is toegestaan;
  • g. het beroep uitsluitend door (een van) de bewoner(s) wordt uitgeoefend.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het gebruik van woningen en/of bijgebouwen ten behoeve een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste 30% van de oppervlakte van het woonhuis en ten hoogste 60% van de oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel nimmer meer bedraagt dan 75 m²;
  • b. de uitstraling als woning intact blijft;
  • c. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik geen nadelige gevolgen heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • e. geen detailhandel is toegestaan;
  • f. het bedrijf uitsluitend door (een van) de bewoner(s) wordt uitgeoefend, en
  • g. het betreft bedrijven die genoemd zijn in de in bijlage 1 opgenomen Lijst van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, dan wel bedrijven die daarmee qua aard, omvang en invloed vergelijkbaar zijn.