3.7 Beeldkwaliteit
Bij de ontwikkeling van het plan is gekozen voor kwaliteit. De woningmarkt in Ens moet niet alleen in kwantitatieve zin worden aangevuld, maar ook in kwalitatieve zin. Er wordt een grote samenhang tussen de stedenbouwkundige planopzet, de architectuur van de te realiseren woningen en de inrichting van de openbare ruimte tot stand gebracht. Het resultaat is een woongebied met een eigen identiteit waarbij voldoende ruimte is voor creativiteit, variatie en individuele smaak.
In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de aspecten die bepalend zijn voor de beeld- en ruimtelijke kwaliteit van het plangebied. De eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit zullen in een afzonderlijk beeldkwaliteitsplan uitgebreid worden beschreven.
Bij de beschrijving van het verkavelingsplan is al uitgebreid ingegaan op de stedenbouwkundige aspecten. Bovendien zijn in de voorschriften van het bestemmingsplan de objectieve bepalingen geregeld die de maatvoering van de woningen bepalen: hoogte, breedte en kaphelling.
Daarnaast zijn de specifieke kenmerken van de architectuur van de te bouwen woningen, zoals herkenbaarheid, kleur, identiteit, karakter van wezenlijk belang. Ook belangrijk is de inrichting van de open ruimte, omdat hierdoor "het gezicht" van de wijk bepaald wordt. Voor de inrichting van de openbare ruimte wordt nog een samenhangend ontwerp gemaakt. Bestrating, groenvoorzieningen, straatmeubilair en verlichting worden voor wat betreft materiaal, soort, kleur en hoogte op elkaar afgestemd.
Wat betreft de beeldkwaliteit zijn er drie categorieën randvoorwaarden zijn, waarvan de juridische betekenis divers is. Er zijn randvoorwaarden die:
- voortkomen uit de bestemmingsplanvoorschriften;
- als welstandscriteria door de welstandscommissie kunnen worden gehanteerd;
- niet publiekrechtelijk zijn af te dwingen, maar stedenbouwkundig worden gewenst.
De woningwet vraagt van de gemeente om welstandscriteria vast te stellen. In deze paragraaf wordt ingegaan op deze criteria, die te zijner tijd worden vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan. Bij het formuleren van de criteria zijn de systematiek en de terminologie van het vastgestelde Welstandsbeleidsplan gehanteerd.
Zie Bijlage 9 Welstandscriteria.
Situering
-
1. De bebouwing dient zich te richten naar de openbare ruimte.
-
2. Bijgebouwen dienen zodanig gesitueerd te zijn dat ze ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw en het straatbeeld niet verstoren.
Vormgeving
-
1. Extra aandacht moet worden besteed aan de vormgeving van voorgevels en vanuit de openbare ruimte zichtbare zijgevels en achtergevels.
-
2. Woningen die aan twee zijden grenzen aan de openbare weg krijgen extra aandacht.
-
3. De nokrichting in het plan is deels aangegeven als een verplichte nokrichting, die in hoofdzaak in de aangegeven richting dient te verlopen.
-
4. Bij de "koppen" van rijenwoningen zijn bijzondere kapvormen mogelijk.
-
5. Aandacht voor verbijzondering van de eindwoningen bij rijenwoningen.
-
6. Op markante plekken (dan wel in markante plandelen) wordt aandacht gevraagd voor samenhang in architectuur van de naast elkaar te bouwen woningen. De samenhang strekt zich uit over de kleurstelling, de nokrichting, de kapvorm en de gevelindeling. De verschillen in de bouwplannen dienen niet te groot te zijn. De bouwplannen zullen per plandeel ingediend en beoordeeld worden.
-
7. De bouwaanvragen dienen inzicht te geven in de verplicht te realiseren erfafscheidingen (daar waar zijtuinen grenzen aan de openbare ruimte).
-
8. Wijzigingen bij rijenwoningen en dubbele woningen dienen te passen in de gehele blokopbouw.
-
9. Per rij of blok hanteren van eenzelfde type dakopbouw/dakkapel.
Detaillering, kleuren en materialen
-
1. Diverse kleuren en materialen zijn toegestaan, mits deze harmoniëren met de directe omgeving.
-
2. Aan de randen van het plangebied dienen geen lichte kleuren en reflecterende vlakken te worden toegepast. Wit, grijs of lichtgeel komt hier niet voor.
-
3. Gevels die geheel uit witte steen bestaan, mogen niet worden toegepast. De kleur van de gevelsteen varieert (rood, roodbruin overheerst).
-
4. Toepassing van een sterk contrasterende witte voeg wordt niet toegestaan.
-
5. Materialen en kleuren van een aanbouw dienen gelijk te zijn aan of harmoniëren met die van het hoofdgebouw. In het algemeen worden gedekte kleuren voorgestaan.
-
6. In geval van projectmatige bouw geldt dat daar waar zij- en/of achtererven grenzen aan de openbare weg, projectmatige erfafscheidingen dienen te worden aangebracht. De erf-afscheiding bestaat uit minimaal één meter hoge tuinmuur met daarboven een schermconstructie.