direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein - 3
Plan: Ens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0171.BP00483-VS01

Artikel 5 Bedrijventerrein - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijventerrein - 3 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1, 2 en 3.1 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2', tevens bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 3.2 van Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens het wonen in een bedrijfswoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast', tevens een gsm/telecommunicatiemast;

met daarbijbehorende:

  • e. gebouwen, een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken daaronder niet begrepen, tenzij anders in dit plan is geregeld;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. andere-werken;
  • h. ontsluitingswegen en paden;
  • i. watergangen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • m. bedrijfskantoren zijn toegestaan en de vloeroppervlakte ten hoogste 30% bedraagt van het bruto vloeroppervlak van het bedrijfspand met een maximum van 2.000 m²,
  • n. detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, detailhandel in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
  • o. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • p. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • q. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • r. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het besluit M.E.R. 1994 niet zijn toegestaan.
5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen.

5.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een gebouw waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen mag alleen worden gebouwd indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldoende parkeer- of stallingsruimte wordt gerealiseerd;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet minder zijn dan 20 en niet meer dan 70;
  • d. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • g. op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan bestaande bebouwing met afwijkingen in maten en afmetingen mag gehandhaafd worden.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor een bijbehorend bouwwerk bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 40 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggemasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag de bouwhoogte niet meer dan 30 m bedragen;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 10 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. bewoning van bedrijfsruimten;
  • b. het gebruik van gronden als staanplaats voor onderkomens en als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, tenzij dit noodzakelijk is in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden en gebouwen.
5.4 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 5.1 en tevens bedrijven toelaten die niet zijn genoemd in Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, of die volgens Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten, van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de reeds toegelaten categorie, met dien verstande dat:

  • a. Bevi-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan.
5.4.1 Afwegingskader

Een in 5.4 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.