direct naar inhoud van Regels
Plan: Overdinkel 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0168.01BP0010BP00-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Overdinkel 2014 van de gemeente Losser;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0168.01BP0010BP00-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aanpijling

een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren, met inbegrip van productiegerichte paardenhouderijen;

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bed and breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed and breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.12 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;

1.13 bestaande
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 carport

een ten hoogste door drie wanden omsloten overdekte ruimte, bestemd voor de stalling van (motor-)voertuigen, waarbij geen sprake is van een wand aan de naar de weg gekeerde (voor-)zijde;

1.25 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.26 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.29 evenement

een voor het publiek toegankelijke activiteit met een duur van ten hoogste veertien dagen aaneengesloten. Onder de duur van de activiteit wordt eveneens de periode verstaan die benodigd is voor het opbouwen en afbreken van de voor de activiteit benodigde voorzieningen;

1.30 extensieve dagrecreatie

die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.32 gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen een dak;

1.33 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken, met inbegrip van aan- en uitbouwen;

1.34 horeca(bedrijf)

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.35 hulpbehoevende in de zin van mantelzorgbehoevende

een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen, zoals genoemd in de Wet maatschappelijke ondersteuning, ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

1.36 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.37 kleinschalige bedrijfsactiviteit

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel of prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.38 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.39 maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.40 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaalmedische, sociaalculturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.41 mantelzorg

langdurige zorg die, niet in het kader van een hulpverlenend beroep, wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.42 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.43 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven;

1.44 peil

1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;

1.45 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.46 risicovolle inrichting

een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.47 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.48 sportkantine

een verblijfslocatie waarin de verstrekking van dranken etenswaren gericht is op de gebruikers van de sportvoorziening;

1.49 twee-aaneen woning

een twee-onder-een-kapwoning;

1.50 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.51 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.52 woonhuis

een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Gebouwen en bouwwerken
  • a. De afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens:
    vanaf de buitenwerkse gevelvlakken dan wel, indien sprake is van overstekende daken met een overstekend gedeelte van meer dan 0,75 m, respectievelijk overstekken van meer dan 0,75 m, vanaf de buitenrand van het overstekende dak/de overstek, neerwaarts geprojecteerd, tot de kadastrale zijgrens van het perceel.
  • b. De bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • c. De breedte van een gebouw:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
  • d. De dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  • e. De goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • f. De inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  • g. De oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers met ten hoogste 50% van de gevelbreedte van een hoofdgebouw, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1 m wordt overschreden

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - 1 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgrond;
  • b. een bergbezinkbassin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bergbezinkbassin';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensieve dagrecreatie;

met de daar bijbehorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. infrastructurele voorzieningen, zoals deze bestonden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen.
3.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - 1 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer 1,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt niet meer dan 2 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

a. het gebruik van de gronden ten behoeve van boom- en sierteelt;

b. het gebruik van de gronden voor de opslag van mest, veevoer en materialen;

c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas in de vorm van eenrijige beplanting langs landbouwgronden, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt;
  • b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant tot een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 1 ha;
  • c. het inrichten van gronden ten behoeve van natuurontwikkeling tot een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 1 ha;
  • d. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • e. het dempen en/of graven van sloten, poelen en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • f. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie;
  • g. het aanleggen en/of verharden van paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen en/of verharden van wegen ter ontsluiting van percelen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  • i. het uitvoeren van exploitatieboringen.
3.4.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

3.4.3 Strijd met de bestemming

De in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden.

3.4.4 Advies waterschap

Indien de vergunning gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding, wordt de aanvraag voor de omgevingsvergunning voorgelegd aan het betreffende waterschap met het verzoek de aanvraag te voorzien van een deskundigenadvies.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarische bedrijf, met dien verstande dat:
    • 1. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 agrarisch bedrijf is toegestaan;
    • 2. een intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • b. één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstande dat een bedrijfswoning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';

met daar bijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen en erven;
  • f. ontsluitingspaden;
  • g. agrarische gronden.
4.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Bouwwerken

Voor een bouwwerk geldt dat dit uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt.

4.3 Wijzigingsbevoegdheid
4.3.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' wijzigen in de bestemming ' Wonen ', ' Tuin ', ' Bedrijf ' of ' Agrarisch - 1 '.

4.3.2 Afwegingskader

Een in 4.3.1 genoemde wijziging wordt slechts vastgesteld, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de waarden die het plan beoogt te beschermen.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - huidige bedrijfsactiviteit' op het adres:
    • 1. Hoofdstraat 124 mede voor een plaatwerkerij;
    • 2. Hoofdstraat 226 mede voor detailhandel in fietsen en fietsonderdelen;
    • 3. Kerkhofweg 209 mede voor een bouw- en aannemersbedrijf met een werkplaats groter dan 1.000 m2;
    • 4. Spinnersweg 168 mede voor een sportschool;
  • c. wonen;

met de daar bijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. erven en terreinen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • h. parkeervoorzieningen;

met uitzondering van:

  • i. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • j. risicovolle inrichtingen;
  • k. detailhandel.
5.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’ of de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 2,5 m.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt niet meer dan 1 per bouwperceel;
  • b. de inhoud bedraagt niet meer dan 600 m3;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’;
  • d. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’ of de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • e. voor niet-inpandige bedrijfswoningen bedraagt de goothoogte niet meer dan 4 m en de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 60°.
5.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 4 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 65 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1 m.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.1 onder c en worden toegestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verminderd tot 0 m;
  • b. 5.2.3 onder a en worden toegestaan dat tot aan de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • c. 5.2.4 onder b en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, 12 m bedraagt.
5.3.2 Afwegingskader

Een in 5.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de externe veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 5.1 onder a en kunnen tevens bedrijven worden gevestigd die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Staat van bedrijven of die volgens Bijlage 1 Staat van bedrijven van een hogere categorie zijn, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de desbetreffende categorieën, met dien verstande dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • b. 5.1 onder m en kan productiegebonden detailhandel worden toegestaan.
5.4.2 Afwegingskader

Een in 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de externe veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1 Wijzigen

Burgemeester en wethouders kunnen:

  • a. nadere aanduidingen met betrekking tot de functie van de verbeelding verwijderen danwel bestemmingsvlakken voorzien van nieuwe functieaanduidingen;
  • b. de bestemming wijzigen in de bestemmingen ' Wonen ', ' Wonen - Woongebouw ', ' Tuin ', ' Maatschappelijk ', ' Centrum ' en/of ' Groen '.
5.5.2 Afwegingskader

Een in 5.5.1 genoemde wijziging wordt slechts vastgesteld, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de waarden die het plan beoogt te beschermen.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuizen, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

met de daar bijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. erven en terreinen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • f. parkeervoorzieningen;

met dien verstande dat in de bestemming niet zijn begrepen:

  • g. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • h. risicovolle inrichtingen.
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf - Nutsvoorziening ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bos ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (hoog)opgaande afschermende beplanting;
  • b. bos;
  • c. waterlopen;

met de daar bijbehorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. voet- en fietspaden;
  • f. voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de voor ' Bos ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Centrum ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor zover het de begane grond betreft, voor detailhandel, horecabedrijven als genoemd in categorie I van Bijlage 3 Horecalijst, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;
  • b. voor zover het de verdieping(-en) betreft, voor woningen;

met daar bijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • i. groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels

Op de voor ' Centrum ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’ of de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. de dakhelling bedraagt niet meer dan 60°.
8.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden in aanvulling op of in afwijking van het bepaalde in 8.2.1 de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 4 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
  • b. in overige gevallen bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2.3 onder b en worden toegestaan dat de hoogte voor reclame-uitingen wordt verhoogd tot 4 m.

8.3.2 Afwegingskader

Een in 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik van bijgebouwen voor detailhandel.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 ten behoeve van het gebruik van:

  • a. de begane grond voor woningen;
  • b. de verdieping(en) voor detailhandel, horecabedrijven als genoemd in categorie I van Bijlage 3 Horecalijst, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening;
8.5.2 Afwegingskader

Een in 8.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de externe veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 9 Gemengd

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Gemengd ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. culturele doeleinden;
  • c. horeca, met dien verstande dat uitsluitend horecabedrijven tot en met categorie 3 zijn toegestaan van Bijlage 3 Horecalijst;
  • d. bedrijven, als genoemd in Bijlage 2 Staat van bedrijven functiemenging;
  • e. detailhandel;
  • f. dienstverlening;
  • g. evenementen;
  • h. sportvoorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum', tevens een schietbaan en bijbehorende voorzieningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens een sportvoorziening;
  • k. gebouwen;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. werken en werkzaamheden;
  • n. voorzieningen voor koude- en warmteopslag;
  • o. terreinen;
  • p. wegen en paden;
  • q. parkeervoorzieningen;
  • r. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • s. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels

Op de voor ' Gemengd ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van terrasoverkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 9.2.1 onder a en worden toegestaan dat buiten het bouwvlak een fietsenstalling en/of een berging wordt gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de fietsenstalling en de berging buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m2;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  • b. 9.2.2 onder b en worden toegestaan dat de hoogte voor reclame-uitingen wordt verhoogd tot 4 m.
9.3.2 Afwegingskader

Een in 9.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
9.4.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ' Gemengd ' wijzigen in de bestemming ' Wonen ', met dien verstande dat de in dit plan toegestane bouwhoogte blijft gelden.

9.4.2 Afwegingskader

De in 9.4.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden;
  • c. spelen;
  • d. een wijkspeelvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’;
  • e. een pinbox, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'openbare dienstverlening';
  • f. parkeerstroken;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met daar bijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. verhardingen.
10.2 Bouwregels

Op de voor ' Groen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Artikel 11 Groen - Park

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen - Park ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. (hoogopgaande) beplantingen;
  • c. paden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. culturele kunstwerken;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen in een parkachtige aanleg, wadi's daaronder begrepen;

met daar bijbehorende:

  • g. gebouwen;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • i. verhardingen.
11.2 Bouwregels

Op de voor ' Groen - Park ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bestemmingsvlak mag voor niet meer dan 2% worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 7 m bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.

Artikel 12 Horeca

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Horeca ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voor zover het de begane grond betreft, voor horecabedrijven in de categorieën I, II en III van Bijlage 3 Horecalijst;
  • b. voor zover het de verdieping(-en) betreft, voor woningen en opslag ten behoeve van en in directe relatie met de op de begane grond gevestigde functie;
  • c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daar bijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. terrassen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen.
12.2 Bouwregels

Op de voor ' Horeca ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’;
  • d. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30º en niet meer dan 60º.
12.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1;
  • b. de inhoud bedraagt niet meer dan 600 m3;
  • c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen geldt dat de goothoogte niet meer bedraagt dan 6 m en de dakhelling niet meer dan 60°.
12.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 4 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
  • b. in overige gevallen bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2.3 onder a voor het bouwen tot aan de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan.

12.3.2 Afwegingskader

Een in 12.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de externe veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 13 Maatschappelijk

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;
  • c. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. nutsvoorzieningen;

met daar bijbehorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. erven en terreinen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’ of de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • d. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' dient - in afwijking in zoverre van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de hoofdvorm bepalende maten van niet meer dan 5% is toegestaan.
13.2.2 Bedrijfswoningen

Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1;
  • b. de inhoud bedraagt niet meer dan 600 m3;
  • c. voor niet-inpandige bedrijfswoningen bedraagt de goothoogte niet meer dan 6 m en de dakhelling niet meer dan 60°.
13.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 4 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4 m.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2.4 onder b voor de verhoging van de bouwhoogte tot niet meer dan 12 m.

13.3.2 Afwegingskader

Een in 13.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de externe veiligheid.
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 14 Maatschappelijk - Begraafplaats

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk - Begraafplaats ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaatsen en voorzieningen ten behoeve van de lijkbezorging;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;

met daar bijbehorende:

  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • g. verhardingen.
14.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk - Begraafplaats ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. het bestemmingsvlak mag voor niet meer dan 1% worden bebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Dagrecreatie ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daarbij behorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. wegen;
  • f. paden;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Dagrecreatie ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
15.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' bedraagt het aantal bedrijfswoningen niet meer dan 1;
  • b. de inhoud bedraagt niet meer dan 600 m3.
15.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 4 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 65 m2;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1 m.
15.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • b. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedragen.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Sport ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren;
  • b. een sportkantine;
  • c. een kinderdagverblijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  • d. een antennemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'antennemast';
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;

met daar bijbehorende:

  • h. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. wegen en paden.
16.2 Bouwregels

Op de voor ' Sport aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. het bestemmingsvlak mag voor niet meer dan 3% worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de afstand tot de bestemmingsgrens mag niet minder dan 10 m bedragen.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de mast ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' bedraagt niet meer dan 40 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,5 m;
  • c. de bouwhoogte van een lichtmast bedraagt niet meer dan 15 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt niet meer dan 6 m.

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. gebouwen, erkers en ingangspartijen ten dienste van de aangrenzende bestemming ' Wonen ';

met daar bijbehorende:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. erven;
  • f. in- en uitritten;
  • g. parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels

Op de voor ' Tuin ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat uitsluitend zijn toegestaan erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen ten dienste van de aangrenzende bestemming ' Wonen ', met dien verstande dat deze (van een woonhuis deeluitmakende) bebouwing de bouwgrens, over maximaal de halve gevelbreedte, met niet meer dan 1,5 m mag overschrijden en:

  • a. de afstand tussen de bebouwing en een trottoir minimaal 3 m bedraagt;
  • b. de afstand tussen de bebouwing en de weg minimaal 5 m bedraagt.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedraagt.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 17.2 ten behoeve van de bouw van ten hoogste één carport bij een tot ' Wonen ' bestemd hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen;
  • c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. de carport ten hoogste 2 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan, mag worden gebouwd;
  • e. indien de bestemming ' Tuin ' grenst aan een trottoir of voetpad, de afstand tot het trottoir of voetpad niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • f. indien de bestemming ' Tuin ' direct grenst aan de weg, de afstand tot de weg niet minder dan 5 m mag bedragen.
17.3.2 Afwegingskader

De in 17.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' uitsluitend voor een fietsenstalling;

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met daar bijbehorende:

  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. werken, geen bouwwerk zijnde;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • g. groenvoorzieningen.
18.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling';
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, voorzover het geen bouwwerken betreft voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 8,5 m bedraagt.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt gerekend het inrichten van wegen met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 19 Verkeer - Fietspad

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Fietspad ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voet- en fietspaden;

met daar bijbehorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. water;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • e. groenvoorzieningen.
19.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Fietspad ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. een evenemententerrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • d. horecaterrassen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras';

waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer, met daar bijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • g. water;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen.
20.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Verblijfsgebied ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 6 m;
  • b. in overige gevallen bedraagt de bouwhoogte, voor zover het geen bouwwerken betreft voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 5 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 20.2.1 en worden toegestaan dat ten behoeve van het Kulturhus een fietsenstalling en/of een berging wordt gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de fietsenstalling en de berging, mede in de bestemming ' Gemengd ', niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
20.3.2 Afwegingskader

Een in 20.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt gerekend het inrichten van wegen met meer dan 2 rijstroken.

Artikel 21 Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterberging;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. recreatief medegebruik;

met daar bijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde;
  • g. verhardingen.
21.2 Bouwregels

Op de voor ' Water ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5 m.

Artikel 22 Wonen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' uitsluitend voor het stallen van (motor)voertuigen;
  • c. het behoud, de versterking en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument’;

met daar bijbehorende:

  • d. gebouwen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. tuinen en erven;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen.
22.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

22.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' het aantal aaneen te bouwen woningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. de breedte van een vrijstaand woonhuis bedraagt niet minder dan 6 m en van andere woonhuizen niet minder dan 5 m;
  • d. de afstand van een vrijstaand woonhuis en van de vrijstaande zijde van een aaneengebouwd woonhuis tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 3 m;
  • e. de goothoogte bedraagt:
    • 1. niet meer dan de aangegeven maximale goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’, 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' of de aanduiding 'maximum goothoogte (m)';
    • 2. niet minder dan de aangegeven minimale goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' of de aanduiding 'minimum goothoogte (m)';
  • f. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ en indien geen aanduiding voorkomt niet meer dan 10 m;
  • g. de dakhelling bedraagt niet minder dan 25° en niet meer dan 60°;
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' dient - in afwijking in zoverre van de in dit artikel opgenomen maatvoering - de uitwendige hoofdvorm van de bestaande gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goot- en bouwhoogte en dakvorm, te worden gehandhaafd, met dien verstande dat een afwijking van de hoofdvorm bepalende maten van niet meer dan 5% is toegestaan;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, over maximaal de helft van de gevelbreedte, dat de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden, mits:
    • 1. de afstand tussen de bebouwing en een trottoir minimaal 3 m bedraagt;
    • 2. de afstand tussen de bebouwing en de weg minimaal 5 m bedraagt;
    • 3. de afstand tussen een erker en de zijdelingse perceelgrens minimaal 2 m bedraagt;
    • 4. de inhoud van een erker niet meer dan 50 m3 bedraagt;
    • 5. de hoogte van een erker, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer dan 3,25 m bedraagt;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder e en g geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende kapvorm' dat de goothoogte en de dakhelling minder mogen bedragen dan bepaald onder e en g;
  • j. in afwijking van de in dit artikel opgenomen maatvoering geldt ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' dat:
    • 1. een gebouw binnen een bouwvlak dient te worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
22.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 4 m;
  • b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan:
    • 1. - 50 m2 bij een in een rij aaneen gebouwd woonhuis;

- 65 m2 bij een vrijstaand of twee-aaneen gebouwd woonhuis;

    • 1. en niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet wordt meegerekend;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    • 2. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 3 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1 m;
  • f. bij een hoofdgebouw mag ten hoogste één carport worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 4. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet minder dan 1 m mag bedragen.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
  • b. in overige gevallen bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels
22.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 22.2.1 onder d voor het verminderen van de afstand tot 2 m;
  • a. 22.2.1 onder e voor het verhogen van de goothoogte van een hoofdgebouw aan één zijde tot niet meer dan 9 m, zulks ten behoeve van een lessenaarsdak;
  • b. 22.2.1 onder g voor het vergroten of verkleinen van de dakhelling van hoofdgebouwen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • c. 22.2.1 onder i voor het vergroten van de breedte van een erker voor de voorgevel van het hoofdgebouw tot twee derde van de gevelbreedte;
  • d. 22.2.2  onder a voor het bouwen van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • e. 22.2.2 onder f voor het bouwen van de carport tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • f. 22.2.1 voor het bouwen van tuinhuisjes op het zij- of achtererf, met dien verstande dat:
    • 1. indien het zijerf grenst aan openbaar toegankelijk gebied, 3 m afstand dient te worden gehouden ten opzichte van de perceelsgrens;
    • 2. de bruto-inhoud niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    • 3. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer is dan 3 m;
    • 4. de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 m is;
    • 5. de toevoeging van het gebouw niet tot gevolg mag hebben dat het bouwperceel voor meer dan 50% is bebouwd.
22.3.2 Afwegingskader

Een in 22.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de externe veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de woning en bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, anders dan bestaande aan huis verbonden beroepen en bestaande kleinschalige bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van de woning en bijgebouwen voor verblijfsrecreatie, met uitzondering van een bed and breakfast in het hoofdgebouw;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van permanente bewoning.
22.5 Afwijken van de gebruiksregels
22.5.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 22.4.1 onder a voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, mits:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteiten geen ernstige hinder opleveren voor het woonmilieu dan wel afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter in de buurt;
    • 2. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast en er, in samenhang daarmee, geen omgevingsvergunningsvrije reclameborden worden geplaatst;
    • 3. het medegebruik van de woning bestemd voor de bedrijfsactiviteiten beperkt blijft tot maximaal 30% van de inhoud van de woning en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m2;
    • 4. er geen detailhandels-, horeca- en/of prostitutieactiviteiten plaatsvinden;
    • 5. er een directe relatie bestaat tussen het beroep en de (hoofd)bewoner van de woning;
    • 6. er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat;
  • b. 22.4.1 onder b voor het bewonen van één woning door maximaal twee huishoudens, mits:
    • 1. de woning één hoofdtoegang houdt met daarachter één centrale hal van waaruit beide woonvertrekken direct bereikbaar zijn;
    • 2. in de woning maximaal één trap aanwezig is voor het bereiken van de eerste verdieping;
    • 3. er sprake is van één bouwmassa;
  • c. 22.4.1 onder c voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor een bed and breakfast, mits:
    • 1. de bed and breakfastvoorziening geen ernstige hinder oplevert voor het woonmilieu, dan wel afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter in de buurt;
    • 2. het gebruik beperkt blijft tot een vloeroppervlak van maximaal 30 m2;
    • 3. het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • d. 22.4.1 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
    • 1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
    • 2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, teamzorg;
    • 3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
    • 4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
    • 5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
    • 6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden, zoals vervat in de ter zake vastgestelde Beleidsnotitie Inbreiding en mantelzorg (Bijlage 4).
22.5.2 Afwegingskader

Een in 22.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 23 Wonen - Woongebouw

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen - Woongebouw ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met zorg;

met daar bijbehorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen en erven;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen.
23.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen - Woongebouw ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

23.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), ‘maximum bouwhoogte (m)’.
23.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per woning bedraagt niet meer dan 20 m2;
  • b. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m.
23.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. indien het voor de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt opgericht bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
  • b. in overige gevallen bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene bouwregels

25.1 Parkeer-, laad- en losruimte
25.1.1 Parkeerruimte

Indien de omvang of het gebruik van een bouwwerk daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk hoort.

25.1.2 Afmetingen parkeerruimte

De in 25.1.1 bedoelde parkeerruimte moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

  • a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,8 bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
  • b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 bij 5 m bedragen.
25.1.3 Laad- en losruimte

Indien het gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort.

25.1.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte.

25.1.5 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 25.1.1 en 25.1.3 :

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
25.2 Bestaande maten

In afwijking van de in de regels vermelde:

  • a. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk,
  • b. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd voor dat bouwwerk en voor uitbreidingen van dat bouwwerk.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het (laten) gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

27.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Ter plaatse van de aanduiding ' wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' geldt een wijzigingsbevoegdheid zoals omschreven in 29.1 .

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Afwijkingsbevoegdheid
28.1.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels ten behoeve van een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsregels ten behoeve van de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • d. de bestemmingsregels voor een aanpassing van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsregels voor een aanpassing van de bouwhoogte van kunstwerken en van zend-, ontvang- en/of sirenemasten tot niet meer dan 40 m;
  • f. de bestemmingsregels het plan voor het overschrijden van de grenzen van een bouwvlak naar de buitenzijde door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken;
    • 3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwvlakgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;

  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen.
28.1.2 Afwegingskader

Een in 28.1.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de externe veiligheid;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels

29.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
29.1.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. aanduidingen met betrekking tot de functie verwijderen of toevoegen;
  • b. grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven;
  • c. de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemmingen ' Wonen ', ' Verkeer ' en ' Tuin '.
29.1.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van een wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht bouwwerken

30.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
30.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

30.3 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 31 Overgangsrecht gebruik

31.1 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

31.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

31.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

31.4 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Overdinkel 2014 .

21 oktober 2014.