direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0120-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot een nieuw bestemmingsplan

De gemeenten in Overijssel hebben in het kader van de Regionale Woningbouw Programmering (RWP) afspraken gemaakt met elkaar en met de Provincie over het te realiseren woningbouwprogramma. De door de provincie en gemeenten gehanteerde systematiek is een vertaling van de principes van de Ladder voor Duurzame verstedelijking. Uitgangspunt is dat gemeenten bouwen voor de eigen behoefte. Met behulp van de Primos-prognose is deze behoefte in beeld gebracht.

Gemeenten hebben vervolgens in beeld gebracht hoeveel woningen er zijn vastgelegd in 'harde plannen' en of deze plannen aansluiten bij de vraag. Wanneer gemeenten nieuwe plannen willen toevoegen, dan kan dat alleen als er ruimte is in het programma.

Hengelo beschikt over een groot aanbod aan harde plannen. Dit aanbod in harde plannen sluit niet in alle gevallen aan op de behoefte. Het kan dus nodig zijn om te deprogrammeren.

Immers, plannen die niet aansluiten op de behoefte worden niet gerealiseerd en leggen daarmee een claim op het beschikbare woningbouwprogramma. Daarmee worden nieuwe ontwikkelingen op slot gezet. Dat is ongewenst. Om die reden wordt aanbod, dat niet aansluit op de vraag, of dat niet tot ontwikkeling is gekomen uit de markt gehaald.

Het voorliggende bestemmingsplan Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan voorziet in het schrappen van de planologische mogelijkheid voor woningbouw in het plangebied.

Het bestemmingsplan Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan bestaat uit een verbeelding en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de verbeelding zijn de te onderscheiden bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

1.2 Begrenzing plangebied

De grens van het plangebied Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan is op afbeelding 1 aangegeven. Deze grens wordt globaal gevormd door de Aletta Jacoblsaan aan de noordzijde, de Geerdinksweg aan de oostzijde, de spoorlijn Zutphen - Hengelo aan de zuidzijde en het perceel Aletta Jacobslaan 45 tot en met 51 (oneven) aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0001.png"

Afbeelding 1: plangebied Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de gronden die binnen dit plan zijn gelegen vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Gezondheidspark', dat op 15 december 2009 gewijzigd is vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0002.png"

Afbeelding 2: uitsnede bestemmingsplan Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan

De gronden zijn bestemd als 'Wonen'. Het deprogrammeren van woningbouwmogelijkheden in het plangebied past niet binnen deze bestemmingen. Derhalve wordt het bestemmingsplan 'Gezondheidspark' herzien.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Geschiedenis van het gebied

De geomorfologische ondergrond van het Gezondheidspark en omgeving is door water en wind gevormd. De basis van het gebied bestaat uit bezonken beekgronden en opgewaaide dekzandruggen. Het uiterlijke aanzien van het gebied is vooral door de mens bepaald. In de Middeleeuwen werd begonnen met de ontginning van de woeste gronden voor de landbouw. Afhankelijk van het soort terrein ontstonden verschillende agrarische landschapstypen.

Als gevolg van verstedelijking in de nabije omgeving, drainage, schaalvergroting, mechanisatie en efficiëntieoverwegingen is het gebied in de twintigste eeuw veranderd: de hooilanden hebben
plaatsgemaakt voor weilanden en veel lineaire beplantingen zijn gerooid. Het agrarisch grondgebruik is grotendeels blijven bestaan. Wel is het gebied geleidelijk aan wat verstedelijkt. Oorspronkelijk waren er geen harde grenzen tussen het Gezondheidspark en de landelijke gebieden van Woolde, Twickel, de
Vikkerhoek of Oele. Nu wordt het terrein omsloten door de Deldenerstraat (noord), de spoorlijn, de
Wilderinkshoek (zuid) en de rijksweg 35 (west).

In het plandeel tegen de stadsrand is in de tweede helft van de 20e eeuw een aantal instellingen en bedrijven gevestigd. Het grootste deel daarvan heeft een binding met de gezondheidszorg: het ZGT,
verpleeghuis TMZ, vestigingen van de Arbodienst en het Rode Kruis en Carint .

In december 2009 is het bestemmingsplan 'Gezondheidspark' vastgesteld, op grond waarvan het 'Gezondheidspark' verder wordt ontwikkeld.

2.2 Groen

Het plangebied vormt de zuidelijke rand van het in ontwikkeling zijnde 'Gezondheidspark'. Het plangebied heeft een stadsrandkarakter dat grotendeels wordt gekarakteriseerd als groene uitloper, waarin gras, houtwallen, bosjes en water zijn gelegen. Het gebied fungeert als uitloopgebied van de stad naar het buitengebied.

2.3 Water

In het plangebied ligt een watergang van het waterschap Vechtstromen. De watergang loopt verder buiten de plangrenzen ten zuiden van het plangebied.

2.4 Wonen

Op grond van de feitelijke bestaande situatie is in het plangebied een boerderij gelegen op het perceel Aletta Jacobslaan 64.

Het bestemmingsplan 'Gezondheidspark' maakt een nieuwe ontwikkeling van woningbouw mogelijk in het plangebied. Voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat deze locatie niet meer in aanmerking zou moeten komen ten behoeve van nieuwe woningbouw. Derhalve wordt gedeprogrammeerd op deze locatie, daarbij spelen meerdere overwegingen een rol, waar in hoofdstuk 3 nader op wordt ingegaan.

2.5 Voorzieningen

Ten noorden van het plangebied wordt het 'Gezondheidspark' ontwikkeld. Het 'Gezondheidspark' wordt een gebied dat ruimte biedt aan zorg, revalidatie en wonen in een groene omgeving. Op het terrein zijn al diverse nieuwe bedrijven en instellingen gevestigd die een relatie hebben met de gezondheidszorg.

Het 'Gezondheidspark' krijgt zijn identiteit door de bijzondere inrichting van het landschap.

2.6 Verkeer en infrastructuur

In de bestaande situatie wordt het plangebied ontsloten via de Aletta Jacobslaan. In- en uitrijden van de Aletta Jacobslaan kan alleen plaatsvinden van/naar de Geerdinksweg, omdat de Aletta Jacobslaan ter hoogte van de huisartsenpost is afgesloten voor doorgaand verkeer. Alleen buslijn 12 en de hulpdiensten kunnen deze afsluiting passeren.

De Aletta Jacobslaan is een erftoegangsweg (30 km/ uur) die hoofdzakelijk een functie heeft voor het ontsluiten van het parkeerterrein van het ziekenhuis en het K+R terrein nabij treinstation Hengelo Gezondheidspark.

Dagelijks rijden er circa 3.500 motorvoertuigen op de Aletta Jacobslaan. Voor fietsverkeer zijn deels vrijliggende fietspaden aanwezig. Voetgangers maken hoofdzakelijk gebruik van het parkeerterrein van het ziekenhuis. Doordat de Aletta Jacobslaan onderdeel uitmaakt van een parkeerverbod zone, mag alleen worden geparkeerd op de aangewezen parkeerplaatsen.

Direct ten zuiden van het plangebied ligt de spoorlijn tussen Hengelo en Zutphen. Op dit traject is sprake van zowel goederen- als personenvervoer.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plan

3.1 Wonen

3.1.1 Algemeen

De toekomstige woningbouwopgave is direct gerelateerd aan de toekomstige behoefte. Deze behoefte wordt gevormd door de ontwikkeling van het aantal huishoudens. De komende jaren laat Hengelo nog een lichte groei zien van het aantal huishoudens. Daarna, zo is de verwachting, zal het aantal huishoudens stabiliseren, of zelfs afnemen. Dit heeft consequenties voor de behoefte aan nieuwbouwwoningen: deze is de komende jaren beperkt en dient, met het oog op de toekomst, te landen op die plekken die de grootste bijdrage leveren aan de ruimtelijke en sociale kwaliteit van de stad.

In de afgelopen jaren is steeds nadrukkelijker de focus komen te liggen op herstructurering (sloop en nieuwbouw) en transformatie (hergebruik van bestaande panden). Dat heeft consequenties voor verdichtingslocaties (bebouwen van niet eerder bebouwde plekken in de stad) en uitbreidingslocaties (bebouwen van niet eerder bebouwde plekken buiten de stad). Lopende projecten (daar waar de uitvoering reeds is gestart) op verdichtings- en uitbreidingslocaties worden afgerond. Daarbij is in de meeste gevallen sprake geweest van herprogrammeren: het programma is naar beneden bijgesteld en er is gekozen voor een versnelde afronding van deze gebieden. Er worden geen nieuwe uitbreidingslocaties ontwikkeld en ten aanzien van verdichtingslocaties is het beleid restrictief. Daarover staat het volgende in het afwegingskader (zie ook paragraaf 4.3.2): Plannen voor transformatie en herstructurering van panden/gebieden gaan vóór plannen voor binnenstedelijke verdichting. De gemeente is terughoudend en selectief waar verdichting in de bestaande stad wordt toegestaan.

Als de planologische afweging voor woningbouw voor de voorliggende locatie op dit moment had voorgelegen, dan was voor deze locatie niet de keuze gemaakt voor woningbouw. Immers, het bebouwen van lege plekken is geen doel op zich. Niet iedere locatie hoeft te worden ingevuld. Open plekken in de stad, onderbrekingen in linten, groene gebiedjes en openheid op achtererven/binnenterreinen kennen een eigen waarde. Het feit dat een plek leeg is, is geen argument om deze te bebouwen. Aangetoond moet worden dat er sprake is van een bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit of het oplossen van een knelpunt, dit is ter beoordeling aan de gemeente.

3.1.2 Aletta Jacobslaan

Ten aanzien van de locatie aan de Aletta Jacobslaan is geconstateerd dat er sprake is van een verdichtingslocatie. Op grond van het gemeentelijk beleid geldt een sterk restrictief beleid ten aanzien van verdichtingslocaties. In haar huidige verschijningsvorm is er geen sprake van een negatieve ruimtelijke kwaliteit op deze locatie. De locatie heeft een groene uitstraling (grasland), welke past bij de omgeving. Het vormt een groen uitloopgebied vanuit de stad richting het buitengebied. Bebouwing van het gebied levert geen bijdrage (versterking) op aan de ruimtelijke kwaliteit en lost geen ruimtelijk knelpunt op. Het huidige gebruik vormt geen knelpunt voor het huidige danwel toekomstige gebruik van het gebied en de daarin aanwezige omliggende functies, immers dit gebruik is er al jaren gaande. Voor de op het terrein aanwezige bebouwing (voormalige boerderij) geldt dat er binnen de bestaande bebouwingscontouren voldoende mogelijkheden zijn voor transformatie c.q. herontwikkeling. Daarvoor hoeft niet het gehele terrein te worden bebouwd. Transformatie van de voormalige boerderij past overigens binnen het woonbeleid van de gemeente.

3.1.3 Conclusie

Vanuit de provincie wordt onverminderd sterk vastgehouden aan de afspraken zoals deze zijn vastgelegd in het Regionale Woonprogrammering. Dat betekent dat er in Hengelo niet of nauwelijks ruimte is voor het toevoegen van nieuwe woningbouwinitiatieven. De ruimtelijke opgave in Hengelo is groot. Nieuwbouw moet daar landen, waar zij de meeste bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Deprogrammeren van locaties die niet tot ontwikkeling komen, of waar ruimtelijk gezien niet langer de behoefte bestaat aan invulling met woningbouw, is nodig om deze nieuwe initiatieven mogelijk te maken. Op grond van het afwegingskader zou deze locatie, als er sprake zou zijn van een nieuw initiatief, niet kunnen worden toegevoegd aan het gemeentelijk woningbouwprogramma. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze locatie binnen afzienbare tijd ontwikkeld gaat worden. Bovendien past deze ontwikkeling niet meer binnen de huidige planologische en ruimtelijke inzichten. Om die reden is besloten om de mogelijkheden voor woningbouw op deze locatie te schrappen.

Hoofdstuk 4 Relevant beleid

Dit hoofdstuk beschrijft het voor dit bestemmingsplan relevante rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid van het rijk staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), welke op 13 maart 2012 is vastgesteld. De SVIR schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambitie tot 2040. Uitgangspunt van de SVIR is decentraal wat kan, centraal wat moet. Bij het bepalen van wat centraal moet, zijn 13 rijksbelangen omschreven. Een rijksverantwoordelijkheid is slechts dan aan de orde, als:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt, of;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan, of;
  • het een onderwerp betreft dat provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is.

Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het bestemmingsplan 'Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan' raakt geen rijksbelangen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. In 2016 is het Barro aangevuld. In het Barro is een aantal nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het gaat om Mainport ontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Ecologische hoofdstructuur, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJselmeergebied en Duurzame verstedelijking. Het Barro is gericht op doorwerking van deze nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Per onderwerp worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen.

Het bestemmingsplan 'Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan' raakt geen rijksbelangen.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd welke als procesvereiste is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd. Op 1 juli 2017 is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking in werking getreden, en zijn de zogenaamde "treden"komen te vervallen. Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt nu als volgt:

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op grond van artikel 1.1.1, lid 1 onder i Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

4.1.3.1 Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De Ladder is van toepassing op woningbouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer de stedelijke ontwikkeling 'nieuw' is.

De voorliggende ontwikkeling voorziet in het vastleggen van de feitelijke situatie, derhalve is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het bestemmingsplan 'Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan' is in die zin niet ladderplichtig.

4.1.4 Erfgoedwet (2016)

Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was tot en met juni 2016 geregeld in zes verschillende wetten (waaronder de Monumentenwet) en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden. Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan. Deze wet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Voor het eerst is er nu één integrale wet die betrekking heeft op onze museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Samen met de toekomstige Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Het beschermingsniveau zoals die in de oude wetten en regelingen gold blijft gehandhaafd.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel

De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie; het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel, waarbij duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit de leidende principes of ‘rode draden’ zijn. Deze 'Omgevingsvisie Overijssel 2017, Beken kleur' is op 12 april 2017 vastgesteld door Provinciale Staten en sinds 1 mei 2017 van kracht.

De 'Omgevingsverordening Overijssel 2017' (hierna 'verordening') is één van de instrumenten die de provincie daarvoor inzet. Deze verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch geborgd is.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De verordening heeft de status van:

  • Ruimtelijke verordening in de zin van artikel 4.1. Wet ruimtelijke ordening;
  • Milieuverordening in de zin van artikel 1.2. Wet milieubeheer;
  • Waterverordening in de zin van de Waterwet;
  • Verkeersverordening in de zin van artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2A van de Wegenverkeerswet.
4.2.2 Sturingsfilosofie, uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities van de provincie, wordt het 'Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel' gebruikt. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe. afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0003.png"

Afbeelding 3: Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 

4.2.3 Toetsing van het initiatief aan de Omgevingsvisie en -verordening Overijssel (inclusief regeling 'Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving')
4.2.3.1 Generieke beleidskeuzes

In heel Overijssel is een aantal beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema’s en locaties. Dit zijn:

  • integraliteit

De eis van integraliteit houdt in dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Dit vereiste is wettelijk geborgd in de Wet ruimtelijke ordening en derhalve zal aan deze eis in de toelichting van het voorliggende plan worden voldaan.

  • toekomstbestendigheid

De eis dat gekozen oplossingen voor maatschappelijke opgaven toekomstbestendig moeten zijn, houdt in dat een initiatief de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te kunnen voorzien niet in gevaar mag brengen. Initiatieven moeten bijdragen aan een duurzame benadering van ontwikkelingen die voorzien in de behoefte van de huidige generatie, maar die opties openhoudt om ook te voorzien in behoeften van toekomstige generaties. Met de in het voorliggende plan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voorzien in diverse typologieën woningen. Deze typologieën zijn niet alleen afgestemd met geïnteresseerden, maar voldoen ook aan de laatste duurzaamheidseisen. Daarmee is het een toekomstbestendig plan waarbinnen het ook mogelijk is om door te groeien.

  • concentratiebeleid

Het concentratiebeleid van de provincie Overijssel houdt in dat stedelijke ontwikkelingen (wonen, werken en voorzieningen) zoveel mogelijk geconcentreerd worden in de stedelijke netwerken Twente (Enschede, Hengelo, Almelo, Oldenzaal en Borne), Zwolle-Kampen en Deventer Stedendriehoek. Daar mag gebouwd worden voor de (boven)regionale behoefte. Aangezien het voorliggende plangebied voorziet in een stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt binnen het stedelijk gebied van Hengelo wordt aan deze beleidskeuze voldaan.

  • (boven)regionale afstemming

De verplichting tot (boven)regionale afstemming is erop gericht om gemeenten gezamenlijk verantwoordelijkheid te laten nemen voor de regionale programmering van woningbouw, werklocaties en stedelijke voorzieningen.

  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
    De eis van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik is erop gericht om onnodig nieuw ruimtebeslag – zowel ondergronds als bovengronds – te voorkomen. De provincie wil het onderscheid tussen het bestaande bebouwde gebied en de onbebouwde groene omgeving scherp houden. De voorliggende ontwikkeling vindt plaats in het bestaande bebouwde gebied van Hengelo en is als zodanig geen nieuwe claim op de Groene Omgeving.
4.2.3.2 Ontwikkelingsperspectieven

Het richtinggevende ontwikkelingsperspectief voor Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan is hierna in kaart en tekst weergegeven. Het plangebied heeft als ontwikkelingsperspectief 'Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0004.png"

Afbeelding 4: Uitsnede kaart Omgevingsvisie - ontwikkelingsperspectieven

Woon- en werklocaties binnen de stedelijke netwerken

Rond de binnensteden liggen de diverse woon- en werklocaties, elk met hun eigen woon-, werk- of mixmilieu. Herstructurering en transformatie moeten deze vitaal en aantrekkelijk houden en de diversiteit aan milieus versterken.

Specifieker is het plangebied gekenschetst als 'Steden binnen de stedelijke netwerken met voorkeurslocaties voor logistieke bedrijvigheid met een (boven)regionaal profiel'. Dit houdt in dat op logistieke voorkeurslocaties in Almelo-Hengelo, Zwolle-Kampen en Deventer ruimte is voor bedrijven met een (boven)regionaal logistiek profiel.

Toetsing van het initiatief aan het ontwikkelperspectief

De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend. Dit betekent dat er ruimte is voor lokale afweging. Naast ruimte voor een lokale afweging ten aanzien van functies en ruimtegebruik, is er ruimte voor een lokale invulling van de begrenzing: de grenzen van de ontwikkelingsperspectieven zijn signaleringsgrenzen.

Het plangebied vormt de zuidelijke rand van het 'Gezondheidspark'. Het 'Gezondheidspark' ontwikkeld zicht tot een gebied dat ruimte biedt aan zorg, revalidatie en wonen in een groene omgeving. Met de aanwezigheid van de voorstadshalte is het 'Gezondheidspark' geschikt voor (boven)regionale voorzieningen.

In het onderhavige bestemmingsplan worden de gronden binnen het plangebied bestemd conform het feitelijke bestaande gebruik als 'Wonen' (ten behoeve van de bestaande boerderij) en 'Groen'.

Deprogrammeren van locaties, die niet tot ontwikkeling komen, is nodig om nieuwe initiatieven mogelijk te maken. Op grond van het afwegingskader behorende bij de woonvisie zou deze locatie, als er sprake zou zijn van een nieuw initiatief, niet kunnen worden toegevoegd aan het gemeentelijk woningbouwprogramma. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze locatie binnen afzienbare tijd ontwikkeld gaat worden. Bovendien past deze ontwikkeling niet meer binnen de huidige planologische en ruimtelijke inzichten. Om die reden is besloten om de mogelijkheden voor woningbouw op deze locatie te schrappen.

De locatie heeft een groene uitstraling (grasland), welke past bij de omgeving. Het vormt een groen uitloopgebied vanuit de stad richting het buitengebied. Het 'Gezondheidspark' krijgt zijn identiteit door de bijzondere inrichting van het landschap. Alle buitenactiviteiten van de verschillende functies binnen het park zullen waar mogelijk aansluiten op de openbare ruimte. Het overwegend bestemmen van de gronden binnen het plangebied als 'Groen' draagt hieraan bij.

4.2.3.3 Gebiedskenmerken

De Omgevingsvisie werkt met een lagenbenadering om verschillende gebiedskenmerken in beeld te brengen. De gebiedskenmerken stellen de kaders waarbinnen het ontwikkelingsperspectief kan worden uitgevoerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:

  • een natuurlijke laag;
  • een laag van het agrarisch cultuurlandschap;
  • een stedelijke laag;
  • een laag van de beleving.

Op basis van de natuurlijke laag is er sprake van 'dekzandvlakte en ruggen'. Bij de natuurlijke laag, gaat het voornamelijk om grote gebieden waarvoor de provincie ambities en ontwikkelingsrichting heeft verwoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0005.png"

Afbeelding 5: Gebiedskenmerk natuurlijke laag: dekzandvlakte en ruggen

Voor dit landschapstype schrijft de provincie een norm voor; Dekzandvlakten en ruggen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf.

De feitelijke bestaande situatie wordt bestemd. De bestaande boerderij behoudt de bestemming 'Wonen', de overige gronden worden bestemd als 'Groen'.

De stedelijke laag is de laag van de steden, dorpen, verspreide bebouwing, wegen, spoorwegen en waterwegen. Het gaat in deze laag om de dynamiek van de steden en de grote infrastructurele verbindingen, maar ook om de rust van de dorpen en de landelijke wegen en paden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0006.png"

Afbeelding 6: Gebiedskenmerk stedelijke laag: Woonwijken 1955 - nu (lichtbruin)

Binnen de stedelijke laag wordt het grootste deel van het plangebied gekenmerkt als 'Woonwijken 1955 - nu'. Een klein deel, dat is gelegen in de hoek van de Geerdinksweg met het spoor ligt binnen de 'Bebouwingsschil 1900-1955.

De woonwijken van 1955 tot nu zijn planmatig opgezette uitbreidingswijken op basis van een collectief idee en grotere bouwstromen. Er is sprake van een tijdsgebonden verkavelingsstructuur op basis van verschillende ordeningsprincipes. Steeds is sprake van een afgeronde eenheid met duidelijke in- en uitgangen en kunst in de openbare ruimte. Binnen dit gebied is een bestaande boerderij gelegen die conform de feitelijke bestaande situatie als 'Wonen' wordt bestemd. Door te deprogrammeren is er geen sprake meer van een woningbouwontwikkeling.

De laag van het agrarisch cultuurlandschap en de laag van de beleving zijn niet van toepassing op het plangebied.

4.2.4 Conclusie ten aanzien van het provinciaal beleid

Geconcludeerd kan worden dat het voorliggende bestemmingsplan volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel verwoorde en het in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Regionale woonafspraken (RWP)

In het kader van de Regionale Woon Programmering Twente heeft, conform het bepaalde in de Ladder van duurzame verstedelijking, afstemming plaatsgevonden over de woningbouwopgave binnen de verschillende woningmarktregio's in Overijssel (regionale) en zijn hierover afspraken gemaakt.

Bestuursovereenkomst Woonafspraken 2016 - 2020 (ondertekening 29-1-2016), inclusief Regionale Woon Programmering Twente (RWP Twente 2015)

Voor de woningmarktregio waarin Hengelo valt zijn deze afspraken vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Woonafspraken Twente 2016-2020, welke op 29 januari 2016 door de provincie en de Twentse gemeenten zijn ondertekend. In de bestuursovereenkomst is beschreven dat gemeenten in beginsel bouwen voor de eigen behoefte en zoveel mogelijk binnenstedelijk. Deze eigen behoefte is vastgelegd in het 'RWP Twente (Regionale Woon Programmering)', welke onderdeel uitmaakt van de bestuursovereenkomst.

In het RWP is de behoefte in beeld gebracht en is deze afgezet tegen de woningbouwplannen die gemeenten hebben. Bij het ondertekenen van de bestuursovereenkomst was dat het RWP Twente 2015. Plannen die passen binnen de afspraken van het RWP (en dus voorzien in de eigen behoefte) hoeven niet opnieuw regionaal te worden afgestemd. De regionale behoefte is aangetoond en daarmee is aan de Ladder voldaan.

Bij het vaststellen van de bestuursovereenkomst was er voor de gemeente Hengelo sprake van een lichte overprogrammering (108%). Onderdeel van de bestuursovereenkomst met de provincie is dat gemeenten -indien sprake is van overprogrammering- 3 jaar de tijd hebben om het woningbouwprogramma in lijn te brengen met de behoefte (100%) en idealiter naar 80% van de behoefte, om daarmee ruimte te creëren voor nieuwe plannen die beter aansluiten bij de woningmarkt. Deze termijn is gekozen om gemeenten onder meer in de gelegenheid te stellen de -eventuele- financiële gevolgen van het deprogrammeren in beeld te brengen, en deze zo mogelijk te beperken of de benodigde middelen hiervoor te reserveren.

In 2017 zijn de afspraken met de provincie geactualiseerd in het RWP Twente 2017. Het college van Hengelo heeft op 9 mei 2017 met deze afspraken ingestemd. Nieuw in het RWP 2017 is dat de huishoudensontwikkeling wordt uitgedrukt in een bandbreedte. Uit deze geactualiseerde afspraken blijkt -gelet op de ruimtelijke opgave in Hengelo- evenwel nog steeds de noodzaak tot deprogrammeren. Daarover is in het RWP Twente 2017 het volgende aangegeven. dat de bovenkant van de bandbreedte kan worden opgezocht onder de volgende voorwaarden:

  • Het betreft voornamelijk woningbouwplannen binnen de bebouwde kom van de gemeente.
  • Indien sprake van overprogrammering heeft de gemeente een door provincie geaccordeerd deprogrammeerplan en is hier aantoonbaar voortvarend mee aan de slag.
  • Gemeenten hebben ook na 10 jaar nog groei laten zien, gemeenten met krimp moeten extra onderbouwen waarom ze de bovenkant van de bandbreedte opzoeken (specifieke doelgroepen kunnen een rol spelen).

Met de provincie wordt frequent overleg gevoerd over de woningbouwprogrammering en de stand van zaken met betrekking tot het deprogrammeren, waarbij de provincie heeft bevestigd dat de werkwijze van de gemeente Hengelo in lijn is met de gemaakte afspraken. Het samenstel van woonvisie, afwegingskader, woningbouwprogramma en het daarover afgesproken proces vormt het met de provincie geaccordeerde deprogrammeerplan. Het schrappen van de voorliggende locatie maakt daarmee onderdeel uit van het deprogrammeerplan.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Structuurvisie Hengelo 2030 (2007)

Op 3 juli 2007 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Hengelo 2030 vastgesteld. Het bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hengelo voor de lange termijn. In de structuurvisie Hengelo 2030 wordt op basis van een beschrijving van de kernkwaliteiten, de historie, de maatschappelijke tendensen en de ambities een samenhangende en integrale uitwerking van een nieuwe koers voor Hengelo naar 2030 neergezet. De keuzes die daarbij zijn gemaakt zijn het inzetten op de sterke punten van de stad en te gaan van groei naar kwaliteit. Dat betekent nauwelijks meer uitbreiding, maar inbreiding en functiemenging in bestaand stedelijk gebied en het investeren in het omringende landschap. Deze koers brengt een vijftal kernopgaven met zich mee:

  • 1. Versterking van de economische structuur;
  • 2. Een binnenstad voor ontmoetingen;
  • 3. De sociale opgave;
  • 4. Het landschap de stad in;
  • 5. Ruimtelijke kwaliteit;

Om deze opgaven uit te voeren is een viertal kernprojecten geformuleerd. Eén ervan is stadsranden, waar het plangebied deel van uitmaakt.

4.4.2 Woonvisie Hengelo 2016-2026

De gemeenteraad van Hengelo heeft op 22 november 2016 de woonvisie Hengelo 2016-2026 vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente haar visie op de wijze waarop Hengelo zich de komende jaren verder kan ontwikkelen als prettige woonstad. De woonvisie is er niet alleen voor de gemeente. Naast marktpartijen zijn ook Woningcorporatie Welbions en huurdersvereniging Ookbions nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de woonvisie. De woonvisie vormt het kader voor de prestatieafspraken met woningcorporatie Welbions.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0007.png"

Afbeelding 7: Woonvisie Hengelo

Het woonbeleid van de gemeente Hengelo is vastgelegd in de 'Woonvisie' en het 'Kwalitatief afwegingskader voor nieuwe woningbouwinitiatieven'. De gemeenteraad van Hengelo heeft het woonbeleid vastgesteld op 22 november 2016. De Woonvisie beschrijft de trends en ontwikkelingen en geeft de algemene uitgangspunten aan. Specifiek ten aanzien van nieuwbouw is het beleid verder uitgewerkt in het Kwalitatief afwegingskader. Met het nieuwe woonbeleid worden -ten opzichte van het oude woonbeleid- een aantal andere keuzes ingezet. Om die reden is het woonbeleid vastgesteld als structuurvisie in de zin van de Wro.

In een structuurvisie geeft de gemeente een integrale visie op een gebied of een onderwerp. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. Er kan sprake zijn van een integrale structuurvisie (dus voor alle ruimtelijke onderwerpen) of een deelstructuurvisie (voor een specifiek onderwerp, zoals het woonbeleid). Een structuurvisie is bindend voor de opsteller en werkt door in onder andere bestemmingsplannen. De structuurvisie is een strategisch beleidsdocument en geeft richting aan de gewenste ruimtelijke ontwikkeling.

Het afwegingskader geeft aan op welke wijze de gemeente omgaat met nieuwe woningbouwinitiatieven. De achtergrond is dat het aanbod aan (nieuwbouw)woningen in evenwicht moet zijn met de vraag (huishoudensontwikkeling). Daarover is aangegeven dat ten tijde van het vaststellen van de woonvisie de ruimte om nieuwe initiatieven aan het woningbouwprogramma toe te voegen zeer beperkt is. Dit betekent dat de gemeente de komende jaren ruimte moet gaan vrijmaken. Door de komende jaren te snijden in het harde aanbod aan plannen dat niet tot ontwikkeling komt, of dat niet meer aansluit bij de markt gaat de gemeente deze ruimte creëren. De gemeente doet dit onder meer door (juridische) voorzienbaarheid te creëren en planologische mogelijkheden (bestemmingen) in te trekken. Dat de gemeente bestemmingen wil gaan intrekken indien plannen niet tot ontwikkeling komen is een andere koers ten opzichte van het verleden. Het is van belang dat dit voornemen kenbaar is en dat partijen in staat zijn geweest hier op te anticiperen.

Om die reden heeft de gemeente ook een woningbouwprogramma vastgesteld.

4.4.2.1 Woningbouwprogramma

Het college heeft op 29 november 2016 het woningbouwprogramma vastgesteld. Van de projecten die zijn opgenomen in het woningbouwprogramma is gedurende een jaar gevolgd wat de voortgang is en of deze projecten de beoogde bijdrage leveren aan het woonprogramma. Het woningbouwprogramma 2016 is opgenomen in bijlage 1. De bijbehorende kaart is opgenomen in bijlage 2.

Op 30 januari 2018 heeft het college het woningbouwprogramma herijkt en opnieuw vastgesteld (zie bijlage 3).

Voor het plan aan de Aletta Jacobslaan hebben we geconstateerd dat dit plan onvoldoende bijdraagt aan de gewenste woningbouwontwikkeling. De locatie is niet tot ontwikkeling gekomen en voldoet ruimtelijk gezien niet langer aan het beleid van de gemeente. De locatie is dan ook niet langer opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente en de gemeente is gestart met de voorbereidingen om deze locatie ook planologisch te schrappen door het voorliggende bestemmingsplan in procedure te brengen. Daarmee geeft de gemeente invulling aan de afspraken omtrent deprogrammeren zoals deze met de provincie zijn gemaakt. Dit is een voorwaarde waar De ruimte die daarmee vrij valt kan de gemeente op andere locaties inzetten.

4.4.2.2 Conclusie

Vanuit de provincie wordt onverminderd sterk vastgehouden aan de afspraken zoals deze zijn vastgelegd in het RWP. Dat betekent dat er in Hengelo niet of nauwelijks ruimte is voor het toevoegen van nieuwe woningbouwinitiatieven. De ruimtelijke opgave in Hengelo is groot. Nieuwbouw moet daar landen, waar zij de meeste bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Deprogrammeren van locaties die niet tot ontwikkeling komen, is nodig om nieuwe initiatieven mogelijk te maken. Op grond van het afwegingskader zou deze locatie, als er sprake zou zijn van een nieuw initiatief, niet kunnen worden toegevoegd aan het gemeentelijk woningbouwprogramma. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze locatie binnen afzienbare tijd ontwikkeld gaat worden. Bovendien past deze ontwikkeling niet meer binnen de huidige planologische en ruimtelijke inzichten. Om die reden is besloten om de mogelijkheden voor woningbouw op deze locatie te schrappen.

4.4.3 Nota Archeologie 2010

Met het zogeheten Verdrag van Malta, dat Nederland 15 jaar geleden ondertekende, beloofden de lidstaten van de Raad van Europa zich in te spannen om het archeologisch erfgoed in Europa beter te beschermen. Reden voor deze zorg: het archeologisch erfgoed in heel Europa dreigde te worden vernietigd door een steeds grotere economische welvaart. Na ondertekening begon voor Nederland een lange mars naar de vertaling in wetgeving, die uiteindelijk in 2007 werd afgerond met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Met de vaststelling van de Wamz is formeel het moment aangebroken dat we in ons land niet meer vrijblijvend kunnen omgaan met het archeologisch erfgoed. De Wamz is formeel vastgelegd in de Monumentenwet 1988, die per 1 juli 2016 is komen te vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze (naar verwachting) in 2019 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet introduceert in de archeologie het beginsel van 'de verstoorder betaalt'. De kwaliteit van uitvoerende archeologische werkzaamheden is geregeld door een vergunningenstelsel. Uitgangspunt van de Erfgoedwet is om archeologische sporen van waarde in de bodem te laten zitten. Archeologen spreken dan over 'behoud in situ'. De wet verbiedt het verrichten van opgravingen, tenzij een partij over een opgravingvergunning beschikt. In de Erfgoedwet staat verder precies beschreven wie de eigenaar is van de opgegraven archeologische vondsten, waar vondstmateriaal moet worden opgeslagen en aan wie welke opgravinginformatie moet worden gemeld. Verder kent de wet bepalingen over wanneer er als gevolg van opgravingen schadevergoeding mogelijk is etc.

Door de Erfgoedwet heeft de gemeente extra taken. Zij moet laten zien hoe zij rekening houdt met mogelijke archeologische waarden wanneer een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld of een bestaand bestemmingsplan wordt aangepast dan wel daarvan vrijstelling wordt verleend. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid om bij het afgeven van bouw-, aanleg- en sloopvergunningen archeologische eisen te stellen. Dat is overigens alleen mogelijk als daarvoor een juridische basis aanwezig is in het bewuste bestemmingsplan. Met de invoering van de Erfgoedwet zal op veel momenten van de gemeente een oordeel worden verwacht over de omgang met archeologische waarden of vondsten.

Een gemeentelijk beleidsplan biedt de mogelijkheid om al die beslissingen over archeologie in een integraal kader te plaatsen en daar vervolgens op een samenhangende manier een invulling aan te geven. Het voorkomt een reeks dure ad hoc beslissingen en vervelende verrassingen tijdens geplande bodemingrepen.

Verantwoord beheer van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Hengelo begint met het inzichtelijk maken waar en wanneer met het bodemarchief rekening dient te worden gehouden. De behoudsdoelstelling staat daarbij in principe voorop. Zijn behoud en bescherming van archeologische relicten niet realiseerbaar dan dienen deze op deskundige wijze onderzocht en gedocumenteerd te worden. Deze uitgangspunten betekenen dat het noodzakelijk is een aantal beleidsregels te formuleren om archeologiegevoelige gebieden in alle ruimtelijke plannen en projecten op te nemen en waar mogelijk te ontzien.

Archeologische beleids- en verwachtingenkaart 2018

Ter ondersteuning van het gemeentelijk beleid heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in opdracht van de gemeente Hengelo in 2010 een archeologische verwachtingen en advieskaart vervaardigd. Deze kaart maakt voor het grondgebied van de gemeente inzichtelijk waar archeologische resten zich (kunnen) bevinden. De kaart biedt inzicht in de bestaande archeologische toestand van zowel het landelijke als het bebouwde gebied van de gemeente Hengelo. Dit inzicht is nodig om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie te bereiken.

Op 13 februari 2018 heeft de raad de geactualiseerde beleids- en archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. Aan de op de kaart vlakdekkend weergegeven verwachtingszones zijn beleidsadviezen gekoppeld. Uitgangspunten voor de adviezen zijn de beleidskaders zoals deze op de verschillende overheidsniveaus zijn geformuleerd en het besluitvorming- en archeologisch onderzoekstraject zoals beschreven in het Handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie. In deze beleidsnota zijn de aan de verwachtingenkaart gekoppelde beleidsadviezen onverkort overgenomen. De kaart gaat vergezeld van een rapportage (2010), met een methodische en inhoudelijke toelichting op de archeologische verwachtingen en advieskaart van de gemeente Hengelo. Het rapport bevat als bijlage een catalogus van de in de gemeente voorkomende archeologische monumenten alsmede een vindplaatsencatalogus waarmee een zo volledig mogelijk overzicht wordt geboden van archeologische waarnemingen die in het verleden binnen de gemeente zijn gedaan.

Over de wijze waarop in voorliggend bestemmingsplan wordt omgegaan met het aspect archeologie wordt verwezen naar paragraaf 5.3.

4.4.4 Erfgoedverordening (2018)

Op 13 februari 2018 heeft de gemeenteraad de 'Erfgoedverordening 2018' Gemeente Hengelo vastgesteld. Met de Erfgoedverordening 2018 kan de gemeente gemeentelijke (archeologische) monumenten, beschermde gezichten en gebieden aanwijzen. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan de gemeenteraad bij verordening regels stellen aan onderzoek in het kader van het doen van opgravingen, of vaststellen in welke gevallen afgezien wordt van nader archeologisch onderzoek of het opleggen van de verplichting daartoe.

Indien de verordening betrekking heeft op een gebied waarvoor een bestemmingsplan is vastgesteld blijft die verordening van kracht voor zover zij niet in strijd is met dat bestemmingsplan. De verordening ontslaat de gemeente niet van de plicht om archeologie en bij wijziging Bro (Besluit ruimtelijke ordening) alle cultuurhistorische waarden integraal te betrekken bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan, alsmede een partiële herziening. Gemeenten hebben daarnaast ook de mogelijkheid met een paraplubestemmingsplan aanvullende regeling inzake de gemeentelijke culturele erfgoedwaarden te treffen op bestaande bestemmingsplannen.

De Erfgoedverordening 2018 is ingegaan op 1 maart 2018.

4.4.5 Groenplan Hengelo 2015

Het Groenplan Hengelo is een integrale benadering van het groen in Hengelo in relatie tot water, duurzaamheid en ecologie, met strategische afwegingen op het gebied van beheerbaarheid en investeringen. Het Groenplan bevat een visie op het groen in Hengelo in relatie tot de omgeving. Het groen in de stad is belangrijk voor gezondheid, ecologie, ruimtelijke vormgeving, beleving, ontspanning en ontmoeting. Doelstelling is het beschermen en versterken van de gezonde groene basis in de stad, ten behoeve van een optimale leefbaarheid nu én in de toekomst.
Het Groenplan biedt uitgangspunten voor inrichting, beheer en uitvoering, zowel intern als extern. Het Groenplan geeft herkenbare kaders voor de bewoners van de stad. Het plan biedt handvatten voor keuzes. De ruggengraat van het groen in de stad wordt gevormd door de hoofdgroenstructuur. De invulling van de hoofdgroenstructuur is tot stand gekomen door een samenwerking tussen de verschillende groene disciplines binnen de gemeentelijke organisatie, en besproken met de externe groene partners. De kaart met de hoofdgroenstructuur is onderdeel van het vastgestelde Groenplan.

4.4.6 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) (2018-2022)

Op 21 november 2017 heeft de gemeenteraad het GRP 2018-2022 vastgesteld. Hierin wordt de zorg voor afvalwater, hemelwater en grondwater vastgelegd en is veel aandacht geschonken aan duurzaamheidmaatregelen, zoals beekherstel, afkoppelen van hemelwater van de riolering, vegetatiedaken en klimaatadaptatie (het voorkomen van wateroverlast door hevige regenval). Bij dit laatste aspect moet worden gedacht aan tijdelijke waterberging in de openbare ruimte bv in groenstroken.

In plaats van het vervangen van oude rioolbuizen wordt ook gekeken of de riolering niet van binnenuit kan worden gerepareerd door middel van het aanbrengen van een kunststof kous. Hierdoor hoeft de straat niet meer te worden opgebroken. Ook worden voorstellen gedaan om structurele grondwateroverlast te beperken of te voorkomen. Hiervoor is een gemeentelijk grondwaterplan gemaakt. Dit grondwaterplan maakt onderdeel uit van het GRP.

Voor alle inbreidingen en uitbreidingen gelden in principe onderstaande beleidsregels.

  • 1. Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI middels riolering;
  • 2. Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem. Daarbij heeft zichtbare oppervlakkige afvoer de voorkeur boven afvoer door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen.
  • 3. Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd; Op kleine schaal kan dit goed middels individuele voorzieningen. Op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur. De afvoer van het hemelwater vindt dan plaats via de trits: regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi.
  • 4. Bij het ontwerp van het bouwwerk een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten kiezen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft. Bij het stedenbouwkundige plan moet hierbij notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt, waarmee water dan een ordenend principe voor het plan is.
  • 5. De afvoerpiek uit het plangebied wordt afgevlakt door berging in de wadi's en/of retentievijvers. Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water. Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf. De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI.
  • 6. In de bouwwerken wordt vochtoverlast door hoge grondwaterstanden geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door eventuele kelders waterdicht te maken.
  • 7. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren is.
  • 8. Bewoners en bedrijven zijn zelf verantwoordelijk voor de regenwaterriolering of andere hemelwatervorzieningen op het perceel. Als de gemeente voor het hemelwater zorgt dan moeten bewoners en bedrijven er zelf voor zorgen dat het hemelwater op de juiste wijze op de perceelsgrens wordt aangeboden. De manier waarop is afhankelijk van het type riolering in de openbare weg. Bij gescheiden riolering moet het afvalwater en het hemelwater ook gescheiden worden aangeboden (aparte buizen). Als er een bovengronds systeem is, dan moet het regenwater ook bovengronds worden aangeboden (bijvoorbeeld via een goot).
  • 9. Bij de aanleg van nieuwe woningen en bedrijventerreinen en bij het opnieuw inrichten daarvan is de initiatiefnemer of projectontwikkelaar verplicht om duurzame hemelwatervoorzieningen aan te leggen. Er moet tenminste gezorgd worden voor gescheiden hemelwatervoorzieningen en voor berging van hemelwater. Voor berging gelden de volgende eisen: bij in- en uitbreidingen moet de berging een netto inhoud hebben voor tenminste 40 mm neerslag. Bij herinrichting van bestaand stedelijk gebied kan worden volstaan met een inhoud van tenminste 20 mm neerslag.
  • 10. Per project moet in overleg met de afdeling Wegen, Groen en Water van de gemeente en met het waterschap Vechtstromen worden gezocht naar maatwerk.
4.4.7 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) (2003)

In het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) zijn de hoofdnetwerken voor de fiets, openbaar vervoer en auto vastgelegd. Het doel is een situatie te creëren waarbij de drie vervoerswijzen op een volwaardige wijze met elkaar functioneren en elkaar aanvullen, om zo ook in de toekomst de bereikbaarheid en veiligheid te waarborgen en zelfs te verbeteren. Voor de verkeersstructuur voor het autoverkeer zijn in het GVVP de volgende onderdelen vastgelegd:

  • Doseren van de verkeersstromen die van buiten de stad naar binnen de wijkring gaan; niet meer verkeer toelaten dan in het gebied binnen de wijkring verwerkt kan worden. Dit is mede noodzakelijk voor een vlotte doorstroom van de bussen, zodat er van HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) gesproken kan worden;
  • Invoering van een tangentensysteem waardoor onder andere de centrumring oost en de Breemarsweg worden ontlast. De Oosttangent voorziet na een volledige realisatie in de Verlengde Laan van Driene, een tunnel in de Kuipersdijk onder het spoor en een eventuele doortrekking van de Kuipersdijk via het tracé van de huidige Akzo-spoorlijn naar de Diamantstraat. De Westtangent is de huidige route Europalaan, Bornsestraat, Weideweg, Geerdinksweg, Oelerweg en Haaksbergerstraat. Een volledige reconstructie van het tracé van de Westtangent is in 2016 afgerond.
  • Categorisering van wegen volgens het Duurzaam Veilig principe, zie ook het Verkeersveiligheidsplan Duurzaam Veilig (2001).

De gemeente Hengelo wil het gebruik van het openbaar vervoer stimuleren, met name op de doorstroomassen. Zo wordt op regionaal niveau een reëel alternatief voor de auto geboden. De doorstroomassen voor het Hoogwaardig Openbaar Vervoer naar Westermaat en Vossenbelt/Hasseler Es en Medaillon zijn gereed. Aan andere HOV-assen (naar Enschede en door Hart van Zuid) wordt nog gewerkt. Op alle geregelde kruispunten krijgt het openbaar vervoer prioriteit in de verkeersafwikkeling ten opzichte van de overige verkeersdeelnemers.

De Provincie Overijssel is verantwoordelijk voor het openbaar vervoer per bus en de treinverbinding Zutphen - Hengelo - Oldenzaal in de regio. De Provincie Overijssel maakt samen met de 14 Twentse gemeenten het beleid en stelt concessie/contractvoorwaarden op die de vervoerders (Syntus) moeten prikkelen om een zo goed mogelijk vervoersproduct te leveren. De vervoerder zorgt voor de uitvoering, de gemeente Hengelo is alleen verantwoordelijk voor de infrastructuur en probeert zo optimaal mogelijke voorwaarden te scheppen voor goed functionerend openbaar vervoer.

Centrumontwikkelingen vinden plaats bij bestaande en mogelijk nieuwe knooppunten van openbaar vervoer onderling en met de hoofdwegen. Binnen de invloedsgebieden van de vervoersknooppunten is sprake van een verdere verdichting door intensivering, herstructurering en stedelijke vernieuwing. In het GVVP zijn vijf knooppunten van openbaar vervoer genoemd waarvan momenteel twee gerealiseerd zijn:

  • 1. Centraal station Hengelo;
  • 2. Regionale openbaar vervoerhalte Gezondheidspark (spoorlijn Zutphen-Hengelo-Oldenzaal).
4.4.8 Welstandsnota

Op 1 februari 2018 is de aangepaste welstandsnota in de gemeente Hengelo vastgesteld. Deze nota biedt het toetsingskader voor de welstandsbeoordeling van bouwaanvragen met het doel de welstandsaspecten voor de burger inzichtelijker te maken. Het toetsingsniveau is gedifferentieerd, dat wil zeggen: streng waar nodig, soepel waar mogelijk. Waar veel mensen verblijven (bijvoorbeeld de binnenstad) of waar cultureel erfgoed aanwezig is (bijvoorbeeld Tuindorp 't Lansink) daar wordt streng getoetst. In woonwijken en andere delen van de stad waar weinig mensen verblijven wordt soepel of zelfs niet meer getoetst aan de welstandscriteria (sommige industrieterreinen). Om dit te realiseren zijn vier toetsingsniveaus ingevoerd: Behoud door ontwikkeling (voor monumenten), welstandsniveau hoog, welstandsniveau middel en welstandsvrij. De welstandscriteria zijn afgestemd op de stedenbouwkundige typologieën van de bebouwing. Elke bouwstijl heeft zo zijn eigen specifieke karakter en de toetsingsregels zijn hier op afgestemd. De toetsing heeft betrekking op situering hoofdvorm, gevelaanzichten (niveau middel) en materiaal- kleurgebruik en detaillering. Het bestemmingsplan regelt de massa (hoogtes)en de locatie van de massa (rooilijnen). Voor sommige bouwplannen/ locaties worden zogenaamde 'ontwikkelcriteria' vastgesteld (beeldkwaliteitseisen) inclusief toetsingsniveau.

Naast de nota zijn twee verschillende kaarten van toepassing; een met de stedenbouwkundige typologieën en ontwikkelcriteria en een met het toetsingsniveau.

4.4.9 Gemeentelijke Nota Geluid (2015)

De doelstellingen van het gemeentelijke geluidbeleid uit de nota zijn:

  • Bijdragen aan het realiseren van een goed woon- en leefklimaat in Hengelo;
  • Handvat voor milieuvergunningen, maatwerkvoorschriften, evenementen en APV-vergunningen/ontheffingen;
  • Handvat voor geluidambities bij ruimtelijke planvorming en het zonodig vaststellen van hogere geluidgrenswaarden;
  • Verantwoording van de inzet van middelen om de geluidsituatie positief te beïnvloeden.

De nota geluid geeft aan hoe de gemeente Hengelo dit gestructureerd, volgens een vaste systematiek, wil aanpakken. Er is een gebiedsgerichte benadering. Hiertoe zijn in Hengelo vijf gebiedstypen onderscheiden; 1) Wonen, 2) Binnenstad en winkelgebieden, 3) Industrie en bedrijven, 4) Buitengebied en stadsparken en 5) Verkeerszones. Per gebiedstype zijn geluidambities (ambitiewaarden) en maximaal toegestane waarden (plafondwaarden) vastgelegd. Geluidsaspecten worden zoveel mogelijk in de initiatieffase van de ruimtelijke planontwikkeling betrokken, waarbij zoveel mogelijk de volgorde wordt aangehouden: eerst bronmaatregelen, dan overdrachtmaatregelen en dan pas maatregelen bij de ontvanger. Dit betekent o.a. dat waar nodig en mogelijk stillere wegdektypen worden toegepast. Als bronmaatregelen en/of overdrachtmaatregelen onvoldoende resultaat hebben, kan geluidbelasting tot maximaal de plafondwaarde voor het betreffende gebiedstype worden toegestaan onder de voorwaarde dat er sprake is van voldoende (akoestische) compensatie. Ook bij verkeersplannen wordt uitdrukkelijk rekening gehouden met effecten van geluid.

Bij functieveranderingen, zoals de omvorming van een kantoorgebouw naar woonfunctie, geldt op grond van het Bouwbesluit 2012 als geluidwerings-eis het "rechtens verkregen niveau". In veel gevallen geeft dit, naar de maatstaven van het geluidbeleid, onvoldoende waarborgen dat een acceptabel woon- en leefklimaat wordt verkregen. Het geluidbeleid geeft criteria om te beoordelen welke geluidwerende maatregelen nodig zijn om wel een goed woon- en leefklimaat te waarborgen.

4.4.10 Handhavingsprogramma 2017

Op basis van de Wabo wordt jaarlijks een handhavingsprogramma vastgesteld. Hierin wordt voor o.a. het taakveld "bouwen" van de afdeling Handhaving de prioriteiten aangegeven. Het accent is komen te liggen op veiligheid (constructieve- en brandveiligheid). Voor wat betreft het toezicht op overtredingen van de voorschriften uit dit bestemmingsplan moet worden opgemerkt dat geen object- en gebiedsgericht toezicht wordt uitgevoerd. Er wordt enkel gecontroleerd wanneer hiervoor een duidelijke aanleiding is zoals een klacht of een handhavingsverzoek.

Op basis van de missie en visie kunnen de belangrijkste uitgangspunten van het handhavingsprogramma als volgt worden samengevat:

  • 1. De primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van (ver)bouwen, slopen en gebruik (t.o.v. het bestemmingsplan) ligt bij de burgers, bedrijven en instanties dan wel de partijen die namens hen optreden (zoals bedoeld in artikel 1a en 1b van de Woningwet).
  • 2. De gemeente beziet of die verantwoordelijkheid voldoende wordt genomen en onderneemt acties op basis van ingeschat risico en wettelijke voorschriften.
  • 3. De gemeente heeft een vangnet- en bewakersfunctie op het gebied van de bouwregelgeving.
  • 4. De vangnet- en bewakersfunctie is gekoppeld aan kernbepalingen; onderdelen van wet- en regelgeving met een groot maatschappelijk belang. Deze kernbepalingen zijn bij de aannemelijkheidstoets leidend. Met deze onderdelen van de wet- en regelgeving valt niet te sjoemelen. De gemeente ziet hierop consequent, onafhankelijk en objectief toe.
  • 5. De kernbepalingen moeten een bepaalde basiskwaliteit waarborgen zodat onaanvaardbare risico's tot een minimum worden beperkt.
  • 6. De gemeente hecht vanuit de regelgeving veel waarde aan veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Hier liggen wat haar betreft de accenten van de werkzaamheden en bevinden zich de kernbepalingen.
  • 7. De gemeente wil proactief, preventief, planmatig, probleemoplossend optreden.
4.4.11 Actieplan Nieuwe Energie Hengelo 2017-2020
4.4.11.1 Algemeen

Hengelo werkt aan een gezonde, groene en energieneutrale stad. Het Actieplan 'Nieuwe Energie
Hengelo 2017-2021' staat daarbij centraal. Hengelo vergroent de stad, verduurzaamt de gebouwde
omgeving, zet in op hernieuwbare energie, stimuleert duurzame mobiliteit en kiest voor gasloze wijken en warmtenetwerken. We werken samen met onze ondernemers en inwoners aan innovatie en verduurzaming en vergroening. Zo wordt er gezorgd voor minder fijnstof in de stad en wordt een
steentje bijgedragen om de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0008.png"

Afbeelding 8: Nieuwe Energie Hengelo

4.4.11.2 Hengelose doelstellingen
  • 2% jaarlijkse energiebesparing;
  • 45% bestaande koopwoningen gemiddeld naar energielabel B;
  • 100% energieneutraal in 2050.
4.4.11.3 Klimaatadaptie

Naast maatregelen voor energiebesparing en -transitie te stimuleren, werken we tegelijkertijd aan
klimaatadaptatie. in het 'Gemeentelijke Rioleringsplan' maken we concrete plannen om
klimaatverandering het hoofd te bieden. Hevige buien zorgen ervoor dat rioleringen overbelast kunnen raken. Door rioolverzwaringen te combineren met de herinrichting van openbare ruimte en het innovatief benutten van de Hengelose beken, zorgen we ervoor dat Hengelo zo goed mogelijk wordt voorbereid op klimaatverandering. Hengelo stimuleert de aanleg van groene daken, werkt aan maatregelen om regenwater af te koppelen van het riool en betrekt inwoners bij het vergroenen van de stad. Goed tegen wateroverlast én voor een gezondere omgeving.

4.5 Conclusie

Het bestemmingsplan past binnen de vastgestelde beleidskaders en geeft uitvoering aan het woonbeleid van de gemeente en de afspraken daaromtrent met de provincie en omliggende gemeenten.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden

5.1 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Vechtstromen streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Op grond van het bestemmingsplan Gezondheidspark is woningbouw binnen het gehele plangebied toegestaan. Door het laten vervallen van (onbenutte) bouwmogelijkheden en het bestemmen van de feitelijke bestaande situatie is er geen sprake van negatieve gevolgen voor de waterhuishouding.

5.2 Natuur

De Wet Natuurbescherming richt zich op behoud en herstel van biodiversiteit en het daarvoor benodigde leefgebied. De wet is sinds 1 januari 2017 van kracht en betreft een samenvoeging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en Faunawet en de Boswet. De Wet Natuurbescherming vormt het juridische kader voor natuurbescherming in Nederland, op basis van Europese regelgeving.

De doelstelling van de wet bestaat uit drie onderdelen: 1. behoud en herstel van biodiversiteit, 2. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van natuur, ter vervulling van maatschappelijke functies, en 3. samenhangend beleid gericht op behoud van landschappen, ter vervulling van maatschappelijke functies.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit houdt in dat activiteiten met een (mogelijk) schadelijk effect op beschermde landschappen, gebieden en soorten, in principe verboden zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen ('nee') kan alleen onder voorwaarden ('tenzij') worden afgeweken.

In de wet Natuurbescherming is, naast verbodsbepalingen, een plicht opgenomen: de zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor alle in het wild levende flora en fauna en hun directe leefomgeving, beschermd of niet. De zorgplicht geldt ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend voor bepaalde activiteiten, of een zogeheten gedragscode wordt toegepast.

Behoud en herstel van biodiversiteit is in de wet via twee sporen uitgewerkt: gebiedsbescherming en soortenbescherming.

5.2.1 Gebiedsbescherming

Het beschermde areaal beslaat de in Europees verband aangewezen zogeheten Natura 2000-gebieden. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Het betreft gebieden die worden beschermd vanuit de Habitat- en de Vogelrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor de Natura 2000-gebieden gelden specifiek omschreven instandhoudingsdoelstellingen.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Lonnekermeer, is gelegen op ruim 5 kilometer afstand van het plangebied.

5.2.2 Soortenbescherming

Dit onderdeel van de Wet Natuurbescherming regelt de bescherming van dieren en planten. Het betreft beschermde soorten uit de Habitat- en de Vogelrichtlijn en daarnaast soorten die nationaal zijn aangewezen als specifiek beschermde soort.

Naast behoud en bescherming van soorten, regelt dit onderdeel het faunabeheer. Dit betreft schadebestrijding, jacht en bestrijding van overlast. Tevens regelt dit onderdeel de bestrijding van invasieve exoten.

De bescherming van bovengenoemde soorten is uitgewerkt in verbodsbepalingen. Deze houden onder andere in dat beschermde planten niet geplukt mogen worden en dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden. Ook de rust- en verblijfplaatsen van de dieren zijn beschermd.

5.2.3 Ruimtelijke ontwikkeling

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of de leefomgeving van beschermde soorten.

In de praktijk kan van de verbodsbepalingen worden afgeweken wanneer een passend instrument wordt ingezet (juridische borging). De Wet Natuurbescherming biedt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting de volgende instrumenten: vrijstelling, WABO omgevingsvergunning mét verklaring van geen bedenking, werken met een goedgekeurde gedragscode, of ontheffing.

  • Vrijstelling van de verbodsbepalingen wordt verleend door de minister en door de provincie. Een lijst met vrijgestelde soorten is per provincie in de provinciale verordening opgenomen.
  • Een WABO omgevingsvergunning met verklaring van geen bedenking houdt in dat in de aanvraag voor de activiteit het onderdeel natuurwetgeving wordt opgenomen (omgevingsvergunning 'met aanhaking Wet Natuurbescherming'). Het bevoegd gezag (de provincie of Omgevingsdienst) moet een verklaring van geen bedenking afgeven, die wordt verwerkt in de vergunning.
  • Een gedragscode flora en fauna beschrijft het proces en de richtlijnen voor zorgvuldig handelen tijdens het verrichten van werkzaamheden op locaties met groeiplaatsen en/of (vaste) rust- en verblijfsplaatsen van beschermde soorten. De gedragscode moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag.
  • Een ontheffing moet worden aangevraagd bij de provincie of bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
5.2.4 Advies voor het plangebied

De Wet Natuurbescherming vormt geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

5.3 Archeologie

5.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt aan de hand van inventarisaties ingegaan op de in het plangebied aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden in het bestemmingsplangebied.

5.3.2 Archeologische verwachting

Voor een uitgebreide beschrijving van het archeologisch beleid van de gemeente, wordt verwezen naar paragraaf 4.3.3. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo staat aangegeven welke archeologische waarden aanwezig en te verwachten zijn. Een uitsnede van deze kaart is opgenomen in afbeelding 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0009.png"

Afbeelding 9: Uitsnede kaart archeologische verwachtingswaarde (plangebied globaal blauw omlijnd)

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is het veiligstellen van de aanwezige (en aangetoonde) en de te verwachten archeologische waarden. Conform het verdrag van Valletta dient gestreefd te worden naar het behoud van archeologische resten in de archeologische verwachtingszones. Voor Hengelo is door middel van het maken van een archeologische verwachtingskaart inzichtelijk gemaakt waar zich archeologische resten kunnen bevinden. Ingrepen die kunnen leiden tot verstoring of vernietiging van de archeologische resten binnen de terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen) dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. In het kader van de Monumentenwet moet hiervoor een vergunning worden aangevraagd.

Op basis van de te verwachte dichtheden aan archeologische resten binnen de diverse verwachtingszones én de mogelijkheden die archeologisch onderzoek biedt om deze resten aan te tonen, wordt een onderzoeksplicht geadviseerd voor ingrepen met een omvang groter dan 250 m2 binnen de verwachtingswaarde type erf, ingrepen met een omvang groter dan 2500 m2, waarbinnen een hoge verwachtingswaarde geldt en voor ingrepen groter dan 5000 m2, waarvoor een middelmatige of lage verwachtingswaarde geldt. De minimum onderzoekseis voor een archeologisch onderzoek is een archeologisch bureauonderzoek waarin de ingreep op zijn schadelijkheid wordt beoordeeld en wordt geadviseerd over de noodzaak tot het nemen van vervolgstappen in de vorm van veldonderzoek.

5.3.3 Archeologie; het plangebied

Het plangebied Gezondheidspark – Aletta Jacobslaan ligt binnen twee zones met een archeologische verwachtingswaarde (zie afbeelding 9). Het grootste gedeelte van het plangebied ligt in een gebied met dekzandwelvingen en -vlakten. Het betreft een relatief vlak gebied tussen de hogere dekzandruggen en lage gebieden waar vooral kleinere en wat lagere dekzandopduikingen aanwezig waren. Dergelijke gebieden waren kennen niet de lange bewonings- en gebruikscontinuïteit van de hogere en grotere dekzandruggen maar werden in tijden van grotere bevolkingsdruk benut. Dergelijke gebieden hebben een middelhoge verwachtingswaarde. In het centraal zuidelijke deel van het plangebied ligt eveneens een dekzandwelving waarop een plaggendek is opgeworpen. Hiervoor geldt eveneens een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Tevens geldt in een specifiek gedeelte van het plangebied een hoge archeologische verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten binnen de bufferzone van een historisch erf. Het gaat hier om het erf Berchus (zie 5.3.3.2). Tot slot ligt er in het uiterste westen een kleine zone waarin de bodem diep verstoord is.

5.3.3.1 Bekende vindplaatsen en monumenten

Binnen het plangebied zijn in het landelijk datasysteem ARCHIS geen archeologische waarnemingen geregistreerd. Tevens liggen binnen het plangebied geen terreinen van archeologische waarde.

5.3.3.2 Uitgevoerd onderzoek

In het plangebied is in het verleden een archeologisch onderzoek uitgevoerd. In januari 2007 is door RAAP een bureauonderzoek en een veldtoetsing uitgevoerd binnen het plangebied Gezondheidspark te Hengelo, gemeente Hengelo. Het plangebied ligt in een landschap dat gekenmerkt wordt door het voorkomen van dekzandwelvingen en daartussen gelegen laagten. De bodem bestaat uit hoge enkeerdgronden, veldpodzolen en leek- en woudeerdgronden. Tijdens de veldtoetsing is gebleken dat het oorspronkelijke reliëf nog vrijwel intact is, maar dat de afdekkende bodemlagen ten dele verstoord zijn. Uit dit bureauonderzoek is gebleken dat binnen het onderzoeksgebied een zestal historische boerderijen aanwezig zijn. Binnen het huidige plangebied Gezondheidspark – Aletta Jacboslaan ligt ook een historische erf, het gaat hier om de historische boerderij 'Berchus'. Dergelijke boerderijen zijn te traceren tot in de Late Middeleeuwen. De vroegst bekende vermelding van boerderij Berchus betreft een belastinglijst uit 1475. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat boerderijen die in laatmiddeleeuwse bronnen vermeld worden, voorgangers in de directe omgeving kunnen hebben gehad. Doorgaans gaat het om relatief kleine vindplaatsen die veelal bestaan uit een erf of een huisplaats met eventuele bijgebouwen en/of waterputten. Deze voorgangers zijn soms te traceren tot in de 9e of de 10e eeuw. In het bureauonderzoek is de verwachting uitgesproken dat de resten van 4 van deze boerderijen en hun eventuele voorgangers nog in het onbebouwde deel van het plangebied aanwezig zijn.

Op grond van de resultaten van het karterend booronderzoek (RAAP, 2007 – niet uitgevoerd binnen huidig plangebied) is aanbevolen om bij bodemingrepen dieper dan de bouwvoor en nabij de historische boerderijlocaties een inventariserend en waarderend proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Geadviseerd is om het proefsleuvenonderzoek uit te voeren in maximale een straal van 250 m rond de boerderijlocaties.

Met de actualisatie van de archeologische beleidskaart van de gemeente Hengelo zijn de bufferzones rondom de historische boerderijlocaties aangepast naar een straal van 100 m rondom de boerderijlocatie.

5.3.3.3 Vertaling naar de planregels

Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek en veldtoetsing is aan het huidige plangebied Gezondheidspark – Aletta Jacobslaan een archeologische verwachting toegekend waarvoor archeologisch vervolgonderzoek is geadviseerd.

Op grond van gemeentelijk beleid bij de Archeologische waarden- en verwachtingskaart en de Erfgoedverordening uit 2010 gelden onderzoeksverplichtingen voor terreinen die binnen de bufferzone van een historisch erf vallen en zones met een hoge en middelhoge verwachtingswaarde. Binnen het huidige plangebied gaat het om de bufferzone van een historisch erf en een middelhoge verwachtingswaarde.

In het uiterste westen is een zone waarin de bodem diep verstoord is. Gezien de verwachting dat archeologische resten hier aangetast dan wel verdwenen zullen zijn door de diepe bodemingrepen hoeft er voor dit deel van het plangebied geen dubbelbestemming te worden opgenomen.

De zones met deze verwachtingswaarden moeten in het bestemmingsplan door middel van de bestemmingen "Waarde – Archeologie: type erf" en "Waarde – Archeologie: middel" worden aangeduid. Voor deze bestemmingen gelden bestemmingsregels en dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden indien bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen uit komen. Bij aanvragen voor een omgevingsvergunning of bestemmingsplanprocedure kan archeologisch onderzoek gevraagd worden indien de te verwachten bodemingrepen boven de vrijstellingsgrenzen liggen. Het kan zijn dat van de onderzoeksverplichting afgeweken mag worden. Aan de hand van historische gegevens en recente activiteiten en bouwgeschiedenis ter plaatse kan blijken dat onderzoek niet nodig is. Daartoe dient de regio-archeoloog geconsulteerd te worden en kan de initiatiefnemer worden gevraagd om relevante gegevens aan te leveren.

Voorschriften en vrijstellingsgrenzen in verband met archeologische waarden en verwachtingen:

  • Zones met een hoge verwachtingswaarde: type erf

In de zones van het plangebied die binnen de bufferzone van een historisch erf vallen dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 250 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

  • Zones met een middelhoge verwachtingswaarde
    In de zones met een middelhoge verwachtingswaarde dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden indien uit plannen blijkt dat de bodem over een oppervlakte van meer dan 5000 vierkante meter dieper dan 40 cm wordt vergraven. Ook hiervoor zal eerst door de gemeente middels een quick-scan worden beoordeeld of onderzoek zinvol is.

Vanwege conserverende aard van het plan en het ontbreken van geplande bodemingrepen hoeft er dan ook geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden om tot vaststelling van dit plan te kunnen komen.

5.3.4 Cultuurhistorie; beleid

Vanaf 1 januari 2012 is het verplicht om in ruimtelijke plannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Om een stabiele en meer structurele basis te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening, is per 1 januari 2012 aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen niet alleen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden onder de grond (archeologische waarden), maar ook met waarden boven de grond. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten maken van de cultuurhistorie in een bestemmingsplangebied en daar conclusies aan moeten verbinden die in het bestemmingsplan verankerd worden.

Cultuurhistorische waarden omvatten meer dan alleen bouwhistorische objecten en monumenten waarop tot voorheen vaak alleen de aandacht lag in bestemmingsplannen. Door middel van een historisch-geografische inventarisatie dienen ook cultuurlandschappellijke structuren en elementen in beeld gebracht te worden, zoals oude infrastructuur, verkavelingsstructuren en elementen daarin zoals houtwallen, beeklopen en essen, en moet ook gedacht worden aan het stedenbouwhistorische karakter van wijken en gebieden. Belangrijk is om na te gaan wat het 'eigene' van een gebied is en dat met al zijn elementen en structuren in beeld te brengen.

De resultaten van de inventarisatie worden gewogen om antwoord te geven op de vraag welke ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied toelaatbaar worden geacht. Dit wordt vervolgens uitgewerkt binnen het instrument dat de burgers bindt: het bestemmingsplan.

De gemeente Hengelo heeft nog geen specifiek beleid dat de aanpassing van de Bro regelt. In dit bestemmingsplan wordt met de inventarisatie van cultuurhistorische waarden echter voorzien in de eisen volgens het Bro.

5.3.5 Cultuurhistorie; het plangebied

Tot in ver in de 20e eeuw lag het plangebied buiten de bebouwde kom van Hengelo en maakte het deel uit van de marke Woolde. In afbeelding 10 is de situatie omstreeks het eind van de 19e eeuw aangegeven. Vanwege de aanwezigheid van de historische boerderij Berchus is te zien is dat het plangebied reeds in cultuur is gebracht en voornamelijk uit houtwallen en bouwland bestond.

In 2008 is door RAAP een cultuurhistorische inventarisatie uitgevoerd voor het Ontwikkelingsgebied Gezondheidspark Hengelo. In het westelijk en zuidelijk deel van het ontwikkelingsgebied zijn nog overblijfselen van het historische cultuurlandschap (veld- en broekontginningen) herkenbaar. Ook is een aantal historische waterlopen, wegen en historische boerderijlocaties nog herkenbaar in het huidige landschap. De delen waar deze nog herkenbaar aanwezig waren liggen buiten het huidige plangebied. Tussen circa 1930 en 1950 zijn de oorspronkelijke waterlopen en houtwallen verwijderd en is de oorspronkelijke inrichting van het terrein verdwenen. Alleen de erfinrichting van de historische boerderijlocatie is nog vergelijkbaar met de situatie aan het eind van de 19e eeuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0120-0301_0010.png" Afbeelding 10: Situatie van het plangebied rond 1890 (plangebied globaal blauw omlijnd)

5.3.5.1 Historische geografische kenmerken

Zoals vermeld resteren er behalve de erfinrichting van geen historisch-geografische kenmerken en structuren meer in het plangebied.

5.3.5.2 Gebouwde objecten en monumenten

Hengelo heeft 80 rijksmonumenten (RM), circa 130 gemeentelijke monumenten (GM, waarvan 3 met de status voorgedragen), 35 beschermde gemeentelijk karakteristieke panden (BGKP) en een beschermd dorpsgezicht, Tuindorp 't Lansink. Daarnaast zijn door het rijk in het kader van de wederopbouw twee aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn de binnenstad en Klein Driene/de Noork. Inmiddels zijn in het buitengebied en in het beschermde Tuindorp 't Lansink ca. 500 karakteristieke objecten aangewezen. Tevens heeft de Erfgoedcommissie een lijst van waardevolle panden opgesteld. Deze objecten hebben geen juridische status, maar zijn bedoeld om de eigenaren bewust te maken van hun waardevol bezit.

Binnen het plangebied zelf zijn geen gebouwde monumenten en objecten.

5.3.5.3 Beleid en aanbevelingen cultuurhistorie

Voor wat betreft cultuurhistorische structuren en objecten gelden geen specifieke aanbevelingen.

5.4 Milieu

5.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Binnen het grootste deel van het plangebied wijzigt de bestemming van Wonen naar Groen. Van één kavel blijft de bestemming wonen gehandhaafd. Dit betreft een bestaande woning. Er worden geen activiteiten mogelijk gemaakt waarvoor op grond van de VNG uitgave bedrijven en milieuzonering een richtafstand geldt tot gevoelige bestemmingen. Bij een bestemming Groen behoeft geen rekening te worden gehouden met richtafstanden van omliggende bedrijven.

De bestaande woning ligt op voldoende afstand van bedrijven.

Het aspect bedrijven en milieuzonering is daarom niet relevant voor dit plan.

5.4.2 Geluid

Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Een toetsing aan de Wet geluidhinder is daarom niet noodzakelijk.

5.4.3 Luchtkwaliteit

Er worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die een negatieve invloed hebben op de luchtkwaliteit. Dit aspect is daarom niet relevant.

5.4.4 Externe veiligheid

In de nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven of buisleidingen aanwezig met een invloedsgebied dat zich uitstrekt tot over het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe gevoelige ontwikkelingen mogelijk die getoetst moeten worden aan externe veiligheid.

Langs het plangebied ligt de spoorlijn Hengelo - Zutphen. Over deze spoorlijn worden geringe hoeveelheden gevaarlijke stoffen getransporteerd. De contour voor het plaatsgebonden risico ligt op de spoorlijn en is daarom niet van belang voor de bestaande woning. Het aantal mogelijke personen in het plangebied neemt af. Hierdoor neemt het groepsrisico ook af.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.

5.5 Economische uitvoerbaarheid

Het onderhavige bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk. De uitvoering van het bestemmingsplan brengt derhalve geen kosten met zich mee. Een onderbouwing van de economische uitvoerbaarheid kan dan ook achterwege gelaten worden. 

Hoofdstuk 6 Het bestemmingsplan

6.1 Uitgangspunten

6.2 Het digitale bestemmingsplan

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm ook vastgesteld, tegelijk met een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Het Bro laat echter de feitelijke digitale werkwijze voor een groot gedeelte over aan een ministeriële regeling, de Regeling standaarden Iruimtelijke ordening 2012, met de daarbij behorende standaarden. Het gaat daarbij om de inrichting, de vormgeving, de verbeelding, de beschikbaarstelling, de authenticiteit, de integriteit, de volledigheid, de vaststelling en de bekendmaking van de digitale ruimtelijke informatie. De regeling bestaat uit een set normen (die verplicht zijn voorgeschreven) en een pakket aan praktijkrichtlijnen die uitleggen hoe de verplichte normen toegepast kunnen worden.

Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan alle verplichte onderdelen van de standaarden.

6.3 Planopzet

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en bijbehorend GML-bestand waarin de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat. Het .GML-bestand en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels;

2. Bestemmingsregels;

3. Algemene regels;

4. Overgangs- en slotregels.

In het navolgende worden de regels per hoofdstuk toegelicht.

6.3.1 Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.

6.3.1.1 Begrippen

Dit artikel bevat de definities van de in de regels gebruikte begrippen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.

6.3.1.2 Wijze van meten

De "wijze van meten" geeft onder meer regels waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

6.3.2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven. In de regels is onder andere aangegeven welk gebruik is toegestaan, wat er gebouwd mag worden en wat verboden is. Hieronder worden de verschillende bestemmingen en dubbelbestemmingen toegelicht.

6.3.2.1 Groen

Gronden met de bestemming Groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting en fiets- en/of voetpaden. Gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen.

6.3.2.2 Verkeer-Verblijfsgebied

Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied worden woonstraten en woonerven bedoeld. Ook pleinen en dergelijke worden onder deze bestemming geschaard. Deze bestemming richt zich met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Vaak zijn dit wegen waar maximaal 30 km/u gereden mag worden. Gebouwen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van nutsvoorzieningen en bijgebouwen, voor zover deze zijn aangeduid.

6.3.2.3 Water

De bestaande waterloop heeft de bestemming Water gekregen. Gebouwen mogen op de gronden met deze bestemming niet worden opgericht. Enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen deze bestemming worden gebouwd.

6.3.2.4 Wonen

Op de gronden met de bestemming Wonen is het toegestaan om woningen met bijgebouwen op te richten, met inbegrip van ruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf. Verder zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot onder andere het maximaal aantal te bouwen woningen, het benbouwingspercentage, de maximale bouwhoogte en de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf.

6.3.2.5 Waarde - Archeologie bufferzone

De voor 'Waarde - Archeologie bufferzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

6.3.2.6 Waarde - Archeologie middel

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middel zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

6.3.2.7 Waterstaat - Keur

De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Keur zijn mede bestemd voor het onderhoud van naastgelegen watergang. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in deze dubbelbestemming ten behoeve van de onderliggende enkelbestemming, dient eerst advies in te worden ingewonnen van de beheerder van de watergang, in dit geval het Waterschap Vechtstromen.

6.3.3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze gelden voor het gehele plangebied.

6.3.3.1 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

6.3.3.2 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt enkele aspecten met betrekking tot het gebruik van gronden.

6.3.3.3 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwvoorschriften, alsmede voor kunstobjecten, bouwwerken van openbaar nut, telecommunicatievoorzieningen enzovoort. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan.

6.3.3.4 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is opgenomen aan welke voorwaarden moet worden voldaan ingeval gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsmogelijkheden.

6.3.3.5 Algemene procedureregels

In dit artikel is de procedure beschreven die gevolgd moet worden bij een uitwerking of wijziging van het plan, dan wel het stellen van nadere eisen.

6.3.3.6 Overige regels

Dit artikel regelt de afstand van bebouwing tot de Rijksweg. Verder zijn aanvullende bepalingen opgenomen met betrekking tot het parkeren, laden en lossen.

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 bevat regels omtrent overgangsrecht en de slotregel. Deze gelden voor het hele plangebied.

6.3.4.1 Overgangsrecht

Dit artikel regelt ten aanzien van gebouwen en van gebruik dat bestaande gebouwen of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan, onder voorwaarden mag worden voortgezet.

6.3.4.2 Slotregel

In dit artikel staat de naam van het bestemmingsplan.

6.4 Handhaving van het plan

Het ontwikkelen van beleid en de vertaling hiervan in een bestemmingsplan heeft weinig zin, indien na de vaststelling van het bestemmingsplan de regels van het plan niet gehandhaafd (kunnen) worden. Daarom is het belangrijk al tijdens het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te besteden aan de handhaafbaarheid van de opgestelde regels. Hierbij is een aantal punten in het bijzonder van belang:

  • 1. Voldoende kenbaarheid van en draagvlak voor het bestemmingsplan

Een goed handhavingsbeleid begint bij de kenbaarheid van het bestemmingsplan bij degenen die het moeten naleven. De inhoud van het plan kan slechts gehandhaafd worden, indien het beleid en de regeling in grote kring ondersteund wordt door de gebruikers van het bestemmingsplan. Een algemene positieve benadering van het bestemmingsplan is om die reden wenselijk. Uiteraard zal niet iedereen zich kunnen vinden in elk onderdeel van het plan.

  • 2. Realistische en inzichtelijke regeling

Een juridische regeling dient inzichtelijk en realistisch te zijn. Dat wil zeggen, dat het plan niet onnodig beperkend of inflexibel dient te zijn. De regels dienen niet meer, maar ook niet minder te regelen dan noodzakelijk is.

  • 3. Actief handhavingsbeleid

Het sluitstuk van een goed handhavingsbeleid is voldoende controle op de feitelijke situatie in het plangebied. Indien de regels worden overtreden moeten adequate maatregelen worden getroffen. Indien dit wordt nagelaten ontstaat een grote mate van rechtsonzekerheid.

6.5 Inspraak, vooroverleg en verder verloop van de procedure

6.5.1 Vooroverleg

Ingevolge artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening plegen burgemeester en wethouders, waar nodig, overleg met de nader in dit artikel genoemde instanties en functionarissen. Van plan tot plan dient te worden beoordeeld met wie dit overleg dient plaats te vinden. Daar er sprake is van een nieuwe invuling van het gebied, is vooroverleg worden gevoerd met de provincie en andere overleginstanties.

Er zijn geen vooroverlegreacties ingediend.

6.5.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan heeft van 12 september tot en met 23 oktober 2018 ter inzage gelegen. Binnen de termijn van terinzagelegging is één schriftelijke zienswijze ingediend. In de 'Nota zienswijzen ontwerp bestemmingsplan Gezondheidspark, Aletta Jacobslaan', die als bijlage 4 bij de toelichting is gevoegd, is de zienswijze samengevat en beantwoord.

6.5.3 Verder verloop van de procedure

Conform de gemeentelijke inspraakverordening en het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening zullen de volgende stappen worden ondernomen:

  • 1. het ontwerpbestemmingsplan wordt gezamenlijk met de eventueel ingediende zienswijzen voorgelegd aan de gemeenteraad. Deze stelt het plan eventueel inclusief wijzigingen vast;
  • 2. 2e ter inzage legging: het vastgestelde bestemmingsplan ligt gedurende 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is beroep mogelijk bij de Raad van State; indien geen beroep is ingesteld bij de Raad van State treedt de beslissing van de gemeenteraad in werking daags na afloop van de beroepstermijn.