direct naar inhoud van 4.1 Water
Plan: `t Weusthag
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0164.BP0008-0301

4.1 Water

4.1.1 Grondwaterwinning

Binnen het plangebied ligt de grondwaterwinning Hasselo. Hierdoor valt een groot deel van het plangebied binnen het grondwaterbeschermingsgebied en een klein gedeelte binnen het intrekgebied. De Wet milieubeheer verplicht de Provincie Overijssel tot het aanwijzen van gebieden 'met het oog op de waterwinning', zoals het waterwingebied, grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied. Voor deze geografische afgebakende gebieden is een specifiek beschermingsregime ingesteld via de Omgevingsverordening (tot voor kort de Provinciale Milieuverordening Overijssel (PMV)).

Naast deze bescherming van het grondwater via de mileuwetgeving, is het ruimtelijke ordeningsbeleid van belang. Drinkwaterwinningen worden namelijk ook planologisch beschermd via het Streekplan en de gemeentelijke bestemmingsplannen. In aanvulling op deze regulerende activiteiten via het milieu-en/of het ruimtelijke ordeningsspoor, wordt toepassing van vroegtijdige en/of bovenwettelijke maatregelen gestimuleerd.

Op onderstaande afbeelding staan de Twentse waterwinningen met grondwaterbeschermings- en intrekgebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0164.BP0008-0301_0015.png"

Werken in de bodem kunnen een aantasting van beschermende bodemlagen tot gevolg hebben. In de Omgevingsverordening (Provinciale Milieuverordening) worden onder deze werken in elk geval verstaan: bodemstabiliseringswerken, grond- en funderingswerken en het plaatsen en verwijderen van damwanden en heipalen. Binnen waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden geldt daarom een verbod (behoudens afwijking) voor werken in de bodem dieper dan 2 meter beneden maaiveld.

In grondwaterbeschermingsgebieden worden ook door particulieren activiteiten verricht die effect
kunnen hebben op de kwaliteit van het grondwater. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik van
chemische bestrijdingsmiddelen in de tuin en het wassen van auto's, maar ook op gebruik en opslag van olieproducten. Een deel van deze activiteiten, zoals de installatie van ondergrondse tanks voor
chemicaliën (waaronder olieproducten), valt onder landelijke algemene regels. Er zijn slechts voor een beperkt aantal activiteiten aanvullende provinciale regels van kracht, zoals voor de installatie van
(grotere) bovengrondse tanks voor aardolieproducten en voor de opslag van mest. Op deze regelgeving is hiervoor al ingegaan.

De Omgevingsverordening biedt binnen waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en intrekgebieden voldoende mogelijkheden om beschermend op te treden. De regels hebben invloed op de activiteiten die in deze gebieden zijn toegestaan, met doorwerking naar het bestemmingsplan.

Binnen het bestemmingsplan 't Weusthag vertaald zich dit in een drietal gebiedsaanduidingen. Deze aanduidingen worden toegelicht in hoofdstuk 5.3.3.4 van deze toelichting.

4.1.2 Watertoets

Met de ondertekening van de Startovereenkomst 'Waterbeheer in de 21e eeuw' is in februari 2001 de watertoets in het leven geroepen. De watertoets is met ingang van 1 november 2003 wettelijk verplicht voor onder andere bestemmingsplannen. Het Waterschap Regge en Dinkel streeft ernaar de formele watertoets te vergemakkelijken door al in een vroeg stadium van de planvorming een bijdrage te leveren.

Voor onderhavig plan is contact geweest met het Waterschap Regge en Dinkel. Hieruit is gebleken dat er een normale watertoetsprocedure doorlopen moet worden. Deze vrij zware procedure is het gevolg van de ligging van de waterwinlocatie Hasselo in het hart van het bestemmingsplan.

Voortvloeiend uit de watertoets gelden in elk geval de volgende beleidsregels:

Algemeen

  • Bij de keuze voor de locatie van het plangebied wordt rekening gehouden met de wateropgave en de eigenschappen van het watersysteem;
  • Bij het stedenbouwkundig plan moet notie worden genomen van het feit dat water van hoog naar laag stroomt. Water is daarmee ordenend voor het plan;
  • Per project moet in het overleg tussen gemeente en waterschap worden bezien of maatwerkoplossingen nodig en/of wenselijk zijn.

Afvalwater

  • Het afvalwater (het zwarte afvalwater van toilet, het grijze afvalwater van keuken, wasmachine en douche en het eventuele bedrijfsafvalwater) wordt afgevoerd naar de RWZI door middel van riolering.

Hemelwater

  • De afvoerpiek uit het plangebied door de toename van verhard oppervlak wordt afgevlakt door berging van hemelwater in wadi's of retentievijvers met een gedoseerde afvoer;
  • De norm voor de maximale hoeveelheid te lozen water bedraagt 2,4 l/sec.ha bij een maatgevende neerslaghoeveelheid van 40 mm in 75 minuten;
  • Het hemelwater wordt zo min mogelijk verontreinigd en komt ten goede aan het lokale water- of grondwatersysteem;
  • Zichtbare oppervlakkige afvoer van hemelwater heeft de voorkeur boven afvoer van hemelwater door buizen, vanwege het grotere risico op ongewenst lozingsgedrag en foutieve aansluitingen bij buizen;
  • Infiltratie van hemelwater in de bodem via een graspassage is de beste optie, omdat hiermee zuivering, retentie en grondwateraanvulling worden gerealiseerd;
  • Op kleine schaal kan dit goed door middel van individuele voorzieningen, op grotere schaal verdient de toepassing van wadi's de voorkeur;
  • Afvoer van hemelwater vindt bij voorkeur plaats via de reeks regenpijp - perceelsgootje - straatgoot - wadi;
  • Bij het ontwerp van het bouwwerk wordt een zodanig samenspel van dakvlakken, dakgoten, regenpijpen en perceelsgoten gekozen dat het water niet in riolen onder de grond hoeft;
  • Goede alternatieven in geval van nauwelijks verontreinigd hemelwater zijn regenwaterhergebruik op individuele schaal of directe oppervlakkige afvoer naar sloten of vijvers met retentievoorzieningen op grotere schaal;
  • In het geval van bedrijventerreinen met risico op vervuiling verdient hemelwaterafvoer via een verbeterd gescheiden rioolstelsel met retentievijvers de voorkeur;
  • Het ontwerp van een verbeterd gescheiden stelsel wordt afgestemd op het risico op verontreiniging van het verhard oppervlak en het uitgangspunt dat de afvoer van relatief schoon hemelwater naar de rwzi wordt geminimaliseerd.

Grondwater

  • Het grondwater wordt zoveel mogelijk aangevuld met schoon infiltrerend water;
  • Te hoge grondwaterstanden in natte winterperioden mogen worden beteugeld met drainage in de openbare weg en eventueel op de kavels zelf, mits dit niet leidt tot een permanente grondwaterstandsverlaging in of buiten het plangebied;
  • De drainage voert af naar een wadi of naar oppervlaktewater; dus niet naar de RWZI;
  • Vochtoverlast door hoge grondwaterstanden wordt geminimaliseerd door te bouwen zonder kruipruimten en door kelders waterdicht maken.

Oppervlaktewater

  • Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benodigde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Regge en Dinkel leidend;
  • Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geintegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefbaar is en goed te beheren.

In het plangebied wordt hemelwater gescheiden afgevoerd van het afvalwater. Hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd en komt zo ten goede aan het grondwater. Waar mogelijk wordt het hemelwater afgevoerd naar de beken. Afvalwater wordt middels ondergrondse buizen getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Te hoge grondwaterstanden worden in het plangebied niet verwacht aangezien het gebied zich bevindt in het grondwaterwingebied van Vitens. Deze onttrekt geforceerd grondwater tbv drinkwaterbereiding.