Artikel 32 Waterstaat - Waterbergingsgebied
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming mede bestemd voor waterberging en waterbeheer met de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding, zoals inundatiegebieden, retentiegebieden en retentievijvers.
32.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op gronden met de bestemming "Waterstaat - Waterbergingsgebied" uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterberging en waterbeheer worden gerealiseerd.
32.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder 32.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde bebouwing wordt gebouwd, mits daardoor het functioneren van het gebied als waterbergingsgebied niet onevenredig wordt belemmerd.
32.4 Aanlegvergunning
-
a. Het is verboden op de tot 'Waterstaat - Waterbergingsgebied' bestemde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
-
1. het verwijderen van houtopstanden;
-
2. het ontgronden, diepwoelen, diepploegen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
-
3. het aanbrengen van verhardingen;
-
4. het aanbrengen van ondergrondse leidingen;
-
5. het aanleggen van inundatiegebieden, retentiegebieden en retentievijvers;
-
6. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van beken, sloten of daarmee gelijk te stellen waterlopen;
-
7. het aanplanten van bomen en/of houtgewas over een oppervlakte van meer dan 50 m2;
-
8. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en paden;
-
9. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
-
10. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
-
11. het aanbrengen van drainage;
-
12. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
-
b. Het onder a. genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
-
1. welke betreffen het normale onderhoud en/of plaatsvinden in het kader van natuur- en bosbeheer dan wel voor zover het leidingen betreft, het normale onderhouden beheer van leidingen;
-
2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan reeds een aanlegvergunning is verleend;
-
3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
-
c. De onder a. genoemde aanlegvergunning kan slechts worden verleend indien:
-
1. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische en/of landschappelijke waarden van de gronden;
-
2. is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn op grond van het bepaalde in de
Ontgrondingenwet;
-
3. is aangetoond dat er geen belemmeringen zijn op grond van het bepaalde in de Flora en Faunawet.