direct naar inhoud van Planregels
Plan: Correctieve Herziening Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0160.0000BP00359-VG01

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende begrippen

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Correctieve Herziening Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg van de gemeente Hardenberg;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0160.0000BP00359-VG01 met de bijbehorende regels;

1.3 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend

hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met

een dak.

1.4 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een

bouwwerk;

1.5 aanbouw:

een bouwwerk dat is gebouwd aan een bedrijfsgebouw; het bouwwerk onderscheidt zich van een bedrijfsgebouw door de vorm en is architectonisch ondergeschikt;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aan-huis-gebonden beroep

administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en daarmee gelijk te stellen beroepen, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van agrarische producten door het telen van gewassen waaronder begrepen tuinbouw en/of het houden van dieren, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, inclusief pensionstal en productie van zonne-energie waarvan de geproduceerde elektriciteit in hoofdzaak aangewend wordt voor eigen gebruik. Bewerking en vergisting van mest en biomassa zijn activiteiten die onderdeel uitmaken van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat deze activiteiten plaatsvinden binnen het eigen bouwvlak, met bedrijfseigen producten en/of bedrijfseigen mest waarvan de geproduceerde elektriciteit en/of brandstof in hoofdzaak aangewend wordt voor eigen gebruik;

1.10 agrarisch hulp- en toeleveringsbedrijf:

een bedrijf waarbinnen overwegend arbeid wordt verricht of materialen ter beschikking worden gesteld voor de productie van goederen en diensten ten behoeve van agrarische bedrijven; hieronder wordt mede verstaan het be- en verwerken van agrarisch gelieerde producten alsmede tijdelijke op- en overslag hiervan;

1.11 akkerbouwbedrijf:

een bedrijf in de land- en tuinbouwsector, dat zich richt op de benutting van braakliggend land door verbouw en het oogsten van gewassen;

1.12 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw en geen windturbine zijnde;

1.13 acheologisch onderzoek:

in een schriftelijke rapportage vastgelegd bureau- en/of veldonderzoek naar de materiële neerslag van menselijke aanwezigheid en menselijk handelen in het verleden;

1.14 archeologisch monumentenzorg:

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;

1.15 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, ten minste ouder dan 50 jaar;

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.17 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak of het bestemmingsvlak indien daarin geen bouwvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak;

1.18 bed and breakfast:

het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf en ontbijt. Permanente bewoning van een bed and breakfast in een bijgebouw of bedrijfsgebouw is niet toegestaan;

1.19 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of voorziening;

1.20 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer of exploitatie, dat in de recreatieverblijven -recreatiewoningen en kampeermiddelen- daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt; van bedrijfsmatige exploitatie is sprake als het recreatieverblijf voor ten minste 140 dagen per jaar beschikbaar is voor verhuur;

1.21 bedrijfsplan:

een beschrijving van de toekomstplannen van een bedrijf, voor de eerstkomende vijf jaar, met inbegrip van een organisatorische en financiële onderbouwing;

1.22 bedrijfswoning of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;

1.23 berging:

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een recreatief nachtverblijf;

1.24 bestaand(e) aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie en vorm:

aantal, afmeting, afstand, bedrijf, bouwhoogte, bouwwerk, goothoogte, inhoud, inrichting, object, oppervlakte, plaats, situatie of vorm, zoals dat of die rechtens bestaat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, dan wel nadien krachtens een omgevingsverguning, waarvoor de aanvraag is ingediend voor dat tijdstip, kan worden gerealiseerd;

1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of een ander bouwwerk, met een dak;

1.28 bijgebouw:

een gebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.29 bodemverstorende activititeiten:

het plegen van ingrepen die het gebruik van de grond veranderen, waardoor het grondwaterpeil verandert en/of het uitvoeren van grondbewerkingen;

1.30 boerderijkamer:

(een deel van) een (voorheen) agrarisch gebruikt gebouw dat blijvend wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf in kamers, al dan niet in combinatie met een dagverblijf. De oppervlakte van een zelfstandige boerderijkamer mag niet meer bedragen dan 50 m2 en van de boerderijkamers in totaal niet meer dan 200 m2. Het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15, vrijstaande appartementen c.q. huisjes zijn niet toegestaan;

1.31 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag:

een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd, met uitzondering van onderbouwen, kelders en kappen; de eerste bouwlaag is de bouwlaag op de begane grond;

1.34 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf:

een bouwwerk dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, met een met de grond verbonden constructie van enige omvang en met een plaatsgebonden karakter, zoals een stacaravan, trekkershut of recreatiewoning;

1.38 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.40 bungalowpark:

complex van recreatiewoningen en/of appartementen die voor recreatief nachtverblijf zijn bestemd; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.41 camping:

een verblijfsrecreatieterrein, ten behoeve van recreatief verblijf in kampeermiddelen en/of stacaravans, chalets en trekkershutten; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.42 chalet:

bouwwerk voor recreatief nachtverblijf bestaande uit één bouwlaag uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben. Een chalet heeft geen vaste verankering in de grond;

1.43 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan;

1.44 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.45 eenvoudige dagreacreatieve voorziening:

extensieve, kleinschalige vormen van vrijetijdsbesteding met een maximale duur van een dag, waarbij geen overnachting plaatsvindt;

1.46 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.47 extensieve openluchtrecreatie:

vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruime, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen;

1.48 foliebassin:

een mestbassin uitgevoerd als een met folie beklede grondput met of zonder omdijking;

1.49 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.50 groepsaccommodatie:

een (deel van een) gebouw dat blijvend bestemd is voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij overnacht wordt in slaapzalen en/of slaapkamers, er is een afzonderlijke ruimte voor dagactiviteiten, ook zijn er keuken- en sanitaire voorzieningen die gemeenschappelijk door de groep worden gebruikt;

1.51 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de

geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het

perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.52 hoofdverblijf:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar constructie en inrichting geschikt is voor de permanente huisvesting van één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep personen;

1.53 horeca:

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander -tenzij uitdrukkelijk anders vermeld- met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een seksinrichting;

1.54 hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend;

1.55 huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen;

1.56 internetwinkel:

specifieke vorm van detailhandel, waarbij de transactie via internet (of postorder) tot stand komt en waarbij afhalen, tonen en afrekenen van goederen niet ter plaatse gebeurt;

1.57 kampeerboerderij:

voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.58 kampeermiddel:

een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter, zoals bijvoorbeeld een tent, vouwwagen, toercaravan of camper;

1.59 kampeerterrein:

een terrein ingericht voor recreatief verblijf in kampeermiddelen en stacaravans; onder

recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde

persoon, gezin of andere groep van personen;

1.60 karakteristiek pand:

een gebouw dat door zijn verschijningsvorm als behoudenswaardig aangemerkt wordt;

1.61 kas:

een gebouw met overwegend transparante, lichtdoorlatende afdekking en wanden, bedoeld voor het kweken en telen van gewassen;

1.62 kleinschalig kamperen:

kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal kampeermiddelen;

1.63 landschapontsierende bedrijfsgebouwen:

gebouwen die door de verschijningsvorm zoals blijkend uit goothoogte, nokhoogte, materiaalgebruik, bouwmassa en/of silhouet, visueel storend zijn in het landschapsbeeld; voor het gebied karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle gebouwen vallen hier niet onder;

1.64 loonbedrijf:

een bedrijf, dat uitsluitend of in overwegende mate is gericht op het verrichten van werkzaamheden voor en/of de levering van diensten aan (agrarische) bedrijven;

1.65 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ter zake van religie, verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, recreatie, gezondheidszorg, bejaardenzorg en andere openbare en bijzondere voorzieningen en dienstverlening;

1.66 manege:

bedrijvigheid geheel of overwegend gericht op het houden, stallen, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's, het ter zake lesgeven en de exploitatie van daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen een kantine of soortgelijke horecavoorziening;

1.67 minicamping:

kamperen in de vorm van recreatief medegebruik op een kampeerterrein geschikt voor een beperkt aantal kampeermiddelen;

1.68 nevenactiviteiten:

een activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de volgens de bestemmingsomschrijving toegestane hoofdfunctie op het perceel;

1.69 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.70 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.71 opgraving:

archeologische maatregel waarbij een aangetroffen en gewaardeerde vindplaats ex situ wordt behouden;

1.72 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat dient ter overdekking en niet, of slechts met één wand is omgeven;

1.73 paardenbak:

een onverhard en omheind terrein, niet overdekt en met een andere ondergrond dan gras, ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.74 peil:
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein;
  • c. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
1.75 permanente bewoning:

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf, waarbij door betrokkene(n) niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.76 plaggenhut:

eenvoudige, uit hout en heideplaggen opgetrokken hut;

1.77 plattelandswoning:

Een bedrijfswoning behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die door een derde bewoond mag worden als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) inclusief aan-huis-gebonden beroep;

1.78 recreatiewoning:

een gebouw, niet zijnde een stacaravan, chalet, trekkershut of plaggenhut, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief verblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;

1.79 relatie:

aanduiding waarmee wordt aangegeven dat de daardoor verbonden delen als een geheel worden aangemerkt;

1.80 ruimtelijk kwaliteitsplan:

een plan dat beschrijft op welke wijze het erf landschappelijk gezien is ingepast in zijn omgeving, hoe de sterke gebiedskenmerken worden doorvertaald in de inrichting van het erf en hoe de nieuwe ontwikkeling op het erf en waar nodig compenserende maatregelen elders, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving;

voor het bepalen van de sterke gebiedskenmerken moet gebruik gemaakt worden van de tabellen in de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), waarin de sterke gebiedskenmerken per (deel)gebied zijn beschreven; de LIK's maken als bijlage onderdeel uit van de regels;

1.81 ruimtelijke kwaliteit:

het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

1.82 schuilgelegenheid:

een gebouw met maximaal drie gesloten wanden, dat dient voor de beschutting van, al dan niet hobbymatig gehouden, dieren tegen weersinvloeden alsmede voor de opslag van het voor deze dieren bestemde voer;

1.83 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een bordeel en parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.84 stacaravan:

bouwwerk voor recreatief nachtverblijf bestaande uit één bouwlaag uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben. Een stacaravan heeft geen vaste verankering in de grond en moet over de weg als één deel te verplaatsen zijn;

1.85 statische opslag:

opslag van goederen en producten die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld worden; uitgezonderd de opslag van gevaarlijke stoffen;

1.86 streekeigen product:

producten die zijn voortgebracht op ambachtelijke wijze op agrarische bedrijven;

1.87 technische installatie:

een voor de bedrijfsvoering benodigde installatie;

1.88 teeltondersteunende voorziening:

een verplaatsbare constructie, overtrokken met transparant materiaal anders dan glas, voor het kweken of beschermen van gewassen, uitsluitend aanwezig tijdens het teeltseizoen;

1.89 trekkershut:

een eenvoudige vrijstaande blokhut, bestaande uit één bouwlaag, zonder of met beperkte sanitaire voorzieningen, welke uitsluitend gebruikt wordt voor kortdurend recreatief verblijf door wisselende groepen van recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.90 tuinbouw:

het bedrijfsmatig telen en kweken van groenten, bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, in de volle grond, al dan niet gecombineerd met, als ondergeschikte nevenactiviteit, de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

1.91 verkoopvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw voor detailhandel, onder welke ruimten niet zijn begrepen opslag-, personeels-, sanitaire en andere dienstruimten, garderobes en keukens;

1.92 voorgevel:

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.93 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel van het hoofdgebouw, tot aan de perceelsgrenzen.

1.94 waarde archeologie 1 en 2:

door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vast staat dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;

1.95 waarde archeologie 3,4 en 5:

door burgemeester en wethouders aangewezen terrein waarvan op grond van historische gegevens of door archeologische vondsten en onderzoek vermoed wordt dat het van algemeen belang is wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg;

1.96 waterpeil:

de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater;

1.97 wijk:

dwars op het hoofdkanaal gelegen zijkanaal in een veenkoloniaal landschap;

1.98 windturbine:

een door de wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen;

1.99 woning:

een complex van ruimten volgens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

1.100 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, bijvoorbeeld in de vorm van bank- en verzekeringsdiensten, exploitatie van en handel in onroerende zaken, adviesbureaus, verhuurbedrijven en hulpdiensten;

1.101 zandwinning:

een bedrijf, dat uitsluitend of in overwegende mate is gericht op het winnen, opslaan, overslaan, bewerken, verwerken en handel van zand;

1.102 zonnecollectoren:

collectoren voor warmteopwekking of een paneel voor electriciteitsopwekking;

1.103 zorgboerderij:

een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.104 zorgwoning:

complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één of meerdere personen van een specifieke doelgroep die zorg nodig heeft;

1.105 stikstofemitterende bouwwerken:

Onder stikstofemitterende bouwwerken worden verstaan gebouwen voor het houden van landbouwhuisdieren, installaties voor het bewerken of vergisten van mest en/of biomassa, mestplaten en mestsilo's.

1.106 toename van ammoniakemissie:

1. Er is sprake van een toename van de ammoniakemissie wanneer vanuit het bouwvlak en de bij het desbetreffende bedrijf behorende mestplaten de emissie N/ha/jaar meer bedraagt dan:

de emissie N/ha/jaar op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan afkomstig van het aanwezige legale gebruik van de gronden en opstallen behorend tot het bouwvlak en de bij het desbetreffende bedrijf behorende mestplaten.

Onder het 'aanwezige legale gebruik' wordt hier mede verstaan het gebruik ingevolge een ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan reeds onherroepelijke omgevingsvergunning voor het bouwen.

2. Als uitzondering op lid 1 van dit artikel geldt het volgende. Na inwerkingtreding van Artikel 1, Onderdeel J, van de Wet van 8 oktober 2014, houdende wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak), Stb. 2014, 419, en de Algemene Maatregel van Bestuur als bedoeld in artikel 19kh, zevende lid, onder a onder 1 van de Natuurbeschermingswet 1998, zoals dit artikel luidt na inwerkingtreding van het hiervoor genoemde Artikel 1, Onderdeel J, is er geen sprake van een toename van de ammoniakemissie wanneer:

- het project of handeling waar de aanvraag om omgevingsvergunning op ziet, een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma geldt, niet een waarde die is vastgesteld bij vorenbedoelde algemene maatregel van bestuur overschrijdt.

3. Onder 'programma' als bedoeld in lid 2 van dit artikel wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998 zoals dit luidt na inwerkingtreding van Artikel 1, Onderdeel I van de Wet van 8 oktober 2014, houdende wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 (programmatische aanpak), Stb. 2014, 419.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten en berekend:

2.1 de tiphoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot het maximale hoogste punt dat de wiek kan bereiken;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Ruimten, zoals kelders en kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer - en tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren - worden niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk, tenzij:

  • a. de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen, of;
  • b. de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft.

In bestaande situaties wordt een kelder waarvan de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 meter boven peil is gelegen of de kelder aan de buitenzijde een directe toegang heeft, niet meegerekend bij de inhoud van een bouwwerk.

In geval van recreatiewoningen wordt de inhoud van een kelder onder de recreatiewoning wel meegeteld bij de inhoud van de woning;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 ondergeschikte bouwdelen:

bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens dan wel rooilijn met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Beekdallandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Beekdallandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw;
  • b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het beekdallandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlagen 1, 2, 3 en 4 onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m² brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • d. bed and breakfast;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen;
  • f. een agrarisch loonbedrijf;
  • g. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;

en tevens voor:

  • h. watergangen, waterpartijen en inundatie vanuit watergangen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • j. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
3.2 Bouwregels

3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. (bedrijfs)gebouwen behorend bij de onder artikel 3.1 toegestane functies;
  • b. binnen elk bouwvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen, met bijbehorende bouwwerken, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoerplaten.

3.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's, foliebassins met bijbehorende omheining en mestplaten, binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;

In afwijking van het bepaalde onder a. zijn zonnecollectoren niet toegestaan.

3.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 3.2.1 en 3.2.2, gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 700 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 700 m³ bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen, of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de oppervlakte van foliebassins buiten het bouwvlak mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 750 m²;
  • d. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende regels:

bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
bedrijfsgebouwen (1)   4 m   10 m   18°  
aanbouwen aan bedrijfsgebouwen     3,5 m    
bedrijfswoningen   3,5 m   10 m   30°  
bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
overkappingen     3,5 m    
bouwwerken voor mestopslag     10 m    
voedersilo's     20 m    
erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m    
overige erf- of perceelsafscheidingen     1 m    
overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     10 m    
sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten buiten bouwvlakken     1,5 m    
foliebassins met bijbehorende omheining buiten bouwvlakken     2 m    
overige andere bouwwerken buiten bouwvlakken     3 m    
(1) de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.  

  • e. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder d en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2 (Afstanden tot water en wegen);
  • g. de oppervlakte van stikstofemitterende bouwwerken mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte bedragen, met dien verstande dat een groter oppervlakte aan stikstofemitterende bouwwerken is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie. Een wijziging van stikstofemitterende bouwwerken is uitsluitend toegestaan voor zover deze niet leidt tot een toename van de ammoniakemissie.

3.2.4 Bouwregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde bouwregels, dezelfde mogelijkheden om af te wijken van de bouwregels en dezelfde wijzigingsbevoegdheden als voor een bedrijfswoning.

3.2.5 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 3.2.3 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 Wijze van meten.

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Nieuw stalconcepten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met afwijkende maatvoering mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m;
  • b. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijk kwaliteitsplan.

3.3.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak, mits :

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • d. de bedrijfswoning vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. het bepaalde in artikel 3.2.3 in acht wordt genomen;
  • g. dit niet leidt tot meer dan twee (bedrijfs- of plattelands)woningen.

3.3.3 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 6 m en 12 m, mits:

  • a. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.

3.3.4 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d, voor het

toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor een bedrijfswoning wordt toegestaan niet groter is dan 30 m² ;
  • c. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

3.3.5 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder a, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 900 m³, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

3.3.6 Hogere bouwhoogte sleufsilo's en kuilvoerplaten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder d, voor een hogere maximale bouwhoogte voor sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten bouwvlakken tot maximaal 2 meter, mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

3.3.7 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a en artikel 3.4 voor het gebruiken van een bedrijfswoning door een derde voor wonen.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de

bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalig kamperen;
  • d. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.

3.4.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het gebruik van de gronden en gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals bedoeld in lid 3.1 onder c heeft betrekking op nevenactiviteiten in de vorm van ambachtelijke bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven, detailhandel, zakelijke dienstverlening en recreatieve activiteiten, of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. detailhandel is alleen mogelijk voor zover het ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten betreft;
  • c. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden.

3.4.2 Gebruiksregels bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

3.4.3 Gebruiksregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 3.4 onder b, tevens een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan. De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m², of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder c en artikel 3.4 voor het toevoegen van niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten aan een agrarisch bedrijf, in gebouwen, onder voorwaarde dat de toegevoegde activiteiten uitsluitend betrekking hebben op:

  • 1. sociale, culturele,maatschappelijke, dag- en verblijfsrecreatieve en educatieve functies;
  • 2. zorgfuncties zoals een zorgboerderij;
  • 3. bedrijven in categorie 1 en 2 van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven;
  • 4. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen.

Met inachtneming van de volgende regels:

  • a. als de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden binnen bestaande gebouwen, dan mag het brutovloeroppervlak niet meer bedragen dan 300 m² ;
  • b. als het brutovloeroppervlak voor niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten meer dan 300 m² bedraagt en/of de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten in één of meer nieuwe gebouwen plaatsvinden, dan zijn deze activiteiten uitsluitend toegestaan als de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • c. bij internetwinkels mag de opslag van goederen, in afwijking van het onder b. bepaalde, uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen met inachtneming van het onder a. bepaalde;
  • d. de agrarische bedrijfsvoering moet de hoofdactiviteit blijven;
  • e. detailhandel, anders dan via een internetwinkel, is uitsluitend toegestaan, als deze ondergeschikt is aan de onder 1, 2 en 3 genoemde activiteiten;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • h. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • i. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • j. de (bedrijfs)activiteiten moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • k. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

3.5.2 Kleinschalig kamperen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en artikel 3.4 voor het gebruiken van gronden in en/of binnen een afstand van maximaal 30 m van het bouwvlak als standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de inpassing van het kleinschalig kampeerterrein op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • b. voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen bestaande gebouwen toegestaan;
  • c. het parkeren ten behoeve van het kleinschalig kamperen dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • d. kleinschalig kamperen is niet toegestaan binnen de bestemming Leiding - Gas en binnen 50 meter van (bedrijfs- en plattelands-)woningen van derden;
  • e. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • f. de plaatsing van stacaravans is niet toegestaan.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijzigngsbevoegdheid herbegrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt herbegrenst, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de naar de weg gekeerde bouwgrens mag niet worden overschreden;
  • b. de herbegrenzing mag ten hoogste 25 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering moet worden aangetoond;
  • e. de herbegrenzing moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. inpassing van het erf in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaats vinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

3.6.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt vergroot, waarbij artikel 3.2.3 onder g van deze planregels van overeenkomstige toepassing is en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de vergroting van het bouwvlak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de oppervlakte van een bouwvlak mag door het wijzigen tot een maximale oppervlakte van 1,5 ha worden vergroot;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van het erf in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • e. de vergroting van het bouwvlak moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. de belangen van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen, zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel, zijn primair ten opzichte van het belang van het vergroten van het bouwvlak;
  • g. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2 (Afstanden tot water en wegen).

3.6.3 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen

agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming

'Wonen - Beekdallandschap', zoals opgenomen in Bijlage 8 bij deze regels, met inachtneming van de volgende regels;

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1, bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.5.1 en bestaande kleinschalige kampeerterreinen als bedoeld in artikel 3.5.2 zijn toelaatbaar; kleinschalige kampeerterreinen dienen in principe te worden aangeduid als minicamping;
  • c. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Beekdallandschap', zoals opgenomen in Bijlage 8 bij deze regels;
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen.

3.6.4 Wijzigngsbevoegdheid wonen, met extra woning onder sloopvoorwaarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen

agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming

'Wonen - Beekdallandschap', zoals opgenomen in Bijlage 8 bij deze regels, en de bouw van een extra woning toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. op de gronden binnen het voormalig bouwvlak is de bouw van één extra vrijstaande woning toegestaan, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
  • 1. de te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen moeten een minimale gezamenlijke oppervlakte van 850 m² hebben;
  • 2. op geen van de gevels van de woning mag de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • c. om aan het onder b bepaalde te kunnen voldoen, mogen de oppervlakten van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen van maximaal twee al gestopte of stoppende agrarische bedrijven bij elkaar worden opgeteld, onder de volgende voorwaarden:
  • 1. op beide percelen dienen alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet zijn verzekerd dat geen herbouw daarvan kan plaatsvinden;
  • 2. het is niet toegestaan om een eventueel surplus van 850 m² te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen aan te wenden om elders aan de minimaal benodigde te slopen oppervlakte van 850 m² te komen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de erven in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.7.1 Vergunningsplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 3.7.2 is het verboden zonder of in afwijking van een

omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen

bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van water;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

3.7.2 Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in artikel 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en

werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het beekdallandschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • f. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 onder b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen.

3.7.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken

of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of

meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

  • niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  • de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Besloten heideontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw;
  • b. een hulp- en toeleveringsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hulp en toeleveringsbedrijf';
  • c. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het besloten heideontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlagen 1, 2, 3 en 4 onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m² brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • e. bed and breakfast;
  • f. statische opslag in bestaande gebouwen;
  • g. kleinschalig kamperen tot een maximum van 25 kampeermiddelen, te plaatsen binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van 30 m van het bouwvlak, of niet meer dan de bestaande afstand indien deze meer dan 30 m bedraagt, met dien verstande dat kleinschalig kamperen niet is toegestaan binnen de bestemming 'Leiding - Gas' en binnen 50 meter van (bedrijfs- en plattelands-)woningen van derden;
  • h. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;

en tevens voor:

  • i. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • k. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
  • l. een agrarisch hulp en toeleveringsbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - hulp- en toeleveringsbedrijf';
  • m. kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  • n. parkeerterrrein ten behoeve van het kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • o. speelterrein ten behoeve van het kinderdagverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein'.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 4.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. (bedrijfs)gebouwen behorend bij de onder artikel 4.1 toegestane functies;
  • b. binnen elk bouwvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoerplaten.

4.2.2 Toegestane (bouw)werken buiten bouwvlakken

Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. andere (bouw)werken, waaronder tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en mestplaten binnen een afstand van 75 m van het bouwvlak en minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. foliebassins met bijbehorende omheining;
  • d. schuilgelegenheden tot een oppervlakte van maximaal 15 m² per schuilgelegenheid en met een maximum van 1 schuilgelegenheid per één hectare bij elkaar behorende grond.

In afwijking van het bepaalde onder a zijn zonnecollectoren niet toegestaan.

4.2.3 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 4.2.1 en 4.2.2, gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m³ bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen bestaande gebouwen toegestaan;
  • d. de oppervlakte van foliebassins buiten het bouwvlak mag per agrarisch bedrijf niet meer bedragen dan 750 m²;
  • e. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende regels:

bouwwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
bedrijfsgebouwen (1)   4 m   10 m   18°  
aanbouwen aan bedrijfsgebouwen     3,5 m    
bedrijfswoningen (2)   3,5 m   10 m   30°  
bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
overkappingen     3,5 m    
bouwwerken voor mestopslag     10 m    
voedersilo's     20 m    
erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m    
overige erf- of perceelsafscheidingen     1 m    
overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     10 m    
sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten buiten bouwvakken     2 m    
foliebasssins met bijbehorende omheining buiten bouwvakken     2 m    
overige andere bouwwerken buiten bouwvakken     3 m    
(1)de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.
(2)met dien verstande dat de bedrijfswoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien.  

  • f. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder e en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • g. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2 (Afstanden tot water en wegen);
  • h. de oppervlakte van stikstofemitterende bouwwerken mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte bedragen, met dien verstande dat een groter oppervlakte aan stikstofemitterende bouwwerken is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie. Een wijziging van stikstofemitterende bouwwerken is uitsluitend toegestaan voor zover deze niet leidt tot een toename van de ammoniakemissie.

4.2.4 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 4.2.3 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 Wijze van meten.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Niewe stalconcepten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder e, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met afwijkende maatvoering mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m;
  • b. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

4.3.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder b voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • d. de bedrijfswoning vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. het bepaalde in artikel 4.2.3 in acht wordt genomen;
  • g. dit niet leidt tot meer dan twee (bedrijfs- of plattelands)woningen.

4.3.3 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder e, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 6 meter en 12 meter, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.

4.3.4 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder e, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

4.3.5 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder a, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot maximaal 1.000 m3, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaats vindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

4.3.6 Hogere bouwhoogte sleufsilo's en kuilvoerplaten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.3 onder e, voor een hogere maximale bouwhoogte voor sleufsilo's en kuilvoerplaten buiten bouwvlakken tot maximaal 2,5 meter, mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

4.3.7 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder a en artikel 4.4, voor het gebruiken van een bedrijfswoning door een derde voor wonen.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • c. het plaatsen van één of meerdere stacaravans op een kleinschalig kampeerterrein;
  • d. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.

4.4.1 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het gebruik van de gronden en gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 4.1 onder c heeft betrekking op nevenactiviteiten in de vorm van ambachtelijke bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven, detailhandel, zakelijke dienstverlening en recreatieve activiteiten, waaronder boerderijkamers, of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. detailhandel is alleen mogelijk voor zover het ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten betreft;
  • c. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden.

4.4.2 Gebruiksregels bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag in de woning en in maximaal één bijgebouw worden gevestigd;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

4.4.3 Gebruiksregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 4.4 onder b, tevens een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan. De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 onder c en artikel 4.4, voor het toevoegen van niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten aan een agrarisch bedrijf, in gebouwen, onder voorwaarde dat de toegevoegde activiteiten uitsluitend betrekking hebben op:

  • 1. sociale, culturele,maatschappelijke, dag- en verblijfsrecreatieve en educatieve functies;
  • 2. zorgfuncties zoals een zorgboerderij;
  • 3. bedrijven in categorie 1 en 2 van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven;
  • 4. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen.

Met inachtneming van de volgende regels:

  • a. als de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden binnen bestaande gebouwen, dan mag het brutovloeroppervlak niet meer bedragen dan 300 m2 ;
  • b. als het brutovloeroppervlak voor niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten meer dan 300 m2 bedraagt en/of de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten in één of meer nieuwe gebouwen plaatsvinden, dan zijn deze activiteiten uitsluitend toegestaan als de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • c. bij internetwinkels mag de opslag van goederen, in afwijking van het onder b. bepaalde, uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen met inachtneming van het onder a. bepaalde;
  • d. de agrarische bedrijfsvoering moet de hoofdactiviteit blijven;
  • e. detailhandel, anders dan via een internetwinkel, is uitsluitend toegestaan, als deze ondergeschikt is aan de onder 1, 2 en 3 genoemde activiteiten;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • h. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • i. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • j. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • k. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid herbegrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt herbegrenst, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de naar de weg gekeerde bouwgrens mag niet worden overschreden;
  • b. de herbegrenzing mag ten hoogste 25 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering moet worden aangetoond;
  • e. de herbegrenzing moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. inpassing van het erf in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaats vinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

4.6.2 Wijzigngsbevoegdheid vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt vergroot, waarbij artikel 4.2.3 onder h van deze planregels van overeenkomstige toepassing is en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per geval dient de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering te zijn aangetoond;
  • b. de vergroting van het bouwvlak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de oppervlakte van een bouwvlak mag door het wijzigen tot een maximale oppervlakte van 1,5 ha worden vergroot;
  • d. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van het erf in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • e. voor zover de nieuwe activiteiten zijn gelegen in een intrekgebied, mag er geen verslechtering optreden van de grondwaterkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaatsvinden;
  • f. de vergroting van het bouwvlak moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. de belangen van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen, zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel, zijn primair ten opzichte van het belang van het vergroten van het bouwvlak;
  • h. ter plaatse van de vergroting van het bouwvlak, dient de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - voorwaarden wijzigingsplan" opgenomen te worden op de verbeelding;
  • i. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2 (Afstanden tot water en wegen).

4.6.3 Wijzigingsbevoegdheid nieuwvestiging akkerbouwbedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen, dat in de verbeelding één of meer nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, voorzien van de aanduiding "akkerbouwbedrijf", met elk een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het wijzigen mag uitsluitend geschieden voor het verplaatsen van een akkerbouwbedrijf;
  • b. per geval dient te zijn aangetoond dat het te vestigen akkerbouwbedrijf naar omvang en activiteiten aan ten minste één volwaardige arbeidskracht een volledige dagtaak biedt;
  • c. per geval dient te zijn aangetoond dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand, reeds aangeduid bouwvlak;
  • d. het agrarisch bouwvlak op de uitplaatsingslocatie moet worden opgeheven, tenzij de uitplaatsingslocatie wordt herbenut voor een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • e. de bedrijfsvoering van nabijgelegen agrarische bedrijven mag niet onevenredig worden aangetast;
  • f. in geval een bedrijfswoning wordt aangevraagd mag op geen van de gevels van de woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane waarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
  • g. voor zover de nieuwe activiteiten zijn gelegen in een intrekgebied, mag er geen verslechtering optreden van de grondwaterkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaatsvinden;
  • h. de nieuwvestiging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • i. het situeren van het bouwvlak dient zo te geschieden dat de inpassing van het erf in het landschap op zorgvuldige wijze plaats vindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • j. indien de nieuwvestiging is voorzien in een primair watergebied of binnen stroken van 100 meter aan weerszijden van essentiële waterlopen zoals genoemd in artikel 2.14.5 van de Omgevingsverordening Overijssel, dan mag deze nieuwe ontwikkeling de waterafvoer van deze waterlopen niet beperken en de toekomstige verruiming ten behoeve van afvoer en berging van water niet onmogelijk maken;
  • k. de belangen van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen, zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel, zijn primair ten opzichte van het belang van de nieuwvestiging;
  • l. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2 (Afstanden tot water en wegen);
  • m. het bouwen van stikstofemitterende bouwwerken is niet toegestaan.

4.6.4 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming Wonen - Besloten heideontginningslandschap, zoals opgenomen in Bijlage 9 bij deze regels, met inachtneming van de volgende regels;

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1 en bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.5.1 en bestaande kleinschalige kampeerterreinen zijn toelaatbaar; kleinschalige kampeerterreinen dienen in principe te worden aangeduid als minicamping;
  • c. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Besloten heideontginningslandschap', zoals opgenomen in Bijlage 9 bij deze regels';
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • g. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen.
4.6.5 Wijzigingsbevoegdheid wonen, met extra woning onder sloopvoorwaarde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Wonen - Besloten heideontginningslandschap', zoals opgenomen in Bijlage 9 bij deze regels, en de bouw van een extra woning toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. op de gronden binnen het voormalig bouwvlak is de bouw van één extra vrijstaande woning toegestaan, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, onder de volgende voorwaarden:
  • 1. de te slopen landschapsontsierende bedrijfsgebouwen moeten een minimale gezamenlijke oppervlakte van 850 m² hebben;
  • 2. op geen van de gevels van de woning mag de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • c. om aan het onder b bepaalde te kunnen voldoen, mogen de oppervlakten van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen van maximaal twee al gestopte of stoppende agrarische bedrijven bij elkaar worden opgeteld, onder de volgende voorwaarden:
  • 1. op beide percelen dienen alle landschapsontsierende voormalige bedrijfsgebouwen te worden gesloopt en moet zijn verzekerd dat geen herbouw daarvan kan plaatsvinden;
  • 2. het is niet toegestaan om een eventueel surplus van 850 m² aan te wenden om elders aan de minimaal benodigde te slopen oppervlakte van 850 m² te komen;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. het wijzigen dient zo te geschieden dat de inpassing van de erven in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.
4.6.6 Wijzigingsbevoegdheid bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 6 'Bedrijf - Besloten heideontginningslandschap', waarbij artikel 4.2.3 onder h van deze planregels van overeenkomstige toepassing is en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. voor elk bedrijf worden ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende, voormalige bouwvlak als 'Bedrijf - Besloten heideontginningslandschap' aangewezen;
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • d. het bedrijf moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. de bedrijfsactiviteiten mogen:
  • 1. de functies van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig aantasten;
  • 2. geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden;
  • 3. geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen;
  • 4. in vergelijking met het voormalige agrarische gebruik geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden met zich meebrengen.
  • f. voor zover de nieuwe activiteiten zijn gelegen in een intrekgebied, mag er geen verslechtering optreden van de grondwaterkwaliteit en mag er geen vergroting van het risico op verontreiniging van het grondwater plaatsvinden;
  • g. de bedrijfsactiviteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • h. inpassing van de bouwwerken en het gebruik daarvan op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • i. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.7.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 4.7.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. aanleggen en dempen van water;
  • c. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.

4.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van :

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het open veenontginningslandschap eigen gebiedskenmerken aanpassen in besloten heideontginningslandschap;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. werken en werkzaamheden met minder dan 250 m³ grondverzet;
  • f. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.7.1 onder b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen.

4.7.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 4.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel,

- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Open veenontginningslandschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Open veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van één agrarisch bedrijf, uitgezonderd glastuinbouw;
  • b. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het open veenontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlagen 1, 2, 3 en 4 onderdeel uitmaken van de regels;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. niet-agrarische nevenactiviteiten tot een maximum van 100 m² brutovloeroppervlak, of de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • d. bed and breakfast;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen;
  • f. kleinschalig kamperen tot een maximum van 15 kampeermiddelen, te plaatsen binnen het bouwvlak en/of binnen een afstand van 30 m van het bouwvlak, of niet meer dan de bestaande afstand indien deze meer dan 30 m bedraagt, met dien verstande dat kleinschalig kamperen niet is toegestaan binnen de bestemming 'Leiding - Gas' en binnen 50 meter van (bedrijfs- en plattelands-)woningen van derden;
  • g. voorzieningen voor extensieve openluchtrecreatie;

en tevens voor:

  • h. watergangen en waterpartijen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • j. behoud en ontwikkeling van de waterveiligheid van de regionale waterkeringen die zijn aangegeven op de kaart regionale waterkeringen zoals genoemd in artikel 4.2.1 van de Omgevingsverordening Overijssel; de belangen van de waterveiligheid zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere toegestane functies;
5.2 Bouwregels

5.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken

Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in artikel 5.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. (bedrijfs)gebouwen behorend bij de onder artikel 5.1 toegestane functies;
  • b. binnen elk bouwvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • c. andere bouwwerken, waaronder begrepen mestplaten, mestsilo's en kuilvoerplaten.

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 5.2.1 en gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m³ bedraagt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen zijn uitsluitend binnen bestaande gebouwen toegestaan;
  • d. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende regels:

bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
bedrijfsgebouwen (1)   6 m   12 m    
bedrijfswoningen (2)   6 m   10 m   30°  
bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
overkappingen     4 m    
bouwwerken voor mestopslag     10 m    
voedersilo's     20 m    
erf- of perceelsafscheidingen op ten minste 1m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlakken     2 m
 
 
overige erf- of perceelsafscheidingen     1 m    
overige andere bouwwerken binnen bouwvlakken     12 m    
(1) de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.
(2) met dien verstande dat de bedrijfswoning voor maximaal 30 m2 van een platte afdekking mag worden voorzien  

  • e. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder d en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • f. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2 (Afstanden tot water en wegen);
  • g. de oppervlakte van stikstofemitterende bouwwerken mag per agrarisch bedrijf ten hoogste de ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan aanwezige oppervlakte bedragen, met dien verstande dat een groter oppervlakte aan stikstofemitterende bouwwerken is toegestaan indien er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie. Een wijziging van stikstofemitterende bouwwerken is uitsluitend toegestaan voor zover deze niet leidt tot een toename van de ammoniakemissie.

5.2.3 Bouwregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde bouwregels, dezelfde mogelijkheden om af te wijken van de bouwregels en dezelfde wijzigingsbevoegdheden als voor een bedrijfswoning.

5.2.4 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 5.2.2 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in Artikel 2 Wijze van meten.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Nieuwe stalconcepten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder d, voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met afwijkende maatvoering mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 m;
  • b. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

5.3.2 Tweede bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1, onder b voor het bouwen van een tweede bedrijfswoning binnen het bouwvlak, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • c. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • d. de bedrijfswoning vanuit milieuoogpunt toelaatbaar is;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. het bepaalde in artikel 5.2.3 in acht wordt genomen.
  • g. dit niet leidt tot meer dan twee (bedrijfs- of plattelands)woningen.

5.3.3 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder d, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 10 meter en 14 meter, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.

5.3.4 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder d, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

5.3.5 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a, voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.200 m³, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

5.3.6 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 onder a en artikel 5.4, voor het gebruiken van een bedrijfswoning door een derde voor wonen.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijfsactiviteiten, anders dan genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • c. het plaatsen van één of meerdere stacaravans op een kleinschalig kampeerterrein;
  • d. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als paardenbak.

5.4.1 Gebruiksregels boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per bedrijfsgebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

5.4.2 Niet-agrarische nevenactiviteiten

Het gebruik van de gronden en gebouwen voor niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 5.1 onder c heeft betrekking op nevenactiviteiten in de vorm van ambachtelijke bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven, detailhandel en zakelijke dienstverlening, of daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de nevenactiviteit vindt plaats binnen de bestaande bebouwing;
  • b. detailhandel is alleen mogelijk voor zover het ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten betreft;
  • c. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden.

5.4.3 Gebruiksregels bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag alleen in de woning worden gevestigd;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

5.4.4 Gebruiksregels plattelandswoning

Voor een bedrijfswoning die aangeduid is als plattelandswoning gelden dezelfde gebruiksregels als voor een bedrijfswoning, met dien verstande dat, in afwijking van artikel 5.4 onder b, tevens een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan. De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aan-huis-gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop, in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Niet-agrarische bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 onder c en artikel 5.4, voor het toevoegen van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten aan een agrarisch bedrijf, in gebouwen, onder voorwaarde dat de toegevoegde activiteiten uitsluitend betrekking hebben op:

  • 1. sociale, culturele, maatschappelijke, dagrecreatieve en educatieve functies;
  • 2. zorgfuncties, waarbij er sprake is van een verwevenheid tussen de zorgfunctie en het agrarisch bedrijf;
  • 3. bedrijven in categorie 1 en 2 van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, ofwel hiermee, wat betreft het leefklimaat, vergelijkbare bedrijven;
  • 4. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen.

Met inachtneming van de volgende regels:

  • a. als de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten plaatsvinden binnen bestaande gebouwen, dan mag het brutovloeroppervlak niet meer bedragen dan 300 m2;
  • b. als het brutovloeroppervlak voor niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten meer dan 300 m2 bedraagt en/of de niet-agrarische (bedrijfs)activiteiten in één of meer nieuwe gebouwen plaatsvinden, dan zijn deze activiteiten uitsluitend toegestaan als de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • c. bij internetwinkels mag de opslag van goederen, in afwijking van het onder b. bepaalde, uitsluitend plaatsvinden in bestaande gebouwen met inachtneming van het onder a. bepaalde;
  • d. de agrarische bedrijfsvoering moet de hoofdactiviteit blijven;
  • e. detailhandel, anders dan via een internetwinkel, is uitsluitend toegestaan, als deze ondergeschikt is aan de onder 1, 2 en 3 genoemde activiteiten;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • h. het parkeren dient binnen het eigen erf plaats te vinden;
  • i. er mag geen opslag van goederen in de open lucht plaatsvinden;
  • j. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • k. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijzigngsbevoegdheid herbegrenzing bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat een in de verbeelding aangegeven bouwvlak wordt herbegrenst, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de naar de weg gekeerde bouwgrens mag niet worden overschreden;
  • b. de herbegrenzing mag ten hoogste 25 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • d. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering moet worden aangetoond;
  • e. de herbegrenzing moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • g. inpassing van het erf in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaats vinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

5.6.2 Wijzigingsbevoegdheid wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 8 'Wonen - Open veenontginningslandschap', met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. bestaande niet-agrarische nevenactiviteiten en bestaande kleinschalige kampeerterreinen als bedoeld in artikel 5.1 zijn toelaatbaar en bestaaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 5.5.1; kleinschalige kampeerterreinen dienen in principe te worden aangeduid als minicamping;
  • c. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig bouwvlak, met het bijbehorende erf, worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen - Open veenontginningslandschap';
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing mogen door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de wijziging moet vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen;

5.6.3 Wijzigngsbevoegdheid bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Open veenontginningslandschap', zoals opgenomen in Bijlage 7 bij deze regels, waarbij artikel 5.2.3 onder j van deze planregels van overeenkomstige toepassing is en met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. voor elk bedrijf worden ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende, voormalige bouwvlak als 'Bedrijf - Open veenontginningslandschap' aangewezen;
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak houden de betreffende agrarische bestemming;
  • d. het bedrijf moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • e. de bedrijfsactiviteiten mogen:
  • 1. de functies van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet onevenredig aantasten;
  • 2. geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden;
  • 3. geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen, en;
  • 4. in vergelijking met het voormalige agrarische gebruik geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden met zich meebrengen.
  • f. de bedrijfsactiviteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • g. inpassing van de bouwwerken en het gebruik daarvan op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • h. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal bedrijfswoningen.

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 5.7.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en dempen van water / wijken;
  • b. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden.

5.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 5.7.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van :

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het open veenontginningslandschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. werken en werkzaamheden op en in gronden binnen agrarische bouwvlakken;
  • e. werken en werkzaamheden met minder dan 250 m³ grondverzet;
  • f. kavelpaden, in- of uitritten en het verhogen en/of verlagen van de bodem ten behoeve van foliebassins, mestplaten, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • g. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.7.1 onder a, voorzover het betreft het aanleggen van poelen.

5.7.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in dit artikel bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel

- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 6 Bedrijf - Besloten heideontginningslandschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Besloten heideontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, zijn aangeduid als categorie 1 of 2;
  • b. uitsluitend bestaande bedrijven, voor zover deze niet vallen onder a;
  • c. uitsluitend zandwinning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning';
  • d. watergangen, waterpartijen en inundatie vanuit de watergangen, met bijbehorende waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. (aanpassingen aan) bestaande verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • f. bij een en ander behorende voorzieningen waaronder parkeerplaatsen en nutsvoorzieningen.

Een en ander met uitzondering van:

  • 1. detailhandelsbedrijven, tenzij het betreft:
  • a. detailhandel die als zodanig volgens het hiervoor bepaalde is toegestaan;
  • b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in een bedrijf, met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 100 m²;
  • 2. Bevi-inrichtingen, tenzij het een bestaande inrichting betreft;
  • 3. bedrijven, die zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, volgens artikel 2.1 onder 3 van het Besluit omgevingsrecht, tenzij het een bestaande inrichting betreft.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Op de gronden als bedoeld in artikel 6.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. binnen elk bestemmingsvlak het bestaande aantal bedrijfswoningen, met bijbehorende bouwwerken;
  • c. andere bouwwerken.
6.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 6.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan het maximum percentage zoals op de verbeelding staat aangegeven;
  • b. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende regels:

bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
bedrijfsgebouwen (1)   4 m   10 m   18°  
overkappingen     3,5 m    
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
overige erf- of perceelafscheidingen     1 m    
overige andere bouwwerken     12 m    
(1) de maximale goothoogte en minimale dakhelling gelden niet voor technische installaties die verbonden zijn met en onderdeel uitmaken van bedrijfsgebouwen.  

  • c. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder b en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • d. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2 (Afstanden tot water en wegen).
6.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 6 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 Wijze van meten.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Hogere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder b, voor een hogere maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot respectievelijk maximaal 6 meter en 12 meter, mits:

  • a. het bedrijfsgebouw past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel;
  • b. het bedrijfsgebouw niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden.
6.3.2 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder b, voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bedrijfs- en bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan de detailhandel genoemd in de bestemmingsomschrijving;
  • b. opslag voor de voorgevelrooilijn.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van bedrijven die:

  • a. in Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 3.1.;
  • b. niet zijn genoemd in categorie 1 of 2 van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten, maar die naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van aangrenzende woningen wat betreft geur, stof, geluid en gevaar met de in categorie 1 en 2 genoemde bedrijven kunnen worden gelijkgesteld.

Artikel 7 Recreatie - Besloten veenontginningslandschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Besloten veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve voorzieningen, die hierna als nadere bestemming zijn aangegeven bij de volgende adressen:

adres   nadere bestemming (1)   max. aantal appartementen   max. aantal recreatiewoningen   max. aantal bedrijfswoningen  
Tottemhamstraat 8a, Dedemsvaart   Camping   0   6 plaggenhutten   0  
(1) voor zover de gronden zijn bestemd als camping dienen deze terreinen op een zorgvuldige wijze landschappelijk te zijn ingepast.  

  • b. algemene centrale voorzieningen ten dienste van de onder a genoemde recreatieve voorzieningen in de vorm van (bouw)werken voor dag- en verblijfsrecreatie, zoals recepties, verkoopruimtes, speelvoorzieningen, kantines, recreatieruimtes, toiletgebouwen en fietsenstallingen;
  • c. bijbehorende voorzieningen, zoals (afschermende) groenvoorzieningen, vijvers, speelvelden, parkeervoorzieningen, verkeers-, verblijfs- en nutsvoorzieningen;
  • d. de instandhouding van de sterke gebiedskenmerken van het besloten veenontginningslandschap, welke per (deel)gebied zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlagen 1, 2, 3 en 4 onderdeel uitmaken van de regels.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane (bouw)werken

Op de gronden als bedoeld in artikel 7.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken, voor zover volgens de tabel in artikel 7.1 bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • b. chalets en stacaravans met berging en trekkers- en plaggenhutten voor zover deze gronden volgens de tabel in artikel 7.1 (mede) zijn bestemd als camping;
  • c. andere (bouw)werken.

7.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 7.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen mag binnen elk bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 125 % van de bestaande oppervlakte;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfsgebouwen behorende overkappingen mag niet meer dan 30 m2 bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 30 m² bedraagt;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud, indien deze meer dan 750 m³ bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 100 m² bedragen of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • e. de oppervlakte van een trekkershut bedraagt niet meer dan 30 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte als deze meer dan 30 m² bedraagt;
  • f. de oppervlakte van een stacaravan bedraagt niet meer dan 45 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte als deze meer dan 45 m² bedraagt;
  • g. de oppervlakte van een chalet bedraagt niet meer dan 70 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte als deze meer dan 70 m² bedraagt;
  • h. de oppervlakte van een berging behorend bij een chalet of stacaravan bedraagt niet meer dan 6 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte als deze meer dan 6 m² bedraagt;
  • i. bij stacaravans en chalets zijn nieuwe en het uitbreiden van bestaande overkappingen niet toegestaan;
  • j. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende regels:

bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
bedrijfsgebouwen   6 m   12 m   18°  
bedrijfswoningen (1)   3,5 m   10 m   30°  
bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
trekkershutten/plaggenhutten     4 m    
stacaravans     3,5 m (vanaf de vloer van een stacaravan)    
chalets     3,5 m (vanaf de vloer van een chalet)    
bergingen behorend bij chalet of stacaravan     3 m    
overkappingen     4 m    
erf- of perceelafschedingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
overige erf- of perceelsafscheidingen     1 m    
overige andere bouwwerken     12 m    
(1) met dien verstande dat de bedrijfswoning voor maximaal 30 m² van een platte afdekking mag worden voorzien  

  • k. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder j en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • l. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2( Afstanden tot water en wegen).

7.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 7 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 Wijze van meten

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.3.1 Toestaan groter oppervlak aan bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder a voor het toestaan van een groter oppervlak aan bedrijfsgebouwen, mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

7.3.2 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder c voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.200 m³, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

7.3.3 Afwijkende dakhelling en goothoogte bedrijfsgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder j, voor het toestaan van een kleinere dakhelling en/of eenhogere maximale goothoogte tot maximaal 10 meter voor bedrijfsgebouwen, danwel het laten vervallen van de eis van een minimale dakhelling, mits:

  • a. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en/of het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • b. de afwijking past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

7.3.4 Kleinere dakhelling bedrijfswoningen en bijgebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder j voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor een bedrijfswoning wordt toegestaan niet groter is dan 30 m²;
  • c. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.

7.3.5 Toestaan andere vormen van recreatief nachtverblijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 onder a en artikel 7.2.1 voor het toestaan van andere vormen van recreatief verblijf op een camping, zodanig dat er naast kampeermiddelen, stacaravans, chalets en trekkers- en plaggenhutten, ook andere vormen van recreatief nachtverblijf aanwezig mogen zijn. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de camping moet een bedrijfsmatige exploitatie hebben;
  • b. de afwijking biedt geen mogelijkheden voor nieuwe recreatiewoningen, appartementen en groepsaccommodaties en hieraan gelijk te stellen voorzieningen;
  • c. de afwijking geldt voor maximaal 30% van het aantal standplaatsen;
  • d. de afwijking moet passen binnen de aard, schaal en het beeld van de camping.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een bedrijfswoning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, anders dan aan de recreatieve voorziening ondergeschikte en gebonden horeca;
  • c. het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van een recreatief nachtverblijf en een kampeermiddel voor permanente bewoning.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1 en artikel 7.4, voor zover betreft het gebruik van gronden en bestaande gebouwen voor de volgende nevenactiviteiten:

  • a. koffie- en theeschenkerij;
  • b. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. andere recreatieve activiteiten, die in ruimtelijke en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.

Met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. de functie van aangrenzende bestemmingen mag niet onevenredig worden belemmerd;
  • 2. er mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • 3. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • 4. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

Artikel 8 Wonen - Open veenontginningslandschap

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Open veenontginningslandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van aan-huis-gebonden beroepen;
  • b. tuinen en erven;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. bed and breakfast;
  • d. boerderijkamers;
  • e. statische opslag in bestaande gebouwen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 8.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. gebouwen behorend bij de onder artikel 8.1 toegestane functies;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. andere bouwwerken.

8.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 8.2.1 gelden de volgende regels:

  • a. de woningen worden vrijstaand gebouwd, overeenkomstig de bestaande vorm;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan één, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • c. voor zover op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, dient de woning binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 200 meter van een agrarisch bouwvlak; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij een agrarisch bouwvlak gesitueerd worden dan de huidige gevels;
  • e. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een woning mogen de gevels niet gesitueerd worden op een afstand van minder dan 50 meter van de bestemming recreatie; indien de huidige gevels al zijn gelegen op een kortere afstand, dan mogen de gevels niet dichterbij de bestemming recreatie gesitueerd worden dan de huidige gevels, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  • f. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m³ of niet meer dan de bestaande inhoud indien deze meer dan 750 m³ bedraagt, tenzij op de verbeelding een andere inhoud is aangegeven;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van de bij de woning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
  • 1. 100 m² als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden minder dan 1 hectare bedraagt;
  • 2. 120 m² ter plaatse van de aanduiding 'afwijken bijgebouw', als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden minder dan 1 hectare bedraagt;
  • 3. 150 m² als de oppervlakte van de bij de woning behorende en aansluitend gelegen gronden meer dan 1 hectare bedraagt;
  • 4. de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt dan het onder 1 en 2 bepaalde;
  • h. bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • i. voor de goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van bouwwerken gelden de volgende regels:

bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte   min. dakhelling  
woningen (1)   6 m   10 m   30°  
bijgebouwen   3 m   6 m   18°  
overkappingen     3,5 m    
erf- of perceelafscheidingen op tenminste 1 m achter de voorgevelrooilijn     2 m    
overige erf- of perceelafschedingen     1 m    
overige andere bouwwerken     10 m    
(1) met dien verstande dat de woning voor maximaal 30 m² van een platte afdekking mag worden voorzien.        

  • j. een bouwwerk dat afwijkt van het bepaalde onder f en g en op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is of gebouwd kan worden krachtens een vergunning voor bouwen, is toegestaan en mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • k. in voorkomend geval artikel 15.1 en 15.2 (Afstanden tot water en wegen).

8.2.3 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 8 een maximale inhoudsmaat is vastgelegd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 Wijze van meten.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Herbouw - verbouw - uitbreiding woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder d en e, mits een voldoende woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en de bedrijfsvoering van omliggende (agrarische) bedrijven of recreatiebestemmingen hierdoor niet wordt belemmerd.

8.3.2 Vergroten inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder f voor het vergroten van de inhoud van de woning tot 1.200 m³, mits de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

8.3.3 Kleinere dakhelling gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.2 onder i voor het toestaan van een kleinere dakhelling van gebouwen, mits:

  • a. het oppervlak waarvoor een kleinere dakhelling voor bijgebouwen wordt toegestaan niet groter is dan 15% van het totale oppervlak van het gebouw;
  • b. een kleinere dakhelling past binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel.
8.4 Specifieke gebruiksregels

8.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. wonen in een woning, anders dan ten behoeve van een huishouding, met dien verstande dat een huishouden wel mag worden aangevuld met een huishouding in verband met dringende sociale, verzorgings- of sociaal-economische redenen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-gebonden beroep;
  • c. het niet aanleggen van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in het erfinrichtingsplan Bijlage 6 binnen 18 maanden na gereedkoming ingebruikname van de nieuwe woning, teneinde te komen tot en goede landschappelijke inpassing en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
  • d. het niet in stand houden van de landschapsmaatregelen als bedoeld onder c.
  • e. het niet verwijderen van te slopen gebouwen als bedoeld in het erfinrichtingsplan, Bijlage 6, binnen 3 maanden na de gereedkoming of ingebruikname van de nieuwe woning.

8.4.2 Aan-huis-gebonden beroep

De uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de aan-huis- gebonden activiteiten voor het beroep mogen uitsluitend inpandig worden verricht;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte, indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die het aan-huis-gebonden beroep uitoefent;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens ondergeschikte verkoop in direct verband met het aan-huis-gebonden beroep;
  • e. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

8.4.3 Bed and breakfast

Het gebruik voor bed and breakfast is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bed and breakfast voorziening mag alleen in de woning worden gevestigd;
  • b. de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m² of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m² bedraagt;
  • c. de bed and breakfast voorziening mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

8.4.4 Boerderijkamers

Het gebruik van boerderijkamers is alleen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de boerderijkamers mogen alleen worden gevestigd in een voormalige boerderij;
  • b. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de boerderijkamers mag niet meer bedragen dan 100 m2 of niet meer dan de bestaande oppervlakte indien deze meer dan 100 m2 bedraagt;
  • c. de aanwezigheid van de boerderijkamers mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 15;
  • e. vrijstaande appartementen/huisjes zijn niet toegestaan, er dienen meerdere boerderijkamers per gebouw gevestigd te zijn;
  • f. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

8.4.5 Parkeren op eigen terrein

Het parkeren ten behoeve van de in artikel 8.1 onder c, d en e genoemde functies dient op eigen terrein plaats te vinden.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.5.1 Kleinschalige bedrijfsactiviteit

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1 en artikel 8.4 voor het gebruik van bestaande gebouwen voor een kleinschalige (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. toegestaan zijn:
  • 1. bedrijfsactiviteiten die voorkomen in, of gelijk te stellen zijn met categorie 1 van Bijlage 5 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • 2. een koffie- en theeschenkerij;
  • 3. eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen;
  • 4. een museum of galerie, of daarmee gelijk te stellen voorziening;
  • 5. internetwinkels, al dan niet in combinatie met de opslag van goederen;
  • 6. zorgfuncties zoals een zorgboerderij.
  • b. maximaal 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen mag worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b kan een groter percentage van het gezamenlijke vloeroppervlak van de gebouwen worden gebruikt voor de onder a genoemde activiteiten, mits passend binnen de aard, schaal en het beeld van het perceel en de omgeving;
  • d. degene die de gebruiker is van de woning moet ook degene zijn die de bedrijfsactiviteit uitoefent;
  • e. er mag geen opslag van goederen in de openlucht plaatsvinden;
  • f. er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met de (bedrijfs)activiteit;
  • g. het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • h. in vergelijking met de bij recht toegestane functies mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
  • i. de (bedrijfs)activiteiten moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn;
  • j. het gebruik dient qua aard en schaal te passen bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties.

8.5.2 Landschapsmaatregelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.4.1 en worden toegestaan dat in plaats van de landschapsmaatregelen andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het Erfinrichtingsplan (Bijlage 6) opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanning

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van ondergrondse en bovengrondse hoogspanningsverbindingen en de daarbij behorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 9.1 mogen bouwwerken ten behoeve van een hoogspanningsverbinding worden gebouwd, met inachtneming van het volgende:

  • a. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een hoogspanningsverbinding mag niet meer bedragen dan 100 m2 per gebouw en de goot- en bouwhoogte niet meer dan respectievelijk 3 en 6 m;
  • b. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer dan 40 m bedragen, of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt dan 40 m;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte binnen deze bestemming niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.2 voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding;
  • b. vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken als woning (waaronder niet worden begrepen bestaande woningen), school, kinderopvang of crèche.

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 9.5.2 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in artikel 9.1:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen.

9.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 9.5.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
  • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
  • 2. is of mag worden begonnen volgens een verleende vergunning;
  • c. die graafwerkzaamheden vormen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.

9.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 4

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden

10.2 Bouwregels

10.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 500 m2 en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.

10.2.2 Voorschriften

Indien uit het in artikel 10.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning die de verplichting inhouden:

  • a. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. tot het doen van opgravingen;
  • c. de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.3.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 500 m2;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 500 m2 of meer bedraagt.

10.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 10.3.1 gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. uitgevoerd worden op gronden waarvan aangetoond kan worden dat deze geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.

10.3.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in artikel 10.3.1 wordt verleend indien:

  • a. op basis van een door de aanvrager van de vergunning bij de aanvraag te overleggen rapport van een archeologisch onderzoek waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;

en:

  • b. is gebleken dat de in artikel 10.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

Indien is gebleken dat de in artikel 10.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden wel kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 5

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de verwachte archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

11.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 2500 m2 en een diepte van 50 cm of meer, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.

11.2.2 Voorschriften

Indien uit het in artikel 11.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevignsvergunning die de verplichting inhouden:

  • a. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. tot het doen van opgravingen;
  • c. de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden en/of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, wanneer de oppervlakte 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • c. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer bedraagt;
  • d. het verlagen of het verhogen van het waterpeil over een oppervlakte van meer dan 2500 m2;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt waarbij de breedte van deze werken tenminste 1,25 m bedraagt;
  • f. het bebossen van gronden die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan niet als bos zijn bestemd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • g. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • h. het aanleggen van bos of boomgaard, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer en een diepte van 50 cm of meer bedraagt;
  • i. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 centimeter, waartoe ook wordt gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, wanneer de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden 2500 m2 of meer bedraagt.

11.3.2 Uitzonderingen

Het in artikel 11.3.1 gestelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel volgens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  • c. onderdeel zijn van werkzaamheden waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend en in werking is;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. uitgevoerd worden op gronden waarvan aangetoond kan worden dat deze geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is.

11.3.3 Toelaatbaarheid

De vergunning als bedoeld in artikel 11.3.1 wordt verleend indien:

  • a. op basis van een door de aanvrager van de vergunning bij de aanvraag te overleggen rapport van een archeologisch onderzoek waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld;

en:

  • b. is gebleken dat de in artikel 11.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

Indien is gebleken dat de in artikel 11.3.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden wel kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden over of met betrekking tot:

  • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

11.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 12 Waarde - Natuur en landschap

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding en ontwikkeling van de natuurlijke waarden en van de eigen sterke gebiedskenmerken, welke zijn beschreven in de tabellen van de Landschap Identiteit Kaarten (LIK's), die als bijlagen 1, 2, 3 en 4 onderdeel uitmaken van de regels;
  • b. het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;

De belangen van de dubbelbestemming 'Waarde - Natuur en landschap' zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

12.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 12.1 mogen uitsluitend worden gebouwd andere bouwwerken, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het bouwen van bouwwerken overeenkomstig de ter plaatse aanwezige bestemmingen. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning uitsluitend indien het bouwwerk noodzakelijk is in verband met de verwezenlijking of de verdere ontwikkeling van de ter plaatse aanwezige bestemming en de instandhouding van de natuurwaarden van de gronden waarop gebouwd in voldoende mate is verzekerd.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Vergunningplicht

Behoudens het bepaalde in artikel 12.4.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, tenzij daarvoor een vergunning is vereist volgens de Ontgrondingenwet, en het ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. aanleggen en dempen van water;
  • d. aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
  • f. het vellen of rooien van bomen, houtsingels of houtwallen.

12.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in artikel 12.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. werken en werkzaamheden, waarmee rechtens is of mag worden begonnen ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd ter ontwikkeling van de aan het landschap eigen gebiedskenmerken;
  • d. de aanleg van kavelpaden en in- of uitritten;
  • e. werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.4.1, onder b, voorzover het betreft het aanleggen van poelen.

12.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 12.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, een of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen:

- niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel;

- de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen van het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen:

het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor activiteiten die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de bijbehorende omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

14.2 Gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor boomteelt en fruitteelt binnen 50 meter van:

  • a. concentraties van woningen (in lintbebouwing, buurtschappen en bebouwde kom);
  • b. de Ecologische Hoofdstructuur, zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
  • c. recreatieve bestemmingen.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Afstand tot water

15.1.1 Afstand tot water

Op en in gronden die grenzen aan de bestemming 'Water', mag niet worden gebouwd binnen een afstand van 5 m, loodrecht gemeten op de bestemmingsgrens van die gronden.

15.1.2 Afwijken afstand tot water

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken, na advies te hebben ingewonnen van de beheerder van de betreffende watergang omtrent de waterstaatkundige aanvaardbaarheid daarvan, van artikel 15.1.1, voor het bouwen tot aan de bestemmingsgrens van die gronden.

15.2 Afstanden tot wegen
15.2.1 Afstanden tot wegen

Op en in gronden die grenzen aan de bestemming 'Verkeer - 1' en 'Verkeer - 2', mogen binnen de hierna bij de verschillende categorieën wegen genoemde afstanden, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd:

Afstanden   bestemming  
20 m   Verkeer - 1  
10 m   Verkeer - 2  

15.2.2 Afwijken afstand tot wegen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, van artikel 15.2.1, voor het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Algemene afwijkingsregels

16.1.1 Afwijkingsmogelijkheden

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan, mits de maximale (bouw)hoogte niet meer is dan 118 meter :

  • a. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, fietsenstallingen, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2, de goothoogte niet meer dan 3 m en de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • b. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor ecologische voorzieningen, zoals uitkijkpunten en observatiehutten, waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen;
  • c. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, of uit oogpunt van doelmatig gebruik van gronden en bebouwing, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • d. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • e. voor het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van maximaal 40 m;
  • f. voor het realiseren bouwwerken ten behoeve van eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen, zoals bijvoorbeeld schuilgelegenheden, rustpunten en informatieborden.

16.1.2 Toelaatbaarheid afwijkingen

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend indien:

  • a. daardoor op enig aangrenzend terrein de realisering van het bestemmingsplan wordt belemmerd;
  • b. daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende erven.

16.2 Bedrijfs- of dienstwoning

Bij een omgevingsvergunning kan binnen de verschillende bestemmingen "Bedrijf" en "Recreatie" worden afgeweken van de regels voor het bouwen van een bedrijfs- of dienstwoning, mits:

  • a. nog geen bedrijfs- of dienstwoning aanwezig is;
  • b. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • c. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet onevenredig wordt aangetast;
  • d. de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg op geen van de gevels de ter plaatse toegestane waarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • e. de inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan;
  • f. de bouwregels van de betreffende bestemming in acht worden genomen. Als in de betreffende bestemming geen bouwregels zijn opgenomen voor een bedrijfs- of dienstwoning, dan gelden de bouwregels voor woningen binnen de bestemming Wonen van het betreffende landschapstype.

16.3 Gewasbeschermingsmiddelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het toestaan van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen voor boomteelt en fruitteelt, mits door middel van onderzoek en/of door het treffen van maatregelen aangetoond kan worden dat het woon- en leefklimaat en de natuurlijke waarden van de omliggende gronden hierdoor niet onevenredig worden aangetast.

16.4 Paardenbakken buiten het bouwvlak

Bij een omgevingsvergunning kan, binnen de diverse bestemmingen 'Agrarisch met waarden' worden afgeweken van het plan voor het realiseren van paardenbakken buiten bouw- of bestemmingsvlakken, voor het bedrijfsmatig of hobbymatig houden van paarden, met inachtnemening van de volgende regels:

  • a. situering binnen het bouw- of bestemmingsvlak is niet mogelijk of niet doelmatig;
  • b. de meest nabij gelegen grens van de paardenbak moet binnen 25 meter van het bouw- of bestemmingsvlak liggen;
  • c. de bouwhoogte van de omheining mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
  • d. het bedrijfsmatig houden van paarden is uitsluitend mogelijk voorzover de paardenbak onderdeel uitmaakt van een agrarisch bedrijf;
  • e. de situering van de paardenbak mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

16.5 Windturbines

Bij omgevingsvergunning kan binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden, Bedrijf, Recreatie en Wonen worden afgeweken van de regels voor het toestaan van één of meerdere windturbines, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. windturbines zijn niet toegestaan in de landschapstypen Beekdal- en Essen- en Hoevenlandschap en in het beschermd stads- en dorpsgezicht;
  • b. windturbines zijn niet toegestaan binnen 20 meter van de bestemmingen Leiding - Gas en de bestemming Leiding - Hoogspanning;
  • c. windturbines zijn niet toegestaan in de gebieden zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
  • d. binnen de bestemmingen Agrarisch met waarden zijn windturbines niet toegestaan buiten agrarische bouwvlakken;
  • e. de maximale tiphoogte van windturbines bedraagt 25 meter;
  • f. de windturbines moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn en niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • g. de inpassing van windturbines op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden.

16.6 Woningsplitsing voormalige boerderij

Bij omgevingsvergunning kan binnen de verschillende bestemmingen wonen worden afgeweken van de regels omtrent het toegestane aantal woningen per bouwperceel, voor het toestaan van:

  • a. één woning extra, indien de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in c tot en met i;
  • b. twee woningen extra, indien de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt, met inachtneming van het bepaalde in c tot en met i;
  • c. de extra woning mag/de extra woningen mogen uitsluitend worden gerealiseerd binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte;
  • d. de uiterlijke verschijningsvorm van de voormalige boerderij moet in stand blijven;
  • e. de gezamenlijke inhoud van de woningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
  • f. de extra woning dient/de extra woningen dienen te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • g. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of van de functie van aangrenzende bestemmingen;
  • h. op geen van de gevels van een extra woning mag, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijden;
  • i. inpassing op het erf en in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, aan de hand van een ruimtelijke kwaliteitsplan.

16.6.1 Bepalen inhoud bouwwerk

De inhoud van een bouwwerk waarvoor in artikel 16.6 een inhoudsmaat wordt genoemd, dient bepaald te worden overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.5.

16.7 Zonnecollectoren buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan binnen de diverse bestemmingen Agrarisch met waarden worden afgeweken van de regels voor het toestaan van zonnecollectoren buiten agrarische bouwvlakken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. zonnecollectoren zijn niet toegestaan in de landschapstypen Beekdal- en Essen- en Hoevenlandschap en in het beschermd stads- en dorpsgezicht;
  • b. zonnecollectoren zijn niet toegestaan in de gebieden zoals bepaald en begrensd in respectievelijk de artikelen 2.7.1 sub a en 2.7.2 onder 1 van de Omgevingsverordening Overijssel;
  • c. de maximale (bouw)hoogte bedraagt 2 meter;
  • d. de zonnecollectoren moeten vanuit milieuoogpunt toelaatbaar zijn en niet leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden;
  • e. de inpassing van zonnecollectoren op het erf en in het landschap moet op zorgvuldige wijze plaatsvinden aan de hand van een ruimtelijk kwaliteitsplan.

16.8 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan overeenkomstig de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden slechts worden afgeweken van het plan, mits geen activiteiten worden toegestaan die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Archeologische waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 1, 2, 3, 4 of 5' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de bestemming van deze gronden, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

17.2 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij wijziging betrokken grenzen mogen ten hoogste 25 m worden verschoven;
  • b. de oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen mag ten hoogste 25% worden verkleind of vergroot ten opzichte van de oppervlakte vóór wijziging;
  • c. door een wijziging mogen de belangen en waarden die het plan beoogt te beschermen niet onevenredig worden aangetast;
  • d. deze wijzigingsbevoegdheid geldt niet voor de vergroting van agrarische bouwvlakken.
17.3 Uitsluiting besluit-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen overeenkomstig de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden slechts wijzigen, mits geen activiteiten worden toegestaan die voldoen aan de omschrijvingen in kolom 1 alsmede aan de omschrijvingen in kolom 2 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

18.2 Afstemming welstandstoets

Voorzover de regels in het bestemmingsplan met betrekking tot:

  • a. de voorgeschreven maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
  • b. de plaatsing op het bouwperceel;

ruimte bieden voor verschillende mogelijkheden van het realiseren van gebouwen, is deze ruimte tevens bedoeld voor het kunnen stellen van voorwaarden op basis van de in artikel 12a van de Woningwet voorgeschreven welstandscriteria (voor zover die binnen het betreffende gebied van toepassing zijn) mits:

  • a. de vermindering van de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan 15% van de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte;
  • b. de binnen de regels te realiseren oppervlakte niet wordt verminderd.
18.3 Uitsluiting seksinrichting

Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik van de gronden en gebouwen als seksinrichting, met uitzondering van de seksinrichting die is toegestaan volgens de bestemming 'Bedrijf - Open veenontginningslandschap'.

18.4 Afstemming APV en evenementen

Dit bestemmingsplan verzet zich niet tegen het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen en andere meerdaagse of regelmatig terugkerende activiteiten met een maximum van drie evenementen per jaar met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, mits, voor zover noodzakelijk, een omgevingsvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Correctieve Herziening Bestemmingsplan Buitengebied Hardenberg'.