Plan: | Bestemmingsplan Centrum Haaksbergen, 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0158.BP1098-0002 |
Algemeen
Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van art. 3.1.6, eerste lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) onderzoek plaats te vinden naar de uitvoerbaarheid van het plan.
Exploitatieplan
Indien een bestemmingsplan een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van art. 6.12 Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. Onder aangewezen bouwplan wordt krachtens art. 6.2.1 Bro onder andere verstaan de bouw van één of meer woningen of andere hoofdgebouwen. Het exploitatieplan is de basis voor het doorberekenen van de verhaalbare kosten die de gemeente maakt om de aangewezen bouwplannen mogelijk te maken. Op basis van art. 6.2.4 Bro worden daartoe onder andere gerekend kosten van onderzoek en planvorming voor de bestemmingsplanherziening. Vanuit Bro zijn hieraan in art. 6.2.1a voorwaarden gesteld.
Als gevallen als bedoeld in art. 6.12 lid 2 Wro zijn gevallen aangegeven in art. 6.2.1a Bro. Besloten kan worden geen exploitatieplan vast te stellen, indien:
Dit bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige (nieuwe) ontwikkelingen. Het plan maakt wel, via de bouwregels en binnenplanse afwijkingsmogelijkheden, in beperkte mate bouwplannen mogelijk. Het plangebied kan niet worden gezien als één exploitatiegebied, aangezien als exploitatiegebieden zijn te beschouwen de bestemmingsvlakken waar bouwmogelijkheden zijn. Er zijn dus in beginsel zoveel exploitatiegebieden als per bestemmingsvlak mogelijkheden worden geboden voor bouwplannen als bedoeld in art. 6.2.1 Bro. Per exploitatiegebied is vanwege de aard en schaal van de bouwmogelijkheden te verwachten dat sprake is van één van de situaties als bedoeld in art. 6.2.1a Bro. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld. Daarnaast kan bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden een bouwplan ontstaan als bedoeld in art. 6.2.1 Bro. Bij de toepassing en vaststelling van deze wijzigingsbevoegdheden moet op dat moment nader worden bekeken hoe de uitvoerbaarheid is aangetoond. Hierbij kan sprake zijn van een geval als bedoeld in art. 6.2.1a Bro. Ook is mogelijk dat het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van een anterieure overeenkomst. Zo niet, dan kan op dat moment vaststelling van een exploitatieplan aan de orde zijn. De kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van vergunningaanvragen worden door middel van leges gedekt. Overige kosten, die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag om afwijking van het bestemmingsplan bezien of er planschade ontstaat. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in art. 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee kan worden voorkomen, dat de gemeenschap de planschadekosten moet betalen, die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.
Conclusie
Aan de uitvoering van dit bestemmingsplan zijn voor de gemeente dan ook geen kosten verbonden. Aangezien de te verhalen kosten onder art. 6.2.1a Bro vallen is het niet noodzakelijk een exploitatieplan voor het centrum op te stellen. Kosten kunnen worden verhaald door het heffen van leges en het maken van private afspraken per geval. Dit is geoorloofd, omdat voldaan wordt aan art. 6.2.1a Bro. Een verdergaande toets ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid is niet noodzakelijk.