4.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat er geen teeltondersteunende kassen mogen worden opgericht.
4.2.1 Bouwwerken
Voor een bouwwerk gelden de volgende regels:
-
a. een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van een reëel agrarisch bedrijf;
-
b. een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie.
4.2.2 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
-
a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 37 (Algemene bouwregels);
-
b. de goothoogte mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10,00 m bedragen;
-
d. de dakhelling mag niet minder dan 15º bedragen, met dien verstande dat, voor een oppervlakte van niet meer dan 100 m2 de dakhelling 0º mag bedragen;
-
e. stallen mogen maximaal 1 bouwlaag bevatten ten behoeve van het houden van dieren;
-
f. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan de in de tabel in
4.1 onder a sub 8 onder bestaande oppervlakte vermelde oppervlakte;
-
g. de oppervlakte van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van ontvangstruimten ten behoeve van verkoop vanaf boerderij en rondleidingen en dergelijke mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
-
h. ter plaatse van de aanduiding creativiteitscentrum mag de oppervlakte van een gebouw ten behoeve van een streekwinkel, cursus- en expoistieruimte niet meer dan 125 m2 bedragen;
-
i. de afstand van gebouwen tot de perceelgrens mag niet minder dan 3,00 m bedragen;
-
j. nieuwe stallen uitsluitend mogen worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte binnen niet meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling tenminste met 90% reduceren;
-
k. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee geldt, dat slechts medewerking wordt verleend, indien is aangetoond dat de realisering van het gebouw, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:
-
a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig zijn, met dien verstande dat:
-
1. indien en voor zover ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meerdere bestaande, vergunde bedrijfswoningen aanwezig waren, dit aantal bestaande, vergunde bedrijfswoningen gehandhaafd kan worden;
-
2. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning uitgesloten geen bedrijfswoning is toegestaan;
-
3. inwoning toegestaan is onder de voorwaarden dat sprake is van gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die bedrijfswoning en waarbij de bedrijfswoning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk is. Ook dient de bedrijfswoning de verschijningsvorm van één woning te hebben;
-
b. de inhoud exclusief kelder mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
-
c. de dakhelling mag niet minder dan 30º en niet meer dan 60º bedragen;
-
d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
-
e. de breedte van een woonhuis dient minimaal 6,00 m te bedragen;
-
f. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens mag niet minder dan 3,00 m bedragen;
-
g. een kelder dient binnen de begrenzing van de woning gelegen te zijn;
-
h. bouwdelen waarvan de nok op minder dan 2,00 m uit de nok van de bedrijfswoning liggen, welke aan de bedrijfswoning zijn aangebouwd, worden beschouwd als onderdelen van de bedrijfswoning.
4.2.4 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning
Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:
-
a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan liggen;
-
b. een overkapping dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gebouwd te worden;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd mag zijn;
-
d. de goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
-
e. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen dient minimaal 2,00 m minder dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning te bedragen;
-
f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,00 m bedragen;
-
g. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van een zend- en ontvangstmast mag niet meer dan 40 m bedragen;
-
b. de bouwhoogte van voedersilo's en luchtwassers mag niet meer dan 12 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte van mestsilo's mag niet meer dan 8,00 m bedragen;
-
d. de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer dan 2,00 m bedragen;
-
e. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen op tenminste 1,00 m achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2,00 m bedragen;
-
f. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1,00 m bedragen;
-
g. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
-
h. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5,00 m bedragen;
-
i. teeltondersteunende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan, indien en voor zover het bestemmingsvlak grenst aan de bestemming 'Agrarisch' dan wel de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap';
-
j. de gezamenlijke oppervlakte aan teeltondersteunende bouwwerken op grond met de bestemming 'Agrarisch' en de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' mag niet meer bedragen dan 20% van het totale bedrijfsareaal dat wordt gebruikt voor teelt in de open lucht.
4.2.6 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in
4.2.2
,
4.2.3
,
4.2.4
en
4.2.5
, geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten, bouwhoogten en dakhellingen betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Deze tekst is aangepast en moet opnieuw ingevoegd worden.
-
a.
4.1
onder a sub 8 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten, indien die bedrijfsactiviteiten naar de aard, de omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane activiteiten dan wel minder invloed op de omgeving hebben;
-
b.
4.1
onder b ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
-
1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf of voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
-
2. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
-
3. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
-
4. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
-
5. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente;
-
6. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
-
7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
-
8. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
-
9. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
10. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
-
11.
deze bevoegdheid niet geldt voor gronden die grenzen aan gronden die in het
ontwerpplan bestemd waren als 'Agrarisch met waarden - Natuur en
Landschap
'; [AbRS 22-4-2015 onder III d5]
-
c.
4.1
onder c ten behoeve van boerderijkamers en boerderijappartementen, met dien verstande dat:
-
1. boerderijkamers en boerderijappartementen binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd, tenzij dit niet mogelijk is, in dat geval wordt herbouw overwogen;
-
2. de oppervlakte van één boerderijkamer niet meer mag bedragen dan 50 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijkamers niet meer mag bedragen dan 300 m2;
-
3. de oppervlakte van één boerderijappartement mag niet meer bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de boerderijappartementen niet meer mag bedragen dan 300 m2;
-
4. in geval van een combinatie van boerderijkamers en boerderijappartementen mag de totale oppervlakte aan boerderijkamers en boerderijappartementen niet meer bedragen dan 300 m;
-
5. het aantal slaapplaatsen niet meer mag bedragen dan 15;
-
6. het parkeren plaats vindt op eigen terrein;
-
7. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
-
d.
4.5.1
onder d in samenhang met artikel
4.4 onder d om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
-
1. toepassing niet leidt tot een groter agrarisch bouwperceel;
-
2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
-
3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
-
4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
-
6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
- herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
- de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
- dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
- de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
-
8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
-
9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
-
10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
-
11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
-
13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
-
14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
-
15. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
-
17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
-
18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
-
19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
-
20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
-
21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
-
22. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in
Bijlage 2
Rood voor Rood en VAB beleid 2011
van toepassing is;
-
23.
deze bevoegdheid niet geldt voor gronden die grenzen aan gronden die in het
ontwerpplan bestemd waren als 'Agrarisch met waarden - Natuur en
Landschap
'; [AbRS 22-4-2015 onder III d5]
-
e.
4.5.1
onder e ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw bij de bedrijfswoning, mits:
-
1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
-
2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2 , met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
-
3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
-
f.
4.5.1
onder f ten behoeve van een kampeerboerderij, met dien verstande dat:
-
1. de kampeerboerderij wordt gebruikt voor het laten overnachten van groepen personen;
-
2. het geheel landschappelijk wordt ingepast met gebiedseigen beplanting;
-
3. het perceel is gelegen binnen de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone -
verwevingsgebied;
-
4.
deze bevoegdheid niet geldt voor gronden die grenzen aan gronden die in het
ontwerpplan bestemd waren als 'Agrarisch met waarden - Natuur en
Landschap
'; [AbRS 22-4-2015 onder III d5]
-
g.
4.5.1
onder h ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de
daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van een van de volgende wijzen van
mestvergisting in een installatie met een capaciteit van minder dan 100.000 kg per
dag:
-
1.
het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen geproduceerde mest en voegt eigen
en/of van derden afkomstig co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op tot
het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
-
2.
het bedrijf verwerkt aangevoerde mest geproduceerd door derden en voegt
eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest
wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt;
-
3.
het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de
bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende
uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
-
4.
de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke
ontsluitingssituatie;
-
5.
het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
[AbRS
22-4-2015 onder III d6]
-
h.
4.5.1 onder i ten behoeve van het be- en verwerken van mest, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
1. be- en verwerking van mest is toegestaan tot een capaciteit van maximaal 25.000 ton op jaarbasis;
-
2. be- of verwerking van mest van derden is niet toegestaan
met dien verstande
dat tenminste 40% van de mest afkomstig dient te zijn van het eigen bedrijf
; [AbRS 22-4-2015 onder III d7]
-
3. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
-
4. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
-
i.
4.5.1 onder j voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
1. de bedrijfswoning niet meer als zodanig in gebruik is;
-
2. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
4.6.1 Afwegingskader
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:
-
a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met d geldt voor
4.6 onder d:
-
e. de geschiktheid voor vestiging in het buitengebied;
-
f. de aard en omvang moeten passen binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
-
g. de bijdrage aan de sociaal economische doelstellingen;
-
h. de mate van belemmeringen voor agrarische bedrijven;
-
i. de inpasbaarheid van (voorgenomen) reclame-uitingen;
-
j. de zorgplicht zoals is aangegeven in de Flora- en faunawet.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch -
Agrarisch bedrijf' wijzigen:
-
a.
en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1
opnemen, met dien verstande dat;
-
1.
percelen niet zijn gelegen binnen de aanduiding reconstructiewetzone -
extensiveringsgebied
en de aanduiding reconstructiewetzone -
landbouwontwikkelingsgebied
;
-
2.
uit een bedrijfsontwikkelingsplan blijkt dat het bedrijf binnen 12 jaar doorgroeit
tot minimaal 175 nge, waarbij ingeval van een gemengd bedrijf de intensieve
bedrijfstak doorgroeit tot minimaal 140 nge;
-
3.
er een beschikbare omgevingsruimte is tot minimaal 175 nge en ingeval van
een gemengd bedrijf de intensieve bedrijfstak tot minimaal 140 nge;
-
4.
het perceel niet gelegen is binnen of binnen een afstand van 250 m van de
bestemming 'Natuur';
-
5.
het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen
beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de
versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals
deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli
2009);
-
6.
uit een onderbouwing conform de systematiek van de kwaliteitsimpuls Groene
Omgeving van de provincie Overijssel (van juli 2009) is aangetoond dat de het
agrarisch bedrijf in balans is met de investeringen in de omgevingskwaliteit;
-
7.
is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de
kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura
2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan
hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van
de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat
dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of
zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen
bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
[AbRS 22-4-2015 onder III d8]
-
b.
en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2
opnemen, met dien verstande dat;
-
1.
de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
-
2.
het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen
beplantingsplan/inrichtingsplan;
-
3.
is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de
kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura
2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan
hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van
de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat
dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of
zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen
bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
[AbRS 22-4-2015 onder III d8]
-
c.
en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 3
opnemen, met dien verstande dat;
-
1.
de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
-
2.
het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen
beplantingsplan/inrichtingsplan;
-
3.
is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de
kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura
2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan
hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van
de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat
dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of
zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen
bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
[AbRS 22-4-2015 onder III d8]
-
d.
en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 4
opnemen, met dien verstande dat;
-
1.
de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
-
2.
het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen
beplantingsplan/inrichtingsplan;
-
3.
is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de
kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura
2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan
hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van
de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat
dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of
zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen
bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
[AbRS 22-4-2015 onder III d8]
-
e. en de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 1, specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 2, specifieke
bouwaanduiding - afwijkende maatvoering 3 of specifieke bouwaanduiding
- afwijkende maatvoering 4 verwijderen, met dien verstande dat:
-
1. de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
-
2. het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan;
-
3. is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
-
f.
en ter plaatse van de aanduiding specifieke bouwaanduiding - afwijkende
maatvoering 5
de maximale oppervlakte vergroten, met dien verstande dat;
-
1.
de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan de in tabel 4.1 onder a
sub 6
opgenomen maximale oppervlakte;
-
2.
de economische haalbaarheid blijkt uit een in te dienen bedrijfsplan;
-
3.
het bedrijf landschappelijk wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen
beplantingsplan/inrichtingsplan;
-
4.
is aangetoond dat de wijziging, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de
kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura
2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan
hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van
de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat
dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of
zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen
bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
[AbRS 22-4-2015 onder III d8]
-
g. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
-
1. vast is komen te staan dat er geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd;
-
2. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig agrarisch bouwperceel worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
-
3. de agrarische gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden geschaad;
-
4. het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak niet mag worden vergroot;
-
5. het bepaalde in
Artikel 30 Wonen is van overeenkomstige toepassing;
-
h. en uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één of twee extra woningen toestaan, met dien verstande dat:
-
1. één woning extra is toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, of
-
2. twee woningen extra zijn toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt;
met dien verstande dat voor het genoemde onder 1 en 2 geldt dat:
- er sprake is van karakteristieke bebouwing;
- per geval de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedraagt dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
- de extra woning of woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- de extra woning of woningen bijdragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
- op geen van de gevels van een extra woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
-
i. in de bestemming 'Wonen' en de direct aansluitende gebiedsbestemming en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan landschapontsierende bedrijfsgebouwen wordt gesloopt of 4.500 m2 aan landschapontsierende kassen;
-
2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan landschapontsierende bedrijfsgebouwen wordt gesloopt of een veelvoud van 4.500 m2 aan landschapontsierende kassen, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in
Bijlage 2 Rood voor
Rood en VAB beleid 2011
;
-
3. de landschapontsierende bedrijfsgebouwen op peildatum 1 januari 2007 agrarisch in gebruik moeten zijn geweest;
-
4. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
5. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
6. de extra woning of woningen worden gerealiseerd op de plaats van de gesloopte bebouwing of direct aansluitend aan de locatie van de gesloopte bebouwing;
-
7. de inhoud van de extra woning niet meer bedraagt dan 750 m3;
-
8. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
-
9. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
-
10. het bepaalde in
Artikel 30 Wonen
van toepassing is;
-
11. het beleid Rood voor Rood zoals opgenomen in
Bijlage 2 Rood voor Rood
en VAB beleid 2011 van toepassing is;
-
j. en de aanduiding bedrijf ten behoeve van niet-agrarische nevenactiviteiten opnemen, met dien verstande dat:
-
1. toepassing niet leidt tot een groter agrarisch bouwperceel;
-
2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
-
3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
-
4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
-
6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
- herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
- de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
- dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
- de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
7. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
-
8. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
-
9. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
-
10. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
11. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
-
12. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
-
13. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
-
14. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
15. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
-
16. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
-
17. in aanvulling op het bepaalde onder 16 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
-
18. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
-
19. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
-
20. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
-
21. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in
Bijlage 2
Rood voor Rood en VAB beleid 2011 van toepassing is;
-
k.
en de aanduiding maatschappelijk ten behoeve van een zorgboerderij opnemen,
met dien verstande dat:
-
1.
de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
[AbRS 22-4-2015
onder III d8]
-
l.
in de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' en de aansluitende gebiedsbestemming,
met dien verstande dat:
-
1.
de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
-
2.
met een inrichtingsplan de landschappelijke inpassing wordt aangetoond;
[AbRS 22-4-2015 onder III d8]
-
m.
in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' en de aansluitende
gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
-
1.
de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond;
-
2.
met een inrichtingsplan de landschappelijke inpassing wordt aangetoond;
[AbRS 22-4-2015 onder III d8]
-
n. in een bedrijfsbestemming, een maatschappelijke bestemming of een recreatieve bestemming, met dien verstande dat:
-
1. toepassing niet leidt tot een groter bestemmingsvlak;
-
2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
-
3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
-
4. de bebouwing ten behoeve van de vervolgactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
-
6. de vervolgactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
- herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
- de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
- dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
- de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
7. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
-
8. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
-
9. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
-
10. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
11. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
-
12. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
-
13. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
-
14. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
15. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
-
16. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de vervolgactiviteit;
-
17. in aanvulling op het bepaalde onder 16 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2.
4.7.1 Afwegingskader
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
-
a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid;
in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met d geldt voor
4.7 onder j
-
e. de geschiktheid voor vestiging in het buitengebied;
-
f. de aard en omvang moeten passen binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
-
g. de bijdrage aan de sociaal-economische doelstellingen;
-
h. de mate van belemmeringen voor agrarische bedrijven;
-
i. de inpasbaarheid van (voorgenomen) reclame-uitingen;
-
j. de zorgplicht zoals is aangegeven in de Flora- en faunawet.