7.2 Bouwregels
Op de voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
7.2.1 Bouwwerken
Voor een bouwwerk gelden de volgende regels:
-
a. een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van een reële paardenhouderij;
-
b. een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie.
7.2.2 Gebouwen
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
-
a. een gebouw mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in artikel 37 (Algemene bouwregels);
-
b. de goothoogte mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10,00 m bedragen;
-
d. de dakhelling mag niet minder dan 15º bedragen met dien verstande dat voor een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 de dakhelling 0° mag bedragen;
-
e. de afstand van gebouwen tot de perceelgrens mag niet minder dan 3,00 m bedragen;
-
f. ter plaatse van de aanduiding hovenier mag niet meer dan 780 m2 worden gebouwd ten behoeve van hoveniersactiviteiten;
-
g. voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van het huisvesten van vee geldt, dat slechts medewerking wordt verleend, indien is aangetoond dat de realisering van het gebouw, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied niet kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een toename van de ammoniakdepositie van een bedrijf wordt wel toegestaan indien vast staat dat een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, hetzij is of zal worden verleend of de voor de toename benodigde verklaring van geen bedenkingen in het kader van deze wet hetzij is of zal worden afgegeven.
7.2.3 Bedrijfswoningen
Voor een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:
-
a. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning aanwezig zijn, met dien verstande dat:
-
1. indien en voor zover ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan meerdere bestaande, vergunde bedrijfswoningen aanwezig waren, dit aantal bestaande, vergunde bedrijfswoningen gehandhaafd kan worden;
-
2. inwoning van de bedrijfswoning toegestaan is onder de voorwaarden dat sprake is van gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die bedrijfswoning en waarbij de bedrijfswoning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk is. Ook dient de bedrijfswoning de verschijningsvorm van één woning te hebben;
-
3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegestaan;
-
b. de inhoud exclusief kelder mag niet meer dan 750 m3 bedragen;
-
c. de dakhelling mag niet minder dan 30º en niet meer dan 60º bedragen;
-
d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
-
e. de breedte van een woonhuis dient minimaal 6,00 m te bedragen;
-
f. de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens mag niet minder dan 3,00 m bedragen;
-
g. een kelder dient binnen de begrenzing van de woning gelegen te zijn;
-
h. bouwdelen waarvan de nok op minder dan 2,00 m uit de nok van de bedrijfswoning liggen, welke aan de bedrijfswoning zijn aangebouwd, worden beschouwd als onderdelen van de bedrijfswoning.
7.2.4 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning
Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning gelden bovendien de volgende regels:
-
a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan liggen;
-
b. een overkapping dient achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan gebouwd te worden;
-
c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2, waarvan niet meer dan 75 m2 aangebouwd mag zijn;
-
d. de goothoogte mag niet meer dan 3,25 m bedragen;
-
e. de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen dient minimaal 2,00 m minder dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning te bedragen;
-
f. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5,00 m bedragen;
-
g. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3,25 m bedragen.
7.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
-
a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen op tenminste 1,00 m achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2,00 m bedragen;
-
b. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 1,00 m bedragen;
-
c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 6,00 m bedragen;
-
d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 5,00 m bedragen.
7.2.6 Afwijkende maatvoering
In afwijking van het bepaalde in
7.2.2
, 7.2.3
, 7.2.4
en
7.2.5 geldt dat indien een afwijkende maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, deze maatvoering als maximum respectievelijk minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en, voor zover het goothoogten, bouwhoogten en dakhellingen betreft, voor uitbreidingen van dat gebouw.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
-
a.
7.1 onder b ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, met dien verstande dat:
-
1. bij eenzelfde agrarisch bedrijf of voormalig agrarisch bedrijf maximaal één kleinschalig kampeerterrein gerealiseerd mag worden;
-
2. de afstand tot bestaande bebouwing die toebehoort aan de exploitant van het kampeerterrein niet meer dan 50 m bedraagt;
-
3. de afstand tot een aangrenzend perceel en/of de op dat perceel gelegen bebouwing minimaal 50 m bedraagt. Indien er vanuit milieutechnisch oogpunt geen bezwaren zijn dan kan een minimale afstand van 25 m aangehouden worden;
-
4. sanitaire voorzieningen binnen bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
-
5. het geheel landschappelijk wordt ingepast blijkend uit een door de gemeente goedgekeurd erfinrichtingsplan;
-
6. parkeren plaatsvindt op het terrein van het agrarisch bedrijf;
-
7. parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
-
8. het terrein is gelegen binnen verwevingsgebied;
-
9. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen geldt per bestemmingsvlak voor niet meer dan 25 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
10. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;
-
b.
7.5.1 onder c, om nevenactiviteiten toe te staan binnen de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
-
1. toepassing niet leidt tot een groter agrarisch bouwperceel;
-
2. de landschappelijke kenmerken van het bouwperceel niet worden aangetast;
-
3. het leidt tot het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en niet leidt tot een visuele verstedelijking of aantasting van landschappelijke waarden;
-
4. de bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit wordt ingepast, wat blijkt uit een in te dienen beplantingsplan/inrichtingsplan, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
5. de agrarische uitstraling van de bebouwing en het erf behouden blijft en waar mogelijk versterkt wordt;
-
6. de nevenactiviteit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing, met dien verstande dat sloop en nieuwbouw is toegestaan als:
- herbenutting van bestaande bebouwing niet mogelijk is;
- de ruimtelijke kwaliteit daar beter door is gediend;
- dat noodzakelijk is vanwege functionele en/of bouwtechnische redenen;
- de uitbreiding van de bebouwing aansluit op bestaande bebouwing, rekening houdend met de ontsluiting en conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
7. de gezamenlijke brutovloeroppervlakte van de gebouwen voor nevenactiviteiten maximaal 350 m2 mag bedragen;
-
8. eventuele parkeerplaatsen landschappelijk worden ingepast;
-
9. er geen belemmeringen ontstaan voor functies in de omgeving;
-
10. de bestaande infrastructuur is berekend op de nevenactiviteit;
-
11. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
12. er geen sprake is van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten buiten de gebouwen;
-
13. alle gebouwen die niet worden hergebruikt worden gesloopt;
-
14. er geen toename plaatsvindt van het aantal woningen;
-
15. het gebouwen betreft welke niet minder dan 3 jaar geleden zijn gebouwd en welke niet minder dan 3 jaar in agrarisch gebruik zijn geweest;
-
16. het gebouwen betreft welke met een bouwvergunning dan wel omgevingsvergunning voor bouwen zijn opgericht;
-
17. detailhandel uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
-
18. in aanvulling op het bepaalde onder 17 geldt dat de verkoopvloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 1/3 van de totale brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en in ieder geval niet meer dan 100 m2;
-
19. horeca uitsluitend is toegestaan als kleinschalige en ondergeschikte bijkomstigheid van de nevenactiviteit;
-
20. zorgfuncties en kinderopvang niet zijn toegestaan;
-
21. geen bedrijven zijn toegestaan die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen, gevaarlijke of explosieve stoffen of producten opslaan als onderdeel van de bedrijfsvoering;
-
22. het beleid Vrijkomende Agrarische Bebouwing zoals opgenomen in
Bijlage 2
Rood voor Rood en VAB beleid 2011
van toepassing is;
-
c.
7.5.1 onder d ten behoeve van mantelzorg in een aanbouw of bijgebouw bij de bedrijfswoning, mits:
-
1. een indicatie voor mantelzorg is afgegeven;
-
2. mantelzorg plaatsvindt op een oppervlakte van maximaal 100 m2, met dien verstande dat het aansluitende erf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
-
3. het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met de woning;
-
4. de tijdelijkheid van de situatie verzekerd is;
-
d.
7.5.1 onder e voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
1. de bedrijfswoning niet meer als zodanig in gebruik is;
-
2. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
7.6.1 Afwegingskader
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken worden:
-
a. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
-
b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
-
c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
-
d. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de externe veiligheid, de milieutechnische, de waterhuishoudkundige, de archeologische, de ecologische en de verkeerstechnische toelaatbaarheid.
in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met d geldt voor
7.6 onder b:
-
e. de geschiktheid voor vestiging in het buitengebied;
-
f. de aard en omvang moeten passen binnen de bestaande voormalige agrarische bedrijfsgebouwen;
-
g. de bijdrage aan de sociaal economische doelstellingen;
-
h. de mate van belemmeringen voor agrarische bedrijven;
-
i. de inpasbaarheid van (voorgenomen) reclame-uitingen;
-
j. de zorgplicht zoals is aangegeven in de Flora- en faunawet.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Agrarisch -
Paardenhouderij' wijzigen:
-
a. in de bestemming 'Wonen' en in de aansluitende gebiedsbestemming, met dien verstande dat:
-
1. alle bestaande gebouwen binnen het voormalig agrarisch bouwperceel worden begrepen in één bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen';
-
2. de agrarische gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bebouwing door de wijziging niet onevenredig worden geschaad;
-
3. het aantal woningen binnen elk agrarisch bouwperceel niet wordt vergroot;
-
4. het aantal woningen binnen elk bestemmingsvlak niet mag worden vergroot;
-
5. het bepaalde in
Artikel 30 Wonen van overeenkomstige toepassing is;
-
b. in de bestemming 'Wonen' en de direct aansluitende gebiedsbestemming en toestaan dat één of meerdere extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
1. voor de bouw van één extra woning minimaal 850 m2 aan landschapontsierende bedrijfsgebouwen wordt gesloopt of 4.500 m2 aan landschapontsierende kassen;
-
2. voor de bouw van meerdere extra woningen een veelvoud van 850 m2 aan landschapontsierende bedrijfsgebouwen wordt gesloopt of een veelvoud van 4.500 m2 aan landschapontsierende kassen, mits noodzakelijk voor de financiële uitvoerbaarheid zoals dat is opgenomen in
Bijlage 2 Rood voor
Rood en VAB beleid 2011
;
-
3. de landschapontsierende bedrijfsgebouwen op peildatum 1 januari 2007 agrarisch in gebruik moeten zijn geweest;
-
4. het gehele complex met voormalige agrarische gebouwen wordt gesloopt, met uitzondering van de karakteristieke of monumentale agrarische bebouwing en met uitzondering van de gebouwen welke worden hergebruikt in het kader van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen;
-
5. de ruimtelijke kwaliteit ter plekke wordt verbeterd, wat blijkt uit een aanzienlijke reductie van het bouwoppervlak en volume en uit een goede landschappelijke en architectonische inpassing, met dien verstande dat er sprake is van de versterking van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken zoals deze zijn opgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel (van juli 2009);
-
6. de extra woning of woningen worden gerealiseerd op de plaats van de gesloopte bebouwing of direct aansluitend aan de locatie van de gesloopte bebouwing;
-
7. de inhoud van de extra woning niet meer bedraagt dan 750 m3;
-
8. de voorkeursgrenswaarde dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen;
-
9. per locatie slechts éénmalig wordt deelgenomen aan Rood voor Rood;
-
10. het bepaalde in
Artikel 30 Wonen
van toepassing is;
-
11. het beleid Rood voor Rood zoals opgenomen in
Bijlage 2 Rood voor Rood
en VAB beleid 2011 van toepassing is;
-
c. en uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één of twee extra woningen toestaan, met dien verstande dat:
-
1. één woning extra is toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.000 m3 bedraagt, of
-
2. twee woningen extra zijn toegestaan, indien de inhoud van die aaneengesloten bebouwing meer dan 1.500 m3 bedraagt;
met dien verstande dat voor het genoemde onder 1 en 2 geldt dat
- er sprake is van karakteristieke bebouwing;
- per geval de gezamenlijke inhoud van de bestaande woning en de extra woning of woningen niet meer bedraagt dan de bestaande inhoud van de aaneengesloten bebouwing;
- de extra woning of woningen passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
- de extra woning of woningen bijdragen aan de instandhouding en het herstel van de karakteristiek van de betreffende voormalige boerderij;
- op geen van de gevels van een extra woning, bij voltooiing, de geluidsbelasting vanwege een weg of spoorweg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
-
d. en de aanduiding maatschappelijk ten behoeve van een zorgboerderij opnemen, met dien verstande dat:
-
1. de noodzaak uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond.