Plan: | Gronausestraat tussen 11 en 25 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.Z2023122900013-0003 |
Bij de gemeente is een aanvraag ingediend tot realiseren van een woning op het perceel Gronausestraat tussen de nummers 11 en 25 te Enschede, kadstraal bekend Gemeente Enschede, sectie D, nummer 15296.
Aan deze ontwikkeling kan alleen medewerking worden verleend indien het bestemmingsplan in voor aanvrager gunstige zin wordt herzien of door het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Aanvrager heeft er voor gekozen een aanvraag omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit in te dienen.
De projectlocatie betreft het perceel gelegen aan de Gronausestraat tussen de bestaande woningen met huisnummer 11 en 25. Het perceel ligt aan de oostzijde van de stad, gelegen in een woonenclave ingekapseld tussen de wegen Gronausestraat, Oliemolensingel en de Marthalaan. De woning is met de voorgevel gericht op het Wooldrikspark.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied
Figuur 1.2 Projectlocatie
Het wettelijk kader voor de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in combinatie met de artikelen 5.20 en 6.14 van het Besluit omgevingsrecht. Op grond van artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kunnen burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan, mits die activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Op grond van artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht zijn op een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit tevens enkele artikelen uit het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Het gaat daarbij om artikelen die betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan en de daarbij behorende toelichting. De inhoud van deze artikelen geldt daarmee ook voor een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit. Op grond van artikel 6.14 van het Besluit omgevingsrecht moet een verleende omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit overeenkomstig de Ministeriële regeling standaarden ruimtelijke ordening worden gepubliceerd op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.
Op de procedure voor het verlenen van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit is de uitgebreide voorbereidingsprocedure uit paragraaf 3.3 van de Wabo van toepassing.
Vooroverleg
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien daarmee ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk. In artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht is bepaald dat artikel 3.1.1 Bro ook van toepassing is op te verlenen omgevingsvergunningen met projectafwijkingsbesluit.
Met het mogelijk maken van één woning aan de Gronausestraat, in bestaand stedelijk gebied zijn geen ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding. Daarom is voor deze te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit afgezien van het plegen van vooroverleg.
Terinzagelegging ontwerpbeschikking
De ontwerpbeschikking met de daarbij behorende stukken heeft 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder zienswijzen naar voren brengen bij het college van burgemeester en wethouders.
De aankondiging van de terinzagelegging van de ontwerpbeschikking is gepubliceerd in "Huis aan Huis", het Gemeenteblad, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.
Gedurende de termijn van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
Verklaring van geen bedenkingen
Voordat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit kunnen verlenen kan het wettelijk verplicht zijn dat een ander bevoegd gezag (gemeenteraad, provincie of Rijk) eerst een verklaring van geen bedenkingen moet afgeven voor een of meer onderdelen van de te verlenen omgevingsvergunning.
De gemeenteraad is het bevoegd gezag voor bestemmingsplannen. In lid 3 van artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt de mogelijkheid geboden aan de Raad om een lijst van categorieën vast te stellen waarbij een dergelijke verklaring van geen bedenkingen niet vereist is. De Gemeenteraad van Enschede heeft hiervan gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Initiatieven passend binnen het:
"realiseren, het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen en uitbreiden van bestaande woningen/woongebouwen en bijbehorende gebouwen, mits het project op niet meer dan 15 woningen betrekking heeft;"
De ontwikkeling past binnen dit aangegeven kader. Voor het project "Gronausestraat tussen 11 en 25" is voor het afwijken van het bestemmingsplan Velve - Lindenhof - 't Wooldrik geen verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad noodzakelijk.
Rechtsbescherming
Na verlening van de omgevingsvergunning staat de mogelijkheid open om bij de Rechtbank Overijssel beroep in te stellen tegen de verleende omgevingsvergunning. Aansluitend kunnen belanghebbenden nog hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de rechtbank bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Het bestemmingsplan Velve - Lindenhof - 't Wooldrik
Het projectgebied valt onder het bestemmingsplan "Velve - Lindenhof - 't Wooldrik". Dit bestemmingsplan is op
10 december 2018 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. Op de navolgende afbeelding is een fragment van de verbeelding van dit bestemmingsplan weergegeven. Het projectgebied heeft de bestemming Wonen (geel) met gebiedsaanduiding "archeolgisch onderzoeksgebied b". Een bouwvlak ter plaatse van het projectgebied ontbreekt.
Figuur 1.3 Uitsnede bestemmingsplan "Velve - Lindenhof - 't Wooldrik ".
Overige bestemmingsplannen
Naast het bestemmingsplan "Velve - Lindenhof - 't Wooldrik" gelden er voor dit gebied een aantal zgn. 'paraplu-bestemmingsplannen'. Dit is een bestemmingsplan met een specifieke thema die als een 'paraplu' over andere, reeds bestaande bestemmingsplannen heen hangt. Op het plangebied zijn de volgende 'paraplu-bestemmingsplannen' van kracht:
Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)
Dit bestemmingsplan, door de Raad vastgesteld op 18 november 2014, geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede en stelt regels ten aanzien van detailhandel en groothandel in consumentenvuurwerk, alsmede regels ten aanzien van risicovolle en geluidzoneringsplichtige inrichtingen. Dit bestemmingsplan is in voorliggend geval niet van toepassing.
Cultuurhistorie
Dit plan is vastgesteld op 6 februari 2017. Het plan geldt als een aanvulling op alle geldende bestemmingsplannen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Cultuurhistorie". Ten aanzien van het plangebied zijn er geen relevante onderdelen uit het bestemmingsplan ''Cultuurhistorie'' waarmee rekening dient te worden gehouden c.q. die moeten worden vertaald in dit projectafwijkingsbesluit. Dit bestemmingsplan is in voorliggend geval niet van toepassing. Er wordt niet gebouwd ter plaatse van de aanduiding "karakterisiek', zodat het bepaalde in artikel 51 van dit paraplu-bestemmingsplan niet van toepassing is.
Onzelfstandige Bewoning Enschede
Het parapluplan "Onzelfstandige bewoning Enschede" richt zich op de regulering van onzelfstandige bewoning. Het aandeel onzelfstandige bewoning kan van invloed zijn op de leefbaarheid van de buurt of de wijk. In combinatie met andere factoren, zoals een zwakke sociaal-economische structuur of de aanwezigheid van veel kwetsbare groepen of een diversiteit aan leefstijlen, komt het woon- en leefklimaat in bepaalde buurten en wijken in Enschede onder druk te staan.
Regulering vindt plaats om concentratie van onzelfstandige bewoning tegen te gaan. Hiermee wordt voorkomen dat de druk op het woon- en leefklimaat en daarmee de druk op de leefbaarheid verder toeneemt voor zover de factoren een relatie hebben met onzelfstandige bewoning.
Parkeren Enschede
Dit bestemmingsplan is op 11 maart 2019 door de Raad vastgesteld. Dit plan voorziet in het stellen van normen voor het parkeren of stallen van auto's en fietsen, het laden of lossen van goederen en het realiseren van parkeervoorzieningen voor invaliden. Dit bestemmingsplan is in voorliggend geval wel van toepassing. Parkeren moet in de regel op eigen terrein plaatsvinden.
Kwalitatief sturen op appartementen
Het paraplu-bestemmingsplan "Kwalitatief sturen op appartementen" heeft als doel dat de juiste appartementen voor de juiste doelgroepen op de juiste locaties worden gerealiseerd. Het realiseren van kwalitatief goede appartementen is nodig om belangrijke doelgroepen vast te kunnen houden in Enschede. Daarnaast willen we verder gaan met het versterken van Enschede vanuit het hart. Enschede heeft deze verstedelijking nodig voor het versterken van de agglomeratiekracht en het vestigingsklimaat.
Voor het overgrote deel van het projectgebied ligt de gebiedsaanduiding wetgevingszone - afwijkingsgebied 1. Onder voorwaarden zijn appartementen voor de middenhuur toegestaan, waarbij in afwijkingsgebied 1 woningen in de middenhuur met minimale gebuikersoppervlakte van 50 m² zijn toegestaan.
Reparatie bouwregels bijbehorende bouwwerken in bestemmingsplannen
Dit bestemmingsplan beoogt een herstel in toepassen van een eenduidige terminologie in de planregels. Het plan heeft op moment van schrijven nog de status van ontwerp.
Aanpassing binnenplanse afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden voor Omgevingswet
De bestemmingsplannen die sinds de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 onderdeel uitmaken van het (tijdelijke) omgevingsplan, bevatten diverse binnenplanse afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden. Daarmee kan worden afgeweken van de harde normen in het bestemmingsplan. Echter onder de Omgevingswet is er deels geen mogelijkheid meer om toepassing te geven aan een binnenplanse afwijkingen en wijzigingsbevoegdheden. Als gevolg verwijdert dit parapluplan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheden die niet geschikt (te maken) zijn om te worden omgezet naar een binnenplanse omgevingsplanactiviteit (OPA) en wijzigingsbevoegdheden die geen bouwtitel bevatten uit de geldende bestemmingsplannen. Het plan heeft op moment van schrijven nog de status van ontwerp.
Bestaande situatie projectlocatie
De projectlocatie ligt in een bestaande stedelijke woonomgeving. Rondom, met uitzondering aan de zuidzijde, het perceel liggen woningen. De woningen zijn voornamelijk vrijstaand dan wel halfvrijstaand uitgevoerd. Aan de zuidzijde van de projectlocatie en overzijde van de doorgaande Gronausestraat, ligt het Woldrikspark. Het Woldrikspark is ontworpen in Engelse landschapsstijl.
De Gronausestraat ligt zover nabij de projectlocatie binnen de bebouwde kom en kent een maximale snelheid van 50 km/uur. Het perceel waarop de woning is voorzien is onbebouwd. Zie figuur 2.1. Met een doorbroken lijn is de situering van de woning verbeeld.
Figuur 2.1 Luchtfoto projectocatie
Beoogde situatie projectlocatie
Met het voorliggende plan wordt een woning in een bestaand stedelijk lint toegevoegd. Uit de gevelaanzicht uit de bouwtekeningen (zie figuur 2.2) is zichtbaar dat het hierbij gaat om een vrijstaande woning uitgevoerd in één bouwlaag met kap.
Figuur 2.2 Gevelaanzicht geplande woning
In de Welstandsnota 'Bouwen aan identiteit' is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Ter plaatse van de projectlocatie geldt de welstandsidentiteit Rijke stadsvilla's. Voor gebouwen in gebieden met de identiteit Rijke stadsvilla's geldt in zijn algemeenheid dat moet worden voldaan aan:
Het op de projectlocatie beoogde (bouw)plan voor de realisatie van één woning aan de Gronausestraat voldoet aan de randvoorwaarden die gelden voor de welstandsidentiteit Rijke stadsvilla's.
Algemeen
In figuur 2.3 is een uitsnede van een kaart uit de jaren 30 van de 20ste eeuw opgenomen. De structuur van de omgeving is goed herkenbaar. Hierin kan afgelezen worden dat het perceel niet bebouwd is, maar onderdeel uitmaakte van het perceel Marthalaan 10 te Enschede.
Figuur 2.3 Uitsnede topografische kaart rond 1935 (bron: www.topotijdreis.nl)
Monumenten
In het projectgebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. In de directe omgeving van de projectlocatie zijn de volgende monumenten te vinden:
Rijksmonument
- Gronausestraat 31, herenhuis
- Marthalaan 12, herenhuis
Gemeentelijke monument
In de directe omgeving van het plangebied zijn er geen gemeentelijke monumenten.
Karakteristiek
- Oliemolensingel 141 t/m 157
- Marthalaan 8, 10 en 14
De voorgenomen bebouwing doet niets af aan de waardering van deze cultuurhistorische bebouwing.
Bijzondere bomen en overige cultuurhistorisch waardevolle elementen
Rondom het plangebied zijn diverse bomen aanwezig. De bescherming van bomen is geregeld in de Verordening kwaliteit leefomgeving (Vkl). Op het bij de Vkl behorende bomenoverzicht zijn de beschermde bomen en boomgroepen weergegeven, voor het vellen waarvan in ieder geval een omgevingsvergunning (kapvergunning) op grond van de Vkl is vereist.
Op het bomenoverzicht zijn niet alle beschermde bomen weergegeven. Ook de gemeentelijke bomen die niet op het bomenoverzicht zijn weergegeven zijn beschermd op grond van de Vkl. Het bij de Vkl behorende bomenoverzicht is een interactieve bomenkaart die is te raadplegen op de website van de gemeente Enschede (zie figuur 2.4).
Figuur 2.4 Uitsnede interactieve bomenkaart gemeente Enschede
Op basis van deze interactieve kaart is het plangebied en omgeving aangemerkt als 'boomgebied'. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingsprojecten wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de aanwezige beschermwaardige bomen door bouwgrenzen en infrastructurele werken, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, zodanig te situeren dat daardoor de maximale kroonprojectie van de bomen niet of zo min mogelijk wordt beperkt. De posities en vormgeving van de gewenste bebouwing is dusdanig bepaald, dat er slechts één boom gekapt hoeft te worden. De te rooien dennenboom staat in de voortuin en verkeerd in slechte staat.
Archeologie
In het plangebied, en de directe omgeving van het plangebied, komen geen archeologische vindplaatsen en monumenten voor. Uit de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Enschede blijkt dat het plangebied deels is gelegen in onderzoeksgebied B. De gebiedsaanduiding "archeolgisch onderzoeksgebied b" strekt tot behoud van de archeologische verwachtingswaarde. De aanduiding betekent dat bij een bodemverstoring > 2500 m2 met een diepte > 50cm archeologisch onderzoek verplicht is. Het gebied is echter kleiner dan 2500 m2. Het ontwikkelgebied is vrijgesteld van verplicht archeologisch onderzoek.
Op grond van de Erfgoedwet geldt de meldplicht voor toevalsvondsten. Als tijdens het uitvoeren van graafwerkzaamheden een archeologische vondst wordt gedaan, geldt volgens artikel 5.10 van de Erfgoedwet, een meldingsplicht bij het bevoegd gezag.
Het perceel is te bereiken via de Gronausestraat. De naaste woningen op nummers 11 en 25 zijn ook rechtstreeks aangesloten op de Gronausestraat. Op een afstand van ca. 400 meter van de geplande woning is een bushalte (lijn 3) aanwezig. Het perceel is goed bereikbaar.
Door de realisatie van de woning wordt de wegstructuur van de Gronausestraat niet gewijzigd. Ook heeft de toevoeging van een enkel huishouden, waarop basis van kencijfers van het CROW publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" wordt uitgegaan van autobezit in een sterk stedelijk gebied van 1,09 auto per huishouden geen gevolgen voor de capaciteit van de Gronausestraat.
Voor het bepalen van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein hanteert de gemeente de parkeernormen conform de Nota parkeernormen Enschede 2017. In deze nota is voor een woning met oppervlakte groter dan 120 m2 een parkeernrom van 1,7 parkeerplaatsen voorgeschreven. Afgerond zal op het erf ruimte zijn voor minimaal 2 parkeerplaatsen.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als structuurvisie. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:
Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:
Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
De juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor de rivier, kustverdediging de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Ladder duurzame verstedelijking
Artikel 3.1.6, 2e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die met een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit wordt mogelijk gemaakt moet worden aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van het wetsartikel 3.1.6, 2e lid Bro moet bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder Duurzame Verstedelijking' genoemd.
Ingevolge de Ladder duurzame verstedelijking moeten nieuwe stedelijke ontwikkelingen gemotiveerd worden met behulp van drie opeenvolgende stappen:
I. beschrijven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
II. indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, beschrijven inhoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien, door benutting van beschikbare gronden doorherstructurering, transformatie of anderszins, en;
III. indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig wordt ontwikkeld.
'stedelijke ontwikkeling'
Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van een of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een feitelijke capaciteitsafname doordat er minder commercieel vloeroppervlak wordt teruggebouwd dan er is afgebroken. Ook een op grond van het voorgaande plan reeds mogelijke maar nog niet gerealiseerde ontwikkeling hoeft niet altijd een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro te zijn.
'Stedelijke ontwikkeling' en de projectlocatie
Onderhavige onderbouwing motiveert de realisatie van een reguliere woning. Op grond van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 16 september 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2921) wordt de realisatie van 11 woningen niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i van het Besluit ruimtelijke ordening. Vastgesteld kan worden dat er sprake is van een kleinschalige ontwikkeling, die niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt. Derhalve is artikel 3.1.6, tweede lid, Bro ook niet van toepassing en een nadere toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is niet vereist. Wel geldt op grond van deze uitspraak dat ook wanneer de Ladder niet van toepassing is gemotiveerd moet worden dat de ontwikkeling voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en dat de ontwikkeling uitvoerbaar is. Onderhavige onderbouwing voorziet hierin.
Toetsing project "Gronausestraat tussen 11 en 25 " aan regels en beleid van het Rijk
De op de projectlocatie beoogde realisatie van een enkele woning valt niet onder een van de in het beleid en de regels van het Rijk genoemde nationale belangen.
Omgevingsvisie Overijssel 2009
Het ruimtelijk relevant beleid en de daarbij behorende regels van de provincie Overijssel zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening Overijssel. De Omgevingsvisie Overijssel 2009 is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren. De hoofdambitie van de Omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.
Omgevingsverordening Overijssel 2009
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening Overijssel 2009. Het gaat daarbij om de onderwerpen uit de Omgevingsvisie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. In de Omgevingsverordening Overijssel 2009 staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
Toetsing project "Gronausestraat tussen 11 en 25 " aan regels en beleid van de provincie
De op de projectlocatie beoogde realisatie van een enkele woning in bestaand stedelijk gebied is zodanig kleinschalig dat het niet nodig is om nader in te gaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken die volgens de Omgevingsvisie van toepassing zijn op het projectgebied.
Het ruimtelijk relevant beleid van de gemeente Enschede is vastgelegd in de Structuurvisie Enschede, de diverse sectorale structuurvisies en in Stedelijke Koers.
Structuurvisie Enschede
In de Structuurvisie Enschede gaat het om de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de toekomst op het gebied van wonen, groen, economie, verkeer, milieu en gebiedsontwikkeling. Het doel van de Structuurvisie is het in samenhang presenteren van de hoofdlijnen van sectoraal of gebiedsgericht beleid. Het gaat om de hoofdlijnen van ruimtelijk beleid op de lange termijn, zodat er op projectniveau voldoende flexibiliteit is om in te kunnen spelen op veranderingen. De Structuurvisie is continu in ontwikkeling. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid wordt de Structuurvisie aangevuld of nader uitgewerkt, zodat het een actueel strategisch en integraal kader vormt.
Woonvisie
De Woonvisie vormt een sectorale nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.
Watervisie
De Watervisie richt zich op het samen met partners in de waterketen aanpakken van waterknelpunten in Enschede op het gebied van hemelwateroverlast, grondwateroverlast, grondwaterverontreiniging en waterkwaliteit.
Structuurvisie Cultuurhistorie
In de Structuurvisie Cultuurhistorie wordt geregeld op welke wijze bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen moet worden omgegaan met het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed verstaan: alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede, met uitzondering van gemeenteljike monumenten, rijksmonunumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.
Structuurvisie Externe Veiligheid
In de Structuurvisie Externe Veiligheid staat het gemeentelijk beleid met betrekking tot het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de produktie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is vastgelegd wat in Enschede nog als een toelaatbaar risico wordt beschouwd en hoe ongewenste situaties zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen of beperkt. In deze structuurvisie is tevens het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd.
Stedelijke Koers
Onder de noemer “Stedelijke Koers” heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012. In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.
Toetsing project "Gronausestraat tussen 11 en 25 " aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant beleid
De ontwikkeling betreft de realisatie van een woning in stedelijk gebied. De gewenste ontwikkeling is een stedelijke functie en als gevolg passend in een stedelijke omgeving. Met de ontwikkeling worden geen koerswijziging ten aanzien van toegestane functies doorgevoerd, maar betreft het een bestendiging van het al toegestane gebruik.
De bebouwing raakt geen cultuurhistorische waarden. In paragraaf 2.3 wordt hier nader op ingegaan.
De bebouwing kent ook geen belemmering vanuit aspect externe veiligheid. Zie een nadere onderbouwing in paragraaf 4.6.
De gemeenteraad heeft als uitwerking op de Watervisie op 25 oktober 2021 het Water- en Klimaatadaptatieplan 2022-2026 aangenomen. Dit beleidsplan beschrijft hoe Enschede toewerkt naar een waterrobuuste, klimaatbestendige en biodiverse gemeente in 2050. Enschede wordt nog ‘groener’ en ‘blauwer’ om goed voorbereid te zijn op een nattere, hetere en drogere toekomst. Water de ruimte geven en stenen vervangen door planten en bomen gaan wateroverlast, hittestress en verdroging tegen. Zo werkt Enschede verder aan een aantrekkelijke ‘duurzame en groene stad’ waar mensen graag wonen, leven en werken! Nu en in de toekomst. In het plan zijn nieuwe waterbergingsnormen opgenomen. Het bouwplan dient te voldoen aan de nieuwe waterbegringsnorm. Zie in deze ook paragraaf 4.8.
In dit hoofdstuk wordt kort en bondig ingegaan op de diverse omgevingsaspecten waarmee voor wat betreft de uitvoerbaarheid van het project rekening dient te worden gehouden.
Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.
Toetsing project aan het Besluit m.e.r.
Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:
Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
Het project betreft geen ruimtelijke ontwikkelingen waarop het Besluit m.e.r. van toepassing is. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom de projectlocatie aanwezig is, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat op de projectlocatie. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. Met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" is van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen in de directe omgeving van de projectlocatie de milieucategorie bepaald. Vervolgens is nagegaan of de projectlocatie is gelegen binnen de op grond van de milieucategorie aan te houden indicatieve afstanden tot woningen.
Bij de realisatie van een nieuwe functie wordt gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe functies gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol. Enerzijds is belangrijk of de nieuwe functie in de omgeving past (externe werking) en anderzijds is het van belang of de omgeving de nieuwe functie toelaat (interne werking). In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen bedrijven of inrichtingen toegestaan die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefgenot van de te realiseren woning of andesom dat de woning de bedrijfsactiviteiten beperkt.
Voor de omgevingsvergunning dient op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat een eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde functies en/of de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan of project. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het opstellen of wijzigen van het bestemmingsplan of een planologische afwijking.
Ten behoeve van voorliggend project is op 3 november 2023 een verkennend (asbest)bodemondezoek uitgevoerd door Kruse Milieu. Op basis van het onderzoek is geconcludeerd dat er sprake is van lichte concentraties van verontreinigng:
De waarden zijn dusdanig laag dat er geen nader onderzoek hoeft te worden gedaan.
De ondergrond is niet verontreinigd. Er is ook geen asbest aangetroffen.
Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het toekomstige gebruik (wonen).
Op grond van het bepaalde in artikel 3.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder verplicht burgemeester en wethouders om bij de voorbereiding van de verlening van een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor de realisatie van geluidgevoelige gebouwen of terreinen binnen de onderzoekszones van (spoor-)wegen en/of industrieterreinen een onderzoek uit te voeren naar de gevelbelasting ten gevolge van het verkeer op die (spoor-)wegen dan wel de bedrijfsactiviteiten op dat industrieterreinen.
Wegverkeerslawaai
Indien binnen de zone van een weg geluidgevoelige bestemmingen worden gebouwd, dan moeten grenswaarden in acht worden genomen. In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km per uur. De wettelijke voorkeursgrenswaarde vanwege wegverkeerslawaai is, per weg, 48 dB voor geluidgevoelige bestemmingen. In het onderhavig onderzoek is de geplande woning gelegen in de wettelijke geluidzone van de Gronausestraat en de Oliemolensingel/Hogelandsingel.
Een geluidsbelasting hoger dan de voorkeursgrenswaarde is uitsluitend mogelijk indien een hogere waarde wordt vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidsnota Enschede (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 3 april 2018 door burgemeester en wethouders vastgesteld.
Onderzoeksresultaten
Naar de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer is door Munsterhuis Geluidsadvies een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit akoestisch onderzoek van Munsterhuis (zie bijlage 7) volgt dat voorkeursgrenswaarde ten gevolge van de Gronausestraat wordt overschreden ter plaatse van de zuidoost-, noordoost- en zuidwestgevels. De hoogste geluidbelasting bedraagt 59 dB vanwege het verkeer op de Gronausestraat. . Daarmee wordt voldaan aan de ten hoogste toegestane waarde van 63 dB.
Hogere waarde
In het akoestisch onderzoek zijn mogelijkheden van bron- en overdrachtsmaatregelen beoordeeld. Geconcludeerd kan worden dat met bron- of overdrachtsmaatregelen het technisch mogelijk is om de geluidsbelasting te reduceren. De reductie is echter onvoldoende om op de woning aan de voorkeursgrenswaarde te kunnen voldoen. Het terugbrengen van de geluidsbelasting door middel van bron- of overdrachtsmaatregelen stuit op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige en financiële aard en zijn daardoor niet uitvoerbaar. Hiermee wordt aan de eerste eis om een hogere waarde te kunnen vaststellen voldaan. In de Geluidsnota is bepaald dat om een hogere waarde te kunnen vaststellen:
De woning ligt binnen de bebouwde kom. Op woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (respectievelijk artikel 82, eerste lid Wgh en artikel 3.1, eerste lid Bgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB. De geluidbelasting op de achtergevel van de woning bedraagt na aftrek ex art. 110G maximaal 46 dB en is lager dan de voorkeursgrenswaarde. Hierdoor wordt voldaan aan de voorwaarden van een geluidluwe gevel. De tuin is tevens gelegen aan deze achterzijde. De slaapkamer op de begane grond is aan deze geluidluwe zijde gelegen. Ook de woonkamer/keuken is gedeeltelijk aan de geluidluwe zijde gelegen. Verder beschikt op de eerste verdieping een van de twee slaapkamers over een geluidluwe zijde.
Door het toepassen van gevelmaatregelen met tenminste de Rw;Ctr-waarden zoals geadviseerd in het gevelweringsonderzoek “Gevelwering, Gronausestraat Enschede, kenmerk B02.24.070.RM, projectnummer 24.070, d.d. 26 maart 2024” (zie bijlage 7), kan in de woning worden voldaan aan de eis uit de Geluidnota ten aanzien van de maximale binnenwaarde van 33 dB. De gevelmaatregelen bestaan uit het aanbrengen van glas met een geluidwering van minstens 28 dB(A), kozijnen met een geluidwering van minstens 33 dB(A), dubbele kierdichting met 3,5mm indrukking, geluidgedempte ventilatievoorzieningen, dakconstructie met een geluidwering van minstens 35 dB(A) en gevelwering met een geluidwering van minstens 46 dB(A).
Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan. Met de procedure voor dit project wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden.
Aan de uitgangspunten voor een goed woon- en leefklimaat wordt voldaan.
Overige vormen van lawaai
Er is geen sprake van industrielawaai, railverkeer- of luchtverkeerslawaai.
Conclusie Wet geluidshinder
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de te realiseren geluidsgevoelige functie. Omdeze functie mogelijk te maken is het noodzakelijk dat vanwege de geluidsbelasting als gevolg van het verkeer over de Gronausestraat een hogere waarde dient te worden vastgesteld.
Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit. Op grond van het bepaalde in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen vormen de luchtkwaliteitseisen in ieder geval geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn: woningen:
Met dit projectafwijkingsbesluit wordt een enkele woning toegevoegd. Dit initiatief is duidelijk minder dan de drempel van 1.500 woningen.
In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool 2021 blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.
Conclusie
Het initiatief heeft niet in betekenende mate verslechting van de luchtkwaliteit als gevolg. Het aspect luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor het initiatief.
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.
De projectlocatie is niet gelegen in de nabijheid of binnen de aan te houden veiligheidsafstanden van risicovolle inrichtingen, buisleidingen of verplichte transportroutes van gevaarlijke stoffen. Een verdere toetsing aan de wet- en regelgeving voor risicovolle inrichtingen of het transport van gevaarlijke stoffen kan daarom achterwege blijven.
Beschermde natuurgebieden
Natura 2000-gebieden
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk verslechterende of significant negatieve effecten kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve effecten niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten dient voor de beoogde ontwikkelingen een Wet natuurbeschermingsvergunning of een verklaring van geen bedenkingen bij het bevoegd gezag te worden aangevraagd.
De projectlocatie is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of in de directe nabijheid daarvan. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied “Aamsveen” ligt op een afstand van ca. 3.7 kilometer ten noordwesten van de projectlocatie. Als gevolg kan hierdoor stikstofdepositie in de verschillende fases van de ontwikkeling (sloop-, bouw- en gebruiksfase) aan de orde zijn. Hiertoe is een berekening van de stikstofdepositie gemaakt (zie bijlage 4). Daarbij is onderscheid gemaakt tussen stikstofdepositie in de aanlegfase (tijdelijke depositie) en de gebruiksfase (permanente depositie) van de ontwikkeling. Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de maximale depositie van 0,00 mol/ha/jr. Significante negatieve effecten zijn dus op voorhand uit te sluiten. Een verdere toetsing aan de Wet natuurbescherming, voor zover het betreft beschermde natuurgebieden, kan daarom achterwege blijven.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden.
De aanwijzing van gebieden als onderdeel van het NNN vindt plaats bij provinciale verordening en dient te worden vertaald in gemeentelijke ruimtelijke plannen zoals structuurvisies en bestemmingsplannen. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.
De projectlocatie is niet gelegen op gronden die onderdeel uitmaken van het NNN. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven.
Beschermde planten- en diersoorten
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen van en/of de functionele leefomgeving van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.
Natuurbank Overijssel heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Uit het onderzoek volgt dat de inrichting en het gevoerde beheer en het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten maken, maar wel tot geschikt functioneel leefgebied voor verschillende beschermde dieren. Het plangebied wordt door beschermde diersoorten hoofdzakelijk benut als foerageergebied, maar mogelijk nestelen er vogels, bezetten amfibieën er een (winter)rustplaats en bezetten beschermde grondgebonden zoogdieren er een vaste rust- of voortplantingsplaats. Vleermuizen bezetten geen verblijfplaats in het plangebied maar benutten het wel als foerageergebied. Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen tijdelijk af. Deze afname leidt niet tot overtreding van een verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming.
Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in combinatie met het bepaalde in artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht moet bij een project worden aangegeven op welke wijze in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.
Hemelwater
Uitgangspunt in het beleid van zowel gemeente als waterschap is het voorkomen van wateroverlast, ook bij hevige buiten. In het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is als beleidsuitgangspunt vastgelegd dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet op doelmatige wijze mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied tenminste 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied en bij uitbreiding van bebouwd oppervlak in bestaand stedelijk gebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave tenminste 40 millimeter, oftewel 40 liter per vierkante meter verhard oppervlak. Om een goede en doelmatige afvoer naar voorzieningen in de openbare ruimte te kunnen garanderen hanteert het waterschap Vechtstromen een maximum norm van 2,4 liter per seconde per hectare. Alleen wanneer het redelijkerwijs niet mogelijk is om op eigen terrein op doelmatige wijze hemelwater te bergen kan dit (deels) in de openbare ruimte worden gerealiseerd. Vervuiling van hemelwater dient zoveel mogelijk voorkomen te worden door geen uitlogende bouwmaterialen te gebruiken.
Conform het bestemmingsplan uit 2018 geldt een waterbergingsnorm van 40 liter per vierkante meter extra verharding. Op de tekening DO-700 is rechtsboven van de tekening in het waterhuiskundig plan de berekening aangegeven waaraan voldaan moet worden. In de tekening zelf is de daadwerkelijke uitvoering aangegeven.
Afvalwater
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat het ontstaan van afvalwater wordt beperkt. In nieuwe situaties (nieuwbouw, herontwikkeling) wordt afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Vechtstromen. In het buitengebied is niet overal in de openbare ruimte een systeem aanwezig voor de afvoer van afvalwater. In dat geval moet op eigen terrein een individuele behandeling van afvalwater (IBA), al dan niet met een helofytenfilter, worden ingericht.
In de omgeving van de projectlocatie ligt in de huidige situatie een gemengd rioolstelsel. De nieuwe woning zal hierop worden aangesloten.
Oppervlaktewater
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat bestaand oppervlaktewater (sloten en vijvers) gehandhaafd blijft. Bij de herinrichting van het oppervlaktewatersysteem zijn de benoa digde afvoercapaciteit, de streefbeelden en de kwaliteitsdoelstellingen van het waterschap Vechtstromen en de gemeente Enschede leidend. Het oppervlaktewater wordt liefst op fraaie wijze geïntegreerd in het stedenbouwkundig plan, zodanig dat het water beleefd kan worden en goed te beheren is. Eventueel nieuw oppervlaktewater mag geen permanente verlaging van de grondwaterstand veroorzaken, tenzij dit oppervlaktewater mede als doel heeft grondwateroverlast in bestaand stedelijk gebied te beperken. De aanleghoogte van nieuw oppervlaktewater dient zodanig te zijn dat de overstromingskans vanuit oppervlaktewater beperkt wordt tot eens per 100 jaar (T=100). Bij ontwikkelingen nabij watergangen geeft het waterschap Vechtstromen een aanleghoogte advies.
Op de projectlocatie is geen oppervlaktewater aanwezig en wordt geen nieuw oppervlaktewater gerealiseerd.
Grondwater en ontwatering
In de Waterwet is vastgelegd dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De ontwatering van een perceel is afhankelijk van het gebruik van de grond. Onder ontwatering wordt verstaan: het verschil tussen het peil van de weg of van de bebouwing en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Om ongewenste effecten van hoge grondwaterstanden te voorkomen wordt geadviseerd de in onderstaande tabel genoemde ontwateringshoogtes aan te houden:
Grondgebruik | Ontwatering (m – GHG) |
Primaire wegen | 0,7 |
Secundaire wegen en erfontsluitingswegen | 0,5 |
Bouwwerken met kruipruimten | 0,7 |
Bouwwerken zonder kruipruimten | 0,5 |
Groen | 0,5 |
De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende en doelmatige maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen door de grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.
De woning heeft geen kruipruimte en/of kelder. De begane grondvloer is op een vloer op zand gestorte vloer. Ook ligt het peil van de woning ruim boven het grondwaterpeil.
Afwatering
Om op perceelsniveau te kunnen voorkomen dat afstromend regenwater problemen veroorzaakt gelden de volgende advieswaarden voor peilhoogtes:
Het grondwaterpeil ligt op circa 49 m+NAP. Peil van de woning is bepaald op 51,20m+ NAP, waarbij de Gronausestraat zelf op circa 49,8+ NAP ligt en daarmij wordt ruim voldaan aan de advieswaarde voor peilhoogte.
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan door de gemeenteraad worden afgezien indien het gemeentelijk kostenverhaal van de grondexploitatie over de in de omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit begrepen gronden anderszins is verzekerd.
Het realiseren van een woning op de projectlocatie Gronausestraat tussen 11 en 25, is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk. Het betreft hier een particulier initiatief, waarvan de uitvoering niet afhankelijk is van financiële bijdragen van de gemeente Enschede. Voor de gemeente Enschede zijn aan de plannen van de initiatiefnemer geen kosten verbonden. Voor het verhaal van de eventuele planontwikkelingskosten is een kostenverhaalovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten.
Gelet op het voorgaande is de economische uitvoerbaarheid van de te verlenen omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit voor het realiseren van een woning op de projectlocatie Gronausestraat gelegen tussen de (huis)nummer 11 en 25 te Enschede voldoende aangetoond.
Op basis van het gestelde in deze ruimtelijke onderbouwing voor het realiseren van een woning een omgevingsvergunning met projectafwijkingsbesluit als bedoeld in artikel 2.12, 1e lid onder a 3º van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verleend. Het project is getoetst aan vigerende wet- en regelgeving, ruimtelijk relevante en stedenbouwkundige beleidskaders en diverse relevante omgevingsaspecten. Uit deze toetsing is gebleken dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor de uitvoerbaarheid van dit project.