direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Usselerrietweg 46-50
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP20115-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Zorgaanbieder Stichting Surplus is eigenaar van de percelen Usselerrietweg 46 en 50 in Enschede. Op nummer 50 is de Forelderij gevestigd. Op deze locatie werd jarenlang een forellenvijver met ondersteunende horeca en pluktuin geëxploiteerd. De eigenaar is inmiddels gestopt met de exploitatie van de forellenvijvers en wil alleen de horeca voortzetten als lunchroom, restaurant en incidenteel voor feesten en partijen. Samen met de pluktuin werken er in de horeca dagelijks mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Daarmee is er geen sprake meer van ondersteunende horeca aan het vissen. Reguliere horeca is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.

Direct naast de Forelderij (op nummer 46) beheert zorgaanbieder Stichting Surplus 13 zogeheten paradijsvogelwoningen. Dit zijn kleinschalige losstaande woonunits. Hier wonen mensen met vaak verschillende aandoeningen of beperkingen, veelal in combinatie met verschillende levensproblemen. Deze mensen leven aan de rand van de maatschappij en kunnen, of laten, zich slecht verhouden met hun (directe) medemens. Een begeleider van Stichting Surplus is 24/7 aanwezig voor toezicht en ondersteuning. De paradijsvogelwoningen (hierna zorgwoningen) zijn in 2017 gerealiseerd als pilot voor een periode van 10 jaar. Gebleken is dat de rustige, prikkelarme en groene omgeving geschikt is als stabiele woonplek voor de doelgroep. Surplus heeft daarom de wens om deze woonfunctie permanent op deze locatie te vestigen. Dit past niet binnen het geldende bestemmingsplan.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de gewenste ontwikkelingen van de Forelderij en de zorgwoningen mogelijk.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied waarop het bestemmingsplan Usselerrietweg 46-50 ” betrekking heeft bevindt zich ten zuidwesten van de stad Enschede en ten zuiden van Usselo. Het plangebied ligt nabij Recreatiepark Het Rutbeek en de oude N18.

Zoals op de navolgende afbeeldingen is te zien bestaat het plangebied uit twee delen dat wordt gescheiden door een watergang van het waterschap. Ten noorden grenst het plangebied aan het crematorium met bijbehorende parkeerplaats en oprit. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de Usselerrietweg. Ten noorden van de kruising met de Slagersmatenweg is de Usselerrietweg een verharde weg. Ten zuiden van de kruising is deze een onverharde weg. Het plangebied grenst aan de zuid- en westzijde aan een bosstrook met ruiterpad met daarachter een weiland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20115-0003_0001.png"

Globale ligging plangebied in omgeving (rood omcirkeld)

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20115-0003_0002.png"

Globale begrenzing plangebied

1.3 Geldende juridische regelingen

Het plangebied valt onder het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidoost", dat op 27 mei 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Enschede. In de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding weergegeven.

Noordelijk deel van het plangebied
Voor het noordelijke deel van het plangebied geldt de bestemming "Agrarisch". Deze grond is daarmee in hoofdzaak bestemd voor agrarisch gebruik. (Agrarische) bebouwing is in de regel slechts toegestaan binnen een agrarisch bouwblok. Op deze grond is geen bebouwing toegestaan omdat een bouwblok ontbreekt. In afwijking van dit bestemmingsplan heeft de gemeente in 2017 een tijdelijke omgevingsvergunning (10 jaar) verleend voor het gebruik van deze grond voor de plaatsing van 11 zorgwoningen (zie inleiding voor een nadere toelichting). In 2022 is er een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor nog eens 2 zorgwoningen op deze locatie.

Zuidelijk deel van het plangebied
Voor het zuidelijke deel geldt de bestemming "Agrarisch - Tuinbouw". Deze grond is hoofdzakelijk bestemd voor een tuinbouwbedrijf. Het gedeelte aan de noordwestzijde van dit perceel beschikt daarnaast over de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - visvijvers'. Ter plaatse van deze aanduiding is de grond tevens bestemd voor de instandhouding en exploitatie van visvijvers, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals een receptie, bergruimte, een horecabedrijf (als genoemd in de categorie 1 van de bij deze regels behorende Bijlage 1) en een verhuurpunt voor visgerei. Het oostelijke deel van het perceel beschikt over een bouwvlak. Bebouwing is alleen binnen het bouwvlak toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20115-0003_0003.png"

Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Zuidoost

1.4 Wettelijk kader

Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".


Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.

Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.



Digitalisering

Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).


Kosten

In de wet is bepaald dat de kosten voor het maken van een bestemmingsplan verhaald kunnen worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar ze kunnen ook op een andere wijze verhaald worden bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).

1.5 Adviezen, vooroverleg en procedure

Adviezen

Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan worden binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan betrokken. Dit is geen wettelijke procedurestap, maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze.

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan Usselerrietweg 46-50 ” is het erkende wijkorgaan 'Buurtkring Usselo actief.

De buurtkring is gevraagd om een reactie op het concept-bestemmingsplan. De Buurtkring heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna alvast een reactie is gegeven op de vragen die zijn gesteld door de Buurtkring. Op 25 september 2023 heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden waar de inhoud van het bestemmingsplan gepresenteerd is. Een vertegenwoordiger van de Buurtkring was hierbij aanwezig. Nadien is gevraagd of het advies gewijzigd is ten opzichte van het eerdere advies. De Buurkring heeft daarop aangegeven geen verdere bezwaren te hebben.

Vooroverleg

In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.

Het bestemmingsplan Usselerrietweg 46-50 ” maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij ruimtelijke belangen van andere gemeenten, het waterschap Vechtstromen, de provincie Overijssel of het Rijk in het geding zijn. Daarom is voor dit bestemmingsplan afgezien van het plegen van vooroverleg. Wel is het ontwerpbestemmingsplan ter kennisname toegezonden aan het waterschap Vechtstromen.

Procedure

Vooraankondiging

Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).

In dit geval is het voornemen om een nieuw bestemmingsplan genaamd: Usselerrietweg 46-50 ” in voorbereiding te nemen op 15 november 2023 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis", in het Gemeenteblad en op de website van de gemeente Enschede.

Terinzagelegging ontwerpplan

In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in het Gemeenteblad, het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.

De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan Usselerrietweg 46-50 ” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen is gepubliceerd in "Huis aan Huis", op de website van de gemeente Enschede en in het Gemeenteblad.

Zienswijze

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter visie gelegen van 21 december 2023 tot en met 31 januari 2024. Binnen deze periode is 1 zienswijze kenbaar gemaakt. De samenvatting en beantwoording van deze zienswijze is opgenomen in de "Nota samenvatting en beantwoording zienswijze",

Rechtsbescherming

Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor indieners van zienswijzen en belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Het plan

Voorliggend plan maakt het mogelijk dat de 13 zorgwoningen in het noordelijke gedeelte van het plangebied, waarvoor een tijdelijke omgevingsvergunning is verleend, er permanent mogen blijven staan. Een extra woning wordt er geplaatst voor de begeleider.

Ter plekke van het zuidelijke gedeelte, ook wel de Forelderij genoemd, wordt de ondergeschikte horeca omgezet in reguliere horeca (restaurant/lunchroom, categorie 1). De aanwezige visvijvers blijven bestaan, evenals de pluktuin en de dagbesteding.

Maximaal 8 keer per jaar is het toegestaan om tot uiterlijk 23.00 uur feesten en partijen te houden met versterkte muziek indien hiervoor een maatwerkvoorschrift van kracht is.

2.1.1 Huidige situatie

In paragraaf 1.2 zijn de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven. In de navolgende afbeeldingen is de huidige situatie in het plangebied weergegeven. Het noordelijke deel bestaat uit 13 tijdelijke woonunits (zorgwoningen) en één woonunit waar 24/7 een begeleider aanwezig is. Het betreft eenvoudige verplaatsbare chalets die elk op een eigen kleine kavel staan. De woonunits staan in een hofje en worden ontsloten via een gezamenlijke inrit op de verharde Usselerrietweg.

Het zuidelijke deel was tot voor kort in gebruik voor de exploitatie van drie (toen nog niet verbonden) vijvers ten behoeve van het vissen op uitgezette forellen. Het gebouw midden op het terrein was in gebruik voor horeca en was ondergeschikt/ondersteunend aan het forelvissen. Naast de vijvers is het terrein in gebruik als pluktuin en parkeerplaats en is er een grote speeltuin aanwezig. De gebouwen zijn in gebruik voor horeca, dagbesteding en opslag.

Tussen het noordelijke en zuidelijk deel van het plangebied ligt een watergang van het waterschap Vechtstromen. Aan de zuid- en westzijde bevindt zich een groenstrook met een ruiterpad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20115-0003_0004.png"

Huidige situatie

2.1.2 Toekomstige situatie

In de navolgende afbeelding is de toekomstige situatie voor zowel het noordelijke als het zuidelijke deel weergegeven.

Noordelijk deel
De zorgwoningen bestaan nu nog uit woonunits in de vorm van verplaatsbare, houten chalets. De tijdelijke woonunits zullen in de toekomst worden vervangen door permanente gebouwen. De gebouwen krijgen een oppervlakte van maximaal 45 m2 en bestaan uit één bouwlaag met een plat dak. De indeling van dit terrein blijft ongewijzigd.

Zuidelijk deel
Op het zuidelijke deel van het plangebied wordt de exploitatie van het forelvissen gestaakt. De drie vijvers worden gereconstrueerd en landschappelijk ingepast (voor een deel al uitgevoerd). Het blijft mogelijk om hier recreatief te vissen. De vijver wordt daarmee niet meer bedrijfsmatig geëxploiteerd. Ten oosten van de vijvers is een grote natuurlijke speeltuin aangelegd. De voorheen aan het forelvissen ondergeschikte horeca wordt getransformeerd naar reguliere horeca. Midden op het terrein bevindt zich een restaurant met een terras. Het restaurant zal worden vergroot ten behoeve van een toiletgroep. Om grotere groepen te kunnen ontvangen voor bijvoorbeeld een bedrijfsfeest wordt er aan de zuidzijde van het terrein in de zomermaanden een semipermanente tent zonder wanden geplaatst (Bedouin-stretchtent, op het inrichtingsplan weergegeven met een 6).

De gebouwen ten zuiden van de parkeerplaatsen worden gebruikt voor de dagbesteding. Hier werken, net als in de horeca en de pluktuin, mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. De gebouwen ten noorden van de parkeerplaats zijn in gebruik voor opslag. De parkeerplaats wordt aan de noordzijde iets uitgebreid. Op eigen terrein is daarmee ruimte voor 30 parkeerplaatsen. Bij een incidenteel groter evenement met meer bezoekers zal er bij het Rutbeek (circa 1,1 kilometer) worden geparkeerd waarna bezoekers met een bus worden gehaald en gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20115-0003_0005.png"

Inrichtingsplan Forelderij

2.1.3 Parkeren en verkeer

Het noordelijk deel van het plangebied bestaat uit de 13 zorgwoningen en 1 unit/zorgwoning voor de begeleiding. Dit perceel wordt ontsloten via een eigen inrit op het verharde deel van de Usselerrietweg. Het betreft een reeds bestaande functie. Parkeren voor de bewoners is niet aan de orde. Bewoners beschikken niet over een auto. Bezoekers en begeleiding kunnen parkeren op het eigen terrein.

Op het zuidelijke deel wordt de ondergeschikte horeca omgezet naar reguliere horeca en gaat het forellenvissen verdwijnen. De dagbesteding wordt voortgezet en maakt gedeeltelijk onderdeel uit van de horeca. De mensen in de dagbesteding worden hier dagelijks gehaald en gebracht. Het perceel wordt ontsloten door een inrit op het onverharde deel van de Usselerrietweg. Het huidige parkeerterrein bevindt zich aan de voorzijde van de Forelderij en wordt heringericht. Op het perceel worden in totaal 30 parkeerplaatsen gerealiseerd. De meeste bezoekers van de horeca komen overigens met de fiets.

Voor een restaurant in het buitengebied geldt een parkeernorm van 13 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. De uitbreiding van de horeca bedraagt 65 m2. Tezamen met de stretchtent bedraagt de uitbreiding van de oppervlakte horeca in totaal 215 m2. Dit zorgt voor een parkeerbehoefte van 2.3 x 13 = 28 parkeerplekken. Deze kunnen op het terrein worden gerealiseerd en daarmee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Indien er onverhoopt activiteiten plaatsvinden die meer auto's aantrekken kan uitgeweken worden naar het parkeren op het Rutbeek. Vervoer naar de locatie kan dan plaatvinden via een shuttledienst naar de Forelderij. Dit zal overigens niet veel gaan plaatsvinden omdat grootschalige activiteiten niet veel zullen plaatsvinden op het terrein.

Het aantal verkeersbewegingen zal naar verwachting beperkt toenemen in de toekomstige situatie. De bestaande wegen rondom het plangebied kunnen dit aantal verkeersbewegingen verwerken.

Hoofdstuk 3 Planologisch beleidskader

3.1 Ruimtelijk beleid en regels van het Rijk

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als structuurvisie. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.

De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:

  • Een klimaatbestendige delta, waarbij Nederland beschermd is tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering, waterveiligheid (ook voor de laaggelegen gebieden in het westen) gegarandeerd is en voldoende zoetwater beschikbaar is van goede kwaliteit;
  • Duurzaam, concurrerend en circulair: een toekomstbestendige en volledig circulaire economie zonder vervuilende manieren van produceren en consumeren, met een uitstekend vestigingsklimaat en een hoge quality of life, met een zo goed mogelijke inpassing van duurzame energie in onze leefomgeving en slimme combinaties van functies zonder de risico's en milieunadelen te vergroten. Een economie die veel maatschappelijke winst oplevert in termen van banen, innovatie en nieuwe bedrijvigheid en exportmogelijkheden;
  • Kwaliteit van leven in stad en dorp: met een aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een goede verbondenheid van stad en land. De ontwikkelingen zijn gericht op kwaliteit, met gecontroleerde en doordachte groei waar dat nodig is, waardoor diversiteit in wonen, een stedelijk netwerk, prettige woonmilieus, met rust en ruimte maar ook vitale en leefbare regio's ontstaan.
  • Nabijheid en betrouwbare verbindingen: een uitstekende bereikbaarheid wordt met een goede en betrouwbare infrastructuur gegarandeerd, waarbij wordt ingespeeld op locatiekeuzes voor wonen en werken (nabijheid). De infrastructuur is onderdeel van een mobiliteitssysteem dat een meer divers patroon van mobiliteit veilig, robuust en duurzaam afhandelt. Luchthavens blijven belangrijk voor een sterk internationaal netwerk voor de lange afstanden. De uitdaging is om het vliegverkeer net als het goederenvervoer op een zo veilige, efficiënte en duurzame manier vorm te geven.
  • Veilig en gezond, herkenbaar en natuurlijk: een veilig en gezond leven voor iedereen staat voorop. De leefomgeving nodigt uit om te bewegen, elkaar te ontmoeten en te ontspannen. Daarbij horen een goede milieukwaliteit, robuuste natuur, klimaatbestendigheid en voor iedereen goede toegang tot wonen, werken en voorzieningen.

Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:

  • 1. Naar een ruimte voor klimaat adaptatie en energietransitie;
  • 2. Naar een duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Naar sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Naar een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied;

Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.

Toetsing aan NOVI
Met het plan worden de tijdelijk vergunde 13 zorgwoningen permanent mogelijk gemaakt, evenals een unit voor begeleiding. Op het zuidelijk deel is er sprake van een functieverandering. De dagbesteding is een bestaande activiteit die wordt voortgezet. Het forellenvissen verdwijnt, waarbij de ondergeschikte horeca wordt omgezet naar reguliere horeca. Het plangebied draagt bij aan een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Het project in niet in strijd met het rijksbeleid en past in de doelen van het NOVI.

3.1.2 Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, 2e tot en met 4e lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat van een stedelijke ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt in de toelichting moet worden aangetoond dat er sprake is van een behoefte. Wanneer een bestemmingsplan een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet in de toelichting tevens worden gemotiveerd waarom in die behoefte niet kan worden voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied. Bij iedere 'stedelijke ontwikkeling', waaronder iedere ontwikkeling van detailhandelsvloeroppervlak, moet inzichtelijk worden gemaakt of er, in relatie tot het bestaande aanbod, concreet behoefte bestaat aan de desbetreffende ontwikkeling. Die behoefte moet dan worden afgewogen tegen het bestaande aanbod, waarbij moet worden gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van leegstand. Dit wordt de 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' genoemd.

Deze zogenoemde 'Ladder voor Duurzame Verstedelijking' is geen blauwdruk voor een optimale ruimtelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen en schrijft geen vooraf bepaald resultaat voor. De 'Ladder' is alleen van toepassing als er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Een in een bestemmingsplan voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als 'stedelijke ontwikkeling' te kunnen worden aangemerkt. Daarvan zal in beginsel geen sprake zijn indien het nieuwe bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt. Dit kan anders zijn indien het bestemmingsplan ten opzichte van het voorgaande planologische regime in een vanuit ruimtelijk oogpunt ingrijpende nieuwe planologische functiewijziging voorziet.

'stedelijke ontwikkeling'
Onder 'stedelijke ontwikkeling' wordt in het Bro (art. 1.1.1, 1e lid onder i) verstaan: een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of in een bestemmingsplan sprake is van één of meer stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in het Bro is niet altijd even duidelijk. Dit dient per plan te worden getoetst en gemotiveerd. In de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie uitspraken 201310814/1/R1 en 201311211/1/R3, is inmiddels de lijn te ontdekken dat wanneer er sprake is van bestaande bebouwing en geen toename van het ruimtebeslag, er in dat geval geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Ook bij nieuwbouw hoeft volgens de jurisprudentie, zie uitspraak 201310222/1/R6, niet altijd sprake te zijn van een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Dit geldt bijvoorbeeld bij kleine woningbouwontwikkelingen (maximaal 11 woningen), waarover de Afdeling Bestuursrechtspraak d.d. 28 juni 2017 een uitspraak heeft gedaan (201608869/1/R3).

Toetsing aan ladder duurzame verstedelijking
Op het zuidelijk deel van het plangebied is er sprake van een functieverandering. De dagbesteding is een bestaande activiteit die wordt voortgezet. Het forellenvissen verdwijnt waarbij de ondergeschikte horeca wordt omgezet naar reguliere horeca. Dit alles vindt plaats binnen de grenzen van het bestaande perceel. Er wordt geen extra beslag gelegd op het landelijk gebied.

Voor het noordelijke deel van het plangebied geldt de bestemming "Agrarisch". In 2017 is een tijdelijke omgevingsvergunning (10 jaar) verleend voor het gebruik van deze grond voor de plaatsing van 11 zorgwoningen (zie inleiding voor een nadere toelichting). In 2022 is er een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor nog eens 2 zorgwoningen op deze locatie. Met dit bestemmingplan wordt deze tijdelijke functie permanent mogelijk. Ondanks dat de woningen al (tijdelijk) legaal aanwezig zijn is er daarmee sprake van een stedelijke ontwikkeling. .

Behoefte en mogelijkheden binnen bestaand stedelijk gebied
De zorgwoningen betreffen geen reguliere woningen. Het betreffen zorgwoningen bestaande uit kleinschalige losstaande woonunits. Hier wonen mensen met vaak verschillende aandoeningen of beperkingen, veelal in combinatie met verschillende levensproblemen. Zij verhouden zich niet goed met hun (directe) medemens. Een begeleider van Stichting Surplus is 24/7 aanwezig voor toezicht en ondersteuning. De zorgwoningen zijn in 2017 gerealiseerd als pilot voor een periode van 10 jaar. Gebleken is dat de rustige, prikkelarme en groene omgeving geschikt is als stabiele woonplek voor de doelgroep. Een locatie in het buitengebied is daarmee meer geschikt voor deze doelgroep dan een locatie binnen bestaande stedelijk gebied. Om die reden is het aantal in 2022 ook uitgebreid met twee extra zorgwoningen. Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een behoefte. Ook gezien de samenhang van de functies op beide percelen is deze locatie voor de paradijsvogelwoningen gewenst. Geconcludeerd kan worden dat het plan voldoet aan een behoefte en dat het plan in overeenstemming is met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van het Rijk

Het plan past binnen het beleid en de regels van het Rijk.

3.2 Ruimtelijk beleid en regels van de provincie Overijssel

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel een herziening van de visie en de verordening vastgesteld en op 1 mei 2017 zijn deze in werking getreden. De ontwerp Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2021 gaat in 2022 de huidige Omgevingsvisie vervangen.

De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De hoofdambitie van de visie is, net als in de oorspronkelijke Omgevingsvisie van 2009, een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. De opgaven en kansen waar de provincie Overijssel voor staat heeft men vertaald in centrale beleidsambities voor negen beleidsthema’s. Deze benadert zij vanuit de drie overkoepelende 'rode draden': duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie

Om te bepalen of een initiatief bijdraagt aan de ambities, gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. In dit uitvoeringsmodel staan de stappen of, waar en hoe centraal. Bij een initiatief kan aan de hand van deze drie stappen bepaald worden of een initiatief binnen de geschetste visie voor Overijssel mogelijk is (generieke beleidskeuzes), waar het past (ontwikkelingsperspectieven) en hoe het uitgevoerd kan worden (gebiedskenmerken).

In onderstaande afbeelding is het uitvoeringsmodel weergegeven. Vervolgens zijn de niveaus toegelicht. De '“vishaak” met de drie niveaus uit de Omgevingsvisie van 2009 is daarbij behouden gebleven. Boven het uitvoeringsmodel (in de paraplu) staan de rode draden en centrale beleidsambities weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20115-0003_0006.png"

Generieke beleidskeuzes (of)

Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.

De herziene Omgevingsvisie maakt daarbij onderscheid in:

  • Generieke beleidskeuzes voor heel Overijssel. Dit heeft zij gevat onder de ' Overijsselse ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een nadere invulling van de nationale Ladder voor duurzame verstedelijking, die voor 'nieuwe stedelijke ontwikkelingen' verplicht moet worden doorlopen. De Overijsselse ladder geeft onder andere aan dat alle belangen die bij een ontwikkeling betrokken zijn, zorgvuldig tegen elkaar moeten worden afgewogen ('integraliteit'; is ook een eis uit het Bro). Ook wordt onder andere ingegaan op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik (voorheen verwoord in de 'SER-ladder') en '(boven)regionale afstemming' (gemeenten moeten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen afstemmen met buurgemeenten om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat).
  • Gebiedsspecifieke beleidskeuzes, zoals aanduidingen voor grondwaterbeschermingsgebied, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Nationale Landschappen.

Ontwikkelingsperspectieven (waar)

Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelingsperspectieven beschreven: drie voor de groene en drie voor de stedelijke omgeving. Daarbinnen is nog een onderverdeling gemaakt. De ontwikkelingsperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.

Gebiedskenmerken (hoe)

Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van agrarische cultuurlandschappen, stedelijke laag en laag van de beleving. Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.

In het resterende deel van deze paragraaf wordt nader ingegaan op de generieke beleidskeuzes, de ontwikkelingsperspectieven en de gebiedskenmerken.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel

De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd. Momenteel is de provincie Overijssel bezig met het opstellen van de ontwerp Omgevingsverordening 2021. De nieuwe Omgevingsverordening 2021 gaat gelden op 1 juli 2022.

In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.

3.2.3 Toetsing bestemmingsplan aan beleid en regels van de provincie Overijssel

In paragraaf 4.1.3 van de Omgevingsvisie wordt ingegaan op sociale kwaliteit.Sociale kwaliteit gaat over het welzijn of ‘goed voelen’ van de mens. Daarbij spelen zaken als gezondheid en vitaliteit een belangrijke rol, maar ook arbeidsparticipatie (mede in relatie tot onderwijs), sociale uitsluiting en armoede. In onze Omgevingsvisie beperken wij ons tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving.

In de definitie van sociale kwaliteit die in de Omgevingsverordening is opgenomen wordt sociale kwaliteit beperkt tot het welzijn van de mens in relatie tot de fysieke leefomgeving. Het gaat daarbij om menselijke behoeften die samenhangen met de inrichting of vormgeving van de leefomgeving. De Omgevingsvisie onderscheid de volgende categorieën:

- De behoefte aan geborgenheid, privacy, beschutting en veiligheid. Deze behoefte hangt onder meer samen met maat en schaal van de omgeving.
- De behoefte aan contact, communicatie. Deze behoefte hangt samen met de wijze waarop de omgeving wordt ingericht, met de ontsluiting van de omgeving, de bereikbaarheid en toegankelijkheid van voorzieningen en medemensen.
- De behoefte aan (nieuwe) informatie, zintuiglijke prikkels, variatie en verrassing. Deze behoefte hangt onder meer samen met de diversiteit of complexiteit van de omgeving.
- De behoefte aan duidelijkheid, ordening, inzicht en herkenning. Deze behoefte hangt onder meer samen met de structuur, eigenheid en identiteit van de omgeving.

Toets
Onderhavig plan maakt het mogelijk dat er in een passende omgeving, een permanente plek voor inwoners met een specifieke zorgbehoefte/-vraag wordt gerealiseerd, waarbij de verschillenden functies in het plangebied elkaar versterken. Huisvesting en dagbesteding zijn direct naast elkaar gelegen en vormen een onderdeel van de zorg die ter plaatse wordt gegeven. Het plan draagt bij aan versterking van de sociale kwaliteit.

Hieronder wordt ingegaan op de relevante onderdelen uit de Omgevingsverordening Overijssel.

Artikel 2.1.3 Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik

In lid 2 van dit artikel is bepaald dat bestemmingsplannen voor de Groene Omgeving uitsluitend voorzien in ontwikkelingen die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen anders dan de uitleg van steden en dorpen wanneer aannemelijk is gemaakt:
- dat (her)benutting van bestaande erven en/of bebouwing in de Groene Omgeving in redelijkheid niet mogelijk is;
- dat mogelijkheden voor combinatie van functies op bestaande erven optimaal zijn benut.

Wat betreft het zuidelijke perceel is sprake van een bestaand erf in het buitengebied. Er vindt geen extra ruimtebeslag plaats. Sinds 2017 is het noordelijke perceel in gebruik voor de paradijsvogelwoningen. Daarmee is op dit kleine agrarische perceel (circa 4000 m2) sinds die tijd sprake van een tijdelijk erf.
De paradijsvogelwoningen betreffen afzonderlijke units. Dit is gezien de doelgroep en de problematiek ook vereist voor een goed verblijf en doelstellingen van de zorgverlening. Gebleken is dat deze locatie in het buitengebied een geschikte plek is voor de doelgroep, gezien de rustige, groene en prikkelarme omgeving.

Van belang is ook dat de functies op het noordelijke en zuidelijke perceel met elkaar samenhangen en met elkaar verbonden zijn. Mensen die daar gehuisvest zijn hebben hun dagbesteding op het zuidelijke perceel. Er zijn daarnaast geen bestaande erven in het buitengebied beschikbaar waar de paradijsvogelwoningen op de wijze/in de opzet zoals deze nu aanwezig zijn en gewenst zijn, gerealiseerd kunnen worden.
Om voorgaande redenen is het huisvesten van de paradijsvogelwoningen (zorgwoningen) elders in het buitengebied op een bestaand erf in het buitengebied niet logisch, maar ook redelijkerwijs niet mogelijk.

Artikel 2.1.5 Ruimtelijke kwaliteit
In de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken.

Doorwerking voor voorliggend plan:
Er wordt in deze paragraaf nader ingegaan op de gebiedskenmerken. Hieruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit versterkt wordt.

Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In onderhavig geval is uitsluitend het ontwikkelingsperspectief voor de Groene Omgeving van belang, aangezien de planlocatie in het buitengebied is gelegen. In afbeelding 2.2 is een fragment van de kaart van de ontwikkelingsperspectieven behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20115-0003_0007.png"
Ontwikkelingsperspectievenkaart (bron: provincie Overijssel).

Volgens de ontwikkelingsperspectievenkaart geldt voor het plangebied de volgende ontwikkelingsperspectieven:

  • Stads- en dorpsrandgebieden
  • Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap
  • Zone Ondernemen met Natuur en Water buiten het NNN.

Het ontwikkelingsperspectief Wonen en werken in het kleinschalige mixlandschap richt zich op het in harmonie met elkaar ontwikkelen van de diverse functies in het buitengebied. Aan de ene kant melkveehouderij, akkerbouw en opwekking van hernieuwbare energie als belangrijke vormen van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor natuur, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.

De ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, maar ook die voor de andere sectoren, worden in dit ontwikkelingsperspectief nadrukkelijk verbonden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschapselementen. Het waterbeheer richt zich op optimale condities voor de lokaal aanwezige functies, rekening houdend met de klimaatopgave en de kenmerken van het watersysteem.

Het ontwikkelingsperspectief Zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW) richt zich op het realiseren van een robuust en samenhangend netwerk van gebieden met natuur-, water- en landschappelijke kwaliteit. Het accent ligt op natuur die, naast biodiversiteit, betekenis heeft voor mensen en bijdraagt aan hun welzijn en welvaart. Om dit mogelijk te maken, bieden we ruimte aan de groeiende groep betrokken ondernemers en bewoners die zelf willen ondernemen met natuur en water.

In de zone ONW geldt een specifieke toepassing van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving: initiatieven moeten gericht zijn op realisatie van natuur-, water- en/of landschapskwaliteit (Omgevingsverordening afdeling 4.3 Ruimtelijke Kwaliteit)

Voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (NNN), geldt ook de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.

Binnen de Zone ONW buiten het natuurnetwerk is ruimte voor economische dragers die in harmonie met de natuur-, water- en landschappelijke kwaliteiten plaats kunnen vinden. Er zijn kansen voor bijzondere functiecombinaties zoals landbouw en natuur, specifieke vormen van verblijfsrecreatie, nieuwe landgoederen en wonen en werken met versterking van natuur- en/of waterkwaliteit.

In deze gebieden is ruimte voor groen ondernemerschap, voor initiatieven en functies die de economische en maatschappelijke dragers zijn van de kwaliteit van natuur, water en landschap én ruimte voor continuïteit van de aanwezige landbouwfunctie. Initiatieven van bewoners en ondernemers zijn hier leidend: zij zijn eigenaar en vormgever van de omgevingskwaliteit. De na te streven kwaliteitsdoelen voor natuur en water zijn daarbij het uitgangspunt.

Toets
Voor alle genoemde ontwikkelingsperspectieven geldt dat de ontwikkeling en de ruimtelijke kwaliteit met elkaar in evenwicht moeten zijn. Belangrijk is dat de landschappelijke kwaliteit wordt behouden of wordt verbeterd. Het voorliggend plan bestaat uit een functieverandering van een bestaand erf met bebouwing en het permanent mogelijk maken van paradijsvogelwoningen (zorgwoningen). Met de wijzigingen van de functie ondergeschikte horeca naar reguliere horeca, met het behoud van de visvijvers, pluktuin en dagbesteding wordt de economische draagkracht vergroot en wordt bijgedragen aan een vitaal buitengebied. De percelen zijn reeds robuust landschappelijk ingepast. Op het zuidelijk perceel worden extra landschapselementen toegevoegd (zie inrichtingsplan). Het plan veroorzaakt geen extra belemmeringen voor functies, landschap of natuur in de omgeving.

Gebiedskenmerken

Voor het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:

  • natuurlijke laag: 'Dekzandvlakte en ruggen';
  • laag van het agrarisch cultuurlandschap: 'Jong heide- en broekontginningslandschap'

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van Enschede. De locatie is alleen binnen de Natuurlijke laag en de Laag van het agrarisch cultuurlandschap opgenomen.

Natuurlijke laag
De natuurlijke laag kent het kenmerk 'Dekzandvlakte en ruggen' toe aan het plangebied. De dekzandgronden beslaan een groot gedeelte van de provincie. Voor dit gebiedskenmerk geldt de ambitie om de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Indien er ontwikkelingen plaats vinden gelden de volgende uitgangspunten:

  • beter zichtbaar maken van de hoogteverschillen en het watersysteem;
  • de (strekkings)-richting van het landschap is bepalend.

Een natuurlijk watersysteem en de aanplant van 'natuurlijke' soorten zijn daarbij behulpzaam. Het plangebied bestaat al uit een bestaand terrein/erf met bebouwing en verharding dat landschappelijk is ingepast. Er worden nog verschillende passende bomen en boomgroepen toegevoegd. Het perceel van de paradijsvogelwoningen ligt ingeklemd tussen dit perceel en het noordelijk gelegen terrein van het crematorium. De paradijsvogelwoningen volgen de strekkingsrichting van het landschap. Het plan doet daarmee geen afbreuk aan de natuurlijke laag.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap
De Laag van het agrarisch cultuurlandschap kent het kenmerk 'Jong heide- en broekontginningslandschap' toe aan de planlocatie. De grote oppervlakte aan - voormalige - natte en droge heidegronden was oorspronkelijk functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuur verbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Ten opzichte van omliggend essen en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex.

De ambitie is de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden een stevige impuls te geven en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken.

Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidings'landschappen met rommelige driehoekstructuren als resultaat. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven, mits deze een stevige landschappelijke jas krijgen.

Toets
Het plangebied wordt omzoomd door een landschappelijk raamwerk. Het wordt omzoomd door groenstructuren. Met het plan wordt de toegestane functie van het erf van Surplus aangepast en wordt de inrichting van het erf beperkt aangepast. Het perceel van de paradijsvogelwoningen betreft een relatief klein agrarisch perceel, dat ingeklemd en ingepast is tussen het bestaande perceel van Surplus en het terrein van het crematorium. De stroken groen/de landschappelijke inpassing rondom het plangebied blijft behouden. Gesteld kan worden dat het plan passend is binnen de laag van agrarisch cultuurlandschap.

Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de in dit voorliggende bestemmingsplan besloten ruimtelijke ontwikkeling in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2017 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid.

3.3 Gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

3.3.1 Woonvisie

In 2019 heeft de gemeente Enschede de Woonvisie vastgesteld (en in 2021 geactualiseerd). In de Woonvisie geeft de gemeente duidelijkheid over de opgaven en ambities voor wonen in de gemeente. De Enschedese woonopgave is volop in ontwikkeling. De stad gonst van de bouwactiviteiten, kavels raken uitverkocht, huizenprijzen stijgen fors en grote projecten staan op stapel. Het zijn ontwikkelingen die passen bij de ambities van Enschede: een stad die door blijft groeien naar 170.000 inwoners. Op de achtergrond van deze ontwikkeling ligt een veelheid van uitdagingen.

Enschede wil een inclusieve stad zijn. Dat betekent dat inwoners ongeacht eventuele beperkingen naar vermogen mee kunnen blijven doen; erbij blijven horen. Belangrijke onderdelen van de inclusieve opgave liggen op het terrein van het woonbeleid. Met de woonvisie dragen we onder meer bij aan de volgende ambities: samen de stad en de inwoners in hun kracht zetten, de kosten van zorg betaalbaar houden en waar mogelijk nieuwe problemen voorkomen. Het centrale doel is dat iedere inwoner passend kan wonen met wanneer nodig (tijdelijke) ondersteuning en zorg. Een opgave voor de toekomst die is geformuleerd is: 'Faciliteren van zelfstandig wonen voor kwetsbare inwoners.'

Toets aan Woonvisie
De zorgwoningen zijn in 2017 gerealiseerd als pilot voor een periode van 10 jaar. Het betreft een nieuwe woonvorm waarbij kwetsbare mensen toch zelfstandig kunnen wonen in een passende rustige omgeving en de benodigde zorg geboden kan worden. Gebleken is dat de zorgwoningen goed functioneren en de behoefte/vraag naar deze woningen inmiddels groter is dan het aanbod. Om die reden is besloten de woningen permanent mogelijk te maken. Dit past binnen de doelstelling in de Woonvisie dat kwetsbare inwoners zelfstandig kunnen wonen.

3.3.2 Visie landelijk gebied Enschede en Gids Buitenkans

Visie Landelijk gebied Enschede

De gemeente wil met de Visie landelijk gebied (april 2021) richting geven aan de verandering, houvast bieden bij keuzen en actief bijdragen aan de toekomst van het landelijk gebied. De Visie gaat over het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving in het landelijk gebied.

De Visie Landelijk gebied geeft eerst enkele algemene ambities. Deze vormen een opmaat naar meer concrete uitspraken in het vervolg van de visie. De algemene ambities zijn op dit abstractieniveau niet zodanig vastomlijnd uitgewerkt dat zij als basis dienen voor latere besluiten met mogelijke milieueffecten.

Vervolgens geeft de visie vier ontwikkelingsprincipes (de “vier V's”). Deze geven aan of ontwikkelingen bijdragen aan de ambitie van de gemeente voor het landelijk gebied:

  • Versterken groenblauwe structuur: stevige ecologische netwerken en een duurzaam natuurlijk watersysteem t.b.v. behoud van biodiversiteit, natuur en landschap.
  • Vanuit het landschap ontwikkelen: ontwikkelstrategie a.d.h.v. kwaliteit van landschap: inpassen, aanpassen of transformeren.
  • Verbinden stad-land: versterken interactie tussen stad en buitengebied. Kan op veel manieren inhoud krijgen: fysieke projecten, economisch, met kennis, waardering en betrokkenheid. In stadsrand ontmoeting stad en land meest intensief met ruimte voor recreatieve ontwikkeling en interactie.
  • Vernieuwen: ruimtelijke, economisch, sociaal en bestuurlijk. Vernieuwing is nodig, met behoud van wat goed en waardevol is, aangepast aan de huidige tijd. Experimenten nodig om te zien hoe nieuwe oplossingen er uit zien. Gaat vooral om procesbeschrijving/ gebiedsgericht werken.

Voor verschillende thema's zijn concrete beleidsuitspraken gedaan. Voor het thema recreatie en toerisme is in de visie opgenomen dat nieuwe (kleinschalige) horeca en leisure-concepten vestigen zich bij voorkeur in de stadsrand in de nabijheid van 'Rondje Enschede'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP20115-0003_0008.png"
Kaart ui Visie landelijk gebied, ligging plangebied binnen stadsrandzone

Gids Buitenkans
De Gids Buitenkans is in mei 2022 door de gemeenteraad vastgesteld. In de Visie landelijk gebied zet de gemeente -binnen randvoorwaarden- in op vernieuwing en ontwikkeling van het landelijk gebied. De Gids Buitenkans is een verdere uitwerking van de Visie. De Gids geeft vernieuwing aan het beleid en biedt afwegingsruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

Zorgwoningen
In het landelijk gebied kan voor gerichte doelgroepen een relatief kleinschalige voorziening tot stand komen voor zorgverlening. Het gaat om een voorziening voor mensen met een binding met Enschede en waarvan vaststaat dat juist het verblijf op het platteland bijdraagt aan de kwaliteit van leven. Ook deze voorzieningen moeten ingepast worden in het karakter van het landelijk gebied. Deze initiatieven vormen altijd ‘maatwerk’ met de daarbij behorende besluitvorming. Gewenst is dat er samenleefconcepten voor deze doelgroepen komen, die ook gemixt kunnen zijn (zorgvragers en zorgdragers) waarbij de bewoners elkaar aanvullen en ondersteunen (geclusterde woonvormen met gemeenschapszin). Een maximum van het aantal bewoners voor een dergelijk initiatief betreft 24 personen met een zorgvraag. Daarnaast geldt voor deze initiatieven een aantal voorwaarden:

  • Verbetering van ruimtelijke kwaliteit.
  • Voldoet aan de strategie voor het landschap volgens de waarderingskaart uit de Visie landelijk gebied.
  • Grondgebonden woningen.
  • Circulair bouwen en hergebruik van materialen wordt gestimuleerd.

Horeca
In de Gids Buitenkans zijn voorwaarden opgenomen voor nieuwe initiatieven voor horeca in het landelijk gebied. Het gaat hierbij om de volgende voorwaarden:

  • De locatie is gelegen in de stadsrandzone;
  • Het initiatief draagt bij aan de kwaliteit en het aanbod voor recreatie en toerisme;
  • Het plan is inpasbaar op de locatie.

Toets aan visie landelijk gebied Enschede en Gids Buitenkans
Het plangebied ligt binnen de stadsrandzone. Het plangebied valt binnen de strategie 'aanpassen'. Deze strategie hoort bij een landschap met een hoge waardering. Dit landschap vraagt om herstel en het weer herkenbaar maken van structuren en lijnen die het landschapstype versterken.

Met het plan worden de 13 tijdelijk vergunde zorgwoningen permanent mogelijk gemaakt. Surplus biedt hier huisvesting met zorg in een kleinschalige opzet voor personen waarvoor verblijf op deze locatie meerwaarde heeft (prikkelarme, rustige omgeving). Het betreft een bestaande locatie met grondgebonden zorgwoningen met een beperkte oppervlakte die al als zodanig is ingericht en ingepast in het landschap. De initiatiefnemer heeft een duidelijke binding met Enschede en ook met deze locatie. Het initiatief past binnen de mogelijkheden die de Gids Buitenkans biedt.

De locatie van de visvijvers, dagbesteding en daarbij behorende horeca wordt opnieuw ingericht en krijgt een gewijzigde functie. Het initiatief draagt bij aan het recreatieve aanbod en horeca-aanbod in dit deel van het buitengebied. De verbinding stad-land krijgt wordt daardoor versterkt. Op dit perceel worden verschillende passende bomen en boomgroepen toevoegd.

3.3.3 Beleidskader Retail in Enschede (Retailvisie)

Vanaf november 2020 geldt het beleidskader Retail in Enschede. In deze visie is het beleid opgenomen ten aanzien van detailhandel (verkoop en verhuur), consumentgerichte dienstverlening, horeca, vrije tijdsvoorzieningen (cultuur, vermaak, sport en overige ontspanning)

Bij de bepaling of medewerking wordt verleend gelden onder meer de volgende voorwaarden:

• Het betreft een innovatief concept (te toetsen aan criteria genoemd in de Retailvisie).
• De retailactiviteiten mogen in principe alleen in bestaande bebouwing gerealiseerd worden.
• De retailactiviteiten mogen geen beperkingen opleggen aan aangrenzende functies.

Als een initiatief aan deze drie algemene voorwaarden voldoet, dan dient de initiatiefnemer met een adequate ruimtelijk-functionele motivering aan te tonen dat:
• Er behoefte is aan de ontwikkeling;
• Het concept een bijdrage levert aan de gebruikswaarde en beleving van het gebied (binnenstedelijk of buitengebied);
• Het concept specifiek past bij de beoogde locatie (profiel, aard, omvang, doelgroepen) en de verzorgingsfunctie van de aangewezen voorzieningenclusters niet ontkracht.

Toets

De ondergeschikte horeca wordt omgezet in reguliere horeca, waarbij horeca in categorie 1 (restaurant en lunchroom) wordt toegestaan. Ook worden 8 keer per jaar feesten met versterkte muziek toegestaan, als hiervoor een maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit van kracht is.

Op bijzondere locaties en voor innovatieve retailconcepten wordt medewerking aan de vestiging van nieuwe zelfstandige retail buiten de reguliere retailstructuur. Dit op basis van onderstaand toetsingskader. De toetsing volgt direct na de voorwaarde.

Voorwaarden en criteria
Bij de bepaling wij medewerking verlenen gelden allereerst de volgende voorwaarden:

  • Het betreft een innovatief concept (te toetsen aan onderstaande criteria).
    Zie verderop.
  • De retailactiviteiten mogen in principe alleen in bestaande bebouwing gerealiseerd worden.
    Dat is hier van toepassing.
  • De retailactiviteiten mogen geen beperkingen opleggen aan aangrenzende functies.
    Er is geen sprake van beperkingen aan aangrenzende functies.

Als een initiatief aan deze drie algemene voorwaarden voldoet, dan dient de initiatiefnemer met een adequate ruimtelijk-functionele motivering aan te tonen dat:

  • Er behoefte is aan de ontwikkeling;
    Vanuit de agenda vrijetijdseconomie is er behoefte aan meer horeca aanbod in het landelijk gebied.
  • Het concept een bijdrage levert aan de gebruikswaarde en beleving van het gebied (binnenstedelijk of buitengebied);
    Het versterkt de toeristisch-recreatieve functie van het landelijk gebied, specifiek in dit gebied
  • Het concept specifiek past bij de beoogde locatie (profiel, aard, omvang, doelgroepen) en de verzorgingsfunctie van de aangewezen voorzieningenclusters niet ontkracht.
    Een restaurant op deze plek in combinatie met de aanwezige recreatieve voorzieningen past goed en heeft geen nadelig effect op de bestaande voorzieningenclusters.

Criteria innovatief concept
Bij een 'innovatief concept' is het essentieel dat het concept als geheel daadwerkelijk iets toevoegt aan het huidige aanbod. Ter bepaling of dit het geval is, hanteren wij een aantal criteria (Hoofdstuk 4 retailbeleid). Ter onderbouwing van aanvraag moet de initiatiefnemer onderbouwen in hoeverre de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de genoemde criteria. Als norm voor een positieve toetsing (door de gemeente) is het uitgangspunt dat het nieuwe concept op minimaal vijf criteria nadrukkelijk positief scoort. Dit initiatief voldoet aan vijf criteria. Hieronder een toelichting op deze criteria.

  • 5. Het concept heeft een bijzondere combinatie van retail met andere functies
    De horeca wordt gecombineerd met diverse recreatieve voorzieningen. Zo beschikt de Forelderij over een speellandschap, visvijver en een grote pluktuin. In deze voorzieningen heeft de Forelderij de voorbije jaren met resultaat flink geïnvesteerd. Surplus is als eigenaar van de Forelderij een sociale onderneming. Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vinden in de Forelderij arbeidsmatige dagbesteding in o.a. het restaurant en het groen (onderhoud terrein en moestuin)
  • 6. Speelt in op de onderscheidende kwaliteiten van gebied of gemeente
    Enschede beschikt over een relatief beperkt aanbod recreatie ondersteunende horecavoorzieningen in het landelijk gebied. Met haar ligging tussen Boekelo en recreatieplas Het Rutbeek zit de Forelderij in een gebied waar al veel, ook intensief, wordt gerecreëerd. De Forelderij vormt met haar horeca voorziening een mooie aanvulling op het dag- en verblijfsrecreatieve aanbod in de omgeving. Door de ligging vlakbij het recreatieve Rondje Enschede is het tevens een geliefde pleisterplaats voor o.a. wandelaars en fietsers.
  • 7. Het genereert positieve neveneffecten voor of heeft anderszins meerwaarde voor de overige functies in de omgeving.
    Naast haar toeristisch recreatieve betekenis bindt de Forelderij ook de strijd aan tegen eenzaamheid. Zij legt verbindingen tussen haar cliënten (bewoners paradijsvogelwoningen en deelnemers dagbesteding) en inwoners van de nabij gelegen wijken Helmerhoek en Wesselerbrink en het buurtschap Usselo. Zo worden gezamenlijke activiteiten georganiseerd in de ontmoetingstuin die een bijdrage leveren aan het verminderen van eenzaamheid onder ouderen en nieuwkomers.
  • 8. De zaak is qua omvang, vormgeving, service, aanbod en/of inrichting onderscheidend t.o.v. het bestaande aanbod.
    De combinatie van het restaurant met de aanwezige leisure (vissen, spelen, pluktuin) geeft de Forelderij een uniek profiel in het buitengebied van Enschede.
  • 9. Voorbeeldfunctie MVO
    Als onderdeel van de stichting Surplus organiseert de Forelderij maatschappelijke activiteiten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Deze doelgroep vindt arbeidsmatige dagbesteding in o.a. het restaurant en het groen (moestuin en onderhoud terrein).

Uit bovenstaande blijkt dat het plan in de Retailvisie past.

3.3.4 Toetsing bestemmingsplan aan het gemeentelijk ruimtelijk relevant strategisch beleid

Zoals blijkt uit de toetsing in paragraaf 3.1.3 en 3.2.3 past het initiatief binnen de uitgangspunten van het gemeentelijk ruimtelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieu

4.1.1 Milieueffectrapportage

Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten die nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken een m.e.r.-(beoordelings)procedure doorlopen moet worden dan wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te worden uitgevoerd.

Het bestemmingsplan "Usselerrietweg 46-50" heeft tot doel om 13 tijdelijk vergunde zorgwoningen permanent mogelijk te maken. Op de locatie van de Forelderij wordt de ondergeschikte horeca omgezet naar reguliere horeca. Het bestaande terrein wordt/is heringericht. Deze beoogde ontwikkeling is geen activiteit/project als genoemd in de bijlage bij het Besluit m.e.r. waarvoor een m.e.r. of m.e.r. beoordeling dient te worden uitgevoerd, doordat er gebruik gemaakt wordt van bestaande bebouwing en de bebouwingsmogelijkheden nauwelijks toenemen. Een nadere toetsing aan het Besluit m.e.r. kan dan ook achterwege blijven.

4.1.2 Milieuhinder van bedrijven en voorzieningen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nagegaan of er bestaande bedrijfsactiviteiten en voorzieningen rondom het plangebied van het bestemmingsplan "Usselerrietweg 46-50" aanwezig zijn, die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Daarbij is gekeken naar de potentiële milieubelasting van deze bedrijfsactiviteiten en voorzieningen. De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat het plangebied kan worden gezien als een rustige woonwijk. Daarnaast is er gekeken of de bedrijfsactiviteiten van de Forelderij van invloed kunnen zijn op de woningen in en rondom het plangebied.

Milieuhinder van bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied voor woningen in en rondom het plangebiedMet het bestemmingsplan "Usselerrietweg 46-50" wordt de ondergeschikte horeca omgezet naar reguliere horeca. De horeca bestaat uit een restaurant / lunchroom. Op basis van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' valt deze activiteit onder milieucategorie 1. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter tot geluidsgevoelige functies zoals woningen. De gronden die gebruikt kunnen worden voor horeca beschikken over een aanduiding 'horeca' op de verbeelding.

Ondergeschikt aan de horeca is op het perceel een kleinschalige speeltuin aanwezig. Een speeltuin kan worden vergeleken met een speelplaats bij een basisschool. Op basis van de VNG-brochure valt deze activiteit onder milieucategorie 2 met een richtafstand tot gevoelige objecten van 30 meter. Overigens kan worden opgemerkt dat een ondergeschikte speeltuin minder intensief wordt gebruikt dan een speelplaats bij een school.

De dichtstbijzijnde gevoelige functies bij zowel de horeca als de speelvoorziening zijn de zorgwoningen, eveneens gelegen in het plangebied. De afstand van de gronden met de aanduiding 'horeca' (het terras aan de noordzijde) tot aan de zorgwoningen bedraagt circa 45 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van 10 meter. De zorgwoningen bevinden zich op circa 30 meter van deze speeltuin. Ook aan deze richtafstand wordt voldaan.

De dichtstbijzijnde reguliere (bedrijfs)woning bevindt zich aan de Usselerveenweg 62. De afstand van deze woning tot aan de horeca en speelvoorzieningen bedraagt circa 250 meter.

Milieuhinder van bestaande bedrijfsactiviteiten rondom het plangebied voor woningen in het plangebied

De zorgwoningen zijn milieugevoelige objecten. Deze woningen zijn in 2017 voor een periode van 10 jaar vergund waarbij ook is beoordeeld of er sprake is van voldoende afstand tot omliggende milieubelastende bedrijven en een goed woon- en leefklimaat. De zorgwoningen worden met dit bestemmingsplan permanent positief bestemd. Daarmee worden er nu geen nieuwe milieugevoelige objecten toegevoegd. Ten overvloede wordt hier nog wel getoetst of aan de richtafstand wordt voldaan.

Direct net noorden van het terrein met de zorgwoningen bevindt zich een crematorium. In de VNG-brochure "bedrijven en milieuzonering" wordt een crematorium ingedeeld in milieucategorie 3.2 met een aan te houden richtafstand van 100 meter. De meest bepalende milieucomponent is 'geur'. De afstand vanaf het bouwblok van het crematorium tot aan de dichtstbijzijnde zorgwoning bedraagt 25 meter. De werkelijke afstand tot aan het emissiepunt van het crematorium bedraagt echter 170 meter. Dat betekent dat hier “maatwerk” verricht kan worden. Niet de afstand tot aan het bouwblok is maatgevend, maar de afstand van de woning tot aan het emissiepunt bij het crematorium. Die voldoet wel aan de norm van een afstand van tenminste 100 meter.

In de VNG brochure wordt voor een crematorium een afstand van 30 meter voor het geluid gehanteerd. Uit de aangeleverde gegevens is een geluidsbelasting van 37 dB(A) etmaalwaarde op grens van het terrein voor de toe te voegen woningen berekend. Er wordt weliswaar niet voldaan aan de afstandsnorm, maar wel aan de geluidsnorm. Er wordt ruimschoots voldaan aan de waarde van 45 dB(A) etmaalwaarde uit de VNG-brochure en de gemeentelijke Geluidnota.

Conclusie milieuhinder bedrijven en voorzieningen

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.1.3 Geluidhinder

Door Munsterhuis geluidsadvies is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (18 januari 2023, project 22.156, versie 4).
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging en wordt tevens gebruikt voor de melding ten behoeve van het Activiteitenbesluit. Het akoestisch onderzoek voor een bestemmingsplan dient te worden uitgevoerd, waarbij moet worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij de paradijsvogelwoningen en woningen in de omgeving. De relevante activiteiten die in beschouwing zijn genomen betreffen de activiteiten, het gebruik van het terras, feesten/partijen in de Brasserie, speelactiviteiten, onderhoudsactiviteiten en verkeersbewegingen. In de ruimte van de Brasserie kunnen incidenteel feestjes en partijen gehouden worden met versterkte muziek.

Het akoestisch rapport is beoordeeld door de Omgevingsdienst Twente (ODT). Aan de hand van de onderzoeksgegevens en berekeningen, worden de volgende maatvoorschriften aan Surplus meegegeven voor de uitoefening van hun activiteiten aan de Usselerrietweg 46 - 50:

  • 1. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, veroorzaakt door de in het bedrijf aanwezige toestellen en installaties en door de in het bedrijf verrichte werkzaamheden en activiteiten, mag ter plaatse van een geluidsgevoelig object, dan wel op een afstand van 50 meter vanaf de grens van het bedrijf, tijdens de representatieve bedrijfssituatie niet meer bedragen dan:
  • 45 dB(A) tussen 6.00 – 19.00 uur;
  • 40 dB(A) tussen 19.00 – 22.00 uur;
  • 35 dB(A) tussen 22.00 – 06.00 uur;
  • 2. Het meten en berekenen van de geluidsniveaus en het beoordelen van de meetresultaten moet plaatsvinden overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, uitgave 1999;
  • 3. Het is toegestaan om maximaal 8 keer per jaar tot uiterlijk 23.00 (muziek)festiviteiten te organiseren, waarbij het geluidsniveau maximaal 41 dB(A) (exclusief muziekstrafcorrectie) op de gevel van het dichtstbijzijnde geluidgevoelige object mag zijn. Hieronder valt al het geluid afkomst van de inrichting tijdens de incidentele bedrijfssituatie;
  • 4. Feesten en partijen moeten om 23.00 uur afgelopen zijn;
  • 5. Indien voor de nachtperiode (23.00* – 06.00 uur) festiviteiten georganiseerd worden, dan moet hiervoor een ontheffing worden aangevraagd bij de gemeente;
  • 6. Tijdens feesten en partijen moeten de deuren en ramen van de brasserie, zoveel mogelijk gesloten worden gehouden;
  • 7. De houder van de inrichting moet ten minste twee weken voor de aanvang van feesten en partijen het college daarvan in kennis stellen;
  • 8. De houder van de inrichting moet voor feesten en partijen de omgeving (binnen een straal van 300 meter) informeren over de voorgenomen activiteiten. Dit moet ten minste twee weken voor aanvang van de activiteit plaatsvinden.

*De nachtperiode start voor De Forelderij normaliter om 22.00. Voor de incidentele bedrijfssituatie geldt dat feesten en partijen om 23.00 afgelopen moeten zijn. Hierom wordt gesteld dat de nachtperiode in de incidentele situatie start om 23.00.

Het document ten aanzien van de afweging omtrent het maatwerkschrift is opgenomen in bijlage 4.

4.1.4 Bodemkwaliteit

De nadruk op het bodembeleid in Nederland ligt op de mogelijkheden die de bodem en ondergrond biedt om een locatie te gebruiken. Daaronder vallen ook eventuele bodemverontreinigingen. Drie aspecten om te komen tot een veilig en gezond gebruik van de bodem en ondergrond staan daarbij centraal:

  • 1. Het voorkomen van een nieuwe bodemverontreiniging of aantasting van de bodem en ondergrond.
  • 2. Het beheren en/of functiegericht saneren van een bodemverontreiniging bij het wijzigen of toekennen van een functie.
  • 3. Het beheren van overige bodemverontreinigingen. Dit geldt met name voor locaties waar de functie en/of bestemming niet wijzigt, maar waar door vroegere activiteiten een bodemverontreiniging is ontstaan.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem speelt een rol om vast te stellen of een bestemmingsplanwijziging uitvoerbaar is. Dit is geregeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De Wet bodembescherming kan hierop eveneens van toepassing zijn. Bijvoorbeeld bij de aanwezigheid van een bodemverontreiniging.

Uitgevoerde bodemonderzoeken

Het bestemmingsplan maakt het permanent bewonen van de zorgwoningen mogelijk. Ten behoeve van het mogelijk maken van een permanente woon-zorg bestemming is onderzoek uitgevoerd waarin is bekeken of de bodemkwaliteit past bij het beoogde gebruik. Het volgende bodemonderzoek is uitgevoerd:

  • Geofoxx, 6 september 2022, verkennend bodem- en asbestonderzoek Usselerrietweg 46 te Enschede, kenmerk 20220862_a1RAP. Dit onderzoek is als Bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.

In het plan worden zorgwoningen opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat de grond in het gebied ter plaatse en rondom de zorgwoningen voldoet aan de achtergrondwaarde. Alleen de grond die als fundatie onder de toegangsweg is aangebracht heeft een kwaliteit die de achtergrondwaarde overschrijdt. Hier liggen klinkers overheen.

Conclusie

De grond ter plaatse en rondom de zorgwoningen is geschikt voor de functie wonen.

4.1.5 Luchtkwaliteit

Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of de realisatie van beoogde ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit.

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • a. er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • d. een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Besluit niet in betekenende mate
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:

  • woningen: 1500 met een enkele ontsluitingsweg;
  • woningen: 3000 met twee ontsluitingswegen;
  • kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.

Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.

Met het plan worden de tijdelijk vergunde zorgwoningen permanent mogelijk gemaakt. Gelet op dit aantal in vergelijking met de drempelwaarde kan op voorhand worden bepaald dat er sprake is van een plan dat niet-in-betekenende-mate bijdraagt aan de concentratie van stof in de buitenlucht.

Op het zuidelijk deel is er sprake van een functieverandering. De dagbesteding en de pluktuin zijn bestaande activiteiten die wordt voortgezet. Het forellenvissen verdwijnt waarbij de ondergeschikte horeca wordt omgezet naar reguliere horeca. Gelet op het aantal verkeersbewegingen dat plaatsvindt in de toekomstige situatie is nader onderzoek niet nodig.

Conclusie 

Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art 5.16 WM, lid 1 onder b) is er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

4.1.6 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Risicovolle activiteiten bij inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Usselerrietweg 46-50" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is.

Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Usselerrietweg 46-50' of in de directe nabijheid daarvan zijn geen buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Ten zuidwesten van het plangebied is het zoekgebied uit de Structuurvisie Buisleidingen gelegen, het definitieve tracé is nog niet vastgesteld en vormt geen belemmering voor dit plan.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.

Basisnet Weg

Binnen het plangebied of in de directe nabijheid van het bestemmingsplan "Usselerrietweg 46-50" is geen weg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg.

Basisnet Water

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Usselerrietweg 46-50" of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.

Basisnet Spoor

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Usselerrietweg 46-50" of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.

Conclusie externe veiligheid

Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt binnen risicocontouren kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.2 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

Het bestemmingsplan van "Usselerrietweg 45-50" beoogt voor het noordelijke deel het permanent mogelijk maken van de tijdelijk vergunde zorgwoningen. Met dit bestemmingsplan worden op dit gedeelte geen fysieke aanpassingen gedaan. Er worden geen woningen toegevoegd of extra verharding gerealiseerd.

Aan de zuidzijde wordt de functie veranderd (ondergeschikte horeca naar reguliere horeca). Het restaurant wordt iets uitgebreid. Ook de bestaande vijvers worden heringericht en daarmee iets vergroot.

Onderbouwing o.b.v. de te realiseren ruimtelijke ontwikkelingen

Toename verhard oppervlak

Het (vergunde deel van) restaurant heeft een oppervlakte van circa 80 m2. Dit wordt vergroot met een overdekt terras en een toiletgroep tot een totaal oppervlak van circa 165 m2.

Hemelwaterafvoer

Hemelwater op particulier terrein wordt opgevangen en minimaal 55 mm per vierkante meter verhard oppervlak dient te worden geborgen. Ruim 90 % van het plangebied is onverhard. Daarnaast is er een vijver met een oppervlakte van ruim 3000 m2 aanwezig. Op het terrein is daarmee voldoende ruimte aanwezig om hemelwater te kunnen bergen en vertraagd te laten infiltreren in de bodem.

Afvalwaterafvoer

Afvalwater is aangesloten op het vuilwaterriool systeem. Dit blijft in de nieuwe situatie zo.

Waterhuishouding en het bestemmingsplan

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de waterhuishouding geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.3 Natuur

4.3.1 Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

In hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden en de bijzondere nationale natuurgebieden (toekomstige Natura 2000 gebieden) geregeld. De Wet natuurbescherming bepaalt dat voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan moeten worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en de aanwezige habitats van soorten in een Natura 2000 gebied.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de aangewezen natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer ook op basis van een uitgevoerde passende beoordeling significant negatieve gevolgen niet met aan voldoende zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kunnen worden uitgesloten kunnen de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen alleen mogelijk worden gemaakt indien er redelijkerwijs geen alternatieven aanwezig zijn, er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang en de negatieve gevolgen in voldoende mate worden gecompenseerd.

Beschermde natuurgebieden en het plangebied “Usselerrietweg 46-50

Het plangebied van het bestemmingsplan ligt aan de zuidzijde van Usselo, ten zuidwesten van Enschede. Het plangebied ligt niet binnen de grenzen of in de directe nabijheid van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000 gebied of bijzonder nationaal natuurgebied.

De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden zijn het 'Buurserzand en Haaksbergerveen' op circa 2,3 kilometer ten zuidoosten van het plangebied en het 'Witte Veen' op circa 4,1 kilometer ten zuidoosten van het plangebied. De voor deze gebieden aangewezen habitattypen en habitats van soorten zijn gevoelig tot zeer gevoelig voor verzuring en vermesting als gevolg van stikstofdepositie. Andere Natura 2000 gebieden in de omgeving zijn gelegen op meer dan 5 kilometer afstand van het plangebied.

Andere mogelijke verstoringsfactoren dan stikstofdepositie

Eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden als gevolg van andere mogelijke verstoringsfactoren dan stikstofdepositie kunnen op voorhand worden uitgesloten. Verstoringsfactoren als oppervlakteverlies, versnippering, verontreiniging, verdroging, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten kunnen alleen aan de orde zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in of in de directe nabijheid van een Natura 2000 gebied. Voor andere verstoringsfactoren dan stikstofdepositie kan een nadere toetsing aan hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming achterwege blijven.

Stikstofdepositie

In het kader van het voorliggende bestemmingsplan is door een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek is de stikstofdepositie tijdens de aanlegfase en de gebruiksfase bepaald. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport dat als bijlage bij deze plantoelichting is opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat zowel tijdens de aanlegfase als de gebruiksfase de stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden niet hoger zal zijn dan 0,00 mol/ha/jaar. Er is daarmee geen sprake van een stikstofdepositie met een mogelijk significant negatief effect op Natura 2000 gebieden.

Conclusie Wet natuurbescherming, beschermde natuurgebieden

Op grond van het voorgaande kan met voldoende zekerheid worden geconcludeerd dat het voorliggende plan geen significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden zal hebben en daarmee in overeenstemming is met het bepaalde in de Wet natuurbescherming voor wat betreft het hoofdstuk Gebiedsbescherming.

4.3.2 Wet natuurbescherming, beschermde planten- en diersoorten

In hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming is de aanwijzing en bescherming van planten- en diersoorten geregeld. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren in gevaar komt en dat vaste rust- en verblijfplaatsen en groeiplaatsen opzettelijk worden vernield of verstoord. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het opzettelijk doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan en daarbij zorgvuldig wordt gehandeld.

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of de beoogde activiteiten mogelijk negatieve gevolgen kunnen hebben voor in dat gebied voorkomende vaste rust- en verblijfplaatsen en/of anderszins functioneel leefgebied van beschermde soorten. Indien noodzakelijk dienen tijdig passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen dan wel dient het plan te worden aangepast om overtreding van verbodsbepalingen te kunnen voorkomen en de functionaliteit van het gebied voor de aanwezige beschermde soorten te kunnen waarborgen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kunnen worden voorkomen is een ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen noodzakelijk en dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze redelijkerwijs ook verleend zal kunnen worden.

Beschermde soorten en het plangebied “Usselerrietweg 46-50

Met het plan worden de tijdelijk vergunde 13 zorgwoningen permanent mogelijk gemaakt. Deze woningen, evenals de inrichting van de buitenruimte (toegangsweg, erf, tuin) zijn al aanwezig/aangelegd.

Op het zuidelijk deel is er sprake van een functieverandering. De dagbesteding is een bestaande activiteit die wordt voortgezet. Het forellenvissen verdwijnt waarbij de ondergeschikte horeca wordt omgezet naar reguliere horeca. Het horecapand wordt beperkt uitgebreid en de vijver en de parkeerplaatsen worden heringericht.

Binnen het plangebied worden geen bomen of struiken gekapt/verwijderd. Er wordt geen bebouwing gesloopt. De locatie van de uitbreiding van het horecapand, de vijver en de parkeerplaatsen zijn door hun inrichting (terras, gazon en niet natuurlijk ingericht water) niet geschikt als onderdeel van het functioneel leefgebied voor beschermde soorten. Daarmee kan op voorhand met voldoende zekerheid worden uitgesloten dat verbodsbepalingen uit hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming worden overtreden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. Het uitvoeren van verder onderzoek of het aanvragen van een verklaring van geen bedenkingen bij het bevoegd gezag Wet natuurbescherming is niet noodzakelijk.

Conclusie Wet natuurbescherming, bescherming van planten- en diersoorten

De Wet natuurbescherming vormt voor wat betreft de bescherming van planten- en diersoorten op voorhand geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.3.3 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. Het NNN heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) en beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. Het NNN kent geen externe werking, tenzij dit bij provinciale verordening als zodanig is bepaald.

Het plangebied van het bestemmingsplan “Usselerrietweg 46-50” is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat onderdeel uitmaakt van het NNN. De dichtstbijzijnde gronden die onderdeel uitmaken van het NNN bevinden zich aan de overzijde van de Usselerrietweg op circa 25 meter ten oosten van het plangebied. Een verdere toetsing aan het NNN kan daarom achterwege blijven. Het NNN vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

In en om de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren of bouwwerken aanwezig. Cultuurhistorische waarden worden dus niet aangetast.

Volgens het gemeentelijk archeologiebeleid ligt het plangebied binnen 'Onderzoeksgebied B'. Dat houdt in dat onderzoek noodzakelijk is bij een bodemverstoring (zoals graven) met een diepte van 50 cm of meer over een oppervlakte van 2500 m2 of meer. De bodemingrepen die plaatsvinden bestaan uit een kleine uitbreiding van het horecapand en de aanpassing van de vijver. Deze blijven ruim onder de oppervlakte van 2500 m2. In het bestemmingsplan krijgt het plangebied wel de gebiedsaanduiding 'archeologisch onderzoeksgebied B', aangezien het plangebied niet vrijgegeven kan worden op basis van een archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Type bestemmingsplan

De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Voorliggend plan is een traditioneel gedetailleerd bestemmingsplan. Een dergelijk plan legt het beoogde gebruik van gronden en opstallen en de bebouwingsmogelijkheden van de in het plan opgenomen gronden gedetailleerd vast.

Wijze van bestemmen

Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.

Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.

Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.

In paragraaf 5.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Usselerrietweg 46-50" is gekozen.

5.2 Indeling planregels

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • a. Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
  • b. Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
  • c. Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
  • d. Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Usselerrietweg 46-50”.

In Artikel 1, Begrippen, zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd.

Artikel 2, Wijze van meten, geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:

  • a. bestemmingsomschrijving (omschrijving van de toegestane functies en gebruiksdoelen);
  • b. bouwregels (regels waaraan de bebouwing dient te voldoen);
  • c. nadere eisen (regels op grond waarvan nadere eisen aan bouwwerken en de situering daarvan kunnen worden gesteld);
  • d. afwijken van de bouwregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de bouwregels);
  • e. specifieke gebruiksregels (regels die aangeven welk specifiek gebruik verboden is);
  • f. afwijken van de gebruiksregels (regels op grond waarvan in concrete situaties onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van de gebruiksregels);
  • g. omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden noodzakelijk is);
  • h. omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk (regels waarbij wordt geregeld wanneer en onder welke omstandigheden er een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk noodzakelijk is);
  • i. wijzigingsbevoegdheid (regels die aangeven in welke gevallen en onder welke voorwaarden onderdelen van het plan gewijzigd kunnen worden).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene procedureregels en overige regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

5.3 Beschrijving van het plan

5.3.1 Bestemmingen

Maatschappelijk (Artikel 3)

Binnen het plangebied zijn twee bestemmingsvlakken met de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen. Het noordelijke deel bestaat uit 13 zorgwoningen en een gebouw voor begeleiding van bewoners. Binnen dit perceel is de functieaanduiding 'zorgwoning' opgenomen. Het begrip 'zorgwoning' is gedefinieerd.

Op het zuidelijk deel is binnen de bestemming 'Maatschappelijk' de functieaanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 01' opgenomen. Binnen deze functieaanduiding zijn de gronden bestemd voor dagbesteding, een pluktuin en waterhuishoudkundige voorzieningen met dien verstande dat de waterhuishoudkundige voorzieningen tevens gebruikt mogen worden ten behoeve van ondergeschikt recreatief medegebruik.

Op een deel van het zuidelijke bestemmingsvlak is tevens de functieaanduiding 'horeca' opgenomen. Binnen deze functieaanduiding is een horecabedrijf tot en met categorie 1 toegestaan, met uitzondering van hotel, café en congrescentrum. In afwijking daarvan bestaat de mogelijkheid om 8 keer per jaar een evenement te houden waarbij versterkte muziek kan worden afgespeeld. Hiervoor is het noodzakelijk dat een maatwerkvoorschrift geluid in werking is.

5.3.2 Gebiedsaanduidingen

Archeologisch onderzoeksgebied B (lid 7.1.1)

In de gebieden met de gebiedsaanduiding "Archeologisch onderzoeksgebied B" geldt een archeologische (voor)onderzoeksplicht voor bodemverstorende activiteiten met een verstoringsoppervlak van meer dan 2500 m2 en bovendien een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm. In dat geval is de realisatie van bouwwerken, de sloop van bestaande bouwwerken of de uitvoering van werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uitsluitend toegestaan wanneer uit het (voor)onderzoek blijkt dat in de bodem geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de in de bodem aanwezige archeologische waarden door de uit te voeren activiteiten niet zullen worden verstoord of in de plannen kunnen worden ingepast.

5.3.3 Overige aanduidingen

Binnen de in het plan voorkomende bestemming kunnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden worden geregeld door het gebruik van functieaanduidingen, bouwaanduidingen, maatvoeringsaanduidingen en figuren. Voorliggen plan bevat geen functieaanduidingen en figuren.

Bouwvlak:

Het bouwvlak is het gebied binnen de grenzen waarvan de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte bebouwing gerealiseerd dient te worden.

Bouwaanduidingen:

Bouwaanduidingen worden gebruikt om specifieke aanwijzingen te geven over de gewenste wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. Bijvoorbeeld of gebouwen vrijstaand moeten worden gebouwd of juist aangeengebouwd, of er bijvoorbeeld een kap verplicht is of juist een plat dak. Ook zijn er bouwaanduidingen voor bijzondere bouwwerken, zoals een antennemast.

Maatvoeringsaanduidingen:

Maatvoeringsaanduidingen zijn alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen (goothoogte, bouwhoogte, bouwdiepte, inhoud, breedte), percentages (bebouwd oppervlak, gebruiksoppervlak) en dakhellingshoeken van gebouwen. Daarnaast kunnen maatvoeringsaanduidingen ook iets over aantallen zeggen, zoals het maximum aantal woningen, winkels of parkeerplaatsen.

5.3.4 Algemene regels

anti-dubbeltelregel (artikel 4)

De anti-dubbeltelregel is een wettelijk voorgeschreven regel die bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen voor die grond buiten beschouwing blijft. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruik gemaakt.

algemene gebruiksregels (artikel 6)

In de algemene gebruiksregels is een algemeen gebruiksverbod opgenomen. Daarin is geregeld dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken, te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel dat niet in overeenstemming is met de in dit bestemmingsplan aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming(en). Van deze regel uitgezonderd is het afwijkend gebruik dat door burgemeester en wethouders is toegestaan bij een omgevingsvergunning voor handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving.

Op specifieke situaties gerichte gebruiksregels zijn in dit plan opgenomen in de overige artikelen.

algemene aanduidingsregels (artikel 7

De algemene aanduidingsregels bevat de regels voor de diverse gebiedsaanduidingen in het bestemmingsplan. Voorliggend plan bevat alleen een gebiedsaanduiding voor de bescherming van (mogelijk) in de bodem aanwezige archeologische waarden. Zie ook paragraaf 5.3.2 van deze toelichting.

algemene afwijkingsregels (artikel 8

In de algemene afwijkingsregels is geregeld onder welke voorwaarden burgemeester en wethouders in concrete gevallen bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van de in het bestemmingsplan opgenomen (algemene) bouw- en/of gebruiksregels.

algemene procedureregels (artikel 9)

De algemene procedureregels bevatten het afwegingskader voor de toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheden

In voorliggend plan zijn geen wijzigingsbevoegdheden en bevoegdheden tot het stellen van nadere eisen opgenomen. Dit artikel bevat daarom ook geen wettelijk voorgeschreven procedureregels voor de toepassing van in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden.

5.3.5 Overige regels

In het hoofdstuk 'overige regels' zijn regels opgenomen die aanvullende werking hebben op de bouw- en gebruiksregels in het bestemmingsplan.

Parkeren (lid 10.1)

Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor parkeren, van zowel auto's en fietsen als parkeervoorzieningen voor mindervaliden. Bij de beoordeling of in voldoende mate wordt voorzien in parkeervoorzieningen wordt getoetst aan de parkeernormen zoals die zijn vastgelegd in de beleidsregel 'Parkeernormennota Enschede 2017'. Het artikel bevat een dynamische verwijzing voor het geval de parkeernormennota tussentijds mocht worden gewijzigd of vervangen door een nieuwe parkeernormennota. Ook kunnen specifieke parkeerregels voor een bestemmingsplan gelden.

Bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater (lid 10.2)

Dit artikel bevat de regels voor het op eigen terrein realiseren van voldoende voorzieningen voor het bergen, vasthouden en afvoeren van hemelwater. Deze regeling is de ruimtelijke vertaling van het gemeentelijke beleidskader.

5.3.6 Flexibiliteit

De planregels vormen het juridisch bindend kader dat aangeeft waar en hoeveel er gebouwd mag worden en waar het voor gebruikt mag worden. De planregels kunnen niet in alle ontwikkelingen voorzien. In sommige gevallen is een bepaalde ontwikkeling wenselijk, maar niet passend binnen de planregels. In deze paragraaf wordt toegelicht op welke wijze invulling gegeven wordt aan de diverse flexibiliteitsbepalingen in de planregels.

Afwijkingsregels

De afwijkingsregels van de bouw- of gebruiksregels maken het mogelijk dat burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning kunnen afwijken van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij om afwijkingen van geringe aard en omvang. De bestemming van de grond waarop de afwijking betrekking heeft, wijzigt daardoor niet. Om hiervan gebruik te kunnen maken, moet een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen in strijd met ruimtelijke regelgeving' aangevraagd worden. Burgemeester en wethouders maken vervolgens de afweging of de vergunning verleend kan worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het afwegingskader dat in deze paragraaf verder wordt toegelicht. Daarnaast kunnen bij een afwijkingsbevoegdheid specifieke toepassingscriteria genoemd zijn, waar aan moet worden voldaan.

Afwegingskader
Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid of wijzigingsbevoegdheid (laatste komt niet voor in dit plan) wordt het algemene beoordelingskader gehanteerd zoals in onderstaand overzicht is weergegeven. Daarnaast kunnen voor toepassing van een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid nog specifieke toepassingscriteria gelden. Op deze wijze worden aanvragen zoveel mogelijk op dezelfde criteria beoordeeld en geeft het gebruikers/eigenaren van gronden in het plangebied meer duidelijkheid en rechtszekerheid over de toepassing van de flexibiliteitmogelijkheden in de planregels.

Bij toepassing van een afwijkingsbevoegdheid mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:    
Woon- en leefklimaat:  
Er dient rekening gehouden te worden met het in stand houden van een goed woon- en leefklimaat, hierbij dient gelet te worden op:
- de verkeersaantrekkende werking, deze mag geen onevenredige gevolgen hebben voor de bereikbaarheid van de locatie en zijn directe omgeving;
- de parkeerbehoefte mag niet tot gevolg hebben dat de parkeerdruk op de openbare ruimte wordt vergroot;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- lichttoetreding en bezonning, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitstraling naar (bebouwing op) aangrenzende gronden;
- de eventuele gevolgen voor het aanwezige uitzicht;
- de aanwezigheid van voldoende privacy;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor de berging van hemelwater;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor het voorkomen van hittestress;
- mogelijkheden voor het realiseren van voorzieningen voor een duurzame energievoorziening.    
Straat- en bebouwingsbeeld:    
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
- een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (stedenbouwkundige en/of landschappelijke inpassing);
- de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
- gevelbeelden;
- de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
- de hoogtedifferentiatie;
- de situering van gebouwen op het perceel.
Bepalend daarbij is de specifieke situatie ter plaatse van de locatie waarop de beoogde ontwikkeling betrekking heeft en hoe zich die verhoudt tot zijn directe omgeving. Een hoekpand aan een belangrijke stedenbouwkundige structuur vraagt immers om een andere benadering dan een woongebouw in een woonhofje ergens in een groene buitenwijk.  
Verkeersveiligheid:    
Ter waarborging van de verkeersveiligheid moet rekening gehouden worden met:
- de toename van de verkeersintensiteit;
- overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
- benodigde uitzichthoeken van wegen;
- de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
- de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
- de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.    
Sociale veiligheid:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is moet rekening gehouden worden met:
- de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
- de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.    
Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding    
Voor de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding moet rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
- aanwezigheid van kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten;
- de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
- de bereikbaarheid van de bouwwerken voor hulpdiensten;
- de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.    
Milieusituatie:    
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep moet rekening gehouden worden met:
- de mate van hinder voor de omliggende functies;
- de gevolgen voor de externe veiligheid;
- de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
- de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
- de gevolgen voor beschermde (natuur)gebieden;
- de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
- de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit en/of de grondwaterstand;
- de situering van gebouwen ten opzichte van het water.    
Cultuurhistorische waarde:  
Bij een ruimtelijke ingreep moet rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van een gebouw of ensemble van gebouwen in relatie met de omgeving.  
Gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:  
Een nieuwe ontwikkeling in een gebied kan gevolgen hebben voor de omgeving. Als een nieuwe ontwikkeling voldoet aan de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, dan kan de omgeving hier vooraf rekening mee houden. Het afwijken van de planregels of het stellen van nadere eisen voor een nieuwe ontwikkeling mag niet leiden tot het beperken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met eventuele privaatrechtelijke aspecten.  

Aanvullend afwegingskader voor het stellen van eisen ter bescherming van bomen
In de regels van het bestemmingsplan is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen tot het stellen van nadere eisen bij een omgevingsvergunning ter bescherming van bomen. Hiermee kunnen in concrete gevallen beschermende maatregelen worden voorgeschreven om te voorkomen dat in de nabijheid van op grond van de APV beschermde bomen bouwwerken worden gerealiseerd die mogelijk schade kunnen veroorzaken aan deze beschermde bomen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid betrekken burgemeester en wethouders de bij de APV gestelde nadere regels voor de bescherming van bomen.

5.4 Handhaving

Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de gewenste toekomstige situatie planologisch-juridisch vast te leggen. Het plan maakt de permanente realisatie van zorgwoningen mogelijk, evenals een beperkte uitbreiding van de oppervlakte voor horeca en het gebruik van de horeca.

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 van de Wro dient de gemeenteraad voor gronden waarop een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro is voorgenomen een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het bestemmingsplan begrepen gronden anderszins is verzekerd. Er is geen sprake in de zin van een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro.

De gronden worden door de eigenaar van de gronden ontwikkeld, waarbij de gemeente de eventuele kosten voor planschadevergoeding verhaalt middels een planschadevergoedingsovereenkomst met de betreffende ontwikkelaar.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het kostenverhaal voldoende anderszins is verzekerd en is de economische uitvoerbaarheid van het nu voorliggende bestemmingsplan voldoende aangetoond.