Plan: | Stroinkslanden 2016 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.BP00101-0003 |
Het bestemmingsplan “Stroinkslanden 2016” heeft als doel de bestemming van de binnen het plan gelegen gronden en de bouw- en gebruiksmogelijkheden daarvan vast te leggen.
De wet verplicht dat elke 10 jaar een bestemmingsplan opnieuw wordt vastgesteld. Een bestemmingsplan dat ouder is dan tien jaar wordt als niet meer actueel beschouwd.
Het voorliggende bestemmingsplan beoogt voor de wijk Stroinkslanden een actuele planologisch-juridische regeling in het kader van de Wet ruimtelijke ordening te geven. Het plan beschermt bestaande waardevolle ruimtelijke structuren en legt hoofdzakelijk het bestaande gebruik ter plaatse vast. Het voorliggende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" Is voor veruit het grootste gedeelte conserverend van aard, dat wil zeggen dat grotendeels de bestaande situatie in dit bestemmingsplan is opgenomen.
Daarnaast is in dit bestemmingsplan sprake van een herontwikkelingslocatie en een nieuwe ontwikkeling. Bij de herontwikkeling gaat het om een plan voor de realisatie van maximaal 39 grondgebonden woningen op een locatie ten zuiden van de Broekheurnering en ten westen van de Knalhutteweg (de zgn. 'ringwoningen') en geldt een geplande uitbreiding van het bestaande winkelcentrum in Stroinkslanden met een tweede supermarkt als nieuwe ontwikkeling.
Het gebied waarop het bestemmingsplan “Stroinkslanden 2016” betrekking heeft wordt globaal begrensd door:
Ligging van de wijk Stroinkslanden in het stedelijke gebied (links) en begrenzing plangebied bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" (rechts).
Bestemmingsplan "Stroinkslanden 2006":
Voor het gebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" geldt momenteel het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2006". Dit bestemmingsplan is op 18 december 2006 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld en hebben Gedeputeerde Staten van Overijssel dit bestemmingsplan op 26 februari 2007 goedgekeurd. Op 25 mei 2007 is dit bestemmingsplan onherroepelijk van kracht geworden.
In dit geldende bestemmingsplan hebben de gronden de geldende bestemmingen:
Bestemmingsplan "Horsterhof".
Op 19 oktober 1999 heeft de raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan "Horsterhof" vastgesteld. Het gaat hierbij om het meest zuidelijk gelegen deel van de wijk Stroinkslanden, ten westen van de Knalhutteweg. Dit woongebiedje maakte overigens geen deel uit van het nog geldende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2006". Uit praktische overwegingen is dit gebied in het voorliggende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" opgenomen.
In het bestemmingsplan "Horsterhof" zijn de betreffende gronden bestemd voor:
Bestemmingsplan "Reerinklanden-Verwooldslanden".
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een tweetal relatief kleine gebiedjes in de wijk Stroinkslanden, één gebiedje langs de Reerinklanden en één langs de Verwooldslanden. Doel van dit bestemmingsplan was om de aanleg van parkeervoorzieningen langs genoemde wegen mogelijk te maken. Het bestemmingsplan "Reerinklanden- Verwooldslanden" is op 12 december 2011 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. Op 3 maart 2012 is dit bestemmingsplan onherroepelijk van kracht geworden. Genoemde parkeervoorzieningen zijn inmiddels aangelegd.
In dit bestemmingsplan hebben de betreffende gronden de bestemming:
Bestemmingsplan Groenstructuur fase 2- Stroinkslanden.
Voor een aantal gebiedsdelen in de wijk Stroinkslanden is het bestemmingsplan "Groenstructuur fase 2- Stroinkslanden" ontworpen. Dit bestemmingsplan dient, na sloop van een aantal woningen, de groen- structuur in het wijkdeel ten zuiden van de Broekheurnering te verbeteren. Het bestemmingsplan "Groenstructuur fase 2- Stroinkslanden" is op 14 oktober 2013 door de gemeenteraad van Enschede vastgesteld. Op 6 december 2013 is dit bestemmingsplan onherroepelijk van kracht geworden. Betreffende gronden hebben in dit bestemmingsplan de geldende bestemmingen:
Bestemmingsplan Stroinkslanden- Herstructurering 2014.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op een locatie aan de Brookhuislanden en een locatie aan de Bruggemanlanden. In verband met een herstructurering van de wijk Stroinkslanden zijn hier bestaande woningen gesloopt en worden hiervoor nieuwe (senioren)woningen teruggebouwd.
Dit bestemmingsplan is op 16 februari 2015 door de raad van de gemeente Enschede vastgesteld. In het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" zijn de betreffende gronden bestemd voor:
Bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)".
Op 18 november 2014 heeft de Raad van de gemeente Enschede het bestemmingsplan "Bedrijven met milieuzones (vuurwerk, risicovol, geluid)" vastgesteld. Het gaat hierbij om een paraplubestemmingsplan dat geldt voor het gehele gebied van de gemeente Enschede, en dus ook voor het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016". Dit bestemmingsplan geeft een actuele en passende juridische planologische regeling met betrekking tot vuurwerkbedrijven, risicovolle inrichtingen als ook geluidszoneringsplichtige inrichtingen.
Voorbereidingsbesluit "Diverse woongebieden 2015".
Op 27 februari 2015 is het voorbereidingsbesluit "Diverse woongebieden 2015" in werking getreden. Het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" maakt onderdeel uit van dit voorbereidings- besluit. Reden om voor dit gebied een voorbereidingsbesluit te nemen was dat in delen van de wijken Wesselerbrink en Stroinkslanden woningen door vastgoedontwikkelaars werden aangekocht om deze op te splitsen in meerdere zelfstandige wooneenheden en deze vervolgens particulier door te verkopen of te verhuren. Vanwege de nadelige effecten op de woonomgeving (geluidoverlast, parkeerdruk e.d.) is de verbouw van woonpanden tot zelfstandige woonstudio's ongewenst. Het geldende bestemmingsplan Stroinkslanden 2006 verzet zich niet tegen dergelijke ontwikkelingen.
Het voorbereidingsbesluit moet voorkomen dat gemeentelijke herstructurerings-, verbeterings- en vernieuwingsopgaven voor de woonwijken Wesselerbrink en Stroinkslanden worden belemmerd door het splitsen van woonhuizen in zelfstandige wooneenheden en daarmee het woon- en leefklimaat in de wijken kunnen aantasten.
De vaststelling van een voorbereidingsbesluit is een bevoegdheid van de gemeenteraad. Een voorbereidingsbesluit geldt in principe voor een jaar. Als binnen deze periode een nieuw ontwerp-bestemmingsplan voor dit gebied ter inzage wordt gelegd, neemt het ontwerp-bestemmingsplan de beschermende werking van het voorbereidingsbesluit over. De inzet van een voorbereidingsbesluit is een adequaat juridisch instrument om de genoemde ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.
Voorbereidingsbesluit "Cultuurhistorie Enschede"
Op 16 februari 2015 is het voorbereidingsbesluit "Cultuurhistorie Enschede" vastgesteld. Met dit voorbereidingsbesluit wordt getracht, in afwachting van een paraplu-bestemmingsplan voor de gemeente Enschede met betrekking tot een regeling voor het cultureel erfgoed in de gemeente Enschede, te voorkomen dat er tussentijds ontwikkelingen plaats vinden die nadelig kunnen zijn op de bescherming van dit cultureel erfgoed.
Voorbereidingsbesluit "Onzelfstandige bewoning"
Op 14 december 2015 heeft de gemeenteraad van Enschede het voorbereidingsbesluit "Onzelfstandige bewoning" vastgesteld. Dit voorbereidingsbesluit is op 24 december 2015 in werking getreden.
Met het voorbereidingsbesluit 'onzelfstandige bewoning' wordt beoogd om, vooruitlopend op het in procedure brengen van het bestemmingsplan voor onzelfstandige bewoning, ongewenste bouwinitiatieven en ongewenst gebruik van panden voor onzelfstandige bewoning tegen te gaan. In dat verband is een vergunningenstelsel opgenomen voor onzelfstandige bewoning door 5 of meer personen. Situaties van onzelfstandige bewoning van 5 personen of meer worden hiermee gereguleerd.
Het wettelijk kader van een bestemmingsplan is de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro).
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
De Wro schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt, waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in dat plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven".
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In het Bro is geregeld hoe een bestemmingsplan en andere ruimtelijke plannen er uit moeten zien, wat vastgelegd moet worden en wat meegewogen moet worden (artikelen 3.1.2 t/m 3.1.7 en artikelen 3.2.1 t/m 3.2.4 Bro). In artikel 3.1.6 van het Bro is bepaald dat elk bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. In de toelichting moet worden vermeld wat de uitkomsten zijn van onderzoeken over ecologie/flora/fauna, hoe het is gesteld met de waterhuishouding, of de Wet milieubeheer van toepassing is voor bijvoorbeeld een Milieu Effect Rapport (MER), of sprake is van archeologische/cultuurhistorische waarden, welke milieukwaliteitseisen wat betreft lucht, bodem, geluid bij het plan betrokken zijn en welk beleid van gemeente, provincie en Rijk een rol speelt.
Een bestemmingsplan is daarom een juridisch ruimtelijk beleidsdocument, waarin de bestemming van de gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde gebruiks- en bouwregels en de daarop aanwezige bebouwing worden vastgelegd, maar waarin ook ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen.
Digitalisering
Alle ruimtelijke plannen moeten voor iedereen digitaal beschikbaar en raadpleegbaar zijn. Daarvoor is een landelijke voorziening in het leven geroepen. Er moet gewerkt worden via landelijk vastgestelde regels (artikel 1.2.1 en 1.2.2 Bro, nader uitgewerkt in de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening).
Kosten
Indien het bestemmingsplan voorziet in nieuwe (particuliere) ontwikkelingen kunnen de eventuele kosten verhaald worden op de aanvrager. Die kosten worden vastgesteld in een exploitatieplan, maar kunnen ook op een andere wijze verhaald worden, bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst (afdeling 6.4 Wro).
Adviezen
Voorafgaand aan het in procedure brengen van een bestemmingsplan vragen burgemeester en wethouders aan het binnen het plangebied werkzame erkende wijkorgaan advies uit te brengen over het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Dit is geen wettelijke procedurestap maar een binnen de gemeente Enschede gehanteerde werkwijze die is vastgelegd in de Regeling Wijkorganen 2008 en nader uitgewerkt in de notitie Wijkorganen en Adviesafspraken.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden 2016” is het wijkorgaan 'Bewonersteam Stroinkslanden' actief. Dit wijkorgaan is ingevolge de Regeling Wijkorganen 2008 een erkend wijkorgaan dat met betrekking tot dit bestemmingsplan om advies wordt gevraagd.
Vooroverleg
In het Bro is voorgeschreven (artikel 3.1.1) dat burgemeester en wethouders voorafgaand aan het in procedure brengen van een nieuw bestemmingsplan overleg moeten plegen met de besturen van eventueel betrokken andere gemeenten, het waterschap, de provincie en met die diensten van het Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Van het wettelijke vooroverleg met Rijk en provincie kan in de praktijk in veel gevallen worden afgezien. De provincie Overijssel en het Rijk hebben beleid vastgesteld, waarin is bepaald dat zij een bestemmingsplan alleen nog voor vooroverleg willen ontvangen, indien dat bestemmingsplan ontwikkelingen mogelijk maakt die raken aan bepaalde ruimtelijke belangen van de provincie of het Rijk.
Van de eventueel ingekomen reacties en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.
Procedure
Vooraankondiging
Burgemeester en wethouders moeten burgers en anderen informeren over het voornemen een bestemmingsplan voor te bereiden op verzoek van een derde of uit eigen beweging. Dat voornemen wordt gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisblad en op internet. In Enschede wordt geen gelegenheid geboden om zienswijzen hieromtrent naar voren te brengen (artikel 1.3.1 Bro).
Het voornemen om een nieuw bestemmingsplan voor de wijk Stroinkslanden in voorbereiding te nemen is op 3 december 2014 gepubliceerd in het gemeentelijk blad “Huis aan Huis" en op de website van de gemeente Enschede.
Terinzagelegging ontwerpplan
In de Wro staat dat op de procedure van een bestemmingsplan de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit betekent dat het ontwerp van een bestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage moet worden gelegd. Deze terinzagelegging biedt iedereen de mogelijkheid om gedurende die periode zienswijzen naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Die terinzagelegging wordt gepubliceerd in de Nederlandsche Staatscourant en in het gemeentelijk blad "Huis aan Huis" en langs “elektronische weg”, dus internet.
De aankondiging van de terinzagelegging van dit ontwerpbestemmingsplan “Stroinkslanden 2016” en de mogelijkheid om tijdens die periode een zienswijze naar voren te brengen wordt gepubliceerd in de "Huis aan Huis", in de Staatscourant, op de website van de gemeente Enschede en op de website www.officielebekendmakingen.nl.
Zienswijzen
Van de eventueel ingekomen zienswijzen en de gemeentelijke beantwoording daarvan wordt een verslag gemaakt dat als bijlage bij het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan wordt gevoegd.
Indien eventueel ingediende zienswijzen leiden tot een aanpassing van het bestemmingsplan of dat er ambtelijke aanpassingen hebben plaatsgevonden, leidt dit tot een gewijzigde vaststelling van dit bestemmingsplan door de raad.
Rechtsbescherming
Na vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad staat voor belanghebbenden nog de mogelijkheid open om bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep in te stellen tegen het bestemmingsplan.
Het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau staat in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De structuurvisie is sinds maart 2012 van kracht en vormt de kapstok voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
In de SVIR beschrijft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland in de richting van het jaar 2040. Eén van de kernbegrippen in de SVIR is decentralisatie. Het kabinet wil beslissingen over ruimtelijke ontwikkelingen dichter bij burgers en bedrijven brengen. Provincies en gemeenten krijgen letterlijk de ruimte om maatwerk te leveren voor regionale opgaven.
Het kabinet heeft dertien nationale (gelijkwaardige) belangen opgesteld. Dit zijn concrete belangen waarvoor het Rijk verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken.
Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling.
De ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Deze handreiking ondersteunt decentrale overheden bij de toepassing van de ladder. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
De basis van juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Bro.
Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Binnen drie jaar moet het onderwerp zijn opgenomen in een bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2015" loopt het tracé van de hoogspanningsverbinding Hengelo- Gronau, alsmede een aantal buisleidingen voor het transport van aardgas. Deze onderwerpen worden in het Barro aangemerkt als onderwerpen van een nationaal belang. ook de autowegverbinding A35 die de noordelijke begrenzing van het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2015" vormt behoort eveneens tot één van die nationale belangen.
Het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" betreft een actualisatie van het geldende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2006" en is in hoofdzaak conserverend van aard. Voor wat betreft het conserverende deel van dit bestemmingsplan is deze in overeenstemming met het ruimtelijke beleid en de regels van het Rijk.
In dit bestemmingsplan is echter ook sprake van een herontwikkelingslocatie ten behoeve van woningbouw en een nieuwe ontwikkeling. Voor wat betreft de herontwikkelingslocatie gaat het om de realisatie van maximaal 39 woningen op een locatie ten zuiden van de Broekheurnering en ten westen van de Knalhutteweg (de zgn. 'ringwoningen') in het gebied waar tot enige jaren geleden 52 'drive-in'- woningen stonden. De in dit bestemmingsplan opgenomen nieuwe ontwikkeling betreft een uitbreiding van het bestaande winkelcentrum in Stroinkslanden met een tweede supermarkt. Voor een beschrijving van deze ontwikkelingen en een toetsing aan het rijksbeleid wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van deze plantoelichting.
Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel staat vooral in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening die Provinciale Staten van Overijssel op 1 juli 2009 hebben vastgesteld en geactualiseerd bij besluit van 3 juli 2013. De Omgevingsvisie is een integrale visie waarin de beleidsambities en doelstellingen staan die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Overijssel. Het uitgangspunt is gericht op het jaar 2030. De visie biedt kaders in de vorm van ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Daarbinnen krijgen gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers mogelijkheden om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.
De hoofdambitie van de visie is een toekomst vaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. In het beleid van de provincie staan daarom de zorg voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid centraal. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door vooral in te zetten op het beschermen van bestaande kwaliteiten en deze te verbinden met nieuwe ontwikkelingen. Het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving staat voorop, in combinatie met een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij het uitgangspunt.
Om deze ambities waar te kunnen maken bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. De filosofie van dit model is dat de provincie samen met partners een gezamenlijke visie of doel deelt en dat vervolgens elke partij in de eigen verantwoordelijkheidssfeer in actie komt. Het uitvoeringsmodel heeft drie niveaus: generieke beleidskeuzes, ontwikkelperspectieven en gebiedskenmerken. Aan de hand van deze niveaus wordt duidelijk of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en of er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe de ontwikkeling uitgevoerd kan worden.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie
In onderstaande afbeelding staat de “vishaak” van het uitvoeringsmodel en de niveaus daarin toegelicht.
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes vloeien voort uit beleid van EU, Rijk of provincie. Het zijn keuzes die bepalen of een ontwikkeling nodig is of mogelijk. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
Een voorbeeld van een generieke beleidskeuze is dat gemeenten hun ruimtelijke ontwikkelingsplannen moeten afstemmen met hun buurgemeenten, om te voorkomen dat inefficiënte concurrentie tussen gemeenten ontstaat. Een ander voorbeeld is de 'SER-ladder', die inhoudt dat eerst bestaande bebouwing en herstructureringsmogelijkheden worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Ontwikkelingsperspectieven
Na de toetsing aan de generieke beleidskeuzes komen de ontwikkelingsperspectieven aan de orde. In de Omgevingsvisie staan zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. De ontwikkelperspectieven zijn flexibel voor de toekomst en geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden.
Gebiedskenmerken
Tot slot zijn de gebiedskenmerken van belang, die bestaan uit vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag). Voor elke laag gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag 'hoe' een ontwikkeling invulling krijgt.
Generieke beleidskeuzes:
Het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" betreft een actualisatie van het nog geldende bestemmings- plan "Stroinkslanden 2006" en is in hoofdzaak conserverend van aard. Dat wil niet zeggen dat er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Voor wat betreft het conserverende deel van het bestemmingsplan "Stroinkslanden kan gesteld worden dat de generieke beleidskeuzes van de provinciale omgevingsvisie hierop niet van toepassing zijn.
Voor wat betreft de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied en een toetsing aan het provinciaal beleid wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van deze toelichting.
Ontwikkelperspectieven:
fragment kaart ontwikkelingsperspectieven omgevingsvisie.
Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2015" geldt het ontwikkelingsperspectief voor de stedelijke omgeving. Met Stedelijke omgeving worden de steden, dorpen en hoofdinfrastructuur bedoeld. Deze vormen de economische motor van de provincie en bieden de (stedelijke) voorzieningen die de land- schappelijke- en recreatieve vestigingsvoorwaarden completeren. De steden zijn de dynamische omgeving die ruimte bieden aan bedrijvigheid en grootstedelijke cultuur. In de stedelijke omgeving is er ruimte voor herstructurering, inbreiding en transformatie naar diverse woon-, werk- en gemengde stadsmilieus.
Het plangebied behoort tot het ontwikkelingsperspectief 'woonwijk'. Ten aanzien van dit ontwikkelings- perspectief gelden de volgende ambities:
Het voorliggende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is in overeenstemming met het voor dit gebied geldende ontwikkelperspectief en de daarin genoemde ambities.
Gebiedskenmerken:
Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" zijn in deze laag de gebiedskenmer- ken 'dekzandvlakten en ruggen' en 'stuwwallen' van toepassing.
Dekzandvlakten en ruggen.
De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij behorende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.
'stuwwallen en ruggen'.
De opgestuwde aardlagen, ontstaan in de ijstijd, zijn in de tijd vrij ongeschonden gebleven. Het reliëf en het hoogteverschil met de omgeving zijn nog steeds goed zichtbaar en beleefbaar. De stuwwallen zijn rijk aan archeologische waarden. Met hun bos- en heidegebieden zijn zij belangrijke inzijggebieden van regenwater voor de lokale en regionale grondwaterstromen. De kwelzones aan de voet van de stuwwallen bieden potenties voor kwelafhankelijke vegetatie.
De ambitie van de provincie in deze gebieden is de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en tussen droog en nat functioneel meer sturend en beleefbaar te maken. Dit kan onder andere worden bereikt door een meer natuurlijk watersysteem en door beplanting met 'natuurlijke' soorten. Voorgeschreven is een beschermende bestemming, gericht op instandhouding van het huidige reliëf. De hiervoor genoemde gebiedskenmerken worden met betrekking tot het conserverende deel van dit bestemmingsplan niet aangetast.
Deze laag is niet van toepassing op het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" en kan hier buiten beschouwing worden gelaten.
De woonwijk Stroinkslanden is op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype "woonwijken 1955 - nu". De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, woningen en parken en groenstructuur). De functies zijn meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden, waarbij het behoud van eigen karakter belangrijk is.
Bovengenoemde gebiedskenmerken worden met betrekking tot het conserverende deel van dit bestemmingsplan niet aangetast.
Voor wat betreft het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" zijn in de Lust & leisurelaag gebieden aangegeven met het gebiedskenmerk "stads- en dorpsranden" en "recreatieve routes en vaarwegen".
Lust- en leisurelaag: gearceerde groene gebieden hebben betrekking op het kenmerk 'stads- en dorpsran- den', de groene lijn aan de zuidoostzijde van het plangebied betreft de aanduiding van een recreatieve route.
De lust- en leisure laag voegt in zijn algemeenheid eigen kenmerken toe, zoals landgoederen, recreatie- parken en recreatieve routes, maar benut vooral de kwaliteiten van de andere drie lagen. Het stelt kwaliteiten zoals de natuur, de productielandschappen en de steden in een ander daglicht en maakt ze beleefbaar en tot een belevenis. Deze laag is het domein van belevenis, betekenis en identiteit.''
Binnen de begrenzing van het plangebied komen de volgende kenmerken van de lust- en leisurelaag voor: 'recreatieve routes' en 'stads- en dorpsranden'
Recreatieve routes:
De route Groenelaan, Knalhutteweg, Horsterhofweg, Hanenberglanden en Horsterveldweg in het zuidoostelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan wordt aangemerkt als onderdeel van een 'recreatieve route' ten behoeve van wandelaars en fietsers. De route Knalhutteweg Vlierstraat, Vrielinklanden, Het Stroink en de Hanenberglanden zijn aangemerkt als onderdeel van een recreatief fietsnetwerk.
Stads- en dorpsranden:
Stads- en dorpsranden: Hiermee wordt de overgang tussen de stad en het landelijk gebied aangegeven.
Planologische functies die normaliter in de stad voorkomen, komen in het platteland rondom de stad ook voor, vandaar de term “stadsrand”.
Aan de noord- en zuidwestzijde van het plangebied van dit bestemmingsplan zijn gronden aangemerkt als een stads- of dorpsrand. Hier bevinden zich een tweetal bergingsvijvers in het groen die zowel een recreatieve functie vervullen (water als belevingswaarde) alsmede een functie hebben in het kader van de waterhuishouding. In het zuidwestelijk deel van het plangebied dat als overgangsgebied tussen bebouwd en onbebouwd kan worden beschouwd bevindt zich aan de oostzijde van een daar gelegen bergingsvijver een recreatieve voorziening in de vorm van een belevingsattractie waarbij middeleeuwse reenactments centraal staan. Daarnaast is het tevens een officiële trouwlocatie. Ook bevindt zich hier een gebouwde voorziening ten behoeve van de padvinderij. Het bosgebiedje ten zuiden van de Hesselinklanden, dat eveneens als 'stadsrand' is aangemerkt vormt hier het overgangsgebied tussen de wijk Stroinkslanden en het buitengebied van Enschede. Met de actualisatie van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is, met betrekking tot de wijze van bestemmen van gronden en voor zover van toepassing, rekening gehouden met de Lust- en leisurelaag.
De hoofdlijnen van de Omgevingsvisie zijn juridisch geborgd in de Omgevingsverordening. Het gaat om de onderwerpen uit de visie die de provincie zo belangrijk vindt dat deze dwingend worden opgelegd.
In de verordening staan algemene regels op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, water en bodem. De verordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen, is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening geeft regels aan gemeenten die bij het maken van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden.
In het zuidwestelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bevinden zich gronden die deel uitmaken van de Ecologische hoofdstructuur met de aanduiding 'bestaande natuur'. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS is een samenhangend netwerk van gebieden met veel natuurwaarden. Met de realisatie van de EHS wordt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Doel is om de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit) te behouden, beschermen en versterken. Het realiseren van de natuurdoelen combineren we zoveel mogelijk met het versterken van de landbouw, de regionale economie en de wateropgaven.
In overeenstemming met de omgevingsverordening hebben betreffende EHS-gronden een 'groene' bestemming gekregen, te weten: "Groen", "Groen-park" en "Bos".
Conclusie:
Bij het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" gaat het grotendeels om een actualisatie van het geldende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2006" en is hoofdzakelijk conserverend van aard. Met betrekking tot het conserverende deel van dit bestemmingsplan is deze in overeenstemming met het provinciale beleid.
* In het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is sprake van een herontwikke- lingslocatie en is daarnaast tevens sprake van een nieuwe ontwikkeling. Het gaat hierbij om de herontwikkeling- cq. herstructurering van een gebiedje ten noorden van de Assinklanden en de Auskamplanden waarvoor een plan is ontwikkeld om hier de nieuwbouw van maximaal 39 grondgebonden woningen mogelijk te maken. Voor wat betreft de nieuwe ontwikkeling gaat het om een uitbreiding van het bestaande winkelcentrum met een tweede supermarkt. Voor een toetsing van genoemde ontwikkelingen aan het provinciaal beleid wordt verwezen naar het hoofdstuk van deze toelichting.
De gemeenteraad heeft op 17 december 2007 de Toekomstvisie Enschede 2020 vastgesteld, waarin de hoofdlijnen en doelstellingen voor het gemeentelijke beleid tot 2020 staan. Het document geeft richting aan het beleid, dat nader uitgewerkt wordt in andere beleidsstukken.
De ruimtelijk relevante aspecten van de hoofdlijnen en beleidsdoelstellingen in de Toekomstvisie zijn uitgewerkt in de Herijking van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie, die op 22 juni 2009 door de gemeenteraad is vastgesteld. Integraal onderdeel hiervan is een visie op de binnenstad (Binnenstadsvisie) en mobiliteit (Mobiliteitsvisie). Vervolgens is de inhoud van het document Herijking RO-Visie, binnenstadsvisie inclusief mobiliteitsvisie ruimtelijk vertaald in de Structuurvisie Enschede, die in één van de volgende paragrafen aan de orde komt.
Op grond van artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer structuurvisies vast. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van dat gebied, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.
De gemeenteraad van Enschede heeft op 26 september 2011 de Structuurvisie vastgesteld. Deze structuurvisie is een beleidsdocument dat continue in ontwikkeling is. De stad ontwikkelt zich en het ruimtelijk beleid groeit hierin mee. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen en nieuw stedelijk beleid zal de structuurvisie worden aangevuld om zo mee te kunnen gaan in de dynamiek van stedelijke ontwikkeling en zo een actueel kader te vormen voor burgers en bedrijven. Daarom is gekozen voor een volledig digitale structuurvisie, waarbij sectorale en gebiedsgerichte uitwerkingen snel geïntegreerd kunnen worden. De structuurvisie beoogt geen sectorale of gebiedsgerichte beleidsstukken te vervangen, maar de hoofdlijnen van al dit beleid in samenhang te presenteren. Hiermee wordt de hoofdlijn van het langjarig ruimtelijk beleid vastgelegd en blijft er op projectniveau flexibiliteit om op veranderingen te kunnen anticiperen. Hierdoor is de structuurvisie geen op zichzelf staand document, maar bevat het beleid voor gebieden en lijnen met verwijzingen naar de achterliggende beleidsstukken waarmee de bredere context en beleid duidelijk worden.
In aanvulling op de eerder genoemde integrale Structuurvisie, heeft de gemeenteraad van Enschede ook drie sectorale structuurvisies vastgesteld. Hierin worden specifieke onderwerpen geregeld.
Woonvisie Enschede 2025
Op 12 maart 2012 is de Woonvisie Enschede 2025 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de Structuurvisie, specifiek toegespitst op de gemeentelijke beleidsdoelstellingen ten aanzien van het wonen.
Waar de Woonvisie 2005 – 2015 nog uitging van optimistische groeiscenario’s, wordt op dit moment een ontspannen woningmarkt ervaren. Deze conjuncturele trendbreuk ten opzichte van het groeidenken, heeft zowel de vragers op de woningmarkt als de aanbieders aan het denken en handelen gezet. De ‘oude‘ tijden van ongebreidelde groei manifesteren zich niet meer. De woonconsument is kritisch en wil voortaan kunnen kiezen of hij/zij nu een nieuwe woning wil of de huidige woning wil aanpassen vanwege comfort, energieverbruik of voorzieningen voor zorg. De Woonvisie stuurt vooral op de kwaliteit van de voorraad. Woonwensen zijn leidend geworden voor de verdienmodellen van marktpartijen. Uitgangspunten daarbij zijn: de zelfstandige woonconsument, meer markt en minder overheid (loslaten).
Detailhandelsstructuurvisie
Op 23 januari 2012 is de Detailhandelsstructuurvisie Enschede 2012 vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staan de hoofdlijnen van het gemeentelijk detailhandelsbeleid voor de komende vier jaar. Na een technische aanpassing in de besluitvorming op 12 november 2012 is dit formeel een structuurvisie zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wro.
Voor de 'Detailhandelsstructuurvisie' zijn de volgende ambities geformuleerd:
Op basis van de uitgangssituatie, trends, beleid en hiervoor genoemde ambities zijn de hoofdlijnen van deze visie:
Duurzame wijkwinkelstructuur:
Watervisie
In mei 2013 heeft de gemeenteraad de nieuwe watervisie voor Enschede vastgesteld. De watervisie is in samenwerking met verschillende partners (o.a. waterbeheerders, woningbouwverenigingen, kennisinstellingen) tot stand gekomen.
De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities. Knelpunten zijn:
Enschede heeft de volgende waterambities:
Gemeentelijk Rioleringsplan.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan zijn de watertaken van de gemeente vastgelegd voor de periode 2012 tot 2015. Het GRP is door de gemeenteraad vastgesteld in oktober 2011.
De gemeentelijke watertaken zijn:
Op 8 december 2014 is door de raad van de gemeente Enschede de Structuurvisie Cultuurhistorie vastgesteld. In deze sectorale structuurvisie staat het gemeentelijk beleid voor het bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen omgaan met het cultuurhistorische erfgoed. Daarbij wordt onder cultuurhistorisch erfgoed alle cultuurhistorisch waardevolle gebouwen, objecten en structuren in de gemeente Enschede verstaan, met uitzondering van gemeentelijke monumenten, rijksmonumenten en archeologische waarden. Voor monumenten en archeologische waarden is reeds in afzonderlijke gemeentelijke beleidskaders vastgelegd hoe daarmee dient te worden omgegaan in het kader van ruimtelijke plannen en ontwikkelingen.
Enschede heeft groot belang dat bewoners trots zijn op de cultuurhistorische identiteit van hun stad. Bewoners die trots zijn op hun vertrouwde leefomgeving zijn meer bereid om zich in te spannen. Tevens blijken cultuurhistorische waarden een belangrijke vestigingsfactor voor een nieuwe generatie stadsbewoners, voor opkomende bedrijven in de dienstverlening en ook voor recreatie en toerisme.
Enschede wil minder regels waaraan getoetst wordt en meer ruimte voor initiatieven. Daarom is het beleid erop gericht dat leidt tot een samenwerking tussen de initiatiefnemer en de gemeente tijdens de initiatieffase, met een afweging op maat.
Met deze visie wordt o.a. beoogd:
Voor het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid is een waardenkaart voor de gehele stad Enschede en het daarbij behorende buitengebied opgesteld. Deze waardenkaart is gebaseerd op bestaande inventarisaties en bestaande onderzoeken. In deze waardenkaart zijn alle objecten en structuren opgenomen die een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen en eerder dan 1965 zijn gebouwd en/of aangelegd. De waardenkaart is dynamisch en zal tot een dialoog met de stad leiden wat in de loop der jaren wel of niet op deze kaart opgenomen of verwijderd dient te worden.
Onder de noemer "Stedelijke Koers" heeft de gemeenteraad op 24 september 2012 ingestemd met een andere koers voor Enschede. Dat was nodig omdat vraag en aanbod in de vastgoedmarkt op het gebied van wonen, bedrijventerreinen en kantoren flink uit balans zijn. De maatschappij is veranderd. Het aantal projecten, de ambities en de plannen in Enschede die werden voorbereid en uitgevoerd pasten niet meer bij de huidige en toekomstige vraag. Om dit terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor de plannen en projecten die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede en die de economie van Enschede en de regio zoveel mogelijk stimuleren. De financiële uitwerking hiervan vond plaats tijdens de behandeling van de Programmabegroting op 12 november 2012.
In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. De prognose voor de verkoop van grond voor bedrijventerreinen wordt naar beneden bijgesteld. Voor de kantorensector wordt naast verlagen van het aantal te bouwen kantoren ook gekeken naar hergebruik van bestaande kantoren, omdat er sprake is van leegstand.
Op 8 december 2014 heeft de Raad van de gemeente Enschede de beleidsvisie "Externe Veiligheid 2014" vastgesteld. Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door de opslag, de productie, het gebruik en het vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De beleidsvisie "Externe Veiligheid 2014" is een actualisering van de beleidsvisie uit 2007/ Deze actualisering werd noodzakelijk geacht omdat het beleid op het gebied van externe veiligheid op een aantal punten was ingehaald door landelijke ontwikkelingen. Verder is in deze nieuwe beleidsvisie het beleid voor opslagplaatsen en verkooppunten van consumentenvuurwerk vastgelegd en is aangegeven wat in Enschede nog als toelaatbaar risico wordt beschouwd. en hoe ongewenste situaties kunnen worden tegengegaan. Met deze visie beschikt de stad Enschede weer over een volledig en actueel extern veiligheidsbeleid.
Het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" en het gemeentelijk relevant beleid.
Het voorliggende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is voor wat betreft het relevant gemeentelijk beleid hiermee in overeenstemming gebracht.
Ontwikkelingsgeschiedenis.
Het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" heeft betrekking op de wijk Stroinkslanden in het stadsdeel Zuid. Dit stadsdeel bestaat uit de drie wijken Helmerhoek, Wesselerbrink en Stroinkslanden. Laatstgenoemde wijk is van de drie hiervoor genoemde wijken het meest oostelijk gelegen.
De wijk Stroinkslanden wordt aan de noordzijde begrensd door de RW 35, aan de oost- en zuidzijde door het buitengebied en aan de westzijde door de wijk Wesselerbrink.
De grootschalige stadsuitbreidingen van na de Tweede wereldoorlog vonden in Enschede aan de zuidzijde van de toenmalige stad plaats. Ten zuiden van het tracé van de huidige A35/N35 werden in het uitbreidings- plan van de gemeente Enschede uit 1949 gronden aangewezen als toekomstig woongebieden. Als eerste werd de Wesselerbrink ontworpen en gerealiseerd (jaren '60) gevolgd door Stroinkslanden (jaren '70) en tenslotte als laatste de Helmerhoek (jaren '80). De wijk Stroinkslanden is in het stadsdeel Zuid de meest oostelijk gelegen woonwijk.
De wijken zijn vanwege ruimtereservering voor infrastructurele projecten op enige afstand van de bestaande stad komen te liggen. Deze ruimtereservering tussen de stad en het stadsdeel Zuid werd nodig geacht voor de aanleg van de A35/N35, een tracé voor hoogspannings- en aardgasleidingen en toenmalige plannen voor een eventuele doortrekking van het Twentekanaal. Deze reservering van ruimte is in het huidige stadsbeeld zichtbaar aanwezig.
Omdat de drie wijken in één keer als toekomstig woongebied zijn aangewezen, zijn ook de verbindende- en structurerende elementen duidelijk herkenbaar.
Van de drie wijken in stadsdeel Zuid overheerst in Stroinkslanden en Helmerhoek het 'sub-urbane woon- milieu' en in de Wesselerbrink het 'groene wonen'.
Zoals reeds eerder staat vermeld werd de Wesselerbrink als eerste van de drie woonwijken in het huidige stadsdeel Zuid gebouwd (ca. 1960 tot 1970). Deze wijk is sterk verwant aan de in die tijd gangbare stedenbouwkundige ideeën. Voor deze stedenbouwkundige ideeën was het 'nieuwe wonen' uitgangspunt waarbij modernistische idealen als 'licht, lucht en ruimte' het credo waren. Dit heeft geresulteerd in een wijk waarin een ontworpen 'stempel' van verschillende bouwblokken in een rechtlijnige compositie is herhaald; de wijk is letterlijk 'gestempeld'.
De wijk Stroinkslanden is grotendeels in de periode 1970-1980 gerealiseerd. In de jaren '70 kwam als reactie op het 'nieuwe wonen' met een herhaling van rechthoekige structuren, een meer romantische stedenbouw- kundige opzet in zwang; de woonerfwijken. Aanvankelijk werd in Stroinkslanden echter nog de ontwerpmetho- diek van de Wesselerbrink gebruikt, een orthogonaal systeem met brinken. Omdat delen van Stroinkslanden in verschillende jaren zijn ontworpen, is er sprake van een 'verweving' van de stempelstructuur met de woonerfwijken, een soort lappendeken, waardoor het beeld van Stroinkslanden als geheel het meest die van een woonerfwijk is.
Als laatste is de wijk Helmerhoek gebouwd (ca. 1980 en 1990). Hierbij werd voortgeborduurd op de woonerfwijken uit de jaren '70.
De drie wijken zijn vormgegeven als grootschalige woongebieden met weinig menging van functies. De wijken Helmerhoek en Stroinkslanden bestaan overwegend uit eengezinswoningen.
Stadsdeel Zuid wordt grotendeels omgeven door het groene buitengebied van de gemeente. De ligging van de zuidwijken aan de Groene Scheg in het oosten en westen en de diverse parken geven het stadsdeel een groene beleving. Verschillende parkachtige gebieden scheiden de wijken onderling van elkaar. De randen van de woongebieden zijn vooral vormgegeven als 'zachte randen' doordat de huizen met de achtertuinen grenzen aan de groene ruimten.
In de loop van de tijd (ca. 1990 en 2000) zijn aan de randen van de drie wijken in stadsdeel Zuid nieuwe woonlocaties gerealiseerd die een eigen ruimtelijke opbouw kennen. Dit zijn onder meer Eikendaal en Park Broekheurne. Ten zuiden van de Wesselerbrink is voor een deel de woonlocatie het Brunink gerealiseerd en is in aansluiting op de wijk Helmerhoek het woonwijkje Beekwoude ontworpen.
Ruimtelijke dragers Stroinkslanden.
De Broekheurnering is als ontsluitingsweg een belangrijke ruimtelijke drager voor de groen-, de verkeers- en de stedenbouwkundige hoofdstructuur. De inrichting van de wegen door middel van bomen versterkt deze functie. Bij de Knalhutteweg, eveneens een belangrijke ruimtelijke drager, ontbreekt deze ondersteunende groenstructuur. Wel zijn de naastliggende buurten door een groenstrook van de weg gescheiden. Alle kwadranten van Stroinkslanden hebben een eigen interne ontsluiting. Deze buurtontsluitingen die ondersteu- nend zijn voor de stedenbouwkundige hoofdstructuur hebben nog niet allemaal een beeldbepalende begeleidende groenstructuur.
Andere ruimtelijke dragers zijn de A 35/N 35 als noordelijke rand en de Buurserstraat die de wijk in het westen begrenst. Zowel de noordelijke rand naast de snelweg als ook de oostkant van de Buurserstraat zijn met een groene buffer aangekleed.
Stedenbouwkundige hoofdstructuur Stroinkslanden.
Stroinkslanden is aanvankelijk vormgegeven als een stempelwijk. Langzaam veranderde dat in een woonerfwijk. De woonerfwijken moesten de gezelligheid en de veiligheid bieden die in de stempelwijken werd gemist. Eengezinswoningen zijn gegroepeerd rond besloten openbare ruimten met veel groen. Intieme woonerven in plaats van straten, wonen aan speelruimte in plaats van aan een verkeersruimte was het credo. Bestaande groenstructuren zijn opgenomen in de opbouw van de wijk. De woonerven zijn aan elkaar geschakeld in kronkelende wegenstructuren.
Met name de noordwestelijke (1) en de twee zuidelijke kwadranten (3 en 4) bestaan voor een groot deel uit een stempelstructuur. Als onderdeel van die stempel vinden we hier ook de enige hoogbouw van Stroinkslanden. In het noordoostelijke kwadrant (2) is de ontwerpmethodiek van de stempel geheel verlaten. De kwadranten 1, 3 en 4 bestaan bijna geheel uit projectbouw (huurwoningen), alleen in kwadrant 2 zien we grote gebieden die als vrij kavels zijn ontwikkeld.
Bebouwingstructuur Stroinkslanden.
Stroinkslanden bestaat uit vier delen die onderling gescheiden zijn door de hoofdwegen Broekheurnering en de Knalhutteweg. In de structuur van de bebouwing (morfologie) is duidelijk het verschil in stempelwijk en woonerfwijk te zien. Binnen de oorspronkelijk stempelstructuur vinden we voornamelijk rijenwoningen, die bestaan uit 2 types, de drive-inwoning en het type 2 lagen+kap. Als onderdeel van de stempelstructuur en als markering van de hoofd- verkeersstructuur vinden we hier ook hoogbouw. Het deel van Stroinkslanden dat als woonerfwijk is verkaveld bestaat bijna geheel uit rijenwoningen, 2 lagen met kap, die in gebogen vormen om besloten hofjes liggen. Uitzonderingen hierop vinden we met name in het noordoostelijke deel, waar, in verhouding tot de rest van de wijk, veel twee-onder-een-kap woningen en vrijstaande woningen voorkomen.
Verkeersstructuur Stroinkslanden.
De verkeersstructuur in de Stroinkslanden wordt gekenmerkt door een rastervormig patroon van gebiedsontsluitingswegen (verkeersaders, 50 km/uur) waartussen de woongebieden en voorzieningen zijn gelegen. De belangrijkste ontsluitingswegen voor de wijk zijn de Broekheurnering, Vlierstraat, Buurserstraat, Knalhutteweg en Zuid Esmarkerrondweg. Deze wegen bestaan doorgaans uit twee rijstroken, één voor iedere rijrichting. Op de Broekheurnering na zijn deze rijstroken gescheiden door een middenberm.
Broekheurnering nabij de rotonde bij het winkelcentrum in Stroinkslanden"
De verkeerskruisingen in de hoofdwegenstructuur zijn, met uitzondering van het kruispunt Buurser- straat-Vlierstraat, uitgevoerd als rotonde. De kruising Buurserstraat-Vlierstraat is voorzien van een verkeersregelinstallatie.
Functies in het plangebied.
Stroinkslanden is in hoofdzaak een woonwijk met o.a. voorzieningen als een centraal in de wijk gelegen wijkwinkelcentrum, scholen, sportvoorzieningen, tankstation en een wijkcentrum.
Globale situering voorzieningen in de wijk Stroinkslanden
Verkeersfuncties.
Weg | Functie op wijkniveau | Functie op stadsdeelniveau | Functie op stadsniveau |
Broekheurne- ring |
Ontsluiting Het Stroink (A-landen) en Reerinklanden |
Verbinding zuidwijken onderling Verbinding zuidwijken richting Enschede-west, Knalhutteweg, Buurserstraat, Wesselerbrinklaan, Geessinkweg, Haaksbergerstraat (N18) en Westerval |
Onderdeel van tweede ring Enschede, deels route voor reguliere buslijn en HOV-lijn |
Vlierstraat | Tussen Buurserstraat en Knalhutteweg ontsluiting Snakenborglanden. Oostelijk van de Knalhutteweg ontsluitingsweg verblijfsgebied. | Verbinden zuidwijken onderling Verbinding zuidwijken richting Knalhutteweg, Buurserstraat, Geessinkweg en Broekheurnering |
|
Buurserstraat | Verbinding richting Buurse | Ontsluiting stadsdeel Zuid vanaf A35 en Enschede-Centrum | Verbinding Enschede – Enschede-Zuid (gedeeltelijk) HOV-lijn |
Knalhutteweg | Ontsluiting Vlierstraat, Reerinklanden, Verwooldslanden, Veldhoflanden, Het Stroink, Braamlanden en Horsterhof Ontsluiting Winkel- en overige voorzieningen en Verbinding richting Ahaus |
Onderdeel van sluiproute door buitengebied richting Haaksbergerstraat (N18) | deels Reguliere buslijn |
Zuid Esmarkerrondweg | Ontsluiting Vrielinklanden, Het Stroink en Weerninklanden | Verbinding richting Enschede Oost |
In de Stroinkslanden liggen tussen de verkeersaders vier woongebieden. Deze woongebieden zijn volledig aangewezen als 30 km/uur-zones. In de woongebieden kan onderscheid gemaakt worden tussen woon- straten en de ontsluitingswegen voor de woongebieden. Deze laatste categorie wegen onderscheid zich duidelijk door een breder profiel en de langere rechtstanden ten opzichte van de smallere woonstraten. In een aantal gevallen worden de brede wegen door de woongebieden gebruikt door bussen van het openbaar vervoer (Het Stroink, Vrielinklanden en Verwooldslanden).
Over de Buurserstraat loopt een HOV-as, het betreft hier de route Stadscentrum-Zuiderval-Buurserstraat, Broekheurnering richting Helmerhoek (vice versa). De andere buslijn die door de Stroinkslanden loopt is een reguliere buslijn die geen onderdeel uitmaakt van de HOV. Deze buslijn maakt gebruikt van de bredere wegen door de verblijfsgebieden.
Alle verkeersaders in de Stroinkslanden maken deel uit van het primaire netwerk voor de fietsers. De fietsbrug over de A35 vormt een verbinding met verblijfsgebieden en biedt een verkeersveilige route richting de Singels, losgekoppeld van de hoofdinfrastructuur voor gemotoriseerd verkeer. De fietsverbindingen in Stroinkslanden zijn voornamelijk ingericht voor het woon-werk- fietsverkeer.
Groenstructuur
Stroinkslanden is van de drie grote zuidwijken het meest oostelijk gelegen. De wijk kent hoofdzakelijk bebouwde delen uit de jaren '70, maar ook uit de jaren '80 en '90 en is hierdoor een grote variatie in bebouwingstypen aanwezig. Stroinkslanden is een ruim opgezette wijk met woonerven waarin geen doorzichten aanwezig zijn. Deze wijk heeft in een aantal buurten alleen maar drive-in woningen en veel bosplantsoen waardoor alles op elkaar lijkt.
In de wijk zijn veel voormalig oude houtwallen terug te vinden die nu als fiets-/wandelpad dienen. Hierdoor worden de woonstraten gescheiden door groene buffers die door de wijk lopen.
Bijna alle grotere groengebieden binnen de wijk Stroinkslanden geven ruimte aan een waterberging. Kenmerkend ook voor de Stroinkslanden is de directe nabijheid van het buitengebied aan zowel de oost- als ook aan de zuidzijde van de wijk.
Kaartje groenstructuur Stroinkslanden
Buurtgroen
Een groot knelpunt in de woonbuurten vormt het directe woongroen. Deze, op buurtniveau structurerende groenelementen, hebben vaak hetzelfde karakter en staan onder een grote gebruiksdruk. Het buurtgroen levert dan ook nauwelijks een bijdrage aan de identiteit en kwaliteit van de verschillende plekken.
buurtgroen in de wijk.
Stadsranden / Buitengebied
Het landschap aan de zuidzijde van de stad is zowel ruimtelijk als ecologisch van hoge kwaliteit. Tevens functioneert het goed als uitloopgebied voor de wijk en de stad. Het is zeer geschikt om te wandelen en te fietsen en heeft daartoe een geëigend padenstelsel.
Vanuit de wijk is het buitengebied echter slecht beleefbaar, verbindingen met het buitengebied zijn beperkt. Doordat de stadsrand uit bebouwing bestaat die met de achterkanten naar het landschap is gericht, is er nauwelijks sprake van een visuele relatie met het landschap vanuit de wijk.
De wijk Stroinkslanden wordt in het zuiden begrensd door het landgoed het Smalenbroek, met bossen, beekjes, een park en stukken oud coulisselandschap. Het landschap Smalenbroek is kleinschalig van karakter. Open ruimten worden afgewisseld door bossen en houtwallen. Hier en daar is het landschap gestoffeerd met een solitaire boom of een groepje bomen.
Landschappelijke ontwikkelingen
Bestaande situatie
Stroinkslanden is een ruim opgezette wijk met woonerven waarin weinig of geen doorzichten aanwezig zijn. De wijk lijkt erg groen te zijn maar het gaat vaak om bosplantsoen waardoor alles op elkaar lijkt. Het groen is in de loop der jaren moeilijk beheersbaar geworden en versleten en heeft vaak, met uitzondering van het groene aspect, geen verdere functie.
De ontwikkeling van de Brede School is één onderdeel in de wijkaanpak voor Stroinkslanden Zuid. Het uitgangspunt voor het gebied van “Brede School Stroinkslanden Zuid” is gebaseerd op de gedachte dat er een tapijt ontstaat waar de verschillende gebouwen op staan. De ruimte golft dan als het ware om de gebouwen heen. Uitgangspunt is dat de buitenruimte een gezamenlijk schoolplein kent voor beide scholen en kinderen uit de wijk. De buitenruimte met het venster op het bos vormt een belangrijk uitgangspunt om het groene karakter en de verbinding met de natuur te kunnen behouden. Vanuit de buitenruimte bij de Brede School ligt ook een, nog te ontwikkelen, groene verbinding met Erve 't Stroink.
Brede School
Nieuwe situatie rond de brede school.
Het realiseren van een centrale ontmoetingsplek met de Brede School in het kader van het project Stroinkslanden 2015 vormt een belangrijke impuls voor de wijkverbetering en daardoor een verbetering van de bestaande situatie.
Hierbij zijn volgende uitgangspunten van belang:
Groenstructuur Stroinkslanden fase 2
De Enschedese jaren zeventig wijk Stroinkslanden Zuid was toe aan een grondige opknapbeurt. Ook het groen in de wijk vroeg om een upgrade.
De aanleg van een groot groen gebied (de 'groenstructuur fase 2') is een belangrijke investering, die de leefbaarheid als ook de veiligheid in de wijk vergroot en zorgt voor het behoud van de waarde van de woningen. Daarnaast zorgt het voor 'verbindingen'. In de eerste plaats kan er een mooiere verbinding worden gemaakt tussen tuinen en het nieuwe openbaar groen door het maken van zachtere overgangen. In de tweede plaats verbindt een natuurlijke, groene route de wijk met het bos, het winkelcentrum en Stroinkshuis.
Het nieuwe groen, waarvoor in een eerder stadium 39 voormalige seniorenwoningen zijn afgebroken, is dus enorm belangrijk voor de wijk. Daarom speelden bewoners van de aangrenzende zgn. 'A- en B- landen' een hoofdrol bij het ontwerp voor de aanleg.
Lint van verbinding
Tot 2012 kenmerkte Stroinkslanden Zuid zich als een groene wijk zonder uitstraling. De beplanting was her en der verspreid en droeg niet bij aan het woongenot. De bestaande beplanting was verwilderd, de plantsoenen niet onderhouden en de bewoners voelden zich onveilig.
De gemeente, woningbouwcorporatie en bewoners waren het erover eens: er moest ruimte gecreëerd worden in de wijk voor een nieuwe groenstructuur. Een groen lint dat de wijk met het bos verbindt, zodat mensen door het groen naar het bos kunnen wandelen, kinderen kunnen spelen en ouderen met elkaar op een bankje kunnen zitten.
Gezamenlijk met de bewoners is vervolgens de groenzone ontworpen. In deze groenzone is ruimte gegeven aan een moestuin, een bloemenweide, een speelplek, een hondenuitlaat, een waterpartij, een boomgaard en een kruidentuin. De bewonerswensen zijn vertaald binnen zes deelgebieden die door een slingerend pad met elkaar verbonden zijn.
1. Historie en ontstaansgeschiedenis plangebied
Op basis van historisch kaartmateriaal is te zien dat het plangebied van dit bestemmingsplan gedurende de 19e eeuw een in hoofdzaak uitgestrekt heidegebied betrof dat op relatief grote afstand van de toenmalige bebouwde kom van de stad Enschede lag en dat rond 1850 niet groter was dan het huidige kerngebied van het stadscentrum (het 'ei').
Een deel van de wijk lag binnen een akkergebied behorende bij de boerderij Stroink dat toen al bekend stond onder de naam Stroinkslanden. In het begin van de 20e eeuw is het heidegebied ontgonnen en werd het plangebied gebruikt als weiland. In de jaren '70 en '80 van de 20e eeuw is grotendeels de huidige woonwijk Stroinkslanden gerealiseerd. De ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied is op historisch kaartmateriaal duidelijk te zien.
Historische topografische kaarten omgeving plangebied
Uit het historisch kaartenoverzicht is te zien dat de Knalhutteweg van ouds her al een verbindingsweg vormde met het centrum van Enschede. De Broekheurnering is in de 70-er jaren aangelegd maar loopt voor een deel parallel aan de oude Noord Eschmarkeweg en sluit ter hoogte van het winkelcentrum hierop aan.
2. De cultuurhistorische waarden kaart .
Zoals reeds eerder staat vermeld (paragraaf 2.3.3 van deze toelichting) heeft de gemeente Enschede er een belang bij dat bewoners trots zijn op de cultuurhistorische identiteit van hun stad. Voor het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid is een waardenkaart voor de gehele stad Enschede en het daarbij behorende buitengebied opgesteld. Deze waardenkaart is gebaseerd op bestaande inventarisaties en bestaande onderzoeken. In deze waardenkaart zijn alle objecten en structuren opgenomen die een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen en eerder dan 1965 zijn gebouwd en/of aangelegd. De waardenkaart is dynamisch en zal tot een dialoog met de stad leiden wat in de loop der jaren wel of niet op deze kaart opgenomen of verwijderd dient te worden.
De wijk Stroinkslanden wordt op de cultuurhistorische waardenkaart niet noemenswaardig vermeld. Wel is op de waardenkaart de Knalhutteweg aangegeven als een weg met een hoge attentiewaarde. Dit geldt eveneens voor het tracé van de voormalige spoorlijnverbinding Enschede-Ahaus aan de oostzijde van de Buurserstraat.. Daarnaast zijn op deze waardenkaart de rijks- en gemeentelijke monumenten aangegeven. Deze monumenten genieten bescherming in het kader van de Monumentenwet.
Cultuurhistorische waardenkaart Gemeente Enschede.
3. Monumenten in het plangebied
In het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bevinden zich een drietal rijksmonumen- ten. Het gaat hierbij om rijksmonumenten gelegen aan de Holzikweg 50, Knalhutteweg 125 en de Stroinks- weg 88.
Rijksmonument Holzikweg 50 (Zwartkate):
Rijksmonument Zwartkate. Holzikweg 50
Rijksmonument Knalhutteweg 125 ('t Walmink):
't Walmink is als landhuis gebouwd in 1938 in opdracht van G.H. Smelt en/of Wissink naar een ontwerp van de architect Jansen. Het huis is ontworpen in een sobere traditionalistische bouwstijl. De indeling is op de verdieping enigszins gewijzigd. De tuinaanleg is voor de bescherming van ondergeschikt belang.
Het landhuis is in bruine baksteen opgetrokken over twee bouwlagen vanuit een rechthoekige plattegrond met in de voor- en achtergevel risalieten. Aan de zuidelijke zijgevel een uitgebouwde keuken/garage over één bouwlaag. Beiden onder samengestelde rieten schilddaken met overstek. Op de nokken pannen, op de nokeinden bakstenen schoorstenen. Alle vensters en deuren zijn in staal uitgevoerd en afgehangen in houten kozijnen. De van origine geplaatste drielicht vensterpartijen zijn voorzien van twee taatsramen en behangen met luiken met een uitzetsysteem dat van binnenuit te bedienen is. Rondom zijn op de verdiepingscheiding muurankers aangebracht.
De symmetrische voorgevel (W) heeft twee hoekrisalieten onder steekkappen. Deze hebben beiden op begane grond en verdieping een drieruits vensterpartij. Midden in de voorgevel is de entree gesitueerd onder een luifel met een tongewelfje op twee dubbele kolommen. Aan weerszijden, ook op de verdieping, twee vensters met bovenlicht. Op de verdieping staat midden tussen de vensters de naam van het huis. In het dakschild een dakkapel onder een rieten schilddak.
In de linker zijgevel (N) op de begane grond een erker met een origineel drieruits venster en een glasdeur.
Op de verdieping oorspronkelijk een balkon met opengewerkte borstwering, dit is dichtgezet met een drieruits venster aan de voorkant en éénruits vensters aan de zijkanten. De achtergevel (O) heeft een middenrisaliet onder een steekkap die het trappenhuis herbergt. Op de begane grond van het risaliet bevindt zich de achterdeur onder een luifel geflankeerd door éénruits vensters. Op de verdieping een groot zesruits glas-in-lood venster, in het dakschild een dakkapel met dubbele draaivensters. In de zijgevels van het risaliet eenruits vensters. Op de verdieping wordt het risaliet geflankeerd door twee drieruits vensterpartijen. Op de begane grond verschillende een- en tweeruits vensters. In het dakschild twee kleine dakkapellen.
Aan de rechter zijgevel de aangebouwde garage, met de dienstingang in een loggia, de garagedeur, twee drieruits vensterpartijen voor de keuken en enkele eenruits vensters en dakkapellen. In deze zijgevel is het balkon intact gebleven.
Het tamelijk eenvoudige interieur is nagenoeg intact. Dit bestaat voornamelijk uit houten lambriseringen waarin kastruimte is opgenomen, een monumentale haardpartij voorzien van kolommen met entasis, glasdeuren met geslepen ruiten, stucplafonds met kooflijsten en betegelingen.
Waardering: Landhuis 't Walmink is van architectuurhistorische belang vanwege de kwaliteit van het ontwerp, de kenmerkende traditionalistische bouwstijl en de hoge mate van in- en uitwendige gaafheid.
Landhuis 't Walmink, Knalhutteweg 125.
Rijksmonument Stroinksweg 88 (Het Stroink):
"Het Stroink". Fraai boerderij-complex, bestaande uit een boerderij, waarvan het woongedeelte deels typisch 19e eeuws, deels gemoderniseerd is, een landarbeiderswoninkje onder schilddak en twee houten schuren, waarvan de meest forse overstekende houten topschilden heeft.
Rijksmonument 't Stroink, Stroinksweg 88.
Gemeentelijke monumenten.
Aan de Verwooldsweg 26 bevindt zich het omstreeks 1870 gebouwde boerderij "'t Verwold". Het erf wordt al in 1389 genoemd. aan de voorzijde van de boerderij bevindt zich een bovenkamer. Het is het enige gemeentelijk monument in het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016".
De hallehuisboerderij is opgetrokken vanuit een rechthoekig plattegrond en uitgevoerd in een één bouwlaag (bakstenen) onder een met Hollandse pannen gedekt zadeldak met 'knik' en windveren. aan de voorgevel van de boerderij is een bovenkamer gebouwd. De voorgevel bevat twee kruisvensters met houten kozijnen, roedeverdeling en luiken. In de geveltop bevinden zich twee rechthoekige vensters met houten kozijnen en roedeverdeling. In de zijgevels zijn in totaal 3 rechthoekige vensters met bovenlicht en aan één zijde een ingangspartij, bestaande uit een houten deur met bovenlicht en roedeverdeling. De geveltop aan de voorzijde is beschoten.
De achtergevel heeft een beschoten geveltop en in de middenas de baanderdeuren, onder strek met sluitstenen. Deze wordt geflankeerd door halfronde stalramen. Tevens bevinden zich in de hoeken van de achtergevel houten staldeuren.
Waardering:
De boerderij "'t Verwold" is van een algemeen belang vanwege de architectuur- en cultuurhistorische waarden die tot uitdrukking komen:
Zowel de rijksmonumenten alsook de gemeentelijke monumenten in het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" kennen een bescherming in het kader van de Monumentenwet.
4. Overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren in het plangebied.
In het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" zijn geen overige cultuurhistorisch waardevolle elementen en/of structuren aanwezig waarmee in dit bestemmingsplan rekening mee moet worden gehouden.
5.. Archeologisch erfgoed in het plangebied
Op 28 januari 2008 heeft de gemeente Enschede het gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Hierin is opgenomen op welke wijze binnen de gemeente Enschede invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor het archeologisch erfgoed. Op basis van het beleid dient archeologie op een dusdanig vroeg tijdstip te worden betrokken bij planontwikkelingen en/of aanvragen voor bouw-, sloop- of aanlegvergunningen dat de risico's van bodemverstoringen voor de archeologie voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart kunnen worden gebracht. Hierbij is het van belang dat inzicht bestaat in de archeologische verwachtingswaarde en de trefkans dat waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn. Daarbij geldt dat de geologie, de geomorfologie en de aard van de bodem zeer bepalend zijn voor de archeologische verwachtingswaarde. Gesteld kan worden dat tot de Middeleeuwen nederzettingen meestal gelegen waren op hooggelegen gronden (stroomruggen en oeverwallen). In de Middeleeuwen en daarna heeft zich op een deel van deze gronden een esdek gevormd. In deze hoger gelegen gebieden zijn resten van nederzettingen uit diverse periodes te verwachten. Op basis van kennis over het hiervoor genoemde kan een indicatie worden gegeven over hoe groot de kans is dat ergens waardevolle archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn.
Deze indicaties ten aanzien van gebiedsspecifieke verwachtingen zijn op een archeologische verwachtingenkaart van de gemeente Enschede aangegeven. Voor gebieden met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde en waardevolle terreinen geldt bij ontwikkelingen in het gebied een archeologische onderzoeksplicht.
Uitsnede archeologische verwachtingenkaart.
6. Beschermingswaardige bomen.
Ondanks het gegeven dat de wijk Stroinkslanden als een relatief groene wijk kan worden aangemerkt zijn er relatief weinig, vrijstaande monumentale- en daarmee beschermingswaardige bomen aanwezig. Wel zijn er, verspreid over het plangebied van dit bestemmingsplan, gebieden aanwezig die zijn aangemerkt als een beschermingswaardig boomgebied.
De locaties van beschermingswaardige bomen en bomengebieden zijn te vinden op de interactieve bomen- kaart die te raadplegen is op de website van de gemeente Enschede, www.enschede.nl/bomenkaart
Uitsnede bomenkaart gemeente Enschede
In het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is geen planologische beschermingsregeling opgenomen voor monumentale- en beschermingswaardige bomen en boomgebieden. De bescherming van bomen is geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Voor beschermingswaardige boomgebieden buiten de bebouwde kom (het buitengebied) is overigens de Boswet van toepassing.
Stroinkslanden Zuid is in de jaren zeventig van de vorige eeuw gerealiseerd. De wijk is opgebouwd uit een herhaling van een patroon van woningen gegroepeerd rond een besloten woonerf met veel groen.
De bebouwing bestaat uit 'drive-in' woningen in drie bouwlagen, rijwoningen in twee lagen met kap en lage senioren woningen. Incidenteel zijn complexen galerijflats aanwezig. Een belangrijk kenmerk van de stedenbouwkundige structuur is de wisselende oriëntatie van de woningen op de openbare ruimte waarbij op veel plekken de achtertuinen aan het openbare gebied grenst. De toepassing van verschillende soorten schuttingen en de slechte staat van onderhoud bepalen in belangrijke mate het beeld van de straat. Het eenzijdige aanbod van goedkope woningen betekent dat er voor de hogere en middeninkomens geen passend woningaanbod is. Mede daardoor trekken deze inkomensgroepen weg naar andere wijken of omliggende gemeenten.
In het kader van een brede aanpak van Stroinkslanden zijn op strategische plekken ruimtelijke ingrepen voorgesteld om de kwaliteit van de woonomgeving te verbeteren.
Ontwikkelingsmogelijkheden volgens de Gids 'Sprekend Enschede'.
Deze gids geeft de ontwikkelingsmogelijkheden weer die de gemeente wenselijk vindt en wil stimuleren. In de gids legt de gemeente Enschede per gebied vast hoe belangrijk de bestaande ruimtelijke kwaliteit van een wijk of een buurt wordt gevonden, hoe de ruimtelijke hoofdopzet er uitziet, hoe de wijk is ingericht en functioneert en of dat een uitgangspunt is voor toekomstige ontwikkelingen. Dit wordt de grondhouding genoemd. Op basis van de grondhouding worden randvoorwaarden opgenomen voor wat in een bepaald gebied gewenst is. In dat opzicht fungeert de gids als toetsings- en ontwikkelingskader voor nieuwe initiatieven.
Voor de deelgebieden A-, B- en H-landen in de wijk Stroinkslanden is in de Gids Sprekend Enschede de grondhouding 'vernieuwen' opgenomen. Dit betekent dat ruimtelijke initiatieven overwegend een ruimtelijke hoofdopzet en samenhang dienen te introduceren of, wanneer deze al is ontworpen, hierin dienen te passen. Voor deze gebieden geldt tevens dat de bestaande 'oude' groenstructuren en de hoofdfuncties van wonen (en werken aan huis) gerespecteerd dienen te worden.
Ruimtelijke ingrepen in de wijk.
De wijk Stroinkslanden wordt op een organische wijze aangepast aan de wensen van deze tijd. Woningen die niet meer voldoen, zoals een groot deel van de senioren woningen worden of aangepast of gesloopt en voor een deel door nieuwbouw vervangen. Tevens is dit aanleiding om structureler in te grijpen in de wijk.
Overige ontwikkelingen
Op de plek van de voormalige basisschool ten noorden van de vijver aan de Knalhutteweg is een dagopvang voor kinderen gerealiseerd
Het huidige winkelcentrum wordt uitgebreid en het openbare gebied rondom het winkelcentrum opnieuw ingericht. Voor een beschrijving van dit plan zie hoofdstuk 5 van deze toelichting.
De wijk heeft een nieuw wijkcentrum gekregen op de plaats van het voormalige oude wijkgebouw. Dit wijkcentrum in combinatie met de basisscholen vormen het hart van de wijk.
Sloop van de seniorenwoningen in het middendeel van de kwadranten 3 en 4 maken het mogelijk de aanwezige losgelegen groene snippers met elkaar te verbinden tot een doorlopende groenstrook van oost – naar west. De groenstrook is met behulp van de bewoners ontworpen en ingericht waardoor dit deel van Stroinkslanden in kwalitatief opzicht sterk is verbeterd.
In kwadrant 3 is een plan aan de rand van de Broekheurnering ontwikkeld voor duurdere woningen zowel vrijstaand als geschakeld. In overleg met de Woonplaats is in de woonvisie deze (her)ontwikkeling, als gevolg van toenmalige economische omstandigheden, tijdelijk naar achteren in de tijd geplaatst, maar zal naar verwachting in de komende tien jaar (de periode van rechtsgeldigheid van dit bestemmingsplan) worden gerealiseerd . Voor een beschrijving van dit plan zie hoofdstuk 5 van deze toelichting.
Op de plek van een voormalige basisschool is een Cruyffcourt gerealiseerd. Aan de zuidzijde wordt een boerderij (gemeente eigendom) ten behoeve van de functie 'wonen' verkocht.
Op sommige plekken in dit wijkdeel zijn de woningen vervangen door nieuwbouw zoals twee woonblokken in kwadrant 4 waar gestapelde woningen zijn teruggebouwd. Tevens is een blok senioren woningen vervangen door kavels voor zelfbouw
In de Welstandsnota "Bouwen aan identiteit" is aangegeven aan welke welstandseisen bouwplannen moeten worden getoetst. Daartoe zijn in de Welstandsnota voor het gehele grondgebied van de gemeente Enschede welstandsidentiteiten opgenomen. Voor het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" gelden de welstandsidentiteiten:
Het grootste gedeelte van de wijk Stroinkslanden kan ingedeeld worden in de vier welstandscategorieën Woonerfwijken, Regenboogwijken, Stempelwijken en vrije kavelwijken. Daarnaast bevinden zich verspreid in het gebied ondergeschikte gebieden die aangemerkt worden als Boerenerven (van oudsher aanwezige oude boerenerven, Buitenplaatsen en landgoederen
Vanaf de 17e eeuw lieten de meest welgestelden van het land een landgoed of buitenplaats buiten de stad bouwen. In Enschede waren het vooral industriëlen die zich zo'n romantisch woonparadijs konden veroor- loven. De meeste landgoederen en buitenplaatsen zijn dan ook gebouwd of uitgebouwd in de glorietijd van de textielindustrie. Slechts een aantal daarvan ligt nog ongeschonden in zijn oorspronkelijke omgeving. Veel landgoederen en buitenplaatsen zijn inmiddels opgenomen in de stad en vormen landelijke enclaves tussen de dichte bebouwing. Als ze zijn opengesteld, functioneren ze als stadsparken.
Op een buitenplaats werd meestal alleen gewoond. Een typische buitenplaats heeft een chique hoofdhuis met een of twee bijgebouwen, bijvoorbeeld een koetshuis en een theekoepel, in een speciaal aangelegde parktuin. Op een landgoed werd – en wordt – ook gewerkt en geproduceerd. Een landgoed heeft daarom meer bijgebouwen, zoals een pachtboerderij en een oranjerie, en behalve een park ook landerijen. Maar kenmerkend voor zowel een landgoed als een buitenplaats is dat gebouwen en park onderdeel zijn van een specifiek ontworpen harmonische compositie. De gebouwen zelf hebben een bijzondere, expressieve architectuur en esthetiek. Omdat door de eeuwen heen steeds veranderingen hebben plaatsgevonden, zijn bij veel landgoederen en buitenplaatsen sporen van allerlei stijlen te zien. De eclectische architectuur en het samenspel tussen bebouwing en landschap maakt elk landgoed en elke buitenplaats uniek en een cultuurhistorisch monument op zich.
De instandhouding van een landgoed of buitenplaats vergt veel onderhoud en is kostbaar. Eigenaren zoeken daarom vaak naar nieuwe of nevenbronnen van inkomsten. Hierdoor verandert de functie van gebouwen en park, waarbij (ingrijpende) verbouw nodig is en mogelijk zelfs nieuwbouw. Voor bestaande gebouwen en park is vooral restauratie of reconstructie te verwachten. Er zijn ook landgoederen en buitenplaatsen die hun 'goed' en 'plaats' zijn kwijtgeraakt doordat ze te intensief zijn bebouwd. Zij hebben een groot stuk van hun identiteit verloren en verdienen extra aandacht.
Het is een droom van velen: een eigen huis bouwen. In de vrije-kavelwijken kan dat. Boven alles bieden deze wijken ruimte voor eigen initiatief en inzicht. De woningen vormen dan ook een bont palet van stijlen, vormen, kleuren en materialen, en variëren van hoogstaande architectuur tot cataloguswoningen. Voor sommige wijken gold in oorsprong een aantal bouwvoorschriften – bijvoorbeeld voor de steensoort – waardoor meer samenhang is ontstaan tussen gebouwen.
De meeste vrije-kavelwijken liggen aan de rand van de stad, op de overgang naar het landelijk gebied. Ze profiteren van hun mooie ligging in het bos, of van het uitzicht over uitgestrekte velden. Vanuit het landschap gezien vormen de huizen met hun bonte architectuur vaak een opvallende overgang van stad naar land.
De huizen in de vrije-kavelwijken – ruime vrijstaande woningen en kleine villa's – hebben een, twee of drie lagen, vaak een grote garage en altijd een tuin rondom. De inrichting van de tuin en de plaats van het huis op de kavel bepalen in hoge mate de sfeer van de wijk. De tuinen in de vrije kavelwijken lopen door tot aan de weg, stoepen ontbreken. In sommige wijken staan de huizen dicht op elkaar en hebben ze kleine tuinen. De huizen zijn goed zichtbaar vanaf de straat. Deze wijken hebben een sfeer van luxe nieuwbouwwijk. Er zijn ook wijken met grotere kavels en weelderige tuinen die de woningen nagenoeg aan het zicht onttrekken. Deze wijken stralen een groene, landelijke sfeer uit.
Na de Tweede Wereldoorlog was de woningnood groot. Daarom werden aan alle kanten van Enschede nieuwe wijken gebouwd. Voor sommige van die wijken werden stedenbouwkundigen en architecten aangetrokken die gedreven gingen werken aan 'het nieuwe wonen'. In dit modernistisch ideaal was 'licht, lucht en ruimte' het credo, als reactie op de benauwde en soms ongezonde traditionele woningbouw van voor de oorlog. Dit heeft geresulteerd in wijken waarin een ontworpen 'stempel' van verschillende bouwblokken in een rechtlijnige compositie letterlijk is herhaald; de wijk is 'gestempeld'. De gebouwen lopen in volume uiteen. Binnen een stempel worden portiekgebouwen van drie of vijf lagen afgewisseld met flats van zes tot twaalf lagen. Er komen ook complexe volumes van één laag voor met scholen of andere voorzieningen. Gebouwen zijn gestandaardiseerd en prefab gebouwd. Vandaar dat dit soort wijken in heel Nederland sterk op elkaar lijken en vooral karakteristiek zijn voor die tijd.
In Enschede zijn sommige stempels fraai vormgegeven, met mooi gedetailleerde gebouwen. De uniformiteit van de bouwblokken is hier de kracht van de wijk. Mekkelholt en Deppenbroek zijn daar voorbeelden van. Andere stempels bestaan uit sobere, utilitaire bouwblokken waarbij de uniformiteit in een nadeel omslaat. De bouwblokken in de stempelwijken zijn van alle kanten zichtbaar, er is in hun plaatsing en architectuur geen verschil tussen 'voorkant' en 'achterkant'. Een continu en
openbaar groen 'landschap' vloeit aan alle zijden rond de gebouwen en soms zelfs er onderdoor. De verkeersstructuur daarin bestaat uit een spel van paden, pleinen, straten en hoofdwegen. De paden zijn belangrijke, informele ontsluitingsroutes die door grasvelden en plantsoenen tussen en om de gebouwen slingeren.
Tegenwoordig worden veel tuintjes uitgegeven aan de bewoners van de onderste lagen van de gebouwen. Zij schermen hun tuinen soms met schuttingen en hoge hagen af. Er ontstaan daardoor 'dode achterkanten' aan de openbare ruimte waar die nooit waren bedoeld. Zo komt het voor dat openbare pleintjes die van oorsprong werden omringd door alzijdige gebouwen nu zijn omringd door schuttingen. Dit levert onprettige ruimtes op.
Veel bewoners van de stempelwijken wonen er met plezier. Sommige wijken zijn door vandalisme, sociale spanningen en groot verloop echter tot de 'onderkant' van de stad gaan horen. De gemeente en woningbouwcorporaties willen deze neerwaartse trend stoppen door sloop, nieuwbouw en renovatie. Ook worden veel corporatiewoningen aan particulieren verkocht. Dat staat in potentie op gespannen voet met de collectiviteit en uniformiteit in de bouwblokken.
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw zijn de woonerfwijken gebouwd. Ze moesten de gezelligheid en veiligheid bieden die in de stempelwijken werd gemist. Eengezinswoningen werden gegroepeerd rond ingesloten openbare ruimte met veel groen, waar de auto te gast was. Intieme woonerven in plaats van straten, wonen aan speelruimte in plaats van aan verkeersruimte was het credo. De woonerven zijn aan elkaar geschakeld in kronkelende 'bloemkoolachtige' structuren, waar het makkelijk verdwalen is. Enkele brede doorgaande verkeerswegen verbinden de wijk met de stad.
De eengezinswoningen hebben een of twee etages en een fors dak dat soms zelfs tot op de grond reikt. Alle huizen zien er hetzelfde uit. De detaillering en het materiaalgebruik zijn eenvoudig, er is geen bijzondere ritmiek of belijning. Kenmerkend voor woonerfwijken is dat de woningen niet echt een herkenbare voor- en achterkant hebben. Aan de 'voorkant' van het huis ligt vaak een carport of een garage en een schuur. De 'achterkant' met tuin is gericht op de doorgaande wegen. Hoge schuttingen en brede groenzones isoleren de wijk letterlijk van de omgeving.
De woonerfwijken zijn niet kenmerkend voor Enschede, maar zijn in alle steden gebouwd. Ze hebben soms wel elementen van het onderliggende landschap in zich opgenomen. Een voorbeeld zijn de door volwassen eiken omzoomde fietspaden in de Helmerhoek: oude boerenwegen hebben zo een nieuwe functie gekregen. De wijk is een beetje Enschedees geworden.
Veel woningen voldoen inmiddels niet meer aan de woonwensen. De woningbouwcorporaties die veel van de huurwoningen in deze wijken beheren, zullen gaan renoveren. Particuliere eigenaren willen verbouwen. Het verbouwen en uitbreiden van de woning betekent dat mensen langer tevreden in de wijk kunnen wonen. Sommige erven lijken weinig (meer) op de gezellige intieme speelruimte waar volgens het ideaal omheen gewoond moest worden. Blind dichtgebouwde carports en kale schuren verhinderen het contact tussen woning en erf, dat soms meer met auto's en verharding is gevuld dan met groen. Maar in andere erven is de levendigheid juist toegenomen, omdat bewoners door aanpassingen en uitbreidingen hun woning meer naar het erf hebben geopend en het erf zelf met zorg wordt beheerd. Hier is goed te zien waarom gezinnen met jonge kinderen in de woonerfwijken veel van hun gading vinden: rust en een overzichtelijke woonomgeving waar kinderen veilig buiten kunnen spelen en mensen elkaar spontaan ontmoeten.
In de laatste twee decennia is in de nieuwste wijken veel aandacht besteed aan de architectuur van woningen. Deze wijken danken hun naam 'Regenboogwijk' als categorie aan de opvallend vormgegeven, bontgekleurde huizenblokken die zich hier aaneenrijgen.
De huizen zijn in serie onder architectuur gebouwd. Per blok of straatwand is gekozen voor een uitgesproken ontwerp. Per straat of straatwand is er daardoor een eenheid in architectuur, maar tussen de straten onderling zijn grote verschillen. De wijken hebben een heldere stedenbouwkundige structuur, waarin de openbare ruimte van straten, lanen, pleinen en singels voor samenhang zorgt. Het grondpatroon en de architectuur verschilt van wijk tot wijk.
De bebouwing bestaat uit rijtjes woningen met twee of drie lagen, twee-onder-een-kapwoningen, enkele 'urban villa's' en op markante plekken appartementenblokken. De huizen hebben altijd een achtertuin en soms een voortuin. De kavels zijn niet groot. De bewoners bakenen hun terrein af met stevige, soms hoge erfscheidingen. Soms zijn deze mee-ontworpen, vaak ook niet. De openbare ruimte is zorgvuldig ingericht, met veel groen. De tuinbeplanting en het openbaar groen zijn nog jong. In de loop van de tijd zullen de Regenboogwijken dan ook steeds groener worden
Al voor de Napoleontische tijd boden boeren uit de omgeving van Enschede, als aanvulling op hun karige inkomsten, hun diensten aan in de eerste textielfabricage. Eerst door thuis te weven, later door als goedkope, ongeschoolde krachten in de fabriek te werken. Rond 1795 vestigden ondernemers als Blijdenstein, Cromhoff, Van Heek, Ter Kuile, Ten Cate en Stroink, namen die nog steeds klinken in de stad, zich in Enschede. Met de opkomst van de stoommachine groeiden deze bedrijven uit en kon Enschede zich ontwikkelen tot een machtige industriestad. Overal verschenen grote bakstenen fabrieken met een krachtige, aan de Engelse stijl referenderende architectuur en esthetische uitstraling. Ze stonden pal om het oude centrum en domineerden met hun schoorstenen en watertorens de skyline. Vanwege de textielindustrie kwam er ook vraag naar weefscholen, die in dezelfde herkenbare stijl werden gebouwd. Het Schuttersveldcomplex aan de Hengelosestraat, spinnerij Blijdenstein, het Janninkcomplex, Ter Kuile Cromhoff, het zijn maar enkele van de industriële complexen die de identiteit van Enschede een kleine honderdtwintig jaar hebben gedomineerd.
Van de meeste complexen resten slechts foto's en herinneringen. In de jaren zestig werden de 'lage lonen landen' ontdekt en was de teloorgang van de textielindustrie in Nederland een feit. Een aantal fabrieken kreeg een nieuwe bestemming als museum, cultureel centrum of wooncomplex, en bleef als industrieel erfgoed gespaard. Het grootste deel werd echter gesloopt. Enkele fabrieken met een andersoortige industrie dan textiel, Grolsch bijvoorbeeld, bleven bestaan en breidden hun complex zelfs uit. Enschede verloor hiermee zijn typerende skyline en er bleven grote 'gaten' in de stad achter. Een paar van deze gaten zijn geleidelijk aan gevuld met nieuwe industriële complexen. Ook aan de randen van de stad, aan de haven en de snelweg zijn industriële complexen ontstaan, vaak bewust gepland. Er vindt voornamelijk grootschalige machinale productie, transport en zakelijk verkeer plaats. In de moderne fabrieken werken niet meer zoveel mensen als vroeger en er komt nauwelijks publiek. Omdat ze echter zo hoog en herkenbaar zijn, spelen ze toch een belangrijke rol in het (landschaps)beeld van de stad. Vooral het kleurgebruik bepaalt of een complex detoneert in of harmonieert met de omgeving.
Aan het uiterlijk van de oude fabrieken werd veel zorg en aandacht besteed. Met een evenwichtige compositie van ramen in de gevels, expressieve daken, fijnzinnige detaillering en versierd metselwerk, werden de gebouwen bewust mooi gemaakt. Omdat de afzonderlijke gebouwen op een complex vaak in dezelfde stijl en materialen werden gebouwd, vormden ze een 'familie'. Ook in compositie en volume vormden gebouwen, torens en schoorstenen als samenhangend geheel een interessant silhouet. De complexen hadden vaak rondom een hoge, mooi gemetselde muur. Zo'n erfscheiding smeedde het complex als het ware aan elkaar en hechtte het in de omgeving. Nieuwe industrie heeft een technischer en functioneler vormgeving en uitstraling dan de oude industrie. Er worden modernere en lichtere materialen gebruikt dan baksteen, de veelheid aan ramen is er niet meer en versieringen en niet-functionele details worden niet meer toegepast. Toch kunnen ook nieuwe industriële gebouwen met een sobere en bewuste vormgeving een krachtige uitstraling hebben. Architectuur speelt een net zo grote rol als vroeger maar op een eigentijdse manier. Op complexen waar gebouwen uit verschillende perioden staan, kunnen zo interessante contrasten bestaan binnen de eenheid van volumes. Die eenheid kan worden versterkt door een erfscheiding die kleine objecten en opslag op maaiveld aan het zicht onttrekt. Zodoende bepalen alleen de grote volumes die erboven uitsteken het beeld.
In het gevarieerde landschap rond Enschede staan behalve boerderijen en landgoederen ook her en der vrije, landelijke woningen en gebouwen met een bijzondere functie. Ruimtelijk spelen ze een bescheiden rol: de gebouwen staan min of meer 'toevallig' verspreid in het landschap, in het bos, tussen de open weiden, aan een boerenerf, langs een weg of op een kruispunt, eenzaam en alleen of in een kleine buurtschap bij elkaar.
De woningen zijn vrijstaand of twee-onder-een-kap, met een alzijdige oriëntatie op het landschap. In grootte variëren ze van kleine huizen tot villa's met bijgebouwen. In architectuur lopen ze uiteen, er is geen dominante stijl of traditie. Er zijn hele oude en hele nieuwe huizen te vinden, zeer onnadrukkelijke en zeer expressieve. In sommige woningen zijn specifiek Twentse kenmerken verwerkt: blankhouten kopgevels, witte en versierde daklijsten, puntige, soms geknikte kappen. Elk huis is anders en zeker in de buurtschapjes zorgt de afwisseling van kappen, grootte, materialen en plaatsing op de kavel voor een landelijk, informeel beeld. Door hun natuurlijke materialen en kleuren, harmoniëren ze meestal wel met elkaar en met het landschap. Elke woning heeft een forse tuin, vaak met sierbeplanting, hagen en grote bomen, die het gebouw inkadert, maar niet verstopt. Hierdoor dragen de woningen bij aan de groene ruimtelijkheid van het landschap. Recreatieterreinen met een goede architectuur en een verzorgde beplanting kunnen ook zo'n positieve rol spelen. De gebouwen met een bijzondere (aan het landelijk gebied gebonden) functie, zoals een manege, een officiersmess of een golfclub, hebben vaak een afwijkende architectuur. Daardoor en door hun grotere afmetingen spelen ze een dominantere rol in het landschapsbeeld, maar ze komen niet zoveel voor.
Uitsnede welstandskaart en de daarin opgenomen welstandsidentiteiten.
Voor wat betreft de herontwikkeling van een locatie ten zuiden van de Broekheurnering ten behoeve van de realisatie van maximaal 39 grondgebonden woningen ('ringwoningen') kan gesteld worden dat de voor dit gebied geldende welstandsidentiteit van 'Stempelwijken' met de daarbij behorende welstandseisen niet voldoen aan de gewenste beeldkwaliteit die hier voor ogen staat. Dit heeft tot gevolg dat voor deze herontwikkelingslocatie de Welstandsnota dient te worden gewijzigd.
De huidige welstandsidentiteit van 'Stempelwijken' zal middels deze wijziging vervangen worden door het beeldkwaliteitsplan 'Broekheurne Ring' met daarin opgenomen passende en gewenste welstandseisen ten aanzien van de nieuwe ontwikkeling.
Aan de noordoostzijde van het winkelcentrum 't Stroink in Stroinkslanden zijn in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" gronden bestemd voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg". Het gaat hier om locatie waar reeds geruime tijd een verkooppunt van motorbrandstoffen (lpg uitgezonderd) is gevestigd. In de regels is bepaald dat bij dit verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg, de verkoop van aan deze functie aanverwante artikelen is toegestaan.
In het zuidwestelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan, ten zuiden van de Hesselinklanden, zijn gronden bestemd voor "Bos". Het gaat hier om een reeds lang bestaand bosperceel. Op dit perceel is de Boswet van toepassing. Gronden met een dergelijke bestemming zijn in dit bestemmingsplan bedoeld voor de houtproductie en voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke-, cultuurhistorische-, geomorfologische- en natuurlijke waarden. Tevens zijn hier extensieve vormen van recreatie (bijv. wandelen) als ondergeschikte functie toegestaan.
Centraal in de wijk Stroinkslanden is direct ten noordoosten van het kruispunt van de Knalhutteweg met de Broekheurnering het winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden gelegen.
Op de verbeelding van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is dit winkelcentrum middels de bestemming "Centrum" aangegeven. Binnen deze bestemming zijn detailhandelsbedrijven, dienstverlenende bedrijven alsmede voor zakelijke dienstverlening, horecabedrijven, maatschappelijke voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen toegestaan.
Hierbij dient vermeld te worden dat binnen de bestemming "Centrum" niet alle vormen van detailhandel is toegestaan. De toegestane vormen van detailhandel zijn in dit bestemmingsplan beperkt tot detailhandelsbedrijven die zijn genoemd in categorie A uit de hoofdgroep “Detailhandel” van de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging (bijlage 2). Uitzondering hierop wordt gemaakt voor de vestiging van een supermarkt of een warenhuis die, in deze staat, omschreven staan als een detailhandelsbedrijf genoemd in de categorie B. De vestiging van bouwmarkten, tuincentra en volumineuze detailhandel zijn hier echter uitgesloten.
Bij de vervaardiging van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is rekening gehouden met de beoogde uitbreiding van dit winkelcentrum met een tweede supermarkt en zijn de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen hierop aangepast. De beoogde uitbreiding vindt plaats aan de zuidoostzijde van het bestaande winkelcentrum.
In het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is getracht zoveel mogelijk de hoofdstuctuur van het aanwezige groen in de wijk te bepalen en heeft deze een vertaling gekregen in dit bestemmingsplan. Bij deze hoofdstructuur gaat het om de bestaande, beeldbepalende groenvoorzieningen langs de hoofdontsluitings- wegen, wijkontsluitingswegen alsmede grotere, aaneengesloten groengebieden in de wijk.
Tot deze hoofdstructuur behoren tevens gronden die in de provinciale Omgevingsvisie zijn aangemerkt als onderdelen van de Ecologische hoofdstructuur ('bestaande natuur"). De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. De EHS is een samenhangend netwerk van gebieden met veel natuurwaarden. Met de realisatie van de EHS wordt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen.
Op de verbeelding zijn de hiervoor genoemde gebieden, die samen de groene hoofdstructuur van de wijk vormen, bestemd voor "Groen". Hiermee wordt getracht het groene karakter van de wijk, naast gronden die in dit bestemmingsplan bestemd zijn voor "Groen - Park" en "Bos", op de verbeelding inzichtelijk te maken en in stand te houden.
Binnen de bestemming "Groen" mogen voorzieningen zoals voet- en fietspaden, in- en uitritten, speelvoor- zieningen, etc. aanwezig zijn of worden aangelegd. Voor zover dit specifiek middels een functieaanduiding (sz) op de verbeelding staat aangegeven geldt dit eveneens voor speel- en/of trapvelden. De aanleg van parkeerplaatsen en/of andere parkeervoorzieningen is binnen deze bestemming, vanwege het belang dat gehecht wordt aan de instandhouding van de bestaande groenstructuur, niet toegestaan, .
Indien zich in de toekomst toch gevallen voordoen waarbij het wenselijk wordt geacht dat op bepaalde plekken parkeervoorzieningen in groenvoorzieningen worden aangebracht, zal dit enkel mogelijk zijn door het in procedure brengen van een apart bestemmingsplan waarbij de mogelijkheden van bezwaar en beroep voor o.a. omwonenden openstaat.
Het gebied ten oosten van de Knalhutteweg dat in dit bestemmingsplan de bestemming "Groen" heeft gekregen, is een bouwvlak getekend waar bebouwing voor de opslag van materialen en materieel ten behoeve van aanwezige speel- sport- en trapvelden (o.a. Smiley-veld) is toegestaan. Op deze wijze wordt rekening gehouden met een reeds vergunde situatie.
Ten zuidwesten van het plangebied, aan de oostzijde van de Buurserstraat, bevindt zich een wijkparkje dat door zijn functie als uitloopgebied voor omwonenden in dit bestemmingsplan bestemd is voor "Groen - Park". Ook dit wijkparkje maakt deel uit van de groene hoofdstructuur van de wijk Stroinkslanden. In tegenstelling tot de regels met betrekking tot de bestemming "Groen", mogen op gronden met de bestemming "Groen - Park" wel zondermeer parkeervoorzieningen worden gerealiseerd.
In het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" zijn voorzieningen zoals scholen, kinderopvang en buurt- en clubhuizen bestemd voor "Maatschappelijk". In de wijk Stroinkslanden is er sprake van een concentratie van maatschappelijke voorzieningen ten noorden van het winkelcentrum (scholen- praktijkruimten) en aan Het Stroink (scholen en een wijkcentrum). Daarnaast komen er verspreid in het plangebied nog een aantal locaties voor die eveneens zijn bestemd voor "Maatschappelijk". Sommigen zijn, conform het huidige gebruik, voorzien van een functieaanduiding "sportzaal". Binnen de bestemming "Maatschappelijk" zijn overigens niet alle vormen van maatschappelijke doeleinden toegestaan en beperken zich tot die maatschappelijke voorzieningen die primair zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij de regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1 van deze regels);
In het zuidwestelijk deel van het plangebied, ten oosten van een bergingsvijver, bevindt zich in het rijksmonument Stroinksweg 88-90 een voorziening in de vorm van een thematische- recreatieve- en educatieve voorziening (Dragonheart- medieval Lifestyle). deze locatie is tevens aangewezen als een trouwlocatie. In navolging van het geldende bestemmingsplan is deze locatie bestemd voor een maatschappelijke voorziening, echter met de toevoeging van een functieaanduiding 'recreatie'. In de planregels zijn hiertoe regels opgenomen die passen bij een dergelijke recreatieve voorziening/ trouwlocatie (thema: 'Trouwen in een middeleeuwse Ridderkamer'). Ook is er middels een functieaanduiding aangegeven waar een bij deze voorziening behorende bestaande bedrijfswoning is toegestaan.
In het noordoostelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan, achter bestaande percelen aan de Wolferlanden 30, 31 en 32, zijn gronden bestemd voor "Tuin". Het gaat hierbij om gronden die recentelijk in particuliere eigendom zijn gekomen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd. Het plaatsen van erf- en perceelsafscheidingen is overigens wel toegestaan. Met deze bestemming wordt in dit bestemmingsplan maatwerk verricht.
In het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is het tracé van de Rijksweg 35, de hoofdontsluitingswegen Knalhutteweg, Vlierstraat en de Broekheurnering bestemd voor "Verkeer". In het geval van genoemde hoofdontsluitingswegen in de wijk Stroinkslanden gaat het om wegen die een 50 km/uurregime kennen en die rol vervullen voor de doorstroming en afwikkeling van het verkeer in de wijk. Binnen deze bestemming zijn verkeersvoorzieningen toegestaan zoals wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, maar ook voorzieningen voor de geluidwering en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en nutsvoorzieningen.
Daarnaast kent het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" de bestemming "Verkeer -verblijfsgebied". Deze bestemming is hoofdzakelijk toegekend aan wegen waarvoor een 30 km/uur-regime geldt. Het gaat hierbij dan ook hoofdzakelijk om de overige buurt- en woonstraten in de wijk. Gronden met deze bestemming zijn eveneens bedoeld voor wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en voorzieningen passend bij een dergelijke verkeersbestemming.
In het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" komen een drietal bergingsvijvers voor ten behoeve van de waterhuishouding. Naast een rol als bergingsvijver vervullen deze vijvers een belangrijke recreatieve rol in de belevingswaarde voor de wijkbewoners. Deze bergingsvijvers zijn op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan, overeenkomstig het nog geldende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2006", bestemd voor "Water"
De belangrijkste functie in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is die van "Wonen". Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan zijn voor de bestaande woningen en woonblokken de bouwvlakken bepaald met behulp van de bij de gemeente Enschede beschikbare topografische en kadastrale gegevens en hetgeen in het nog geldende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2006" al was opgenomen. Binnen deze bouwvlakken dienen de hoofdgebouwen van de (bestaande) woningen te zijn gesitueerd. De bouwvlakgrenzen zijn ruimer getekend dan de hoofdvorm van de woningen zodat enige uitbreiding van het hoofdgebouwen in een bouwvlak tot de mogelijkheden behoort.
Daarnaast is in de regels aangegeven dat bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn in de planregels voor de woningen voor wat betreft hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken, als ook overige bouwwerken (erfafscheidingen e.d.), regels opgenomen met betrekking tot de maatvoering zoals maximale goothoogte, maximale bouwhoogte en maximale bebouwingspercentage.
Expliciet is aangegeven dat bestaande woningen niet bouwkundig mogen worden gesplitst in meerdere zelfstandige woningen.
In het kader van de beleidsnotitie functiemenging in wijken wordt al enige jaren in bestemmingsplannen bij de bestemming "Wonen", beroepsmatige- of bedrijfsmatige activiteiten in woningen toegestaan.
Omschrijving begrip beroep of 'bedrijf aan huis':
Aan het toestaan van een beroep of bedrijf aan huis zijn overigens wel voorwaarden verbonden. Hiervoor zijn in de planregels behorende bij het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" regels opgenomen. Zo is bijvoorbeeld de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis primair gelimiteerd tot een maximum oppervlak van 30 m2 van de woning en zijn de toegestane activiteiten beperkt tot de lichtere categorieën van bedrijvigheid en dienstverlening. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een 'bed and breakfast'- voorziening planologisch gerekend wordt tot een beroep of bedrijf aan huis.
Omschrijving begrip 'bed and breakfast':
Overigens is in de planregels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die burgemeester en wethouders bevoegd verklaren om bij een omgevingsvergunning, onder voorwaarden, af te wijken van de toegestane 30 m2 oppervlakte voor een beroep of bedrijf aan huis tot een maximum van 49% van het totale vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende bouwwerken.
Voor de wijk Stroinkslanden bestaat het plan om in het gebied ten zuiden van de Broekheurnering en ten westen van de Knalhutteweg maximaal 39 nieuw te bouwen, grondgebonden woningen te realiseren (de zgn. 'ringwoningen'). Het gaat hierbij om een herontwikkelingslocatie.
Op genoemde locatie stonden tot enige jaren geleden een 52-tal zgn. 'drive-in-woningen /hobbykamer- woningen' (aaneengeschakelde woningen in drie bouwlagen met een plat dak en op de begane grond veelal een inpandige parkeervoorziening en/of een hobbykamer). Deze woningen zijn in het kader van de gewenste herstructurering van de wijk inmiddels gesloopt. Na sloop van de woningen heeft dit terrein tijdelijk braak gelegen en is vervolgens met o.a. openbaar groen ingeplant. Het lag in de bedoeling om kort na de sloop van de 'drive-in'-woningen hier een start te maken met de realisatie van vervangende nieuwbouw van woningen. Om een en ander mogelijk te maken was er op dat moment al een (apart) bestemmingsplan in voorbereiding die door de toen optredende financiële crisis en stagnerende woningmarkt, nooit in procedure is gebracht. De kans op onverkoopbare woningen en een dreigende langdurige leegstand is de reden geweest dat deze ontwikkeling tijdelijk is uitgesteld en de geplande woningen op een later, meer gunstige tijdstip, te realiseren. Op dit moment kan gesproken worden van een aantrekkende woningmarkt waardoor de plannen voor deze locatie weer actueel zijn geworden.
In samenhang gezien met de overige geplande en/of reeds uitgevoerde of in uitvoering zijnde ruimtelijke ingrepen moet de nieuwbouw op genoemde locatie een bijdrage leveren aan een verbetering van de ruimtelijke- en sociale structuur in de wijk.
Daarnaast is er sprake van een nieuwe ontwikkeling in de vorm van de uitbreiding van het bestaande winkelcentrum in Stroinkslanden met een tweede supermarkt. Deze supermarkt is in de nieuwe situatie gesitueerd aan de zuidoostzijde van het huidige winkelcentrum. Als gevolg van deze ontwikkeling dient het aantal parkeerplaatsen te worden uitgebreid en moet de openbare ruimte rondom dit winkelcentrum opnieuw worden ingericht. Door uitbreiding van het parkeerterrein moeten een aantal bomen worden gekapt en zal deze door herplant op het terrein en het aangrenzende gebied worden gecompenseerd.
In het gebied direct ten zuiden van de Broekheurnering, ten westen van de Knalhutteweg en ten noorden van de Auskamp- en Assinklanden in de wijk Stroinkslanden zullen nieuwe woningen worden gerealiseerd (de zgn, 'ringwoningen'). Deze nieuw te bouwen woningen dienen ter vervanging van de inmiddels gesloopte ('drive-in') woningen die hier tot voor kort stonden. De nieuwbouw zal in de nieuwe situatie bestaan uit grondgebonden woningen. Ook de ruimtelijke opzet van het openbaar gebied en kavelverdeling zal hierbij ingrijpend worden aangepast.
Het doel van de nieuwbouw is een bijdrage te leveren aan een revitalisering van de wijk Stroinkslanden- Zuid. Genoemde nieuwbouw maakt deel uit van een groter pakket aan sociaal-economische- en fysieke maatregelen die voor dit wijkdeel zijn voorzien.
Het gebied wordt aan de westzijde begrensd door bestaande bebouwing (gestapelde woningen) aan de Ahuislanden, aan de noordzijde door de Broekheurnering, aan de oostzijde door groenvoorzieningen en een bestaande woonflat aan de Assinklanden en tenslotte aan de zuidzijde door de Auskamplanden en de Assinklanden.
5.1.1. Het stedenbouwkundig plan
Het nieuwbouwgebied vormt samen met de bomenrij en overige groen langs de Broekheurnering, de ruimtelijk-fysieke afscheiding tussen deze weg en de erachter liggende woonwijk. Voor de invulling van deze beeldbepalende locatie is een sterk stedenbouwkundig en architectonisch beeld essentieel.
De nieuwbouw biedt de mogelijkheid de woningen met de voorzijde langs de Broekheurnering te situeren en daardoor ook het beeld en het imago van de wijk te versterken.
Het stedenbouwkundig plan voorziet in 2 x twee bouwstroken evenwijdig aan de Broekheurnering, De woningen staan met de achterzijde naar elkaar toe en de noordelijke woningen staan met de voorzijde aan de Broekheurnering. Deze stroken worden afgewisseld met twee korte bouwstroken haaks op de Broekheurnering.
Vanaf de Broekheurnering wordt de wijk zichtbaar door nieuwe zichtlijnen in het verlengde van de Auskamplanden en Assinklanden te realiseren. Daar waar mogelijk, wordt de nieuwbouw met de entrees aan de openbare ruimte gesitueerd en de achtertuinen tegen elkaar waardoor de openbare ruimte levendiger blijft en sociale controle mogelijk is.
De exacte breedte van de woonkavels wordt samen met de toekomstige bewoners bepaald. Er kunnen minimaal 29 en maximaal 39 woningen worden gerealiseerd.
5.1.2. Landschap
Een belangrijk kenmerk van de wijkstructuur is de wisselende oriëntatie van de woningen en de openbare ruimte waarbij op veel plekken de achtertuinen aan het openbare gebied grenst. De toepassing van verschillende soorten schuttingen en de slechte staat van onderhoud bepalen in belangrijke mate het beeld van de straat. De nieuwe opzet van de buurt maakt het mogelijk vanaf de Broekheurnering de wijk in te kijken. De wijk wordt 'geopend' door zichtlijnen toe te voegen. De kwaliteit van het openbaar groen wordt versterkt en verbeterd. De nieuwe groenstructuur wordt gekoppeld aan het aanwezige groen, waardoor er uiteindelijk een aaneengesloten groengebied ontstaat. Hierbij wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande bomen. De hoeveelheid openbare ruimte biedt goede mogelijkheden voor voldoende speelplekken.
5.1.3. Water
De hoeveelheid openbare ruimte biedt goede mogelijkheden om het probleem van eventuele wateroverlast bovengronds op natuurlijke wijze op te lossen. Voor de waterparagraaf met daarin opgenomen de randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van de waterhuishouding in de wijk Stroinkslanden wordt hierbij gemakshalve verwezen naar paragraaf 6.2 van deze toelichting.
5.1.4. Verkeer
Het verbeteren van de oude structuur met nieuwe woningen en een heldere infrastructuur, zorgt voor een duidelijke routing en structuur. Een aantal wegen worden doorgeknipt, waardoor er een hoofdroute ontstaat en zo 'beweging' op de plek komt waar het wenselijk is.
5.1.5. Parkeren.
De in de gemeente Enschede gehanteerde parkeernormen zijn gebaseerd op landelijke richtlijnen voor het toepassen van parkeerkencijfers, de Aanbevelingen Stedelijk Verkeers- en Vervoersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (ASVV 2012), opgesteld door het CROW.
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte in de Enschedese situatie (bijv, bij nieuwe ontwikkelingen) wordt aansluiting gezocht bij het gemiddelde van de landelijke kengetallen.
In het plangebied van de toekomstige ontwikkeling van de ringwoningen is uitgegaan van een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats per woning. Dit betekent dat er in het plangebied van de ontwikkeling, waar maximaal 39 grondgebonden woningen kunnen worden gerealiseerd, 39x 1,6pp= 62,4 (afgerond 63) parkeerplaatsen aanwezig dienen te zijn. Rekening houdende met het gegeven dat op eigen terrein minimaal 1 parkeerplaats aanwezig is (en op sommige kavels zelfs 2 parkeerplaatsen) kan worden uitgegaan van de aanleg van 19 nog aan te leggen parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Indien er in de uiteindelijke situatie minder dan het toegestane maximum aantal woningen gerealiseerd worden, zal dit resulteren in een geringere aantal aan te leggen parkeerplaatsen in de openbare ruimte.
5.1.6. Welstand - Wijziging welstandsnota tbv 'Ringwoningen'
Voor het gebied van de 'ringwoningen', geldt volgens de Welstandsnota Enschede de identiteit 'Stempelwijk' . Ingediende bouwplannen dienen in overeenstemming te zijn met de Welstandsnota Enschede en worden hieraan getoetst.
Algemene omschrijving stempelwijken:
Na de Tweede Wereldoorlog was het modernistische ideaal van 'licht, lucht en ruimte' het credo als reactie op de benauwde en soms ongezonde traditionele vooroorlogse woningbouw. Dit heeft geresulteerd in wijken waarin de ontworpen structuur van verschillende bouwblokken in een rechtlijnige compositie letterlijk is herhaald; de wijk is 'gestempeld'. Tussen de stempels komen ook complexen volumes voor, zoals scholen en andere voorzieningen. Gebouwen zijn gestandaardiseerd en prefab gebouwd. Vandaar dat dit soort wijken in heel het land sterk op elkaar lijken en vooral karakteristiek zijn voor die tijd.
Voor de herontwikkellocatie ten zuiden van de Broekheurnering staat echter een ander stedenbouwkundig opzet en structuur voor ogen dan die van een 'stempelwijk'. Om een en ander met elkaar in overeenstemming te brengen is voor dit deel van de wijk Stroinkslanden het beeldkwaliteitsplan "Broekheurne Ring" opgesteld. Om dit beeldkwaliteitsplan voor dit wijkdeel van toepassing te kunnen verklaren dient de Welstandsnota Enschede te worden gewijzigd en de hiervoor vereiste procedure worden doorlopen.
Hoofduitgangspunten Beeldkwaliteitsplan Broekheurne Ring:
Het stedenbouwkundig plan voorziet in 2x twee bouwstroken, evenwijdig aan de Broekheurnering. De woningen staan met de achterzijde naar elkaar toe en de noordelijke woningen staan met de voorzijde aan de Broekheurnering. Deze stroken worden afgewisseld met twee korte bouwstroken haaks op de Broekheurnering. Om een zekere mate van eenheid in het straatbeeld te garanderen zijn, naast het stedenbouwkundig plan, bouwregels en randvoorwaarden voor de beeldkwaliteit opgesteld. Met name de strook langs de Broekheurnering vormt de grootste blikvanger en kent daardoor de meeste regels. Binnen het stedenbouwkundig plan grenzen de achtertuinen aan elkaar. Bij de stroken haaks op de Broekheurnering is dit niet mogelijk waardoor de erfafscheiding verplicht moet worden mee ontworpen met de woning.
Het winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden ligt aan het kruispunt van belangrijke hoofdwegen, de oost-west lopende Broekheurnering met in aansluiting daarop de Zuid Esmarkerrondweg en de noord-zuidlopende Knalhutteweg. Het winkelcentrum is centraal in de wijk gelegen en goed bereikbaar per auto, fiets het openbaar vervoer. Het winkelcentrum vormt samen met de zorginstellingen, fysiotherapie, apotheek en basisscholen, het centrum van de wijk. Ondanks de zichtlocatie van het winkelcentrum ontbreekt er een duidelijke presentatie als centrum van de wijk. Het winkelcentrum is overdekt en naar binnen gekeerd met blinde gevels en laad- en losplekken aan de buitenkant. Daarbij ligt het winkelcentrum, met name in de zomermaanden, verstopt achter het groen. Gesteld kan worden dat het winkelcentrum weliswaar functioneel is maar niet uitnodigend werkt.
De openbare ruimte in het centrum is onoverzichtelijk, de ruimtelijke relatie met de omgeving beperkt, het aantal parkeerplaatsen ontoereikend en bestaat er een behoefte aan een uitbreiding van het winkelvloeroppervlak. Het te ontwikkelen centrumgebied wordt globaal begrensd door basisscholen en zorginstellingen aan de noordzijde, woningen aan de oostzijde, de Broekheurnering aan de zuidzijde en tenslotte de Knalhutteweg aan de westzijde.
Het winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden is van meet af aan succesvol gebleken. Leegstand doet zich hier nauwelijks voor en de mutatiegraad onder de ondernemers is laag. Het is overigens niet zo dat het winkelcentrum als het ware 'vanzelf' goed draait. Met name de inspanningen van de ondernemers (winkeliers) zijn daaraan debet. Om ook de verzorgingsfunctie van dit winkelcentrum voor de toekomst veilig te stellen, zal er echter meer moeten gebeuren. Zo zal de inrichting van het centrum meer op de wensen van de hedendaagse bezoekers moeten worden afgestemd. Nadere studie heeft geleid tot een uitbreidingsplan van het winkelcentrum dat voorziet in de vestiging van een tweede supermarkt en, in samenhang hiermee, een aanpassing van het winkelcentrum zelf. Daarnaast dient het gebruik van de buitenruimte te worden verbeterd waarbij vooral het aspect parkeren de nodige aandacht vraagt.
De belangrijkste ruimtelijke knelpunten van het huidige winkelcentrum zijn:
De nieuwbouw zal voorzien in meer transparante gevels, voor zowel de nieuwe supermarkt aan de zuidzijde als de bestaande winkels in het winkelcentrum die verbouwd worden. Hierdoor zal een meer extrovert winkelcentrum ontstaan. Deze maatregelen, samen met de realisatie van een nieuwe entree aan de zuidzijde en gevelverbetering aan de overige twee entrees, zullen het winkelcentrum een eigentijdse uitstraling geven. Het laad- en losperron voor de nieuwe supermarkt ligt aan de oostzijde van het winkelcentrum, tegenover de daar aanwezige woningen. Om geluidoverlast te voorkomen en geen goederen in het zicht te hebben, is een inpandige laad- en losperron het uitgangspunt.
De openbare ruimte wordt in zijn geheel opnieuw ingericht waarbij het mogelijk blijft om rond het gebouw te rijden. Doordat de gehele buitenruimte wordt aangepast zal er een eenheid gaan ontstaan waar deze nu nog ontbreekt. De drie entrees van de winkelpassage zijn allen voorzien van een loopzone voordat de rijweg wordt bereikt die de verkeerssituatie daardoor veiliger maakt. In de huidige situatie wordt hierin namelijk niet in voorzien waardoor je min of meer direct op straat staat.
Tevens wordt het parkeren bij de zijpassage grenzend aan de woningen aan de oostzijde van het winkelcentrum aangepast. Hier wordt nu geparkeerd op een blokkenraster welke niet correspondeert met de parkeervakken. De auto's staan hier bijna tegen de woongevels geparkeerd en een heldere loopstrook ontbreekt hier. In het nieuwe plan komen hier heldere parkeervakken, door 'groen' van de woningen afgescheiden. Voor de entree bevindt zich een veilige loopzone met groen. Vooral de nieuwe entree aan de zuidzijde krijgt een ruimere voetgangerszone voor het gebouw met een duidelijke zone ten behoeve van het stallen van fietsen. Het gebouw krijgt hier een directe relatie met de rotonde vanwaar voetgangers en fietsers het terrein van het winkelcentrum betreden.
Het tekort aan parkeerplaatsen en de uitbreiding van het aantal m2 detailhandel betekent dat er in de directe omgeving van het winkelcentrum ruimte gezocht moet worden om in voldoende mate in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Naast een herinrichting van de openbare ruimte aan de noord- oost- en westzijde zal met name ruimte voor het parkeren gezocht moeten worden aan de zuidzijde van het winkelcentrum. De brede groenstrook langs de Broekheurnering zal voor ongeveer de helft van de breedte worden uitgedund en gekapt om ruimte te bieden voor parkeerplaatsen. De twee bestaande groenstroken blijven, hoewel uitgedund, beiden duidelijk aanwezig. Door deze ingreep zal het introverte karakter en de zichtbaarheid van het winkelcentrum verbeteren. Het aantal parkeerplaatsen zal op deze wijze ruim aan de minimale parkeernormen kunnen voldoen.
Voor een bepaling van de benodigde parkeervoorzieningen in de nieuwe situatie zijn de parkeerkencijfers van het CROW (Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) gehanteerd.
In de huidige situatie beslaat het winkelcentrum een bebouwd oppervlak van ca. 5000 m2 b.v.o. In de nieuwe situatie zal het bebouwd oppervlak van het winkelcentrum ca. 6330 m2 bedragen.
Voor het winkelcentrum 't Stroink worden volgens het CROW de kencijfers gehanteerd van een buurtcentrum en een klein wijkcentrum, beide min of meer van toepassing op het winkelcentrum 't Stroink.
Buurtcentrum: min. 2,7 pp/100 m2 bvo;
Klein wijkcentrum: min. 3,5 pp/100 m2 bvo;
Berekening:
Buurtcentrum: 63,3 x 2,7 = 171 parkeerplaatsen minimaal;
Klein wijkcentrum: 63,3 x 3,5 = 223 parkeerplaatsen minimaal.
in de nieuwe situatie is er rondom het uitgebreide winkelcentrum rekening gehouden met een uitbreiding van het bestaande parkeerterrein tot 226 parkeerplaatsen. Dit betekent een uitbreiding van het huidige parkeer- terrein met 58 parkeerplaatsen (nu nog 168 parkeerplaatsen).
Met een capaciteit van 226 parkeerplaatsen voldoet deze ontwikkeling aan de minimale parkeernormen voor een buurtcentrum en/of een klein wijkcentrum.
Voor wat betreft het aspect waterhuishouding dienen bij de uitbreiding van het winkelcentrum Stroinkslanden en de herinrichting van de openbare ruimte, rekening met hetgeen in de waterparagraaf van paragraaf 6.2 van deze toelichting is opgenomen, rekening te worden gehouden met de volgende randvoorwaarden en uitgangspunten:
Oppervlaktewater.
Bodem en ontwatering.
Grondwater
Hemelwater.
Afvalwater.
Het aspect water en waterhuishouding vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorgestane ontwikkeling.
Zoals gezegd is in het plangebied van dit bestemmingsplan sprake van een herontwikkeling in de vorm van de realisatie van maximaal 39 grondgebonden woningen (de zgn. ringwoningen) in het gebied ten zuiden van de Broekheurnering. Het betreft hier de herontwikkeling van een gebied in de wijk waar tot enige jaren gelden een 52-tal 'drive-in'- woningen stonden en die inmiddels zijn gesloopt. Door de economische crisis en stagnerende woningmarkt, is destijds besloten deze ontwikkeling tijdelijk uit te stellen en de geplande woningen op een later, meer gunstige tijdstip te realiseren.
Daarnaast maakt dit bestemmingsplan een geplande uitbreiding van het bestaande winkelcentrum in Stroinkslanden mogelijk. Als gevolg van deze uitbreiding dient het huidige parkeerterrein te worden heringericht en de parkeermogelijkheden te worden uitgebreid.
1. RIJKSBELEID.
Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling.
In het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is, in het kader van herstructureringsplannen voor dit deel van de wijk, sprake van een herontwikkeling in de vorm van de nieuwbouw van maximaal 39 woningen op een locatie ten zuiden van de Broekheurnering en ten westen van de Knalhutteweg (de zgn. 'ringwoningen'). Op deze locatie stonden tot enkele jaren gelede een 52-tal drive-in-woningen.
Hierbij dient expliciet te worden vermeld dat met de beoogde realisatie van woningen op de locatie ten zuiden van de Broekheurnering om vervangende nieuwbouw van woningen gaat en er geen netto toename van het aantal woningen plaatsvindt. In de nieuwe situatie zijn hier zelfs minimaal 13 woningen minder in vergelijking met de situatie van voor 2008. Tevens gaat het hier om een herontwikkeling in het bestaande stedelijk gebied van Enschede en is er geen sprake van een uitbreiding ervan. Gesteld kan worden dat een dergelijke herontwikkeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening en een optimaal grondgebruik, bijdraagt aan een duurzame stedelijke ontwikkeling en deze ontwikkeling met het rijksbeleid in overeenstemming is.
Centraal in de wijk Stroinkslanden is direct ten noorden van het kruispunt van de Knalhutteweg met de Broekheurnering het winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden gelegen. Het verzorgingsgebied van dit winkelcentrum is het omliggende gebied, voornamelijk bestaand uit de wijk Stroinkslanden zelf en een deel van het aan de wijk grenzende buitengebied. Voor het overige zijn er in de wijk Stroinklanden geen andere detailhandelsbedrijven aanwezig. Het winkelcentrum beslaat in zijn huidige vorm een oppervlakte van ca. 5000 m2 bruto vloeroppervlak (ca. 4000 m2 verkoop vloeroppervlak) en is hoofdzakelijk bedoeld voor de dagelijkse boodschappen van de wijkbewoners.
Vanuit het streven naar een duurzame- en fijnmazige ruimtelijke detailhandelsstructuur is het volgens de detailhandelsstructuurvisie gewenst de dagelijkse sector (boodschappen) te concentreren in de daarvoor bestemde levensvatbare winkelcentra in de stad. De ambitie is om per wijk een zodanig sterk en kwalitatief aanbod te bieden dat de meeste dagelijkse aankopen (70%) in de eigen wijk gedaan kunnen worden.
Van de uitbreiding van het winkelcentrum Stroinkslanden met een groei van 1330 m2 bvo kan gesteld worden dat deze past binnen de detailhandelsstructuurvisie voorziene, maximaal haalbare omvang van het wijkwinkelcentrum. De (indicatief) maximaal haalbare omvang van het winkelcentrum 't Stroink is overigens voorzien op 6250 m2 bvo. Voor het wijkwinkelcentrum in Stroinkslanden wordt voorgestaan dat uitvoering kan worden gegeven aan een uitbreiding van het winkelcentrum wanneer dit gericht is op de dagelijkse- en overige, frequent benodigde aankopen.
Gezien de uitbreiding van het wijkwinkelcentrum in Stroinkslanden een regionale behoefte betreft (het verzorgingsgebied van dit vwinkelcentrum) en het binnen het bestaande stedelijke gebied kan worden opgelost, wordt een verdere onderbouwing aan de hand van de ladder van duurzame verstedelijking, niet nodig geacht. Via deze ontwikkeling ontstaat geen onaanvaardbare leegstand elders omdat deze ontwikkeling bijdraagt aan de in de detailhandelsstructuurvisie beoogde winkelstructuur.
Gesteld kan worden dat de realisatie van maximaal 39 nieuw te bouwen woningen op een locatie ten zuiden van de Broekheurnering en de uitbreiding van het bestaande winkelcentrum in de wijk Stroinkslanden niet in strijd zijn met het beleid en de regels van het Rijk.
2. PROVINCIAAL BELEID.
A. Ringwoningen:
Zoals gezegd ligt het in het voornemen om op een strook grond ten zuiden van de Broekheurnering en ten westen van de Knalhutteweg maximaal 39 grondgebonden woningen her te bouwen. Dit voornemen maakt deel uit van plannen om de woon- en leefklimaat in dit deel van de wijk te verbeteren.
Ontwikkelingsperspectief:
Voor de wijk Stroinkslanden geldt volgens de provinciale Omgevingsvisie het ontwikkelingsperspectief van die van een 'woonwijk' in het stedelijke gebied. Ten aanzien van dit ontwikkelingsperspectief gelden de volgende ambities:
Hoofdlijn van het beleid is een differentiatie in woonmilieus die nu en in de toekomst voldoende ruimte bieden aan de huisvesting van alle doelgroepen. De her- en nieuwbouw van maximaal 39 woningen op een locatie ten zuiden van de Broekheurnering draagt bij aan een aantrekkelijk en gevarieerd woonmilieu in het zuidelijk deel van de wijk Stroinkslanden en is met het provinciaal beleid in overeenstemming.
Generieke beleidskeuzes:
Bij de ontwikkeling van het gebied ten zuiden van de Broekheurnering voor woningbouw gaat het om een ontwikkeling in het kader van de herstructurering van het zuidelijk deel van de wijk Stroinkslanden met als doel het woon- en leefklimaat hier te verbeteren. In dat kader zijn er de afgelopen tijd in dit deel van de wijk woningen gesloopt ten behoeve van de verbetering van de groenstructuur en heeft er her en der in dit wijkdeel in beperkte mate nieuwbouw van woningen plaatsgevonden. Op de locatie ten zuiden van de Broekheurnering stonden tot enige jaren geleden een 52-tal zgn. 'drive-in-woningen' . Het ligt in de bedoeling om hier maximaal 39 grondgebonden woningen her te bouwen. Dit voornemen past binnen de vigerende woonafspraken tussen provincie Overijssel en de gemeente Enschede. Hierbij dient expliciet te worden vermeld dat met de beoogde realisatie van woningen op deze locatie geen netto toename plaatsvindt van het aantal woningen. In de nieuwe situatie zijn hier zelfs 13 woningen minder dan in vergelijking met de situatie van voor 2008. Tevens gaat het hier om een binnenstedelijke (her)ontwikkeling en heeft het geen uitbreiding van het bestaande stedelijk gebied tot gevolg. Genoemde ontwikkeling past dan ook binnen de generieke beleidskeuzes zoals deze zijn verwoord in de provinciale Omgevingsvisie en verordening van de provincie Overijssel.
Gebiedskenmerken:
Gebiedskenmerken dekzandvlakten en ruggen- 'stuwwallen en ruggen'.
Het gebied van de locatie waarop de herbouw van woningen is gedacht is van beperkte omvang en van dien aard dat deze ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de gebiedskenmerken van de natuurlijke laag.
Deze laag is niet van toepassing op het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" en is hier verder buiten beschouwing gelaten.
De woonwijk Stroinkslanden is op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype "woonwijken 1955 - nu". De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, woningen en parken en groenstructuur). De functies zijn meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden, waarbij het behoud van eigen karakter belangrijk is. De herontwikkeling van woningen in het gebied ten zuiden van de Broekheurnering tasten de genoemde kenmerken van deze laag niet aan maar sluiten hierop naadloos aan.
De Lust & leisurelaag heeft voor wat betreft deze herontwikkellocatie geen specifieke kenmerken benoemd en kan hier buiten beschouwing worden gelaten.
Conclusie:
De herontwikkeling van het gebied ten zuiden van de roekheurnering met de realisatie van maximaal 39 nieuw te bouwen woningen is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals dat is verwoord in de Omgevingsvisie en verordening.
B. Uitbreiding Winkelcentrum 't Stroink.
De uitbreiding van het bestaande winkelcentrum 't Stroink betreft een uitbreiding van dit winkelcentrum aan de zuid- en zuidoostzijde en is bedoeld voor de vestiging van een supermarkt. Als gevolg van de uitbreiding dient de openbare ruimte rondom het winkelcentrum opnieuw te worden ingericht en de bestaande parkeermogelijkheden te worden uitgebreid.
Ontwikkelingsperspectief:
Voor de wijk Stroinkslanden geldt volgens de provinciale Omgevingsvisie het ontwikkelingsperspectief van die van een 'woonwijk' in het stedelijke gebied. Met Stedelijke omgeving worden de steden, dorpen en hoofdinfrastructuur bedoeld. Deze vormen de economische motor van de provincie en bieden de (stedelijke) voorzieningen die de landschappelijke en recreatieve vestigingsvoorwaarden completeren. De steden zijn de dynamische omgeving die ruimte bieden aan bedrijvigheid en grootstedelijke cultuur. Ten aanzien van dit ontwikkelingsperspectief gelden de volgende ambities:
Gesteld kan worden dat de realisatie van de uitbreiding van het bestaande winkelcentrum in Stroinkslanden bijdraagt aan de provinciale ambities voor de stedelijke omgeving en het ontwikkelingsperspectief voor een woonwijk.
Generieke beleidskeuzes:
De geplande uitbreiding van het huidige winkelcentrum 't Stroink betreft een ontwikkeling in het bestaande stedelijke gebied van de stad Enschede en heeft geen uitbreiding van dit stedelijke gebied tot gevolg. Ook is er geen sprake van optredende leegstand van gebouwen elders. Het gaat bij deze ontwikkeling om een ontwikkeling met een toegevoegde waarde voor consumenten in de wijk en zal de binding van wijkbewoners met dit winkelcentrum naar verwachting vergroten. Hiermee wordt de verzorgingsfunctie van dit winkelcentrum naar de toekomst toe gegarandeerd. Gesteld kan worden dat de mogelijkheden in het bestaande stedelijke gebied hier ten volle benut worden en gesproken kan worden van een goede ruimtelijke ordening.
Geconcludeerd wordt dat genoemde ontwikkeling binnen de generieke beleidskeuzes past zoals deze zijn verwoord in de provinciale Omgevingsvisie en verordening van de provincie Overijssel.
Gebiedskenmerken:
Gebiedskenmerken 'stuwwallen en ruggen'.
Het gebied van het bestaande winkelcentrum met de boogde uitbreiding is van relatief beperkte omvang en van dien aard dat deze ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de gebiedskenmerken van de natuurlijke laag.
Deze laag is niet van toepassing op het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" en is hier verder buiten beschouwing gelaten.
De woonwijk Stroinkslanden is op de gebiedskenmerkenkaart 'de stedelijke laag' aangeduid met het gebiedstype "woonwijken 1955 - nu". De woonwijken van na 1955 zijn grotendeels planmatig ontworpen en gerealiseerd. Dat heeft geleid tot een per wijk kenmerkende hoofdstructuur met eigen aard, maat en karakter (patroon van o.a. hoofdroutes en wegen, woningen en parken en groenstructuur). De functies zijn meestal ruimtelijk van elkaar gescheiden, waarbij het behoud van eigen karakter belangrijk is. De uitbreiding van het winkelcentrum Stroinkslanden tasten de genoemde kenmerken van deze laag niet aan .
De Lust & leisurelaag heeft voor wat betreft het gebied van het winkelcentrum geen specifieke kenmerken benoemd en kan hier buiten beschouwing worden gelaten.
Conclusie:
Het plan voor de uitbreiding van het winkelcentrum in Stroinkslanden is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals dat is verwoord in de Omgevingsvisie en verordening.
3. GEMEENTELIJK BELEID (zie ook paragraaf 2.3. van deze plantoelichting):
A. Realisatie ringwoningen (herontwikkelingslocatie) en het gemeentelijk beleid.
In Enschede zullen niet alleen minder woningen worden gebouwd, maar ook andere soorten: minder appartementen en meer woningen met een tuin. Zoals reeds in paragraaf 2.3.3 van deze toelichting is geconcludeerd pasten enige jaren geleden het aantal in voorbereiding zijnde projecten en plannen niet meer bij de vraag en is gekozen voor een andere koers. Om het aantal plannen en projecten terug te brengen naar een realistisch aanbod heeft de gemeenteraad gekozen voor concrete ontwikkelingen die het meest waardevol zijn voor de toekomst van Enschede.
In de Stedelijke Koers zijn dus keuzes gemaakt. Het project ten zuiden van de Broekheurnering in de wijk Stroinkslanden (de zgn. 'Ringwoningen') is hierbij aangemerkt als een project dat doorgang kan vinden of gefaseerd kan worden uitgevoerd. In de Stedelijke Koers wordt voor dit project overigens nog uitgegaan van een aantal van 50 nieuw te realiseren grondgebonden woningen terwijl in het huidige plan gesproken wordt van maximaal 39 grondgebonden woningen.
Waar de Woonvisie 2005 – 2015 nog uitging van optimistische groeiscenario’s, wordt op dit moment een ontspannen woningmarkt ervaren waarin de dynamiek als gevolg van de economische omstandigheden nog deels ontbreekt. Deze conjuncturele trendbreuk ten opzichte van het groeidenken, heeft zowel de vragers op de woningmarkt als de aanbieders aan het denken en handelen gezet. De ‘oude‘ tijden van ongebreidelde groei manifesteren zich niet meer. De woonconsument is kritisch en wil voortaan kunnen kiezen of hij/zij nu een nieuwe woning wil of de huidige woning wil aanpassen vanwege comfort, energieverbruik of voorzieningen voor zorg. De Woonvisie 2025 stuurt vooral op de kwaliteit van de voorraad.
Woonwensen zijn leidend geworden voor de verdienmodellen van marktpartijen. Uitgangspunten daarbij zijn: de zelfstandige woonconsument, meer markt en minder overheid (loslaten). Daarom is deze Woonvisie sterk gericht op procesafspraken. Vanwege de gevolgen voor de woonlasten heeft duurzaamheid op verzoek van de Raad een prominente plek gekregen in de Woonvisie.
De verwachting is dat het herstel van de woningmarkt nog jaren zal gaan duren. Dit resulteert in terughoudendheid met netto toevoegingen om waardeval te voorkomen. Corporaties concentreren zich vooral op de kwaliteit van bestaand bezit en niet op uitbreiding.
In de Woonvisie 2025 is het project voor de realisatie van de zgn. 'Ringwoningen' benoemd als een project dat in aanmerking komt voor realisatie in de periode 2015-2029. Ook hier wordt nog uitgegaan van het aantal van 50 grondgebonden woningen terwijl op dit moment nog maar sprake is van maximaal 39 grondgebonden woningen.
Gesteld kan worden dat de realisatie van nieuwbouwwoningen in overeenstemming is voor wat betreft het gemeentelijk beleid en zoals dat is verwoord in de Stedelijke Koers en de Woonvisie 2015.
B. Uitbreiding winkelcentrum en het gemeentelijk beleid.
Centraal in de wijk Stroinkslanden is direct ten noorden van het kruispunt van de Knalhutteweg met de Broekheurnering het winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden gelegen. Het verzorgingsgebied van dit winkelcentrum is het omliggende gebied, voornamelijk bestaand uit de wijk Stroinkslanden. Voor het overige zijn er in de wijk geen andere detailhandelsbedrijven aanwezig. Het winkelcentrum beslaat in zijn huidige vorm een oppervlakte van ca. 5000 m2 bruto vloeroppervlak en is hoofdzakelijk bedoeld voor de dagelijkse boodschappen van de wijkbewoners.
Vanuit het streven naar een duurzame- en fijnmazige ruimtelijke detailhandelsstructuur is het volgens de detailhandelsstructuurvisie gewenst de dagelijkse sector (boodschappen) te concentreren in de daarvoor bestemde levensvatbare winkelcentra in de stad. De ambitie is om per wijk een zodanig sterk en kwalitatief aanbod te bieden dat de meeste dagelijkse aankopen (70%) in de eigen wijk gedaan kunnen worden.
Van de uitbreiding van het winkelcentrum Stroinkslanden met een groei van 1330 m2 bvo kan gesteld worden dat deze past binnen de detailhandelsstructuurvisie voorziene, maximaal haalbare omvang van het wijkwinkelcentrum. De (indicatief) maximaal haalbare omvang van het winkelcentrum 't Stroink is overigens voorzien op 6250 m2 bvo. Voor het wijkwinkelcentrum in Stroinkslanden wordt voorgestaan dat uitvoering kan worden gegeven aan een uitbreiding van het winkelcentrum wanneer dit gericht is op de dagelijkse- en overige, frequent benodigde aankopen.
De strook grond ten zuiden van de Broekheurnering en ten noorden van de Ahaus- en Auskamplanden die voor herontwikkeling in aanmerking komt heeft geen cultuurhistorische waarde en zijn hier ook geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig waarmee in dit bestemmingsplan rekening mee moet worden gehouden. Dit geldt eveneens voor de locatie van de beoogde uitbreiding van het winkelcentrum in Stroinkslanden.
Voor wat betreft de omgevingsaspecten met betrekking tot het conserverende deel van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016", de beoogde herontwikkeling ten behoeve van de realisatie van maximaal 39 woningen ten zuiden van de Broekheurnering (de zgn. 'ringwoningen Stroinkslanden') en de uitbreiding van het bestaande winkelcentrum in Stroinkslanden (nieuwe ontwikkeling) wordt verwezen naar de paragrafen in het hierna volgende hoofdstuk 6.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. In dat kader moet elk bestemmingsplan worden getoetst aan een aantal omgevingsaspecten. Het vaststellen van een bestemmingsplan kan namelijk gevolgen hebben voor de belangen van natuur en milieu en voor de waterhuishouding. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" getoetst aan de belangen van milieu, natuur en waterhuishouding.
In deze paragraaf wordt ingegaan op relevante milieuaspecten zoals bodemkwaliteit, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Daarnaast wordt in deze paragraaf verslag gedaan van de uitkomsten van de bedrijven- en milieu-inventarisatie en de toepassing van milieuzonering.
Bij ruimtelijke plannen en besluiten die mogelijk gevolgen kunnen hebben voor het milieu dient te worden beoordeeld of ten behoeve van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om milieubelangen bij verschillende ruimtelijke procedures een volwaardige plaats bij de besluitvorming te geven. Het wettelijk kader voor de m.e.r. is hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en het daarbij behorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In het Besluit m.e.r. is geregeld voor welke plannen en besluiten daadwerkelijk een m.e.r.-procedure doorlopen moet worden.
Bij het toetsen van plannen en besluiten aan het Besluit m.e.r. zijn er drie mogelijkheden:
Voor activiteiten die niet in het Besluit m.e.r. zijn genoemd, geldt geen m.e.r.-plicht of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsplicht.
Het Besluit m.e.r. en het plangebied “Stroinkslanden 2016 ”
Het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" maakt de realisatie van maximaal 39 nieuwe woningen in het gebied gelegen ten zuiden van de Broekheurnering en ten noorden van de Auskamplanden- en Assinklanden mogelijk. Een dergelijke (her)ontwikkeling is aangemerkt als: 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkel- centra of parkeerterreinen' (bijlage Besluit milieueffectrapportage onderdeel D) en waarvoor in een aantal, in de bijlage genoemde gevallen een m.e.r.-beoordeling verplicht is.
Een m.e.r.-beoordeling is verplicht in die gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
Het plan voor de realisatie van de 39 nieuw te bouwen woningen valt dus ruim onder bovengenoemde indicatieve drempelwaarden van gevallen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is gesteld. Ten behoeve van de uitvoering van dit plan is het uitvoeren van een m.e.r.- beoordeling dan ook niet aan de orde. Wel wordt ingevolge het Besluit m.e.r. een vormvrije m.e.r. vereist.
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets, waarin aan de hand van in de Europese m.e.r-richtlijn opgenomen criteria wordt beoordeeld of belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten en al of niet sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplicht. De criteria hebben betrekking op de kenmerken van het project, de locatie van de activiteit en de kenmerken van het potentiële effect. Bij de kenmerken van het project gaat het onder andere om de omvang en de cumulatie met andere projecten. Bij de locatie van de activiteit gaat het onder andere om de mate van kwetsbaarheid van het milieu in gebieden waarop de activiteit van invloed zou kunnen zijn. Bij de kenmerken van het potentiële effect gaat het onder ander om het bereik van de effecten.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling ontwikkelingen Stroinkslanden.
A. Projectbeschrijving ringwoningen ten zuiden van de Broekheurnering.
Begrenzing herontwikkelingslocatie.ringwoningen Stroinkslanden
Het plangebied van de herontwikkellocatie bevindt zich ten zuiden van de Broekheurnering, ten westen van de Knalhutteweg en ten noorden van de Auskamplanden en Assinklanden en sluit aan op bestaande woningbouw aan de Ahauslanden aan de westzijde.
Huidig grondgebruik
Cumulatie met andere projecten
Toetsing relevante milieuaspecten
Bodemkwaliteit (paragraaf 6.1.2).
Asbestonderzoek (paragraaf 6.1.2).
Geluid (paragraaf 6.1.3).
Luchtkwaliteit (paragraaf 6.1.4)
Externe veiligheid (paragraaf 6.1.5)
Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen (paragraaf 6.1.6)
Water (paragraaf 6.2)
Natuur (paragraaf 6.3)
Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling tbv de ontwikkeling van woningen op de herontwikkellocatie ten zuiden van de Broekheurnering.
Op grond van het voorgaande kan voor alle relevante milieuaspecten worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten en dat het niet noodzakelijk is om ten behoeve van de (her)ontwikkelingslocatie ten zuiden van de Broekheurnering een m.e.r.-beoordeling uit te voeren of een milieueffectrapportage op te stellen.
B. Projectbeschrijving Uitbreiding winkelcentrum in Stroinkslanden.
op onderstaande kaartje staat globaal het plangebied aangegeven waarop de uitbreiding van het winkelcentrum is gedacht alsook het gebied dat nodig is om het bestaande parkeerterrein uit te breiden.
Huidig grondgebruik
Cumulatie met andere projecten
Toetsing relevante milieuaspecten
Bodemkwaliteit (paragraaf 6.1.2)
Geluid (paragraaf 6.1.3)
Luchtkwaliteit (paragraaf 6.1.4)
Externe veiligheid (paragraaf 6.1.5)
Milieuhinder van bedrijven en inrichtingen (paragraaf 6.1.6)
Water (paragraaf 6.2)
Het aspect water- en waterhuishouding vormt, rekening houdende met de randvoorwaarden en uitgangspunten genoemd in paragraaf 6.2 van deze toelichting, geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van deze ontwikkeling.
Natuur (paragraaf 6.3)
Conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling tbv de uitbreiding van het winkelcentrum 't Stroink in Stroinkslanden.
Bodemkwaliteit algemeen
Bij de toetsing of een bestemmingsplan uitvoerbaar is, moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.
Het bodembeleid in Nederland zit in een hervormingsfase. Er is sprake van een overgang van het saneren van vervuilde bodems naar het duurzaam beheren en bewust gebruiken van de bodem en de ondergrond. Het beleid richt zich niet uitsluitend meer op het wegnemen van risico's, maar de nadruk is komen te liggen op creatief, innovatief en integraal beheer en gebruik van de bodem en ondergrond. Het oude beginsel van niet bouwen op een vervuilde bodem is hiermee verlaten. Bouwen op een ernstig verontreinigde bodem is onder voorwaarden mogelijk mits er geen risico's zijn voor de gezondheid. Functiegericht saneren is dan voldoende.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan nagegaan of dat plan uitvoerbaar is. De milieuhygiënische bodemgesteldheid kan daarbij een rol spelen. De Wet bodembescherming kan hierop van toepassing zijn.
A. Bodemkwaliteit en het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016".
Het bestemmingsplan Stroinkslanden 2015 is hoofdzakelijk conserverend van karakter. Dit houdt in dat in dit plan hoofdzakelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd. Omdat de huidige bodemgesteldheid de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet beïnvloed, is het niet noodzakelijk om na te gaan of er bodemonderzoekgegevens bekend zijn. Om een globaal beeld te kunnen schetsen van de milieuhygiënische bodemgesteldheid binnen het plangebied zijn de in het bodemarchief van de gemeente Enschede aanwezige gegevens geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er binnen het bestemmingsplangebied enkele locaties bekend zijn waar sterk verhoogde gehalten voorkomen of kunnen voorkomen in grond of grondwater. Hiermee dient rekening gehouden te worden bij eventuele (her)ontwikkelingen binnen het gebied.
Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd.
Afhankelijk van het tijdstip van realisatie en de aard en omvang van een herontwikkeling, kan het nodig zijn dat voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 uitgevoerd dient te worden.
B. Bodemkwaliteit nieuwe ontwikkeling Ringwoningen Broekheurnering.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is sprake van een herontwikkeling. Ten zuiden van de Broekheurnering en ten noorden van de Ahaus- en Auskamplanden bevinden zich gronden die in aanmerking komen voor de realisatie van maximaal 39 nieuw te bouwen woningen als onderdeel van herstructureringsplannen in de wijk. Voor deze ontwikkelingslocatie dat nu (tijdelijk) als groengebied is ingericht, is een verkennend bodemonderzoek en een asbestonderzoek uitgevoerd.
Beide onderzoeken zijn als bijlagen bij deze toelichting gevoegd.
Om vast te stellen of er aanleiding is om op (delen van) de onderzoekslocatie verontreinigingen te verwachten, en zo ja, om welke stoffen het daarbij gaat is, voorafgaand aan het bodemonderzoek door de gemeente Enschede een vooronderzoek uitgevoerd.
Het vooronderzoek is uitgevoerd op basis van de NVN 5725 "Bodem - Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek". Hiertoe is informatie verzameld over het voormalige, huidige en toekomstige gebruik van het terrein en de directe omgeving.
In de bodeminformatiesystemen van de gemeente zijn geen gegevens bekend met betrekking tot ondergrondse tanks, historische bedrijvigheid etc. op de locatie. Dit betekent dat er geen aanwijzingen zijn gevonden dat er op het terrein activiteiten hebben plaatsgevonden die een bodemverontreiniging kunnen veroorzaken.
De resultaten en conclusies van het verkennend bodemonderzoek zijn verwoord in een rapport van Geofox-Lexmond (d.d. 23 mei 2008, projectnummer 20080320/RSTR) dat als bijlage aan deze toelichting is toegevoegd. Tijdens het zintuiglijk onderzoek zijn er in de opgeboorde grond geen bodemvreemde materialen waargenomen.
Bij het chemisch onderzoek is in één bovengrondmengmonster (MM3) een gehalte PAK aangetoond die de desbetreffende streefwaarde overschrijdt. Dit gehalte ligt beneden de achtergrondwaarde. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond.
De zuurgraad (pH) en elektrische geleidbaarheid (EC) van het grondwatermonster wijken niet af van de gemiddelde waarden voor een soortgelijke bodem. Er is wel een groot verschil tussen de onderlinge EC waarden, de oorzaak hiervan is onbekend.
In het grondwater van peilbuis 12 zijn licht verhoogde concentraties arseen, cadmium, chroom en kwik aangetoond. Tevens is er een matig verhoogde concentratie koper aangetoond. In het grondwater van peilbuis 21 is een licht verhoogde concentratie kwik en een matig verhoogde concentratie nikkel aangetoond. Naar aanleiding van de matig verhoogde concentraties met nikkel en koper heeft er een herbemonstering van het grondwater uit de betreffende peilbuizen plaatsgevonden. Uit de resultaten van de heranalyse is gebleken dat de concentratie koper en nikkel in respectievelijk peilbuis 12 en 21 de streefwaarde overschrijden. De oorzaak voor dit verschil in concentratie is niet bekend.
Op 1 positie is in de bovengrond een gehalte PAK aangetoond die de streefwaarde overschrijdt. Dit gehalte overschrijdt de tussenwaarde niet. In de ondergrond is geen verontreiniging aangetoond.
In het grondwater van peilbuis 12 zijn licht verhoogde concentraties arseen, cadmium, chroom en kwik aangetoond. Tevens is er een matig verhoogde concentratie koper aangetoond. In het grondwater van peilbuis 21 is een licht verhoogde concentratie nikkel aangetoond. Naar aanleiding van de matig verhoogde concentraties met nikkel en koper heeft er een herbemonstering van het grondwater uit de betreffende peilbuizen plaatsgevonden. Uit de resultaten van de heranalyse is gebleken dat de concentratie koper en nikkel in respectievelijk peilbuis 12 en 21 de streefwaarde overschrijden. De oorzaak voor dit verschil in concentratie is niet bekend.
Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd om een indicatie te krijgen omtrent de eventuele aanwezigheid van milieuvreemde stoffen in de bodem. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek kan geen bindende uitspraak gedaan worden over de hergebruiksmogelijkheden van eventueel vrijkomende grond op de onderzoekslocatie.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaat er geen bezwaar voor de geplande herontwikkeling van de locatie. Er is geen aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.
Daarnaast heeft Geofox-Lexmond op de ontwikkelingslocatie een asbestonderzoek uitgevoerd. De resultaten en conclusies van dit asbestonderzoek zijn samengevat in een briefrapport d.d. 14 september 2009 met kenmerk 20082650_b1BRF. Dit briefrapport is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Het doel van het onderzoek was het bepalen of er in de bodem asbestverdacht materiaal aanwezig is en dientengevolge de asbestconcentratie vast te stellen. Voor zover zintuiglijk waarneembaar zijn geen asbestverdachte materialen op of in de bodem aangetroffen. De veldwerkzaamheden bestonden uit het boren van 26 gaten. Het vrijgekomen bodemmateriaal is vervolgens geanalyseerd in een laboratorium.
Ter plaatse van gat 18 is asbestverdacht plaatmateriaal (>16 mm) waargenomen. Uit de analyseresultaten blijkt dat het hechtgebonden chrysotiel (serpentijn-asbest) bevat. Uit analyse van het grondmonster (<16 mm) is amosiet (amfibool-asbest) aangetoond. Het asbest blijkt uit niet-hechtgebonden materiaal te bestaan. In totaal is ter plaatse van gat 18 een asbestconcentratie van 58 mg/kg ds aangetoond. Deze concentratie is beneden de interventiewaarde van 100 mg/kg ds.
In de overige gaten is verder geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
De bovengrond op de onderzoekslocatie bevat plaatselijk asbest. Het aangetoonde asbestgehalte ligt beneden de interventiewaarde. Op basis van de resultaten uit dit asbestonderzoek dient formeel conform de NEN5707 een nader asbestonderzoek te worden uitgevoerd. Het aangetoonde gehalte is een indicatie van wat aanwezig is. Door nader onderzoek te doen kan zekerheid worden verkregen of ter plaatse een saneringsnoodzaak aanwezig is. Geofox-Lexmond adviseert om in de omgeving van gat 18 een nader onderzoek uit te voeren. Dit kan door enkele sleuven te graven en enkele analyses te verrichten waar geadviseerd wordt de exacte onderzoeksinspanning af te stemmen met de gemeente Enschede als het bevoegde gezag.
In afwijking van dit advies heeft de afdeling Bouwen en Milieu van de Gemeente Enschede geoordeeld dat het uitvoeren van een nader onderzoek niet nodig is. Hoewel er bij het gat 18 inderdaad asbest is aangetroffen, ligt de waarde hiervan ver beneden de interventiewaarde van 100 mg/kg ds. Hierdoor is er, in tegenstelling tot het uitgebrachte advies, in het kader van de Wet Bodembescherming geen vervolgonderzoek noodzakelijk.
Op basis van het bovenstaande is geconcludeerd dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan tot realisatie van woningen ten zuiden van de Broekheurnering.
C. Bodemkwaliteit uitbreiding winkelcentrum 't Stroink.
Bij het winkelcentrum in Stroinkslanden worden op basis van beschikbare bodemonderzoekgegevens en het historische gebruik geen milieuhygiënische belemmeringen verwacht met betrekking tot de bodemgesteld- heid.
Het is bekend dat er binnen het plangebied lokaal sprake is of kan zijn van bodemverontreiniging. Dit betekent dat de initiatiefnemer bij plannen tot uitbreiding en/of functiewijziging rekening moet houden met de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging. De financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door de aanwezigheid van deze bodemverontreinigingen niet belemmerd. De betreffende bodemverontreinigingen vormen of geen belemmering of kunnen functiegericht en kosteneffectief worden gesaneerd. Afhankelijk van het tijdstip van realisatie en de aard en omvang van een herontwikkeling, kan het nodig zijn dat er voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een bodemonderzoek volgens de NEN 5470 uitgevoerd dient te worden.
Inleiding
Op 8 april 2015 is een advies voor de in het bestemmingsplan Stroinkslanden 2015 op te nemen geluidsparagraaf gegeven. Nadien is besloten dat de herinrichting van het winkelcentrum Stroinkslanden in het bestemmingsplan wordt meegenomen. In verband hiermee is een aangepast advies opgesteld.
Door de gemeente Enschede wordt het bestemmingsplan Stroinkslanden 2006 geactualiseerd. De actualisatie betreft voornamelijk een conservering van de huidige situatie. Als nieuwe ontwikkelingen worden de realisatie van maximaal 39 woningen op de locatie Assinklanden en de herinrichting van het winkelcentrum Stroinkslanden mogelijk gemaakt. De locatie Assinklanden is ook bekend onder de naam ' 'Ringwoningen Stroinkslanden'.
Ten behoeve van de onderbouwing van het aspect geluid in het bestemmingsplan zijn door Alcedo twee akoestische onderzoeken uitgevoerd. Eén onderzoek voor de Ringwoningen en één onderzoek voor het winkelcentrum Stroinkslanden.
De resultaten van het onderzoek voor de Ringwoningen zijn opgenomen in het rapport “Ringwoningen Stroinkslanden te Enschede, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai; rapportnummer 20155018.R01.V02; d.d. 1 april 2015”. Het rapport is beoordeeld en akkoord bevonden.
De resultaten van het onderzoek voor het winkelcentrum zijn opgenomen in het rapport “Winkelcentrum Stroinkslanden te Enschede, Akoestisch onderzoek openbare parkeerplaats en nieuwe Aldi; rapportnummer 20155308.R01.V03; d.d. 25 februari 2016”. Het rapport is beoordeeld en akkoord bevonden.
Geluid:
In artikel 3.3.1 van het Bro is bepaald dat in een bestemmingsplan moet worden aangegeven waar geluidgevoelige gebouwen en terreinen zijn gesitueerd ten opzichte van wegen, spoorwegen en industrieterreinen met een onderzoekszone als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Wanneer het bestemmingsplan binnen deze onderzoekszones de realisatie van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen mogelijk maakt, moet door middel van een akoestisch onderzoek worden nagegaan of de geluidsbelasting binnen de wettelijke normen blijft. De geluidsbelasting mag de in de Wgh genoemde grenswaarden niet overschrijden. Daarbij moet ook de doeltreffendheid worden onderzocht van de in aanmerking komende maatregelen ter voorkoming van in de toekomst optredende geluidsbelasting van de geluidgevoelige gebouwen en terreinen.
Het bestemmingsplan Stroinkslanden 2016 is voornamelijk conserverend van aard. De voor geluid relevante ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn de realisatie van ten hoogste 39 woningen op de locatie Assinklanden (ook bekend als Ringwoningen Stroinkslanden) en de uitbreiding en het winkelcentrum Stroinkslanden. Op de realisatie van de Ringwoningen is de Wet geluidhinder van toepassing omdat de te realiseren woningen zijn gelegen binnen de zone van bestaande wegen. Op grond van de Wet geluidhinder dient voor de Ringwoningen de geluidsbelasting vanwege de bestaande wegen te worden beoordeeld. Op het winkelcentrum is de Wet geluidhinder niet van toepassing omdat het geen geluidsgevoelige bestemming betreft en er geen wijziging aan een op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde bron plaatsvindt. Voor het winkelcentrum dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel aandacht te worden besteed aan het aspect geluid.
Voor het plangebied van het bestemmingsplan Stroinkslanden 2015 zijn railverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai niet relevant. In het navolgende wordt uitsluitend ingegaan op de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de te realiseren Ringwoningen en de akoestische gevolgen vanwege de herontwikkeling van het winkelcentrum Stroinkslanden.
1. Geluid met betrekking tot de Ringwoningen Stroinkslanden:
Het bestemmingsplan Stroinkslanden 2016 voorziet in de realisatie van ten hoogste 39 nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (woningen) binnen de onderzoekszone van de op grond van de Wet geluidhinder zoneringsplichtige wegen Broekheurnering, Knalhutteweg en Zuid Eschmarkerrondweg.
In artikel 74 van de Wgh is bepaald dat zich aan weerszijden van een weg een zone bevindt. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. De zonering geldt niet voor wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km per uur.
Volgens artikel 76a/77 van de Wgh moet bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan of een projectbesluit, waarin nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt, binnen onderzoekszones van wegen, als bedoeld in artikel 74 van de Wgh, akoestisch onderzoek worden verricht.
De binnen het plangebied te realiseren woningen zijn gelegen in stedelijk gebied binnen de zone van bestaande wegen. Op woningen bedraagt de voorkeurswaarde 48 dB (artikel 82, eerste lid Wgh). Indien deze waarde wordt overschreden kan onder voorwaarden een hogere waarde worden verleend tot ten hoogste 63 dB (artikel 83, tweede lid Wgh). Voor vervangende woningen bedraagt de ten hoogste vast te stellen hogere waarde 68 dB (artikel 83, vijfde lid Wgh).
Het vaststellen van een hogere waarde is pas mogelijk indien aangetoond wordt dat maatregelen (bronmaatregelen, overdrachtsmaatregelen en/of maatregelen bij de ontvanger) om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde niet doeltreffend zijn (bezwaren stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard), en voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Geluidnota Enschede 2009-2012 (verder Geluidnota). De Geluidnota is op 19 april 2011 door Burgemeester en Wethouders (gewijzigd) vastgesteld. Bij besluit van 15 januari 2013 is door Burgemeester en Wethouders de werkingsduur van de Geluidnota 2009-2012 verlengd totdat een nieuwe geluidnota is vastgesteld.
Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de nog te realiseren woningen zullen ondervinden vanwege het wegverkeer is door Alcedo een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Ringwoningen Stroinkslanden te Enschede, Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, rapportnummer 20155018.R01.V02, d.d. 1 april 2015”. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
In het akoestisch onderzoek wordt onderscheid gemaakt tussen de kaveltypes A (maximaal 15 kavels), B (maximaal 9 kavels) en C (maximaal 15 kavels). In het akoestisch onderzoek is, omdat de exacte verkaveling nog niet bekend is, uitgegaan van de maximaal mogelijke inrichting.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op alle kavels vanwege het wegverkeer op de Knalhutteweg en de Zuid Eschmarkerrondweg aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder wordt voldaan.
Vanwege het wegverkeer op de Broekheurnering wordt op de kaveltypes A en B de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder overschreden en wordt op de kaveltypes C aan de voorkeursgrenswaarde voldaan. Op de kaveltypes A en B bedraagt de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de Broekheurnering respectievelijk ten hoogste 57 en 56 dB, incl. aftrek artikel 110g Wet geluidhinder.
Onderzocht is of door middel van bron- en of overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting op de kaveltypes A en B kan worden gereduceerd. Uit het rapport blijkt dat maatregelen die getroffen kunnen worden om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen onvoldoende effect hebben of bezwaren ontmoeten van civiel technische, stedenbouwkundige of financiële aard.
Conclusie
Realisatie van woningen op de kaveltypes A en B is alleen mogelijk als vanwege het wegverkeer op de Broekheurnering een hogere waarde wordt vastgesteld. Aan de voorwaarden, uit de Wet geluidhinder en de Geluidnota, voor het vaststellen van een hogere waarde wordt voldaan. Omdat de exacte verkaveling nog niet bekend is wordt uitgegaan van de maximale situatie. In de maximale situatie is voor 15 woningen op de kaveltypes A een hogere waarde nodig van 57 dB en voor 9 woningen op de kaveltypes B een hogere waarde nodig van 56 dB.
Gelijktijdig met de procedure voor dit bestemmingsplan wordt een procedure gestart voor het vaststellen van de hogere waarden.
2. Geluid met betrekking tot de uitbreiding van het Winkelcentrum Stroinkslanden
De herinrichting van het winkelcentrum heeft betrekking op de uitbreiding van het winkelcentrum met een Aldi supermarkt en de herinrichting van de infrastructuur rond het winkelcentrum. De infrastructuur die rond het winkelcentrum is gelegen heeft geen zone op grond van de Wet geluidhinder omdat hiervoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De herinrichting heeft geen betrekking op de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Op de herinrichting van het winkelcentrum is de Wet geluidhinder niet van toepassing.
De in de omgeving van het winkelcentrum Stroinkslanden gelegen geluidsgevoelige bestemmingen (woningen en scholen) zullen door het geluid vanwege het winkelcentrum (winkels en infrastructuur winkelcentrum (rijden winkelwagens en personenwagens)) en vanwege wegen (Knalhutteweg, Broekheurnering, Zuid Eschmarkerrondweg) buiten het gebied van het winkelcentrum worden belast. Ondanks dat de Wet geluidhinder niet van toepassing is dient aan het aspect geluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel aandacht te worden besteed.
Voor toetsing van geluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening bestaat geen helder wettelijk toetsingskader. De gemeente Enschede heeft hierin een eigen beoordelingsvrijheid.
Bij de beoordeling van geluid in het kader van het Activiteitenbesluit en de Wet geluidhinder wordt elke bron afzonderlijk getoetst. Omwonenden ervaren echter niet het geluid van elke afzonderlijke bron maar van alle bronnen samen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening gaat het om de beleving (perceptie) van het totale omgevingsgeluid. Voor de beoordeling van het aspect geluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening is daarom aansluiting gezocht bij de in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening opgenomen tabel voor de perceptie van het omgevingsgeluid. Deze tabel is hieronder overgenomen.
Tabel 1: Perceptie van Omgevingsgeluid
Categorie | Perceptie | Equivalente geluidsniveau (LAeq) in dB(A) | ||
Dag (07-19 uur) | Avond (19-23 uur) | Nacht (23-07 uur) | ||
1 | Zeer stil | = 40 | = 35 | = 30 |
2 | Stil | 41-35 | 36-40 | 31-35 |
3 | Rustig | 46-50 | 41-45 | 36-40 |
4 | Hoorbaar | 51-55 | 46-50 | 41-45 |
5 | Rumoerig | 56-60 | 51-55 | 46-50 |
6 | Lawaaiig | 61-65 | 56-60 | 51-55 |
7 | Zeer Lawaaiig | = 66 | = 61 | = 56 |
Voor een stedelijke situatie rond een groot winkelcentrum, zoals onderhavige locatie, worden geluidsituaties in categorie 1 tot en met 4, met de perceptie 'Zeer stil' tot en met 'Hoorbaar' als acceptabel aangemerkt. Geluidsituaties in categorie 5 en hoger kunnen acceptabel zijn als de woning ook een gevel heeft met een geluidsbelasting die niet hoger is dan categorie 4.
Concreet komt het bovenstaande er op neer dat van een acceptabel woon- en leefklimaat sprake is als het equivalente geluidsniveau van het omgevingsgeluid op één van de gevels van een woning niet hoger is dan:
Om inzicht te krijgen in de geluidsbelasting die de in de omgeving van het winkelcentrum Stroinkslanden gelegen woningen zullen ondervinden is door Alcedo een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport “Winkelcentrum Stroinkslanden te Enschede, Akoestisch onderzoek openbare parkeerplaats en nieuwe Aldi”, met rapportnummer 20155308.R01.V03 van 25 februari 2016. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
In het akoestisch onderzoek is in het kader van een goede ruimtelijke ordening de cumulatieve geluidsbelasting vanwege het winkelcentrum, het parkeerterrein (rijden winkelwagens en personenvoertuigen) en de relevante wegen (Knalhutteweg, Broekheurnering en Zuid Eschmarkerrondweg) bepaalt. Daarbij is geen rekening gehouden met de verwachting dat het wegverkeer in de toekomst stiller wordt (de aftrek van 5 dB overeenkomstig artikel 110 Wgh is niet toegepast).
Uit het rapport blijkt dat op de volgende woningen de cumulatieve geluidsbelasting meer dan 55 dB(A) etmaalwaarde bedraagt.
Aan de zijde van het winkelcentrum (zuidzijde) bedraagt de geluidsbelasting op de appartementen Veldhoflanden 83-85 ten hoogste 56 dB(A) etmaalwaarde. De geluidsbelasting wordt met name veroorzaakt door het gebruik van het parkeerterrein t.b.v. het winkelcentrum (personenvoertuigen en winkelwagens). In de avondperiode (na sluitingstijd winkels) en in de nachtperiode zal de geluidsbelasting lager zijn. De van het winkelcentrum afgewende gevel (noordgevel) grenst aan een rustige binnenplaats. Op deze gevel zal de geluidsbelasting lager zijn dan 55 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee wordt voldaan aan de eis dat op ten minste één gevel, de noordgevel, de geluidsbelasting niet hoger is dan 55 dB(A) etmaalwaarde.
Op de appartementen Veldhoflanden 36-81 bedraagt de geluidsbelasting aan de zijde van het winkelcentrum (westzijde) ten hoogste 56 dB(A) etmaalwaarde. De geluidsbelasting wordt met name veroorzaakt door het gebruik van het parkeerterrein t.b.v. het winkelcentrum (personenvoertuigen en winkelwagens). In de avondperiode (na sluitingstijd winkels) en in de nachtperiode zal de geluidsbelasting aanzienlijk zijn. De van het winkelcentrum afgewende gevel (oostgevel) grenst aan een binnentuin. Op deze gevel zal de geluidsbelasting lager zijn dan 55 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee wordt voldaan aan de eis dat op ten minste één gevel, de oostgevel, de geluidsbelasting niet hoger is dan 55 dB(A) etmaalwaarde.
De appartementen Veldhoflanden 20-55 ondervinden aan de zuidzijde een geluidsbelasting van ten hoogste 58 dB(A) etmaalwaarde. De geluidsbelasting wordt veroorzaakt door het wegverkeer op de omliggende wegen (met name de Zuid Eschmarkerrondweg) en door het gebruik van het parkeerterrein t.b.v. het winkelcentrum (personenvoertuigen en winkelwagens). De van het winkelcentrum afgewende gevel (noordgevel) grenst aan een binnentuin. Op deze gevel zal de geluidsbelasting lager zijn dan 55 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee wordt voldaan aan de eis dat op ten minste één gevel, de noordgevel, de geluidsbelasting niet hoger is dan 55 dB(A) etmaalwaarde.
Op de naar het winkelcentrum gerichte noordgevel bedraagt de geluidsbelasting ten hoogste 61 dB(A) etmaalwaarde. De bijdrage van het winkelcentrum is hier meer dan 10 dB(A) onder gelegen. De geluidsbelasting wordt veroorzaakt door het wegverkeer op de omliggende wegen (Knalhutteweg, Broekheurnering en Zuid Eschmarkerrondweg). De wijziging van het winkelcentrum Stroinkslanden heeft daarmee een te verwaarlozen invloed op de geluidsbelasting op de appartementen Bokhorstlanden 1-111).
De woningen aan de Bokhorstlanden 22-26 ondervinden aan de noordzijde een geluidsbelasting van ten hoogste 56 dB(A). De bijdrage van het winkelcentrum is hier meer dan 9 dB(A) onder gelegen. De geluidsbelasting wordt veroorzaakt door het wegverkeer op de omliggende wegen (met name de Zuid Eschmarkerrondweg). De wijziging van het winkelcentrum Stroinkslanden heeft daarmee een te verwaarlozen invloed op de geluidsbelasting op de appartementen Bokhorstlanden 1-111).
Uit het bovenstaande blijkt dat op diverse woningen/appartementen aan de Veldhoflanden en de Bokhorstlanden de cumulatieve geluidsbelasting hoger is dan 55 dB(A) etmaalwaarde.
Op de appartementen aan de Veldhoflanden wordt dit met name veroorzaakt door het gebruik van het parkeerterrein t.b.v. het winkelcentrum (personenvoertuigen en winkelwagens). Daarbij hebben het motorgeluid van de voertuigen (maatgevend bij lage snelheden) en het rolgeluid van de winkelwagens een nagenoeg gelijke geluidsbijdrage bij de appartementen. Het toepassen van een gladder wegdek zal voor wat betreft de personenvoertuigen geen positief effect op de geluidsbijdrage hebben. Voor wat betreft de winkelwagens zal de geluidsbijdrage afnemen. Het totale geluidsniveau vanwege het parkeerterrein zal echter marginaal afnemen. Voor de appartementen aan de Veldhoflanden geldt dat er een gevel aanwezig is waar de geluidsbelasting niet hoger is dan 55 dB(A). Daarmee is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Op de woningen/appartementen aan de Bokhorstlanden wordt de cumulatieve geluidsbelasting bepaald door het wegverkeer op de omliggende wegen (Knalhutteweg, Broekheurnering en Zuid Eschmarkerrondweg). De herinrichting van het winkelcentrum Stroinkslanden heeft een te verwaarlozen invloed op de cumulatieve geluidsbelasting. Daarmee blijft het woon- en leefklimaat op de woningen/appartementen ongewijzigd.
Conclusie
Uit het akoestisch rapport blijkt dat op de woningen/appartementen, waar de geluidsbelasting met name wordt veroorzaakt door het gebruik van het winkelcentrum, voldaan kan worden aan de voorwaarde dat het equivalente geluidsniveau van het omgevingsgeluid op één van de gevels niet hoger is dan 55 dB(A) etmaalwaarde. Daarmee is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
3. Conclusie met betrekking tot het aspect geluid en het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016"
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Inleiding:
Op 8 april 2015 is een advies voor de in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" op te nemen luchtparagraaf gegeven. Nadien is besloten dat de herinrichting van het winkelcentrum Stroinkslanden in het bestemmingsplan wordt meegenomen. In verband hiermee is een aangepast advies opgesteld.
In het kader van de herziening van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld waarin o.a. de milieugevolgen inzichtelijk moeten worden gemaakt. In dit advies zal worden ingegaan op het aspect luchtkwaliteit.
Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wm en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:
In onderhavig geval gaat het voornamelijk om een conservering van de huidige situatie. Als nieuwe ontwikkelingen worden de realisatie van maximaal 39 woningen op de locatie Assinklanden en de herinrichting van het winkelcentrum Stroinkslanden mogelijk gemaakt. De locatie Assinklanden is ook bekend onder de naam 'Ringwoningen Stroinkslanden'.
Uit de 'Regeling niet in betekenende mate' blijkt dat de realisatie van maximaal 39 woningen kan worden aangewezen als zijnde een ontwikkeling die niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
In de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn gegevens opgenomen met betrekking tot de huidige en toekomstige luchtkwaliteit in Nederland. Uit de monitoringstool blijkt dat op het plangebied in alle zichtjaren (2015, 2020 en 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan.
Winkelcentra zijn niet aangewezen in de Ministeriële Regeling NIBM als categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Daarom is een berekening nodig om te bepalen of de ontwikkeling binnen de getalsmatige begrenzing van het criterium 'niet in betekenende mate' valt.
Met het bestemmingsplan wordt de herinrichting van het winkelcentrum Stroinkslanden mogelijk gemaakt. De herinrichting van het winkelcentrum heeft betrekking op de uitbreiding van het winkelcentrum met een supermarkt en de herinrichting van de infrastructuur rond het winkelcentrum. De toevoeging van een tweede supermarkt aan het winkelcentrum zal tot extra verkeersbewegingen leiden. Uit het door Alcedo uitgevoerd akoestisch onderzoek (rapportnummer 20155018, d.d. 1 april 2015) blijkt dat het om 648 extra voertuig- bewegingen gaat. Het gaat hierbij om 640 personenwagenbewegingen en 8 vrachtwagenbewegingen.
Met de door het Ministerie beschikbare rekentool NIBM (versie 30 maart 2015) is de bijdrage van het verkeer aan de luchtkwaliteit berekend. Uit de berekening blijkt dat het initiatief als NIBM kan worden beschouwd. De berekening luidt als volgt:.
Conclusie:
De realisatie van maximaal 39 woningen en de herinrichting van het winkelcentrum Stroinkslanden binnen het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" valt binnen de in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' genoemde kaders. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit (art. 5.16 WM, lid 1 onder b. voor woningen en onder c. voor het winkelcentrum) ligt er geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).
Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.
De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is het wettelijk kader voor risicovolle activiteiten bij inrichtingen. Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden” zijn geen bedrijven of inrichtingen aanwezig waarop het Bevi van toepassing is. De LPG tankstations aan de Kuipersdijk en de Knalhutteweg zijn op relatief grote afstand gelegen. Met betrekking tot externe veiligheid ten aanzien van dit plangebied vormt het bedrijf derhalve geen belemmeringen.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) het wettelijk kader. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden” of in de directe nabijheid daarvan zijn 6 buisleidingen aanwezig waarop het Bevb van toepassing is. Binnen het plangebied is dit de A670 (36”/80 bar) leiding van de Gasunie. En direct ten noorden van het plangebied zijn dit drie 24” leidingen met 80 bar: de K-583-KR-002 van Zebra, de M&R Enschede-Duitse grens van NUON en de A646 van de Gasunie. En 2 leidingen van 40 bar van de Gasunie, de N528-57 van 9” en de N528-50 van 14”. De leidingen kennen ter plaatse van het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour.
De maatgevende effectafstand van 470 meter reikt over het plangebied. Berekeningen laten zien dat er met betrekking tot het groepsrisico (rapport Carolaberekeningen Enschede van september 2013) geen belemmeringen zijn. Daarnaast gaat het hier om een conserverend plan en vinden er geen significante wijziging plaats ten aanzien van het aantal aanwezigen. De ligging van deze aardgasleidingen vormen op grond van het BevB geen belemmering voor onderhavig plan.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor of over het water zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen het wettelijk kader. Momenteel is nieuwe wet- en regelgeving in voorbereiding voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. De basis van die nieuwe regelgeving wordt gevormd door het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet kent 3 vervoersmodaliteiten: Basisnet Water, Basisnet Spoor en Basisnet Weg.
Basisnet Water
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden” of in de directe nabijheid daarvan zijn geen waterwegen aanwezig die in het Basisnet zijn aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over water.
Basisnet Spoor
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden” of in de directe nabijheid daarvan is geen spoorweg aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over het spoor.
Basisnet Weg
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden” is een weg, de A35, aanwezig die in het Basisnet is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen over de weg. De weg kent geen 10-6 –contour. Met betrekking tot het aantal aanwezigen vinden er geen significante wijzigingen plaats binnen het invloedsgebied van deze weg. Het plan heeft derhalve ten aanzien van het groepsrisico geen consequenties.
Tabel: Gegevens Basisnet Weg
Gebruik van luchthavens
De aanwezigheid van vliegvelden en grote luchthavens in de omgeving is van belang in het kader van de externe veiligheid omdat de kans op het neerstorten van vliegtuigen in de buurt van een vliegveld of luchthaven groter is dan elders. Een luchtvaartongeval is daar dus te voorzien en het is denkbaar dat daarbij (woon)bebouwing wordt getroffen. Een vliegtuig of helikopter kan overal neerstorten, de gevolgen kunnen dus in beginsel op elke plek optreden. Het risico is echter het grootst nabij een vliegveld of luchthaven, met name bij het opstijgen en landen.
Het plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden” is hemelsbreed op ruim 8000 meter van het (voormalige) vliegveld Twente gelegen. Dit betekent dat de kans, vanwege de ligging ten opzichte van de baan, op een luchtvaartongeluk in het plangebied (zeer) klein is.
Conclusie externe veiligheid
Op basis van het bovenstaande en het gegeven dat het plan geen (nieuwe) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maakt kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het plan.
Bedrijven- en milieuinventarisatie en milieuzonering
In het kader van het bestemmingsplan “Stroinkslanden 2016” heeft een inventarisatie plaatsgevonden van bestaande en toekomstige bedrijvigheid in en rondom het plangebied, die van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Er is onderzoek gedaan naar de potentiële milieubelasting van deze inrichtingen (bedrijven en voorzieningen). De milieubelasting en de bijbehorende hindercontouren worden bepaald door verschillende ruimtelijk relevante milieuaspecten, zoals geur, stof, geluid en gevaar.
Aan de hand van veld- en dossieronderzoek is met behulp van de in 2009 door de VNG uitgegeven publicatie “Bedrijven- en milieuzonering" van de aanwezige en toekomstige bedrijven en voorzieningen binnen het plangebied en in een straal van 200 meter rondom het plangebied de milieucategorie bepaald. Tevens is een beknopte beschrijving gemaakt van de (bedrijfs)activiteiten en worden voor elk bedrijf of voorziening per milieuaspect de aan te houden indicatieve afstanden tot woningen en andere milieugevoelige bebouwing aangegeven.
Aan de hand van nader dossieronderzoek is beoordeeld in hoeverre de (bedrijfs)activiteiten in werkelijkheid een knelpunt opleveren in relatie tot de milieugevoelige functies en bestemmingen in de omgeving en of terugschaling mogelijk is. De resultaten van het onderzoek met de bijbehorende milieuzonering zijn weergegeven in de rapportage Bedrijven- en milieu-inventarisatie bestemmingsplan “Stroinkslanden 2016”, in de bijlagen bij deze toelichting.
Beoordeling bedrijvigheid binnen en buiten het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016"
Uitgangspunt (voor de bestaande situatie) is dat bedrijven en voorzieningen van categorie 1 en 2 doorgaans toelaatbaar zijn in een woonomgeving.
Binnen het plangebied bevinden zich diverse bedrijven c.q. voorzieningen (zie bijlage 1). Deze bedrijven c.q. voorzieningen worden allemaal ingedeeld in categorie 1 of 2. Er zijn geen bedrijven of voorzieningen aanwezig met een hogere categorie.
Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven c.q. voorzieningen binnen het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Stroinkslanden.
In de omgeving van het plangebied zijn diverse bedrijven en voorzieningen gelegen. Alleen de bedrijven Hankamp Gears B.V. Buurserstraat 198-200 en Hilbrands Holzikweg 10-12 hebben een potentiele hindercontour welke binnen het plangebied is gelegen. Uit een nadere beschouwing blijkt echter dat deze bedrijven geen knelpunten opleveren voor het plangebied Stroinkslanden.
Gelet op het vorenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanwezige bedrijven en voorzieningen in de omgeving van het plangebied geen belemmeringen opleveren voor het plangebied Stroinkslanden.
Conclusie milieuhinder bedrijven en inrichtingen:
Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er uit oogpunt van milieuhinder van bedrijven en voorzieningen geen belemmering is voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro wordt in een bestemmingsplan een beschrijving opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.
Watervisie.
In mei 2013 heeft de gemeenteraad de nieuwe watervisie voor Enschede vastgesteld. De watervisie is in samenwerking met verschillende partners (o.a. waterbeheerders, woningbouwverenigingen, kennisinstellingen) tot stand gekomen.
De watervisie heeft twee sporen, het oplossen van knelpunten en het realiseren van een zestal waterambities. Knelpunten zijn:
Enschede heeft de volgende waterambities:
Gemeentelijk Rioleringsplan.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan zijn de watertaken van de gemeente vastgelegd voor de periode 2012 tot 2015. Het GRP is door de gemeenteraad vastgesteld in oktober 2011.
De gemeentelijke watertaken zijn:
Waterhuishouding algemeen.
De gemeente Enschede zamelt al het stedelijk afvalwater in dat vrijkomt binnen het grondgebied van de gemeente en transporteert het naar de rioolwaterzuivering. Daar waar geen gescheiden riolering aanwezig is wordt het afvalwater samen met het hemelwater aangeleverd. De watervisie(2013) geeft aan waar voor een gescheiden en waar voor een gemengd systeem is gekozen. Op de locaties waar een nu een gemengd systeem is en straks een gescheiden systeem komt is voorzien in de aanleg van een (stads)beek. Op deze locaties dient na renovaties en herinrichting het afvalwater gescheiden van het hemelwater aangeboden worden aangeboden en het hemelwater geborgen worden om te snelle, en wateroverlast benedenstrooms, afvoer te voorkomen.
Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend water moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraag worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het stedelijke gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter.
Hemelwater.
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in bestaand stedelijk gebied hemelwater zo min mogelijk wordt afgevoerd via de riolering en in het buitengebied hemelwater niet wordt afgevoerd via de riolering. Hemelwater dient zoveel mogelijk te worden verwerkt op eigen terrein. Indien dat redelijkerwijs niet of onvoldoende mogelijk is moet het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving.
Bij een toename van verhard oppervlak komt meer hemelwater versneld tot afvoer, hierop is het oppervlaktewatersysteem niet berekend. Het extra afstromend hemelwater moet op eigen terrein worden verwerkt. Indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd naar een aanwezige greppel, oppervlaktewater of ander afwateringssysteem in de nabije omgeving. Hiervoor is het nodig het hemelwater tijdelijk op eigen terrein te bergen, zodat het vertraagd kan worden afgevoerd naar voorzieningen in de openbare ruimte. De tijdelijke bergingsopgave bedraagt in het bestaand stedelijk gebied 20 millimeter, oftewel 20 liter per vierkante meter verhard oppervlak. In het buitengebied bedraagt de tijdelijke bergingsopgave 40 millimeter.
Afvalwater.
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat in gebieden zonder gemengd rioleringsstelsel het afvalwater gescheiden van het hemelwater wordt aangeboden en afgevoerd. De gemeente zorgt er voor dat het afvalwater vanaf de perceelsgrens wordt getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap Regge en Dinkel.
Grondwater.
Uitgangspunt in het gemeentelijk beleid voor de waterhuishouding is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor het grondwater op hun perceel. De gemeente zorgt in voorkomende gevallen in de openbare ruimte voor passende maatregelen indien er in een gebied sprake is van structureel nadelige gevolgen ten gevolge van een hoge grondwaterstand en de te treffen maatregelen niet tot de zorg van de provincie of het waterschap behoren.
Waterhuishouding en het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016"
Bestaande situatie:
Woonwijk Stroinkslanden ligt in het zuiden van de gemeente Enschede, te weten ten zuiden van de N35 (zie figuur 1) en ten westen van de Enschedese stuwwal. Vanwege de ligging ten opzichte van de stuwwal loopt het gebied in westelijke richting af. De wijk Stroinkslanden kent een hoogteverschil in terreinhoogte van ca. 12 meter, van ca. 50 m+ NAP in het noordoostelijk deel van de wijk tot circa ca. 38 m+NAP in het westelijk deel ervan.
Hoogtekaart (hoogten in m+NAP)
De bodemopbouw ter plaatse van de westelijke rand van het plangebied wordt gekenmerkt door de Formatie van Twente. Het betreft fluvioperiglaciale afzettingen (zeer fijn tot matig grof zand, plaatselijk met leem- en/of veenlagen). De deklaag heeft een dikte geringer dan twee meter.
In het overige deel van het plangebied wordt de bodemopbouw bepaald door de formatie van Drente. Kenmerkend voor deze formatie is de aanwezigheid van een slecht waterdoorlatend laag van (meestal) keileem en grindhoudend lemig zand en leem van minstens 30 cm dik. De dekzandlaag is dunner dan twee meter in (globaal) het noordelijk deel en dikker dan twee meter in het zuidelijk deel van het gebied. Het oostelijk deel van stroinkslanden zit de leemlaag meer aan de oppervlakte, op 30 cm in het westelijk deel op 1.30 meter.
In hoogtekaart zijn de locaties van de aanwezige peilbuizen in en in de omgeving van Stroinkslanden weergegeven (letter A t/m E). Onderstaande tabel geeft de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstanden (GLG) weer in meters minus maaiveldniveau (m-mv)
Peilbuis | GHG (m-mv) | GLG (m-mv) |
A | 1,47 | 2,17 |
B | 1,22 | 1,72 |
C | 0,80 | 1,63 |
D | 0,52 | 1,33 |
E | 0,62 | 2,30 |
Om wateroverlast te voorkomen wordt vaak als norm een verticale afstand van 0,80 m tussen GHG en maaiveldniveau gehanteerd. Het noordelijk deel van het gebied voldoet aan deze norm. Ondanks dat de GHG in het noordelijk deel van Stroinkslanden aan de norm voldoet, treedt er lokaal grondwateroverlast op. Er zijn klachten bekend van vochtige kruipruimtes en natte kelders in Stroinkslanden noord.
Van de overige delen van het gebied is geen informatie afkomstig van peilbuizen beschikbaar. Wel blijkt uit het raadplegen van peilbuisgegevens buiten Stroinkslanden dat de GHG ten zuiden en zuidwesten van Stroinkslanden op 0,5 à 0,6 m-mv ligt en derhalve niet aan de norm voldoet. Dit komt overeen met de bij de gemeente bekende klachten omtrent vochtige kruipruimtes.
Vanwege de ligging van het gebied ten opzichte van de stuwwal en het hoogteverloop, stroomt het grondwater in de natuurlijke situatie richting het westen. In het plangebied is geen waterwingebied of intrekgebied (potentiële) waterwinning aanwezig.
In het noordwesten van het gebied (ten noorden van de Vlierstraat en ten oosten van de Hazelaarstraat) is een bergingsvijver gelegen. Ook in het centrum van Stroinkslanden is een bergingsvijver aanwezig. Deze vijver is gelegen tussen de Knalhutteweg en Reerinklanden.
bergingsvijver Reerinklanden
Tenslotte bevindt zich een bergingsvijver in het uiterste zuidwesten van Stroinkslanden, gelegen ten oosten van de Buurserstraat en ten westen van Holtwik- en Hasmanlanden. De vijvers zijn aangelegd voor het bergen van regenwater uit de wijkdelen. Tevens stromen er twee (delen van) beken door Stroinkslanden. Het betreft waterschapsbeek 20-11-5-5, gelegen ten zuiden van laatstgenoemde bergingsvijver en delen van de oorspronkelijke Houwbeek, globaal ten westen van de Stroinksweg gelegen.
In Stroinkslanden is een gescheiden rioleringsstelsel aanwezig. De riolering dateert van na 1970. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie, terwijl het relatief schone hemelwater naar de reeds genoemde bergingsvijvers wordt afgevoerd.
Randvoorwaarden en uitgangspunten waterhuishouding Stroinkslanden.
RANDVOORWAARDEN
Oppervlaktewater.
Bodem en ontwatering.
Grondwater.
Er moet grondwater neutraal gebouwd worden. Dit betekent dat:
(Parkeer)kelders dienen waterdicht te zijn. Verpompen van grondwater is niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning is verleend door de provincie;
Kelders mogen geen invloed hebben op het grondwatersysteem.
Hemelwater.
Afvalwater.
Communicatie.
UITGANGSPUNTEN
Oppervlaktewater.
Bodem en ontwatering.
Grondwater.
Hemelwater.
- Bovengrondse afvoer van regenwater, in verband met:
- Hemelwaterafvoer als esthetisch element/ thema meenemen bij het ontwerpen van gebouwen en de inrichting van particuliere percelen;
- Wadi is de meest duurzame optie en heeft de voorkeur om voor infiltratie en berging van water toe te passen. Dit heeft te maken met de verschillende functies:
Waterhuishouding met betrekking tot de herontwikkeling en realisatie van de zgn. ringwoningen:
Waterhuishouding in het gebied met betrekking tot de ontwikkeling van de uitbreiding van het winkelcentrum Stroinkslanden:
Specifieke uitgangspunten en randvoorwaarden:
Oppervlaktewater.
Hemelwater.
Afvalwater.
Het aspect water en waterhuishouding vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorgestane ontwikkeling.
Algemeen.
Het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bestaat uit de woonwijk Stroinkslanden en (delen van) enkele aangrenzende groengebieden. Het plangebied bevat, op de ontwikkellocatie 'Ring- woningen' en de uitbreiding van het winkelcentrum 't Stroink na, geen braak liggende percelen of bouwrijp gemaakte gronden waar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien.
Herontwikkellocatie 'ringwoningen' .
De herontwikkellocatie 'ringwoningen' betreft een herstructureringslocatie, gelegen ten zuiden van de Broekheurnering en ten noorden van de Assink- en Auskamplanden. Ter plaatse kunnen maximaal 39 woningen worden gerealiseerd. De oorspronkelijke bebouwing op deze locatie is enkele jaren geleden gesloopt. De locatie is momenteel tijdelijk ingericht als plantsoen.
Uitbreiding winkelcentrum ''t Stroink'.
De geplande uitbreiding van het winkelcentrum 't Stroink vindt plaats aan de zuid- en zuidoostzijde van het bestaande winkelcentrum in Stroinkslanden Dit winkelcentrum is centraal in de wijk gelegen en ligt ten noordoosten van de rotonde in de Knalhutteweg/ Zuid Esmarkerrondweg en Broekheurnering. Als gevolg van de geplande uitbreiding van het winkelcentrum dient tevens het aangrenzende parkeerterrein te worden uitgebreid en heringericht.
In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de aanwijzing en bescherming van de Europese 'Natura 2000' gebieden geregeld. Op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 dienen voor alle Natura 2000 gebieden instandhoudingsdoelstellingen en een beheerplan te worden vastgesteld. De instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten in een Natura 2000 gebied en op activiteiten die significant verstorende effecten kunnen hebben op voor een Natura 2000 gebied aangewezen soorten. Bestaand gebruik mag worden voortgezet, mits niet conflicterend met de instandhoudingsdoelstellingen en als zodanig vastgelegd in het beheerplan. Voor alle andere activiteiten is een Natuurbeschermingswetvergunning van het bevoegd gezag noodzakelijk. Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet worden getoetst of die activiteiten mogelijk significant negatieve gevolgen kunnen hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000 gebied. Indien dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dient een passende beoordeling te worden uitgevoerd en een plan-milieu effect rapportage (plan-MER) te worden opgesteld. Wanneer significant negatieve effecten inderdaad niet uitgesloten kunnen worden dient voor de betreffende activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning te worden aangevraagd.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het plangebied “Stroinkslanden 2016 ”
Het plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden 2016” is gelegen op ruime afstand van Natura 2000 gebieden en/of Beschermde Natuurmonumenten. De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden zijn het "Aamsveen" (op ca. 2,5 kilometer ten zuidoosten van het plangebied), "Het Witte Veen" (op ca. 4 kilometer ten zuiden van het plangebied) en "Het Buurserzand en Haaksbergerveen" (op ca. 6 kilometer afstand van het plangebied). Deze gebieden zijn hoofdzakelijk gevoelig voor stikstofdepositie. Het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is hoofdzakelijk conserverend van aard en maakt met uitzondering van de ontwikkellocatie 'Ringwoningen' en de uitbreiding van het winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden, geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van "Het Aamsveen" kunnen dan ook op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan daarom achterwege blijven.
De natuurbeschermingswet 1998 en de herontwikkellocatie 'Ringwoningen'.
De herontwikkellocatie 'ringwoningen' is gelegen in bestaand stedelijk gebied, op ca. 2,7 kilometer afstand van het dichtst bijzijnde Natura 2000 gebied "Aamsveen". Gelet op deze ruime afstand en de relatief kleinschalige aard van de ontwikkeling, op een locatie waar in het verleden ook woningen hebben gestaan, kunnen eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van het "Aamsveen" op voorhand worden uitgesloten. een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan dan ook achterwege blijven.
De natuurbeschermingswet 1998 met betrekking tot de ontwikkellocatie winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden.
De ontwikkellocatie winkelcentrum 't Stroink in de wijk Stroinkslanden is gelegen in het bestaande stedelijke gebied en ligt op ca. 2,7 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied "Aamsveen". Gelet op deze ruime afstand en de relatief kleinschalige aard van de ontwikkeling, op een locatie waar in het verleden ook woningen hebben gestaan, kunnen eventuele negatieve effecten op de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen van het "Aamsveen" op voorhand worden uitgesloten. een verdere toetsing aan de Natuurbeschermingswet kan dan ook achterwege blijven.
Conclusie:
Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998 op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met veel natuurwaarden. De EHS heeft als doel het behouden, beschermen en versterken van de rijkdom aan plant- en diersoorten (biodiversiteit). De EHS beoogt een bijdrage te leveren aan het realiseren en in stand houden van een (inter-)nationaal vitaal stelsel van natuurgebieden. De EHS valt niet onder de werking van de gebiedsbescherming, zoals geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 of de soortenbescherming, zoals geregeld in de Flora- en faunawet. De EHS is een ruimtelijk rijksbelang dat door provincies en gemeenten dient te worden vertaald in ruimtelijke plannen, zoals structuurvisies en bestemmingsplannen.
De EHS en het plangebied “Stroinkslanden 2016 ”
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is voor het overgrote deel niet gelegen op gronden die deel uitmaken van de EHS. Alleen aan de zuidkant van het plangebied zijn enkele groengebieden gelegen die onderdeel uitmaken van de EHS. Deze gronden krijgen in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" een passende 'groene' bestemming.
Conclusie EHS
Op grond van het voorgaande kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de EHS geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de meest kwetsbare planten- en diersoorten die in Nederland voorkomen. Het gaat daarbij niet om de bescherming van individuele planten of dieren maar om waarborgen om te voorkomen dat het voortbestaan van soorten planten of dieren niet in gevaar komt. Hiertoe zijn in deze wet een aantal verbodsbepalingen opgenomen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren of het verbod op het plukken van planten. Daarbij is het “nee, tenzij” principe het uitgangspunt, er mag geen schade worden toegebracht aan beschermde dieren of planten tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan.
Indien een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk negatieve gevolgen heeft voor in dat gebied voorkomende beschermde soorten dienen passende preventieve of mitigerende maatregelen te worden getroffen en/of dient het plan te worden aangepast om eventuele negatieve gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen. Indien door maatregelen en eventueel planaanpassing negatieve gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde soorten niet of niet volledig kan worden voorkomen dient ontheffing van de betreffende verbodsbepalingen te worden gevraagd bij de staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. De ontheffingsregeling is geregeld in artikel 75 van de Flora- en faunawet en nader uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
De Flora- en faunawet en het plangebied “Stroinkslanden 2016 ”
Het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is hoofdzakelijk conserverend van aard en maakt, met uitzondering van de ontwikkellocatie 'Ringwoningen' geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Eventuele negatieve effecten op vaste rust- en verblijfplaatsen en/of functionele leefomgeving van mogelijk aanwezige (strikt) beschermde planten- en diersoorten kunnen dan ook op voorhand worden uitgesloten. Een verdere toetsing aan de Flora- en faunawet kan voor wat betreft het conserverende deel van het plangebied daarom achterwege blijven.
Herontwikkellocatie 'Ringwoningen' en de Flora- en faunawet.
Tot enkele jaren geleden werden betreffende gronden in het plangebied intensief gebruikt. Op de percelen was bebouwing aanwezig en aangrenzende gebieden waren ingericht als tuin. De bebouwing is in 2009 afgebroken. Ook is er in 2009, net nadat de bebouwing was gesloopt, een onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd. Aangezien dit onderzoek inmiddels ruim 5 jaar oud is en zowel de wetgeving als de inrichting van het terrein sindsdien (sterk) is gewijzigd, kan dit onderzoek niet meer worden gebruikt.
In 2015 is daarom een nieuw Flora- en fauna onderzoek voor het plangebied van de zgn. ringwoningen uitgevoerd. Deze quickscan, d.d. 13 maart 2015 en met het nummer 15025198 , is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Conclusie Quickscan:
Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen (zie tabel) goed mogelijk is. Dit betekent dat er in het kader van de zorgplicht aandacht zal moeten zijn voor de algemene en licht beschermde soorten die van de onderzoekslocatie gebruik maken, waaronder amfibieën en mogelijk vissen in de wateren. Het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.
Ontwikkellocatie winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden en de Flora- en faunawet.
Ten behoeve van de ontwikkellocatie Winkelcentrum Stroinkslanden waarbij het bestaande winkelcentrum wordt uitgebreid en het aangrenzende openbare gebied wordt heringericht, is op 25 november 2015 een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit rapport met het nummer P7127, d.d. 25-11-2015 is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Conclusie Quickscan:
Op basis van de rapportage kan met aan voldoende zekerheid grenzende stelligheid worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet op voorhand geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten. Nader soortgericht onderzoek is alleen noodzakelijk in geval van ingrepen in de groenstructuur.
Archeologie met betrekking tot (her)ontwikkelingslocatie Ringwoningen.
Ten behoeve van deze ontwikkeling is er een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport 'Enschede- Assinklanden- rapport 1996' uitgevoerd door ADC Archeoprojecten, september 2006 is als bijlage bij deze toelichting toegevoegd.
In het noordelijk deel van het plangebied is op sommige plaatsen een (gedeeltelijk) onverstoord bodempro- fiel aanwezig. De bodem bestaat vanaf een diepte van ca. 130cm -mv tot aan het maaiveld uit grondmorene. Zoals op basis van de resultaten van het bureauonderzoek werd verwacht is in het plangebied een veldpodzolbodem aanwezig. In het plangebied werd eventueel een esdek verwacht, dit is niet aangetroffen. Dekzand is evenmin aangetroffen. De verwachting was dat de archeologische resten zich zouden bevinden in de bovenste 30 cm onder het maaiveld. Tijdens het karterend booronderzoek is gebleken dat deze 30 centimeter, de bouwvoor, in vrijwel alle boringen omgewerkt is. Bij zeven boringen bleek echter dat onder de mogelijk nog archeologische resten aanwezig zijn in een restant van een A-, B- of E-horizont. Dit houdt in dat de resten worden verwacht in de bovenkant van het podzolprofiel, op een diepte van 30 tot 70 cm. -mv.
In het plangebied zijn enkele aanwijzingen voor archeologische waarden aanwezig. Op basis van de vuursteenvondsten die in en rond de boringen zijn aangetroffen, bestaat rond die boringen die een (gedeeltelijk) intacte podzolprofiel bevatten, een verwachting voor aardewerk en met name vuursteenstrooiingen uit de Steentijd. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat archeologische resten uit latere perioden voorkomen. De resten worden verwacht op een diepte van ca. 30 tot 70 centimeter onder het maaiveld.
Indien bij bouwwerkzaamheden de bodem in het noordelijk gedeelte van het plangebied wordt verstoord tot een diepte van meer dan 30 centimeter, worden eventuele archeologische resten in het plangebied aangetast.
De verstoring kan tot een minimum worden beperkt indien het bodemprofiel voor het betreffende gebied niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld zal worden afgegraven. Daarnaast mogen de in het plangebied geplande werkzaamheden geen verlaging van de grondwaterspiegel tot gevolg hebben.
Geadviseerd wordt om in het gehele plangebied, voor zover dat toegankelijk is, een intensieve oppervlaktekartering uit te voeren om vast te stellen of er meer vuursteen van antropogene herkomst aanwezig is in het plangebied. Het is vooralsnog niet mogelijk om op basis van de resultaten de vindplaats te waarderen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE).
Het is niet uit te sluiten dat buiten het voor vervolgonderzoek geselecteerde gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Daarom wordt opgemerkt dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten bij het bevoegde gezag te melden zoals is aangegeven in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
De tijdens het booronderzoek aangetroffen vuurstenen objecten zijn op verzoek van de Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (archeologie) bij "Het Oversticht" en deskundige namens de gemeente Enschede, nader onderzocht door specialisten van "Het Oversticht". Op basis van dit nader onderzoek is besloten het terrein vrij te geven voor verdere ontwikkeling. De vuurstenen artefacten waarvan een eventuele antropogene herkomst twijfelachtig was, zijn door de specialisten gedetermineerd als van natuurlijke herkomst. Dergelijke vuurstenen komen vaker voor in een ondergrond van keileem. Daarnaast is het mogelijk antropogene artefact aangetroffen op het maaiveld en vormt zodoende geen directe indicator voor de aanwezigheid van een archeologische laag binnen het plangebied. Uiteraard blijft ook na dit selectiebesluit de plicht bestaan die beschreven staat in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de Archeologische Monumentenzorg bij de uitvoering van de herinrichtingsplannen.
Op basis van dit nader onderzoek heeft de gemeente Enschede besloten het terrein vrij te geven voor verdere ontwikkeling.
Conclusie:
Vanuit het oogpunt van archeologie zijn er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van de in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" opgenomen nieuwe ontwikkeling van de realisatie van maximaal 39 grondgebonden woningen in het gebied ten zuiden van de Broekheurnering.
Archeologie met betrekking tot de uitbreiding van het winkelcentrum 't Stroink in Stroinkslanden.
Het gebied van de uitbreiding van het winkelcentrum voor Stroinkslanden heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Het gebied valt onder archeologisch gebiedstype “Onderzoeksgebied B”. Bij een bodemverstoring groter dan 2500m2 met een diepte groter dan 50 cm is archeologisch vooronderzoek verplicht.
De beoogde uitbreiding van het bestaande winkelcentrum 't Stroink is vrijgesteld van verplicht archeologisch vooronderzoek omdat de verstoring minder dan 2500 m2 bedraagt. Ter verduidelijking, de verstoring beslaat een oppervlakte van ongeveer 1330m2.
De afgelopen jaren heeft de gemeenteraad van Enschede op verschillende momenten uitgesproken dat haar duurzaamheidsambities verder reiken, dan waartoe wettelijke voorschriften de gemeente verplichten. Nota's waarin die ambities tot uitdrukking komen betreffen de nota Nieuwe energie voor Enschede en de Woonvisie Enschede 2025. In deze paragraaf wordt eerst kort ingegaan op het wettelijk kader en wordt vervolgens ingegaan op de Enschedese energie- en klimaatambities, althans voorzover tot uitdrukking komend in genoemde nota's.
Wettelijk kader
De minimaal in acht te nemen energetische maatregelen bij nieuw- en verbouw zijn beschreven in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit schrijft bij nieuwbouw een minimale isolatiewaarde voor de schil van een gebouw (buitenmuren, vloer en dak) en voor deuren, ramen en kozijnen voor. Bij verbouw gelden deze eisen uitsluitend voor dat deel dat wordt verbouwd. Daarnaast stelt het Bouwbesluit bij nieuwbouw eisen aan de energieprestatie van gebouwen met een bepaalde functie, die wordt uitgedrukt in de vorm van een zogenaamde energieprestatiecoëfficiënt. Op grond van artikel 122 Woningwet is het niet toegestaan om bij privaatrechtelijke overeenkomst bouwvoorschriften op te leggen die al publiekrechtelijk zijn geregeld. Om die reden is het niet mogelijk om bij de kaveluitgifte in de koopovereenkomst te bepalen dat bij de bebouwing van de bouwkavels, in afwijking van het Bouwbesluit, andere energieprestatienormen gelden.
Landelijke energieprestatieafspraken
Om energiezuinigheid bij nieuwbouwontwikkelingen de komende jaren een impuls te geven, is in het voorjaar van 2008 het zogenaamde Lente-akkoord gesloten tussen de toenmalige minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en bouwende- en ontwikkelende partijen (Bouwend Nederland, NEPROM en NVB). Belangrijkste onderdeel van dit akkoord is de afspraak dat in de periode tot 2020 de energieprestatiecoëfficiënt als volgt zal worden aangescherpt:
De bij dit akkoord betrokken partijen hebben bovendien het streven uitgesproken vanaf 2020 te bouwen met een energieprestatiecoëfficiënt van 0. Bij een energieprestatiecoëfficiënt van 0 wordt bij een langjarig gemiddelde geen energie verbruikt voor de elementaire energiebehoeften van een gebouw, zijnde verwarming, warm tapwater, ventilatie en verlichting.
Energie- en klimaatambities gemeente Enschede
Nieuwe energie voor Enschede
Op 16 november 2009 heeft de gemeenteraad van Enschede de nota Nieuwe energie voor Enschede vastgesteld. In de nota Nieuwe Energie voor Enschede heeft de gemeente Enschede zich het volgende ten doel gesteld op het gebied van energie en klimaat:
Woonvisie Enschede 2025
In de op 12 maart 2012 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie Enschede 2025 is duurzaamheid een van de vier centrale thema's. Rondom dit thema zijn in deze visie de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de op te stellen uitvoeringsagenda:
Duurzaamheid en het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016 "
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zal, afhankelijk van de opgave en de locatie, bezien moeten worden welke duurzame energiebronnen aangeboord worden. Dit kan er toe leiden dat in het ene geval ingezet wordt op een zongerichte verkaveling, terwijl in het andere geval gekoerst wordt op het gebruik van bodem- en/of windenergie, c.q. aansluiting op het warmtenet.
Ook de aanpassing aan de klimaatverandering is in hoge mate een ruimtelijk vraagstuk. Meer warme zomers en een toenemende kans op extreme weersituaties vragen bij een verdere ontwikkeling van de stad om het vergroten van afvoer- en absorptievermogen in stedelijke watersystemen en het voorkomen van 'hitte-eilanden' en hittestress.
Type bestemmingsplan
De Wro en het Bro maken het mogelijk een bestemmingsplan op verschillende manieren vorm te geven. Grofweg kan gekozen worden uit de volgende planvormen:
Naast dit onderscheid, dat is gebaseerd op de techniek van bestemmen, wordt verschil gemaakt tussen ontwikkelingsgerichte en beheersgerichte bestemmingsplannen. Bij de keuze voor een bepaalde systematiek van bestemmingsregeling speelt een rol wat met het plan wordt beoogd: beheren of ontwikkelen. Daarnaast speelt een rol of er in een gebied sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
De wijk Stroinkslanden betreft een reeds bestaande woonwijk met bestaande bebouwing (wonen en voorzieningen) en bestaande (ruimtelijke) structuren (verkeersgebieden, groenzones, waterpartijen, etc). Het ligt dan ook voor de hand om hier, ook in verband met de rechtszekerheid van de bewoners van de wijk alsmede die van overige belanghebbenden, voor een gedetailleerd, grotendeels beheersgerichte bestemmingsplan te kiezen, temeer daar het nog geldende bestemmingsplan voor deze wijk ook al een gedetailleerd bestemmingsplan betrof. Ook voor wat betreft de nieuwe ontwikkeling 'Ringwoningen' ten behoeve van de realisatie van maximaal 39 woningen ten noorden van de Ahaus- en Auskamplanden en het plan tot uitbreiding van het winkelcentrum in Stroinkslanden zijn, vanwege de concreetheid van deze plannen plan, gedetailleerd in deze actualisatie van dit bestemmingsplan mee opgenomen.
Wijze van bestemmen
Het uitgangspunt van een bestemmingsplan is om een passende bestemming toe te kennen aan de gronden in het plangebied. De bestemming bepaalt welke gebruiksdoelen of functies op grond van een goede ruimtelijke ordening zijn toegestaan.
Bij de keuze voor een bepaalde bestemming is de (gewenste) hoofdfunctie doorslaggevend. Als het ruimtelijk relevant is of als een bepaalde functie de omgeving beïnvloedt of daar eisen aan stelt, wordt gekozen voor een specifieke bestemming met eigen regels bouwen en gebruik.
Het is mogelijk om binnen de hoofdgroepen bestemmingen specifieker te maken door bijvoorbeeld ondergeschikte functies in de bestemmingsomschrijving op te nemen. Voor bijzondere ondergeschikte functies, die niet onder de algemene bestemmingsomschrijving vallen en niet conflicteren met de bestemming, wordt gekozen voor een afzonderlijke functieaanduiding.
In paragraaf 7.3 van deze plantoelichting wordt nader inhoudelijk ingegaan op de wijze van bestemmen waarvoor in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" is gekozen.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende verbeelding waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De regels en de verbeelding dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Stroinkslanden 2016”. In Artikel 1 Begrippen zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee wordt een eenduidige interpretatie van de begrippen vastgelegd. Artikel 2 Wijze van meten geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 geeft een omschrijving - de juridische vertaling - van de verschillende in het plangebied voorkomende en op de verbeelding opgenomen bestemmingen. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels. Daarnaast zijn regels ten aanzien van archeologie, de bescherming van monumentale en bijzonder waardevolle bomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 zijn regels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik van gronden. Deze artikelen bevatten regels die als doel hebben de rechtstoestand tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan vast te leggen. De "Slotregel" geeft de naam van het bestemmingsplan aan.
De gronden begrepen in het bestemmingsplan “Stroinkslanden 2016” zijn bestemd voor:
Daarnaast ken dit bestemmingsplan een aantal zgn. dubbelbestemmingen, te weten:
Tenslotte is in dit bestemmingsplan een tweetal gebiedsaanduidingen opgenomen ten behoeve van de archeologie, zijnde:
Bestemming "Bos"
Ten zuiden van de Hesselinklanden bevindt zich, in aansluiting op de wijk, een bosperceel dat in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bestemd is voor "Bos".
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor de ontwikkeling, bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden, met daaraan ondergeschikt:
Bestemming "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg".
Ten noordwesten van het bestaande winkelcentrum 't Stroink in Stroinkslanden bevindt zich aan de oostzijde van de Knalhutteweg een benzine-servicestation. Deze voorziening is in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bestemd voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg".
De voor “Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg” aangewezen gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor bedrijven ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen en aanverwante artikelen als ondergeschikte vorm van detailhandel. De verkoop van lpg is hier echter niet toegestaan. De voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" zijn tevens bestemd voor de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
Binnen deze bestemming is op de verbeelding, middels een specifieke bouwaanduiding 'luifel', de locatie aangegeven waar een luifel is toegestaan.
Bestemming "Centrum".
Ten noordoosten van het kruispunt van de Broekheurnering met de Knalhutteweg bevindt zich het winkelcentrum 't Stroink in Stroinkslanden. Dit winkelcentrum is in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" voorzien van de bestemming "Centrum".
De voor “Centrum” aangewezen gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor functies als
Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de regels de hiervoor genoemde functies een verwijzing kennen naar een bedrijvenlijst en dat als bijlage bij deze regels is gevoegd. Deze verwijzing naar de betreffende bedrijvenlijst geeft aan welke categorieën van hiervoor genoemde functies binnen de bestemming "Centrum" zijn toegestaan.
Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals bergingen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen. Expliciet is in de regels aangegeven dat hier de vestiging van risicovolle inrichtingen is uitgesloten.'
Bestemming "Groen".
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden" is, in vergelijking met andere wijken in de stad Enschede, relatief veel groen aanwezig zoals groenstroken, plantsoenen, bosschages, etc. die gezamenlijk de groene ruggegraat en structuur van de wijk bepalen.
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Binnen de bestemming "Groen" is op de verbeelding op een aantal locaties aangegeven waar voorzieningen als sport- en/of speelveld zijn gerealiseerd. Deze bestaande sport- en speelvelden zijn op de verbeelding middels een functieaanduiding 'speelveld' aangegeven. Binnen de functieaanduiding 'speelveld' is voor een locatie ten oosten van de Knalhutteweg en ten zuiden van 't Stroink binnen deze aanduiding een bouwvlak aangegeven waar bebouwing ten behoeve van materialenopslag is toegestaan.
Bestemming "Groen - Park"
n het zuidwestelijk deel van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bevindt zich een aaneengesloten gebied met veel groen en houtopstanden en voor de wijk Stroinkslanden de functie van een wijkpark vervult. Dit wijkpark is in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bestemd voor "Groen - Park".
De voor “Groen - Park” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.
Bestemming "Maatschappelijk"
Verspreid over het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bevinden zich een aantal maatschappelijke voorzieningen die in dit bestemmingsplan bestemd zijn voor "Maatschappelijk". Het gaat hierbij om een gebied ten noorden van het winkelcentrum in Stroinkslanden, een tweetal locaties ten oosten van de Knalhutteweg en ten zuiden van het Stroink, een locatie aan het Stroink in het zuidwestelijk deel van de wijk Stroinkslanden, een locatie ten oosten van de Reerinklanden nabij de daar gelegen vijver en tenslotte een locatie in het wijkpark aan de zuidwestzijde van de wijk. Bij de bestemming "Maatschappelijk" moet men in de regel denken aan voorzieningen als schoolgebouwen, wijkcentra, etc.
De voor “Maatschappelijk” aangewezen gronden zijn in het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" bestemd voor:
Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorzieningen.
Voor een aantal locaties binnen de bestemming "Maatschappelijk" zijn op de verbeelding middels een functieaanduiding "sportzaal" locaties aangegeven waar een sport- of gymzaal is toegestaan.
In het zuidwestelijk deel van het plangebied van dit bestemmingsplan, omsloten door het gebied met de bestemming "Groen - Park", bevindt zich aan de Stroinksweg 88-90 een thematische- recreatieve- en educatieve voorziening (Dragonheart- medieval Lifestyle). Het pand Stroinksweg 88-90 betreft een rijksmonument dat tevens is aangewezen als een officiële trouwlocatie. Ook is hier een winkel aanwezig voor de verkoop van specifieke -aan deze voorziening- gerelateerde producten.
Bestemming "Tuin"
In het voorliggende bestemmingsplan zijn achter bestaande woningen aan de Wolferlanden 30, 31 en 32, gronden bestemd voor "Tuin". Deze gronden zijn bestemd voor achtertuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen. Het toekennen van de bestemming "Tuin" betreft maatwerk waarbij aan deze bestemming geen bouwmogelijkheden zijn toegekend. De enige uitzondering die hierop wordt gemaakt is de (mogelijke) realisatie van een erf- of terreinafscheiding met een maximum hoogte van 2 meter. Met toepassing van een afwijkingsbevoegdheid bestaat de mogelijkheid om deze erf- of terreinafscheiding te verhogen tot een maximum van 3 meter.
Bestemming "Verkeer"
In het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" zijn de hoofdontsluitingswegen van de wijk; Buurserstraat, Vlierstraat ten westen van de Knalhutteweg, de Knalhutteweg, Broekheurnering en de Zuid Esmarkerrondweg, bestemd voor "Verkeer". Dit geldt eveneens voor de Rijksweg 35 die de noordelijke begrenzing van dit bestemmingsplan vormt.
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de bij deze doeleinden behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, straatmeubilair en andere werken.
Bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied"
De overige, hiervoor niet genoemde wegen in het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016", hebben de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" gekregen. Voor deze wegen geldt in hoofdzaak een 30 km/uur-regime.
De voor “Verkeer - Verblijfsgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de bij deze doeleinden behorende bouwwerken en andere werken.
Bestemming "Water"
In de wijk Stroinkslanden liggen een tweetal vijvers. Het gaat hierbij om een vijver in het wijkpark aan de zuidwestzijde van de wijk en een vijver aan de Reerinklanden in het noordelijk deel van de wijk. Beide vijver zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor "Water".
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Bestemming "Wonen"
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de bij deze doeleinden behorende bouwwerken, erven, tuinen en voorzieningen, zoals woningen, bergingen, trappenhuizen bij gestapelde woningen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en (openbare) nutsvoorziening. Middels een functieaanduiding is op de plankaart aangegeven
Dubbelbestemming "Leiding - Gas"
In het noordelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016", ten zuiden van de Rijksweg A35, loopt een 36 inch (ondergrondse) aardgastransportleiding met een druk van 80 Bar dat in dit bestemmingsplan is aangegeven met de dubbelbestemming "Leiding - Gas". Ook ten noorden van de Rijksweg 35 zijn gronden met deze dubbelbestemming aangegeven.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hogedruk aardgastransportleidingen. De ligging van deze aardgastransportleidingen zijn middels de figuur "hartlijn leiding - gas" aangegeven.
Dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning"
In het noordelijk deel van het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016", ten noorden van de vijver aan de Reerinklanden bevindt zich het tracé van een ondergrondse hoogspanningsleiding. Deze leiding buigt ten noorden van de Johanna Naberlanden in noordelijk richting af. Deze ondergrondse hoogspanningsleiding is middels een dubbelbestemming in voorliggend bestemmingsplan op de verbeelding opgenomen.
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van ondergrondse hoogspanningsleidingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De ligging van deze ondergrondse hoogspanningsleiding is middels de figuur "hartlijn leiding - hoogspanning" op de verbeelding aangegeven.
Dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding"
Eveneens in het noordelijk deel van het bestemmingsplan, ten noorden van de Rijksweg 35 zijn gronden als gevolg van een bovengrondse hoogspanningsverbinding, voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding".
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van bovengrondse hoogspanningsverbindingen met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a" en "archeologisch onderzoeksgebied b"
Grote delen van het plangebied van het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" kennen een gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a" of een gebiedsaanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b".
Ter plaatse van de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied a” mogen, in afwijking van het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte van meer dan 250 m². Op deze bepaling mag onder voorwaarden van worden afgeweken.
Ter plaatse van de aanduiding "archeologisch onderzoeksgebied b” mogen, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, geen bouwwerken worden gebouwd en/of werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden worden uitgevoerd die een bodemverstoring veroorzaken dieper dan 50 cm onder het maaiveld en met een bodemverstoringsoppervlakte meer dan 2.500 m². Op deze bepaling mag onder voorwaarden van worden afgeweken.
Bestemmingsplannen zijn bindend voor iedereen: burgers, ondernemers en de overheid zelf. Het is een juridisch kader voor burgers en ondernemers waaruit kan worden afgeleid wat de eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de planologische mogelijkheden in juridische zin zijn op percelen in de directe omgeving. Aan de andere kant kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen als er sprake is van gebruik en/of bebouwing die niet in het bestemmingsplan passen.
In het kader van de bedrijven- en milieuinventarisatie is voorafgaand aan het in procedure brengen van het bestemmingsplan onderzocht in hoeverre de functies die in het plangebied voorkomen in overeenstemming zijn met het geldende bestemmingsplan en bij geconstateerde afwijkingen eventueel gelegaliseerd kunnen worden.
Het hoofddoel van dit bestemmingsplan is de actualisering van het nog geldende bestemmingsplan "Stroinkslanden 2006" conform de wettelijke verplichting uit de Wet ruimtelijke ordening en is hoofdzakelijk conserverend van aard.
Ondanks dat dit bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard is, kent het een gebied dat voor herontwikkeling in aanmerking komt. Het gaat hierbij om een locatie ten zuiden van de Broekheurnering en ten noorden van de Auskamplanden en Assinklanden waar de mogelijkheid wordt geboden om hier maximaal 39 woningen te realiseren. Het gaat hierbij om vervangende nieuwbouw van woningen op een locatie waar voorheen 52 'drive-in-woningen' stonden en inmiddels zijn gesloopt.
Met de ontwikkelaar (Woningstichting De Woonplaats) is een exploitatieovereenkomst afgesloten waarin het kostenverhaal is geregeld en waarin tevens bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van planschades.
Ook de uitbreiding van het bestaande winkelcentrum voor de wijk Stroinkslanden wordt aangemerkt als een nieuwe ontwikkeling. Met de ontwikkelaar wordt een exploitatieovereenkomst afgesloten waarin het kostenverhaal is geregeld. Tevens zijn ook hier bepalingen opgenomen met betrekking tot planschades.
Het bestemmingsplan "Stroinkslanden 2016" kan daarmee als economisch uitvoerbaar worden beschouwd.