direct naar inhoud van Artikel 5 Bos
Plan: Drienerbraken - Kristalbad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00049-0003

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Basisbestemming

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden, met daaraan ondergeschikt:

  • a. nutsvoorzieningen;
  • b. sloten, beken, plassen en daarmee gelijk te stellen waterlopen en andere waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. erftoegangswegen.
5.1.2 Toegestaan medegebruik ter plaatse van functie-aanduidingen

Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' zijn de gronden tevens bestemd voor verblijfsrecreatie.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken
  • a. Op de voor Bos aangewezen gronden mogen geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van het bepaalde onder b van dit lid en hetgeen bepaald in lid 5.2.3.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag een solitair bijgebouw, functioneel behorende bij de op het perceel aanwezige woning worden gebouwd, met een maximale oppervlakte van 20 m2 en een maximale bouwhoogte van 6 meter.
5.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter.

5.2.3 Recreatiewoning

Op de voor Bos bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd voor zover dit in overeenstemming is met het bepaalde in lid 5.1.2, binnen de begrenzing van de functieaanduiding 'recreatiewoning'. Voor het bouwen van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van het hoofdgebouw, de bijbehorende bouwwerken en de kelder mag samen ten hoogste 250 m³ bedragen;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedragen respectievelijk 3,5 meter en 5 meter.
  • c. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot het hoofdgebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen.
5.2.4 Nutsvoorziening

In afwijking van het bepaalde in de leden 5.2.1, 5.2.2 en 5.2.3 gelden voor het bouwen van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 meter en de bouwhoogte 5 meter bedragen.

 

5.2.5 Bestaande bebouwing

Bestaande bebouwing, die afwijkt van het bepaalde in de leden 5.2.1, 5.2.2 , 5.2.3 en/of 5.2.4 mag worden gehandhaafd en/of vernieuwd.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent bewonen van een opstal met de functie-aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. de opslag van mest, hooibalen, zand, stenen of andere goederen op onbebouwde gronden.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het rooien en verwijderen/afgraven van bosbodem en houtwallen, c.q. het rooien van singels;
    • 2. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 4. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
    • 5. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, water en andere bodemschatten;
    • 6. het graven en/of dempen van sloten en het door afwateren, ontwateren of afdammen wijzigen van de grondwaterstand;
    • 7. het leggen van drainagebuizen.
  • b. De onder a bedoelde verboden zijn niet van toepassing op werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering waren op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
  • c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien door de uitvoering van de aldaar genoemde werken of werkzaamheden, danwel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.