direct naar inhoud van 2.4 Karakteristieken en structuur
Plan: Buitengebied Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.BP00042-0003

2.4 Karakteristieken en structuur

Bodem

De bodemvorming is mede beïnvloed door de ontginningswijze en de bewerking van de grond. Daarnaast zijn uiteraard de biotische en abiotische factoren van invloed geweest. De bodem rondom Enschede bestaat voor het overgrote deel uit zand. Het zand, afgezet op de keileem van de stuwwal, is zeer wisselend van dikte. De keileem komt op een aantal plaatsen op zeer geringe diepte voor (binnen 40 cm). De beekdalen bestaan uit vochtige zandgronden. De diverse bodemtypen zijn beschreven aan de hand van de Bodemkaart van Nederland 1:50.000 (Stiboka, Wageningen). Per type zijn kort de belangrijkste kenmerken vermeld.

Keileem

De 'zeer ondiepe keileem' komt voor ten oosten van Enschede; zowel in de dalen, als op flanken en de hoogste delen. De gronden worden gekenmerkt door een hoge grondwaterstand. De fluctuatie van het grondwater is groter dan in zandgronden met een dergelijke hoge grondwaterstand. Het keileem heeft een gering waterbergend vermogen.

Zandgronden

De zandgronden zijn onderverdeeld in eerdgronden en podzolgronden:

  • Van de eerdgronden komen in Enschede enkeerd-, beekeerd- en gooreerdgronden voor. De enkeerdgronden hebben hun classificatie voornamelijk aan het agrarisch gebruik te danken. Het zijn zandgronden met een dikke cultuurlaag, akkers die eeuwenlang opgehoogd zijn met een mengsel van heideplaggen en mest. Ze liggen in het algemeen op dekzandruggen en dekzandkoppen en zijn vaak scherp begrensd (essen).

Beekeerdgronden zijn overwegend doorlopende laagten tussen hoger gelegen podzol- en enkeerdgronden. De beekeerdgronden zijn te beschrijven als (lemig) fijnzand. Ze hebben een humushoudende bovenlaag van 15 tot 25 cm.

De gooreerdgronden komen verspreid voor, voornamelijk in erosiedalen in de stuwwal. Deze gronden zijn vaak zeer heterogeen van samenstelling, doordat in de uitgeschuurde dalen opnieuw materiaal is afgezet. De bodem bestaat uit zandgronden met een zwarte minerale eerdlaag. De ondergrond bestaat soms uit grof zand, soms uit zeer oude klei.

  • In de podzolgronden zijn veldpodzolgronden en laarpodzolgronden te onderscheiden. De veldpodzolgronden komen verspreid over het gehele gebied voor en nemen een groot oppervlak in beslag. Ze worden voornamelijk aangetroffen in de jonge ontginningen, de bossen en heidevelden. Soms komt keileem ondiep voor en vormt de oude klei een stagnerende laag, waardoor het grondwaterpeil hoog is.

Met name langs de oude bouwlanden komen laarpodzolgronden voor. Het zijn oude ontginningen die op kleine dekzandruggen (eenmans esjes) liggen. De humushoudende bovenlaag (30-50 cm) is grotendeels ontstaan door ophoging met plaggenmest.

Overige gronden

Ten zuiden van Enschede, aan de oostzijde van het Rutbeek, is een groot gebied met een laag huisvuil opgehoogd. Deze laag is meestal 20-40 cm dik. Daarna is het huisvuil bedekt met een laagje grond van ongeveer 20 cm.

Landschap

De vorm van het landschap weerspiegelt haar ontstaansgeschiedenis. In het plangebied komen de volgende landschapstypen voor (zie afbeelding 2.3):

  • a. Oude hoevenlandschap met daarin de essen en oude erven.
  • b. Landgoederen, te onderscheiden in buitenplaatsen, boerenlandgoed en boslandschap.
  • c. Veldontginningen.
  • d. Beken en matenlandschap.
  • e. Hoogveenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00042-0003_0006.jpg"

Afbeelding 2.3: Kaart landschapstypen rond Enschede

Oude hoevenlandschap

Het oude hoevenlandschap, ook wel kampen- of essenlanschap genoemd, is het oudste landschapstype. De dragers zijn essen, kampen, oude erven (al dan niet geclusterd) en weidegronden langs beken. De oude erven zijn zeer bepalende onderdelen in deze landschapstypen. Een es is een hoog gelegen akker, te vinden op de zandgronden van Noord-, Oost-, Midden- en Zuid-Nederland.

Naast de grotere dekzandruggen (met essen) waren er ook vele kleinere verhogingen (dekzandkoppen) in het landschap die in cultuur gebracht werden: de kampen. Dit zijn kleine akkers met daar omheen graslanden voor het vee. Er ontstonden kleinschalige 'eilanden' in de woeste gronden. Voorbeelden van kampen zijn Broekheurner Heege, De Zweede (Boekelo) en Penninkskotten (Haagse Bos). Om de landbouwgewassen te beschermen tegen vee en wind werden rondom essen en kampen veekeringen aangelegd in de vorm van houtwallen of singels.

Landgoederen

Een landgoed is een groot stuk grond op het platteland, deels gebruikt voor (productie) bos of agrarisch gebruik, deels voor buitenverblijf. Een buitenplaats kan deel uitmaken van een landgoed. Een landgoed is in eerste instantie een economische eenheid, ruimtelijk gezien divers zowel binnen een landgoed als tussen de verschillende landgoederen. Typerende onderdelen zijn soms samen terug te vinden. Landgoederen zijn als nieuwe identiteit op onontgonnen gebied gelegd of hebben zich bij hun ontstaan al gevoegd naar het agrarische cultuurlandschap.

In de 17e en 18e eeuw lieten veel rijke burgers een buitenplaats of spieker op het platteland bouwen, meestal voor hun recreatie. Het kwam vaak voor dat zo'n buitenverblijf zich deels had ontwikkeld uit een aan een boerderij vastgebouwde heren- of jachtkamer. Rond het huis werd vaak een park aangelegd. Het park en het huis vormden zowel visueel als functioneel een eenheid, die een speciale plek in het landschap innam.

Veldontginning

Veldontginningen komen in twee verschillende types voor:

  • a. Natte veldontginning.
  • b. Veldontginning op stuwwal.

Beken- en matenlanden

Het beken- en matenland neemt de gedaante aan van passerend landschapstype:

  • a. Zwaar beplant in oude hoevenlandschap.
  • b. Open of begeleid door productiebos in heideveenontginningen.
  • c. Beplante rand van es.
  • d. Recht kanaaltje door boslandschap en in veldontginning.

Verkeer

In het plangebied ligt een uitgebreid netwerk van wegen. Voor wat betreft de functie van die wegen kan er onderscheid worden gemaakt in: het landelijk hoofdwegennet (stroomweg), de radiale hoofdwegen (gebiedsontsluitingsweg), de overige hoofdwegen (gebiedsontsluitingsweg) en de overige wegen (erftoegangswegen).

Het landelijk hoofdwegennet

Enschede heeft in de huidige situatie aansluiting op een tweetal wegen van het landelijk hoofdwegennet: het betreft hier de A1 (via de Oldenzaalsestraat) en RW35 (via de Westerval, Zuiderval en Oostweg). Ongeveer parallel aan de Haaksbergerstraat is een wegverbinding gepland tussen de stedelijke knooppunten Enschede-Hengelo en Arnhem-Nijmegen, de A18. Voor de A18 heeft inmiddels een Ontwerp Tracébesluit ter inzage gelegen. Omdat het tracébesluit nog niet genomen is, is het defintieve tracé voor de A18 nog niet opgenomen in de bestemmingsplannen voor het buitengebied.

 

De radiale hoofdwegen

Tot de categorie radiale hoofdwegen worden die wegen gerekend, die in de structuur van de stad Enschede als radialen zijn te omschrijven. De radialen, die de verbinding vormen tussen de dorpen/steden rondom Enschede en de binnenstad van Enschede, liggen deels in het buitengebied en deels in de bebouwde kom. De intensiteit op deze wegen is in het algemeen hoog: intensiteiten van hoger dan 10.000 mvt/etmaal vormen geen uitzondering.

Hieronder worden deze radialen genoemd, die deels in het plangebied zijn gelegen en deels daarbuiten. Bij de bebouwde komgrens treedt vaak een naamsverandering op. Radialen zijn de Lossersestraat, Haaksbergerstraat en de Knalhutteweg (binnen de bebouwde kom overgaand in Kuipersdijk).

De overige hoofdwegen

Onder de overige hoofdwegen worden hier de wegen bedoeld die in (of in de nabijheid van) het plangebied liggen en niet tot de radialen behoren. Deze wegen zijn de Noord Esmarkerrondweg, Auke Vleerstraat en de Usselerrondweg. In onderstaande figuur zijn de hoofdwegen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0153.BP00042-0003_0007.jpg"

De overige wegen

Naast de hiervoor genoemde wegen zijn in het buitengebied een groot aantal wegen welke voornamelijk een beperkt ontsluitende functie vervullen. Deze wegen vallen allen binnen de eerder aangegeven verblijfsgebieden.

Water- en spoorwegen

Het Twentekanaal is één van de hoofdvaarwegen van Nederland. Het verbindt de IJssel (met een verbinding met de Rijn en het IJsselmeer) met het oosten van het land. Een klein deel van het Twentekanaal is gesitueerd binnen de grenzen van het plangebied. Hetzelfde geldt voor de railverbindingen van Enschede naar Hengelo.

Langzaamverkeer

Binnen de grenzen van het plangebied komen een tweetal lange afstandswandelroutes voor. Het gaat daarbij om het zogenaamde Trekvogelpad en het Noaberpad. Landelijke fietsroutes komen ook binnen het plangebied voor. Het gaat daarbij om de Saksenroute (LF 14) en de boerenlandroute (LF 15).

Cultuurhistorie

Monumenten

In het plangebied hebben verschillende bijzonder markante gebouwen en terreinen een monumentale status verkregen. In Bijlage 1 worden de in het plangebied voorkomende rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten beschreven.

Archeologie

In paragraaf 4.4 van deze bestemmingsplantoelichting wordt nader ingegaan op het archeologiebeleid van de gemeente Enschede.