Plan: | Stadsrandzone strook Vaneker |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.20110747-0003 |
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende digitale verbeelding en de analoge verbeelding (papieren plankaart) waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
Hoofdstuk 3 Algemene regels;
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
In deze paragraaf worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Stadsrandzone strook Vaneker”. Hoofdstuk 1 bestaat uit de navolgende artikelen:
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die in het plangebied voorkomen. Voor ieder gebied op de plankaart is de bestemming weergegeven. Als op de plankaart een bouwvlak is opgenomen, is de hoofdregel dat de hoofdgebouwen binnen de bouwgrenzen dienen te worden opgericht. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de SVBP 2008 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
Hieronder worden de diverse bestemmingsregels kort toegelicht.
Artikel 3 Agrarisch - Stadsrandzone
De bestemming “Agrarisch - Stadsrandzone” geeft regels voor herstel en ontwikkeling van landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden; natuur en ecologie, waarbij ecologische zones zijn toegestaan.
Extensieve recreatie is nadrukkelijk toegestaan in dit gebied, dat als een uitloopgebied van de stad Enschede moet worden beschouwd, en als zodanig verder kan worden ontwikkeld, bijvoorbeeld door het creëren van wandel- en fietsroutes (o.a. voor het zogenoemde Rondje Enschede en het realiseren van een belevingsplek.
Ter plaatse van de aanduiding "volkstuin" zijn volkstuincomplexen toegestaan. De maximale bouwhoogte van bergingen, plantenkassen en niet-permanente boogkassen bedraagt 1.80 meter.
Ter plaatse van de aanduiding "tuin" is een tuin toegestaan.
Artikel 4 Bos
Binnen het plangebied liggen een drietal gebieden die zijn aangewezen voor bos. Deze gronden zijn primair bestemd voor het bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Ook hier geldt dat extensieve recreatie is toegestaan. De route van het Rondje Enschede bevindt zich voor een deel binnen deze bestemming.
Artikel 5 Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij
De in het plangebied gelegen kinderboerderij met bijbehorende gronden en gebouwen is bestemd als Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij. Op deze gronden wordt de bouw van een dienstwoning mogelijk gemaakt. Tevens is het binnen deze bestemming mogelijk om kleinschalige evenementen te organiseren.
Het evenementenvergunningenbeleid van de gemeente Enschede kent verschillende categorieën, die de zwaarte van het evenement aanduiden. In dit geval gaat het om de lichtste categorie, categorie D. Het evenement mag maximaal duren tot 22.00 uur. Hierbij geldt dat van 07.00 tot 19.00 uur een toelaatbaar gemiddeld geluidsniveau is van maximaal 80 dB(A), gemeten op 1 meter van de geluidsbron. Van 19.00 tot 22.00 uur geldt een toelaatbaar gemiddeld geluidsniveau van 75 dB(A), gemeten op 1 meter van de geluidsbron.
Voor de voorwaarden aan het melden of aanvragen van een evenement en de regeling omtrent toezicht en handhaving wordt verwezen naar de beleidsnota “Beleid voor evenementenvergunningen”, die op 25 mei 2010 door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld.
Artikel 6 Groen
De voor Groen aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor groenstroken, beken, infiltratiestroken, en andere voorzieningen in het kader van de waterbeheersing.
Artikel 7 Recreatie - Volkstuin
De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor volkstuinen en hobbytuinbouw, met de daarbij behorende bouwwerken, erven, paden, terreinen en voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. De maximale bouwhoogte van bergingen, plantenkassen en niet-permanente boogkassen bedraagt 1.80 meter.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming “Verkeer - Verblijfsgebied” is bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer - Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.
Artikel 9 Wonen
De woningen in het plangebied zijn positief bestemd. Op de plankaart zijn de woningen voorzien van ruime bouwvlakken. Volgens de bouwregels is binnen een bouwvlak één wooneenheid toegestaan, tenzij er met de aanduiding 'maximaal aantal woningen' is aangegeven dat er meerdere wooneenheden mogen worden gerealiseerd.
Artikel 10 Waterstaat - Intrekgebied
De dubbelbestemming "Waterstaat - Intrekgebied" geldt voor het gebied dat op grond van de Omgevingsverordening Overijssel; als zodanig is aangewezen tot bescherming van het grondwater met het oog op de drinkwaterwinning aan de Weerseloseweg. Op de voor "Waterstaat - Intrekgebied" aangewezen gronden zijn grootschalige risicovolle functies toegestaan, mits er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang en redelijke alternatieven ontbreken. Daarbij moet worden voldaan aan het stap-vooruitprincipe. Van een stap-vooruit is sprake indien per saldo sprake van een verbetering van de beschermingssituatie ter plaatse of in het totale intrekgebied.
Grote risicovolle functies zijn toegestaan, mits er voldaan wordt aan het stand-still-principe. Van een 'stand-still'-situatie is sprake indien de nieuwe functies geen extra risico opleveren. Onder grote en grootschalige risicovolle functies worden o.a. verstaan:
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.
Artikel 11 Antidubbeltelregel
In dit algemene artikel wordt geregeld dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Artikel 12 Algemene bouwregels bevat de algemene bouwregels.
In artikel 13 Algemene gebruiksregels is een algemeen gebruiksverbod opgenomen.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels zijn algemene aanduidingsregels (beperkende) regels met betrekking tot het gebruik of het bouwen opgenomen voor de verwezenlijking van de bestemmingen, die zijn gekoppeld aan zones die aan ruimtelijk relevante, sectorale regelgeving zijn ontleend. Het betreft regels die zijn gekoppeld aan gebiedsaanduidingen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. Daarnaast is binnen de groep van gebiedsaanduidingen gebruik gemaakt van de groep overig en zijn in dit artikel specifieke regels opgenomen ten behoeve van de bescherming en het beheer van archeologische onderzoeksgebieden.
Regels ten aanzien van bescherming van monumentale en bijzondere, waardevolle bomen
Bij de inventarisatie van het bomenbestand in het plangebied is onderzocht welke beschermwaardige bomen aanwezig zijn, die een beschermingszone behoren te krijgen. Beschermwaardige bomen zijn bomen, die duurzaam in stand gehouden dienen te worden, beeldbepalend zijn en optimaal hun functie (kunnen) vervullen. Voor de bepaling of een boom monumentaal of bijzonder waardevol is, wordt een aantal toetsingscriteria gehanteerd, die ook landelijk worden gebruikt. Afhankelijk van aan welke criteria een boom voldoet, wordt deze als monumentaal of bijzonder, waardevol beschouwd. Structuurbomen, die voldoen aan de criteria van beschermwaardige bomen, worden niet afzonderlijk aangeduid in het bestemmingsplan, maar worden aangegeven in een bijlage van deze plantoelichting (Lijst van beschermwaardige bomen).
Planologische bescherming in het plan wordt uitsluitend toegekend voor zover er sprake is van vitale (solitaire) monumentale en bijzondere, waardevolle bomen, die een beschermingszone hebben die van invloed is op mogelijke rechtstreekse bouwtitels van omliggende bestemmingen. In dat geval wordt die beschermingszone door middel van de aanduiding “overig - monumentale boom” of “overig - waardevolle boom” op de verbeelding vastgelegd. Via specifieke regels worden beperkingen opgelegd aan (bouw)activiteiten. De regels hebben ten doel om de groeiplaats van monumentale of waardevolle bomen te beschermen door bepaalde werkzaamheden onder de kroonprojectie of in de wortelzone van een als zodanig gekwalificeerde boom aan een aanlegvergunning te verbinden. De beschermingszone van de monumentale en waardevolle boom bestaat uit het gebied binnen een afstand van 2 meter van de maximale kroonprojectie van die boom.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de in de regels omschreven (bouw)verboden, indien wordt aangetoond dat door het bouwen en/of gebruik van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom niet wordt aangetast. Ten behoeve van het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders een bomen effect rapportage van een erkend boomtaxateur verlangen, waaruit blijkt dat de bouw of werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke, monumentale of ecologische betekenis van de boom. Een erkend boomtaxateur is een boomdeskundige die is aangesloten en erkend door de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVBT) en officieel is geregistreerd als boomtaxateur.
Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid in het plan opgenomen om de aanduiding “overig - waardevolle boom” te verwijderen, indien:
Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied
Binnen het plangebied is een grondwaterbeschermingsgebied gelegen. Dit is een zone ten behoeve van de bescherming van de drinkwaterkwaliteit. Grondwaterbeschermingsgebieden bestaan uit een 25-jaarszone en een 100-jaarszone. Het grondwater in de gebieden in de 25-jaarszone komt binnen 25 jaar in aanmerking om opgepompt te worden ten behoeve van de waterwinning en het grondwater in de 100-jaarszone binnen 100 jaar. De kwaliteit van dit grondwater is van groot belang, daarom is voor deze gebieden een gebiedsaanduiding opgenomen.
Binnen dit gebied zijn grote of grootschalige risicovolle functie enkel toegestaan indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang en redelijke alternatieven ontbreken. Daarbij moet bovendien worden voldaan aan het stap-vooruitprincipe. Van een 'stap-vooruit'-situatie kan gesproken worden indien per saldo sprake is van een verbetering van de beschermingssituatie ter plaatse of in het totale grondwaterbeschermingsgebied. Onder grote en grootschalige risicovolle functies worden o.a. verstaan:
Archeologische onderzoeksgebieden
Voor de oude erven en verdwenen oude erven respectievelijk gebieden en terreinen met een hoge en middelhoge archeologische verwachtingswaarde (al dan niet in enigermate verstoord) wordt gebruik gemaakt van de gebiedsaanduiding “archeologisch onderzoeksgebied a" (verstoringsoppervlakte > 250 m²) respectievelijk “archeologisch onderzoeksgebied b” (verstoringsoppervlakte > 500 m²). In de planregels behorende bij de gebiedsaanduidingen is een onderzoeksplicht en regels met betrekking tot een benodigde omgevingsvergunning opgenomen.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen in een aantal concrete situaties bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan op een aantal onderdelen onder bepaalde randvoorwaarden te wijzigen.
Artikel 17 Algemene procedureregels geeft de procedureregels weer.
In artikel 18 Overige regels wordt ten aanzien van het parkeren geregeld dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. In dit artikel is tevens een algemene regel opgenomen dat, in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit bestemmingsplan, op de gronden geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en Vergunningsbesluit zijn toegestaan.
Hoofdstuk 4 tot slot, geeft een regeling voor het overgangsrecht en geeft de zogenoemde slotregel.
Artikel 19 Overgangsrecht
Op grond van dit artikel worden bouwactiviteiten aan bestaande, met het plan strijdige, bouwwerken, alsmede bestaand, van het plan afwijkend, gebruik onder voorwaarden toegestaan.
Artikel 20 Slotregel
Dit laatste artikel van de planregels bepaalt op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Lijst van bedrijfstypen
Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen (eventueel aan te vullen met Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen en de Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging), gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Bij de indeling van de activiteiten is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevolgd. De SBI-codes komen vrijwel overeen met de BIK-codes, de bedrijfsindeling van de Kamers van Koophandel. De publicatie heeft een indicatief en globaal karakter en dient als hulpmiddel bij het ontwerpen van een bestemmingsplan. Een Afwijken van de daarin vermelde afstanden dient te worden gemotiveerd.
De handreiking geeft op een systematische wijze informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) van een scala aan typen bedrijvigheid. Daarnaast zijn indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem, lucht en visuele hinder opgenomen in de lijst. In de handreiking wordt specifiek ingegaan op het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies, zoals wonen, nabij bedrijven. Naast een omschrijving van de bedrijfstypen is in de publicatie aangegeven tot welke milieucategorie het desbetreffende bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke minimale richtafstand tot gevoelige functies geldt. De daarin genoemde richtafstanden zijn indicatief en gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning met een verblijfsfunctie die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De VNG-publicatie is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen of om woningbouw af te stemmen op bestaande bedrijventerreinen. Deze publicatie is nadrukkelijk niet bedoeld voor de beoordeling van bestaande situaties. Voor bestaande bedrijven, waarvan de bedrijfsvoering niet wordt beëindigd binnen de planperiode, dient een bestemmingsregeling te worden getroffen die aansluit bij het huidige gebruik.
De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van het Rijk en de provincie biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken- is het uitgangspunt. In de herziene publicatie zijn de richtafstanden geactualiseerd, zijn richtafstanden opgenomen ten opzichte van 'gemengd' gebied en is een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging geïntroduceerd.
In de bedrijvenlijst zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. In de nieuwste versie van de handreiking is bovendien de differentiatie binnen de milieucategorieën geformaliseerd door de opname van subcategorieën, zoals die in Enschede in het kader van het project 'inhaalslag' reeds werden toegepast. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. Hierdoor hebben alle richtafstanden nu een eigen milieucategorie.
In de VNG-publicatie zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
5.1 | 500 meter |
5.2 | 700 meter |
5.3 | 1.000 meter |
6 | 1.500 meter |
De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van Bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 0 meter |
2 | 20 meter |
3.1 | 30 meter |
3.2 | 50 meter |
4.1 | 100 meter |
4.2 | 200 meter |
5.1 | 300 meter |
5.2 | 500 meter |
5.3 | 700 meter |
6 | 1.000 meter |
Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: agrarische bedrijven, bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.
Lijst van bedrijfstypen en het bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan kent verschillende bestemmingen, die de vestiging van bepaalde bedrijven en voorzieningen uit een bepaalde hoofdgroep van de lijst toestaat. Uitgangspunt is dat binnen die bestemmingen uitsluitend die bedrijven of voorzieningen uit een bepaalde milieucategorie zijn toegestaan die onder een bepaalde hoofdgroep worden genoemd.
In de algemene regels is voor burgemeester en wethouders een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verschuiven van soorten bedrijven en/of voorzieningen naar een lagere of hogere milieucategorie, indien dit uit een oogpunt van milieuhygiëne dan wel als gevolg van technische ontwikkelingen wenselijk of noodzakelijk is of voor het wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen door het aanvullen met nieuwe bedrijven of voorzieningen en/of het verwijderen van bestaande bedrijven of voorzieningen. Indien nieuwe bedrijven of voorzieningen in de Lijst van bedrijfstypen worden opgenomen, worden zij gerangschikt onder die milieucategorie waarmee zij, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving het meest vergelijkbaar zijn.