Plan: | Het Bijvank Noord |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.20110198-0004 |
Bestemmingsplannen behoren op grond van artikel 3.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening eens in de 10 jaar te worden geactualiseerd. Na het afgeronde project “inhaalslag bestemmingsplannen” volgt een hernieuwde actualisatieronde van de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Nieuwe bestemmingsplannen dienen met toepassing van de wettelijk verplichte SVBP 2008 te worden vervaardigd. Toepassing van de SVBP 2008 zorgt er voor dat nieuwe bestemmingsplannen alle dezelfde structuur en opbouw kennen. Hierdoor ontstaat een uniform geheel, wat de rechtsgelijkheid voor burgers ten goede komt en de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning alsmede de handhaving van bestemmingsplannen vergemakkelijkt.
Er bestaat onderscheid tussen ontwikkelings- en beheersgerichte bestemmingsplannen. Dit onderscheid is niet zozeer gebaseerd op hoe een bestemmingsplan in elkaar steekt, maar juist wat met het bestemmingsplan wordt beoogd (beheren of ontwikkelen).
In Enschede is gekozen om ontwikkelingsgericht te gaan bestemmen omdat bestemmingsplannen sneller en met minder menskracht gemaakt kunnen worden als de bestemmingsregeling is toegespitst op het huidige gebruik en plannen die zich (met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) binnen de planperiode gaan voordoen. Voor al datgene wat zich waarschijnlijk of mogelijk gaat voordoen worden, buiten een aantal generieke wijzigingsbevoegdheden om, in het bestemmingsplan geen speciale voorzieningen getroffen.
Bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan “Het Bijvank Noord” heeft de gemeente zich ten doel gesteld een instrument te ontwikkelen dat:
In de planregels zijn daartoe basiseisen opgenomen, waaraan in beginsel elke bouwaanvraag moet voldoen. Het betreft voornamelijk de op de verbeelding gegeven aanwijzingen die voor gebouwen gelden, zoals de situering binnen het bouwvlak (al dan niet verplichte bouwgrens) en de maximale bouwhoogte.
Tegelijkertijd is in de planregels aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om onderdelen van het plan te wijzigen en in concrete situaties bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde regels. Daarnaast wordt door de keuze van bepaalde hoofdgroepen van bestemmingen mogelijk gemaakt dat meerdere hoofdfuncties binnen die bestemming uitwisselbaar zijn, hetgeen de flexibiliteit ten goede komt.
Aangezien belanghebbenden terug kunnen vallen op de in het plan opgenomen basiseisen, ofwel de gelegenheid hebben om zienswijzen in te brengen tegen een kenbaar gemaakt voornemen om veranderingen (wijzigingen en afwijkingen) toe te staan van het bestemmingsplan, bevat het plan voor hen voldoende rechtswaarborgen.
Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan benoemen een aantal uitgangspunten die van belang zijn voor de uitvoering van het plan. In het bestemmingsplan moet de vertaling plaatsvinden van ontwerp naar uitvoering, aangezien het bestemmingsplan het toetsingskader is voor het bouwen en gebruik van gronden.
De belangrijkste aandachtspunten uit stedenbouwkundig plan (zie paragraaf 4.1) en beeldwaliteitsplan (zie paragraaf 4.3.2) voor het bestemmingsplan zijn:
Aan de hand van de bouwstenen uit het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan wordt de vertaling naar het bestemmingsplan toegelicht:
De hoofdvolumes van de woningen moeten in het bouwvlak worden gerealiseerd. De bouwvlakken staan aangegeven op de verbeelding (plankaart). Het principe "hard van buiten, zacht van binnen" houdt onder andere in dat aan de binnenbrinken meer vrijheid is om te kunnen uit-, aan- en bijbouwen. Vanaf de buitenzijde moet het beeld hard en eenduidig zijn. In het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt in voor- en achterzijde van de woning. De voorzijde van de woning heeft de bestemming Tuin, de achterzijde de bestemming Wonen. Deze keuze voor de voor- en achterzijde kan tot gevolg hebben dat binnen deze definitie de voordeur aan de achterzijde zit. Aan de achterzijde (met de bestemming Wonen) mag een woning uitgebreid worden en kunnen bijgebouwen worden gerealiseerd. Aan de voorzijde (met de bestemming Tuin) is alleen een erfafscheiding toegestaan.
Afbeelding 9 geeft het onderscheid aan tussen de voor- en achterzijde van de woning zoals dit op basis van het stedenbouwkundig- en beeldkwaliteitsplan bedoeld is. In het bestemmingsplan heeft de voorzijde van het perceel de bestemming Tuin en de achterzijde de bestemming Wonen.
Afbeelding 9: Onderscheid voor- en achterzijde woningen
Het openbaar groen heeft de bestemming Groen. Binnen deze bestemming zijn onder andere fiets- en voetpaden toegestaan. Bebouwing is alleen toegestaan voor bijvoorbeeld nutsvoorzieningen en speeltoestellen. Het bestemmingsplan staat daarmee het uitvoeren van het stedenbouwkundig en beeldkwaliteitsplan niet in de weg.
Het beeldkwaliteitsplan is het toetsingskader voor bouwaanvragen op het gebied van samenhang tussen bebouwing, kleur- en materiaalgebruik.
Aan erf- en perceelafscheidingen worden beeldkwaliteitseisen gesteld. Op onderstaande kaart uit het beeldkwaliteitsplan wordt precies de gewenste hoogte en het materiaalgebruik aangegeven:
Afbeelding 10: Criteria erf- en perceelafscheidingen
Afbeelding 10 laat zien dat per blok de inrichting van erf- en perceelafscheidingen anders is. In de planregels is zowel bij de bestemming Tuin als Wonen voor erf- en perceelafscheidingen hoger dan 1 meter een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan nodig. Omdat de verschijningsvorm van deze bouwwerken een bepalende bijdrage levert aan het totale ontwerp in de praktijk, is toetsing van bouwaanvragen aan het beeldkwaliteitsplan een belangrijke tussenstap. Via een afwijkingsprocedure heeft de gemeente het toestaan of weigeren van deze bouwwerken in de hand.