Plan: | Glanerbrug 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0153.20101314-0003 |
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de regels en de bijbehorende digitale verbeelding en de analoge verbeelding (papieren kaart) waarop de diverse bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding en de regels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels;
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels;
Hoofdstuk 3 - Algemene regels;
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels.
In deze paragraaf worden de regels per hoofdstuk toegelicht.
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied van het bestemmingsplan “Glanerbrug 2010”. Hoofdstuk 1 bestaat uit de navolgende artikelen:
Artikel 1 - Begrippen
In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, waarmee een eenduidige interpretatie van deze begrippen is vastgelegd.
Artikel 2 - Wijze van meten
Dit artikel geeft bepalingen hoe onder meer de hoogtes van gebouwen en de inhoud van gebouwen gemeten moeten worden en hoe bepaalde eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die in het plangebied voorkomen. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming weergegeven. Als op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, is de hoofdregel dat de hoofdgebouwen binnen de bouwgrenzen dienen te worden opgericht. Bij de indeling van de bestemmingsregels wordt conform de SVBP 2008 een vaste volgorde aangehouden. De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd:
Hieronder worden de diverse bestemmingsregels kort toegelicht.
Artikel 3 - Bedrijf
De bestemming “Bedrijf” is toegekend aan de verspreid in het plangebied gelegen bedrijven. Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van garagebedrijven en risicovolle inrichtingen. Bedrijven op deze lijst zijn ingedeeld in categorieën op basis van de hinder die zij kunnen veroorzaken. De bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 zijn door hun aard en invloed van de milieubelasting toelaatbaar in de onmiddellijke nabijheid van woningen. Bedrijven die niet op de lijst voorkomen, maar kunnen aantonen dat zij een vergelijkbare hinder (of minder) veroorzaken, kunnen via een afwijking worden toegestaan.
Artikel 4 - Bedrijf-Garagebedrijf
De bestemming “Bedrijf-Garagebedrijf” is toegekend aan de verspreid in het plangebied gelegen garagebedrijven, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Bedrijven van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1).
Artikel 5 - Bedrijf-Nutsvoorziening
Deze bestemming is bedoeld voor nutsbedrijven of soortgelijke instellingen, gericht op de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, de verzorging van telecommunicatie of de afvoer en verwerking van afvalstoffen. Kleinschalige nutsvoorzieningen van geringe omvang, zoals transformatorstations en schakelhuisjes, die ten hoogste in milieucategorie 2 voorkomen, worden in beginsel niet afzonderlijk bestemd, maar worden bij recht als ondergeschikte voorziening toegestaan in de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming.
Artikel 6 - Bedrijf - Rioolwaterzuivering
Deze bestemming is toegekend aan de rioolwaterzuiveringsinstallatie Glanerbrug.
Artikel 7 - Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG
Deze bestemming is toegekend aan een tweetal tankstations waarbij de verkoop van lpg om redenen van externe veiligheid niet is toegestaan.
Artikel 8 - Centrum
De bestemming “Centrum” is toegekend aan het kernwinkelgebied aan de Gronausestraat, dat gekenmerkt wordt door een grote mate van menging van stedelijke functies. Deze bestemming maakt in planologisch opzicht diverse functies mogelijk op de begane grond van gebouwen: detailhandel, dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. De toegestane bedrijven en voorzieningen zijn beperkt tot categorie A van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging (bijlage 2). Op de verdiepingen is wonen toegestaan, eventueel in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis.
Artikel 9 - Cultuur en ontspanning
De bestemming “Cultuur en ontspanning” is toegekend aan het scoutingterrein aan de Jacob Roggeveenstraat. Binnen deze bestemming zijn functies toegestaan, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Cultuur en Ontspanning van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met de daarbij behorende niet zelfstandige detailhandel en horeca.
Artikel 10 - Cultuur en ontspanning - Speeltuin
De bestemming “Cultuur en ontspanning-Speeltuin” is opgenomen voor het terrein van de speeltuin aan de Jacob Roggeveenstraat, met de daarbij behorende niet zelfstandige horeca.
Artikel 11 - Detailhandel
De bestemming “Detailhandel” is opgenomen voor de bestaande, verspreid liggende grotere winkelpanden in het plangebied, voor zover die niet zijn gelegen binnen het gebied met de bestemming "Centrum". Voor de overige, in de regel meer kleinschaliger, detailhandelslocaties in het plangebied is een functie-aanduiding "Detailhandel" opgenomen. Voor zover deze locaties met functie-aanduiding "Detailhandel" zijn gelegen op een perceel met de bestemming "Wonen" geldt dat supermarkten ter plaatse niet zijn toegestaan.
Artikel 12 - Gemengd 2
De bestemming “Gemengd 2” is bedoeld voor de aanloopstraten binnen het plangebied, die een ruimtelijk structurerende en functionele centrale rol vervullen. Concreet gaat het hierbij om het gedeelte van de Kerkstraat tussen Gronausestraat en spoorlijn en die delen van de Gronausestraat die niet tot het Kernwinkelgebied behoren. Binnen deze gemengde bestemming zijn de aangewezen gronden bestemd voor dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. De toegestane bedrijven en voorzieningen zijn voor een groot deel uitsluitend toegestaan op de begane grond van de gebouwen en beperkt tot categorie A van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging (bijlage 2).
Artikel 13 - Groen
De groenstroken die structuurbepalend zijn op wijkniveau, zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming is het toegestaan om groenstroken en plantsoenen aan te leggen en in stand te houden. Daarnaast zijn waterpartijen, waterlopen, wadi's en overige voorzieningen in het kader van de waterbeheersing toegestaan. Het aanleggen van wandel- en fietspaden en speelvoorzieningen is eveneens toegestaan. De bestemming “Groen” is in principe toegekend aan al het structurele groen in het plangebied. De reststrookjes groen in het plangebied hebben veelal een andere bestemming, bijvoorbeeld “Verkeer-Verblijfsgebied” als het onderdeel uitmaakt van de infrastructuur, of “Wonen” als het direct grenst aan tuinen van woningen. Bebouwing van de voor “Groen” aangewezen gronden is slechts toegestaan in het kader van de bestemming. Hierbij kan worden gedacht aan de plaatsing van straatmeubilair, speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Artikel 14 - Horeca
De bestemming “Horeca” is opgenomen voor de bestaande, verspreid in het plangebied gelegen café's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven, die zijn genoemd in de categorie 1 uit de hoofdgroep Horeca van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1), met uitzondering van hotels en pensions, conferentie-oorden en congrescentra. Voor de bestaande verspreid in het plangebied gelegen lichtere horecabedrijven als snackbars, cafetaria's, ijssalons en dergelijke is - voor zover deze niet binnen het gebied met de bestemming "Centrum" zijn gelegen - in een functie-aanduiding "Horeca" opgenomen waarin ook de eveneens in categorie 1 uit de hoofdgroep Horeca van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1) genoemde cafe's en bars zijn uitgesloten.
Artikel 15 - Maatschappelijk
De bestemming "Maatschappelijk" is bedoeld voor de verspreid in het plangebied gelegen maatschappelijke voorzieningen, die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Maatschappelijk van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (bijlage 1).
Artikel 16 - Maatschappelijk - Begraafplaats
De bestemming "Maatschappelijk-Begraafplaats" is toegekend aan de twee in het plangebied aanwezige begraafplaatsen.
Artikel 17 - Natuur
De gronden die de loop van de Glanerbeek volgen, hebben binnen het plangebied de bestemming "Natuur" gekregen. Deze gronden zijn bestemd voor de bescherming, instandhouding en verbetering van de landschappelijke, cultuurhistorische, geomorfologische en natuurlijke waarden, alsmede voor ecologische verbindingszone, diverse soorten waterlopen en waterpartijen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en waterbeheersing. Bebouwing op deze gronden is uitsluitend toegestaan in overeenstemming met deze bestemming.
Artikel 18 - Sport
De bestemming "Sport" is toegekend aan het sportpark "Bultserve" en de diverse verspreid binnen het plangebied gelegen sportaccommodaties. Deze gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdgroep Sport van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfstypen (Bijlage 1), met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen zoals kantines, kleedruimtes en parkeervoorzieningen. Binnen de bestemming "Sport" is ondergeschikt medegebruik ten behoeve van niet-zelfstandige detailhandel, niet-zelfstandige horeca, welzijnswerk, kinderopvang en sociaal-cultureel werk toegestaan.
Artikel 19 - Verkeer
De bestemming "Verkeer” is bedoeld voor verkeerszones die een doorgaand karakter hebben (verkeersaders). Dit zijn wegen waar maximaal 50 km/uur gereden mag worden. Deze bestemming geldt binnen het plangebied alleen voor het deel van de Kerkstraat ten noorden van de aansluiting met de Euregioweg. Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, fietspaden, parkeerplaatsen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk. Op de voor “Verkeer” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, nutsvoorzieningen, draagconstructies voor reclame en ander straatmeubilair.
Artikel 20 - Verkeer - Openbaar vervoer
De bestemming "Verkeer-Openbaar vervoer” is bedoeld voor vrijliggende busbanen die onderdeel uitmaken van een busroute. Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, bushaltes met wachtruimten, trottoirs en groenaanleg mogelijk. Op de voor “Verkeer-Openbaar vervoer” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het verkeer, nutsvoorzieningen, draagconstructies voor reclame en ander straatmeubilair.
Artikel 21 - Verkeer - Parkeerterrein
De bestemming "Verkeer-Parkeerterrein" is bestemd voor de bestaande grotere parkeerterreinen in het plangebied, die niet binnen de bestemmingen “Verkeer" en “Verkeer-Verblijfsgebied” vallen. Op de voor "Verkeer-Parkeerterrein" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken en voorzieningen ten dienste van deze bestemming worden gerealiseerd, zoals straatmeubilair, in- en uitritten, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Artikel 22 - Verkeer - Railverkeer
De bestemming "Verkeer-Railverkeer" is bestemd voor de spoorlijn Enschede-Gronau, met inbegrip van de treinhalte Glanerbrug aan de Kerkstraat. Op de voor “Verkeer-Railverkeer” aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals bouwwerken voor bewegwijzering, beveiliging en regeling van het railverkeer, nutsvoorzieningen, draagconstructies voor reclame, fietsenstallingen, stationsvoorzieningen en straatmeubilair.
Artikel 23 - Verkeer-Verblijfsgebied
De bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” is bestemd voor gebiedsontsluitingswegen, erftoegangswegen en woonerven. Deze bestemming richt zich dan met name op langzaam verkeer en draagt het karakter van een verblijfsgebied. Dit zijn voornamelijk de 30 km/uur zones waar de verblijfsfunctie belangrijker is dan de verkeersfunctie. De inrichting van de wegen is hierop afgestemd. Op de voor “Verkeer-Verblijfsgebied“ aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van deze bestemming, zoals straatmeubilair, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen.
Artikel 24 - Water
De bestemming "Water" is bedoeld voor de verspreid in het plangebied gelegen waterpartijen, waterlopen en vijvers die een structurerende of beeldbepalende functie hebben en/of een belangrijke schakel zijn in het systeem van waterhuishouding en waterbeheersing.
Artikel 25 - Wonen
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf aan huis. Voor deze bestemming wordt een ruime bestemmingsomschrijving gehanteerd, waarbinnen allerlei soorten woonvormen zijn toegestaan. Hierbij kan worden gedacht aan eengezinswoningen, appartementen, woonzorgwoningen, serviceflats en kamerbewoning. Er is geen onderscheid gemaakt tussen vrijstaande-, halfvrijstaande-, aaneengesloten- en gestapelde woningen. Tevens wordt onder wonen verstaan kleinschalige woonvormen, waarin ondersteuning voor de dagelijkse levensbehoeften en/of zorg op maat wordt verleend aan de bewoners. Om eventuele ongewenste splitsing van woningen in meerdere zelfstandige woonruimten tegen te gaan is in de bestemmingsomschrijving opgenomen dat per bouwperceel één hoofdgebouw met daarin één woning is toegestaan. Deze beperking geldt niet voor appartementencomplexen, die bestaan immers per definitie per bouwperceel uit één hoofdgebouw met daarin meerdere woningen. In de planregels zijn verder algemene bouwregels opgenomen voor de bouw van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, zoals erf- en perceelafscheidingen. Voor complexen garageboxen en nutsvoorzieningen gelden daarvan afwijkende bepalingen.
De beleidsuitgangspunten voor aan huis gebonden beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten hebben een juridische vertaling gekregen in de specifieke gebruiksregels binnen de woonbestemming. De uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in samenhang met wonen is toegestaan onder de volgende ruimtelijke en functionele randvoorwaarden:
Bij een beroep aan huis kan worden gedacht aan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied. Het gaat hierbij om beroepsmatige activiteiten die door zijn beperkte omvang in een woning en/of daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kunnen worden uitgeoefend en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is. De bestemmingsregels bevatten tevens enkele flexibiliteitsbepalingen, waardoor het mogelijk is om in concrete situaties bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor een groter vloeroppervlak en voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in een hogere milieucategorie.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, bestaande uit de antidubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels, algemene procedureregels en overige regels.
Artikel 26 - Antidubbeltelregel
In dit algemene artikel wordt geregeld dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Artikel 27 - Algemene bouwregels
In dit artikel zijn enkele algemene bouwregels opgenomen ten aanzien van de mogelijkheden voor ondergronds bouwen.
Artikel 28 - Algemene aanduidingsregels
In de Algemene aanduidingsregels zijn beperkende regels met betrekking tot het gebruik of het bouwen opgenomen voor de verwezenlijking van de bestemmingen, die zijn gekoppeld aan zones die aan ruimtelijk relevante, sectorale regelgeving zijn ontleend zoals de Wet geluidhinder, het Besluit externe veiligheid inrichtingen of de Wet op de archeologische monumentenzorg. Het betreft regels die zijn gekoppeld aan gebiedsaanduidingen, zoals geluidszones, veiligheidszones, vrijwaringszones en milieuzones. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In dit bestemmingsplan zijn de volgende gebiedsaanduidingen opgenomen:
Archeologisch onderzoeksgebied A en Archeologisch onderzoeksgebied B
Deze gebiedsaanduidingen worden opgenomen voor gebieden met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde waar nog geen (of gedeeltelijk) waarderend onderzoek is uitgevoerd en geen selectie van behoudenswaardige archeologie door het bevoegd gezag heeft plaatsgevonden. Voor deze gebieden geldt een onderzoeksplicht indien de bodemverstoringsoppervlakte groter is dan respectievelijk 250 m2 (onderzoeksgebied a) of 500 m2(onderzoeksgebied b) en met een bodemverstoring dieper dan 50 cm beneden maaiveld. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond waarvan de gebiedsaanduiding na uitgevoerd waarderend onderzoek en selectiebesluit door het bevoegd gezag kan worden verwijderd (indien geen behoudenswaardige archeologie is aangetroffen) dan wel gewijzigd in een dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" (indien de aangetroffen archeologische waarden dienen te worden beschermd).
Artikel 29 - Algemene gebruiksregels
In artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen.
Artikel 30 - Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in een aantal concrete situaties bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van dit plan.
Artikel 31 - Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan op een aantal onderdelen onder bepaalde randvoorwaarden te wijzigen.
Artikel 32 - Algemene procedureregels
In dit artikel zijn procedureregels opgenomen voor de toepassing door burgemeester en wethouders van de diverse in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden.
Artikel 33 - Overige regels
In dit artikel wordt ten aanzien van het parkeren geregeld dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt aansluiting gezocht bij de parkeerkencijfers, zoals die zijn genoemd in de publicatie van het CROW “Parkeerkencijfers- basis voor parkeernormering” (2008) en wordt gebruik gemaakt van het handboek “Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom”. Het benodigde aantal parkeerplaatsen kan worden berekend op basis van parkeerkencijfers of wordt bepaald in parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers. Parkeernormen geven het aantal beleidsmatig vastgestelde parkeerplaatsen bij een bedrijf of voorziening aan. Bij het gebruik van parkeerkencijfers moet rekening worden gehouden met de bereikbaarheid van de locatie, de specifieke kenmerken van de functie, de mobiliteitskenmerken van de gebruikers van het gebouw en met het gemeentelijk beleid. Hierbij wordt gezocht naar een evenwicht tussen zoveel mogelijk tegemoetkomen aan de parkeervraag en de optimale combinatie van leefbaarheid en bereikbaarheid. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de hoofdregel dat parkeervoorzieningen in voldoende mate op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd, mits op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien en de situering van de parkeerplaatsen het ruimtelijk beeld van de omgeving, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantast.
In het artikel “Overige regels” is tevens een algemene regel opgenomen dat in afwijking van het bepaalde elders in de regels van dit plan, op de in het plan begrepen gronden geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht zijn toegestaan.
Hoofdstuk 4 tot slot, geeft een regeling voor het overgangsrecht en geeft de zogenoemde slotregel.
Artikel 34 - Overgangsrecht
Op grond van dit artikel worden bouwactiviteiten aan bestaande, met het plan strijdige, bouwwerken, alsmede bestaand, van het plan afwijkend, gebruik onder voorwaarden toegestaan.
Artikel 35 - Slotregel
Dit laatste artikel van de planregels bepaalt op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Als bijlage bij de planregels behoort een Lijst van bedrijfstypen, gebaseerd op de gehanteerde indeling uit de herziene publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Bij de indeling van de activiteiten is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gevolgd. De SBI-codes komen vrijwel overeen met de BIK-codes, de bedrijfsindeling van de Kamers van Koophandel.
De herziene handreiking geeft op een systematische wijze informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) van een scala aan typen bedrijvigheid. Daarnaast zijn indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem, lucht en visuele hinder opgenomen in de lijst. In de handreiking wordt specifiek ingegaan op het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en van gevoelige functies, zoals wonen, nabij bedrijven. De VNG-publicatie is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen of om woningbouw af te stemmen op bestaande bedrijventerreinen. Deze publicatie is nadrukkelijk niet bedoeld voor de beoordeling van bestaande situaties. Voor bestaande bedrijven, waarvan de bedrijfsvoering niet wordt beëindigd binnen de planperiode, dient een bestemmingsregeling te worden getroffen die aansluit bij het huidige gebruik.
Lijst van bedrijfstypen
In de VNG-brochure zijn de bedrijfstypen ingedeeld in milieucategorieën, die samenhangen met de indicatief aan te houden afstand ten opzichte van een milieugevoelige bestemming vanwege de mogelijke hinder van de milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid. Per bedrijfstype is in de publicatie aangegeven tot welke milieucategorie het desbetreffende bedrijfstype wordt gerekend, alsmede welke minimale richtafstand tot gevoelige functies geldt. De daarin genoemde richtafstanden zijn indicatief en gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning met een verblijfsfunctie die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. In de bedrijvenlijst zijn veel activiteiten gedifferentieerd naar bedrijfsgrootte, waardoor kleinschalige activiteiten in een lagere milieucategorie vallen en daardoor beter inpasbaar zijn. Vooral bij productiebedrijven zijn richtafstanden toegevoegd voor kleinschalige activiteiten. In de lijst worden zes verschillende hoofdcategorieën onderscheiden. Om de bruikbaarheid van de Lijst van bedrijfstypen te vergroten, zijn de in de VNG-uitgave genoemde bedrijfstypen van bedrijven en voorzieningen in de lijst gegroepeerd per hoofdgroep, terwijl binnen elke afzonderlijke hoofdgroep tevens een onderverdeling is gemaakt in subgroepen, waarbinnen bedrijfstypen zijn geclusterd. De hoofdgroepen binnen de lijst zijn: bedrijven, cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca, kantoren, maatschappelijk, recreatie, sport en verkeer.
In de nieuwste versie van de VNG-brochure is bovendien de differentiatie binnen de milieucategorieën geformaliseerd door de opname van subcategorieën, zoals die in Enschede in het kader van het project 'inhaalslag' reeds werden toegepast. Milieucategorie 3 is onderverdeeld in subcategorieën 3.1 en 3.2, milieucategorie 4 in subcategorieën 4.1 en 4.2 en milieucategorie 5 in de subcategorieën 5.1, 5.2. en 5.3. Hierdoor hebben alle richtafstanden nu een eigen milieucategorie.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk |
1 | 10 meter |
2 | 30 meter |
3.1 | 50 meter |
3.2 | 100 meter |
4.1 | 200 meter |
4.2 | 300 meter |
5.1 | 500 meter |
5.2 | 700 meter |
5.3 | 1.000 meter |
6 | 1.500 meter |
Bij de beoordeling van de milieubelasting van een bedrijf of een voorziening (feitelijke milieuhinder) dient behalve op de vier belangrijkste milieufactoren geur, stof, gevaar en geluid ook te worden gelet op de volgende aanvullende milieu- en omgevingsaspecten:
In de Lijst van bedrijfstypen zijn daarom als extra hulpmiddel indices opgenomen om te kunnen bepalen bij welke bedrijfstypen rekening moet worden gehouden met een of meer aanvullende milieu-aspecten.
Gemengde gebieden en maatwerk
De Lijst van bedrijfstypen vormt het middel voor het uitvoeren van een eerste toets of een bedrijf van een bepaald bedrijfstype op grond van de planregels toelaatbaar is. De concrete bedrijfsvoering in een bedrijf en/of milieuvergunning(en) bieden nader inzicht in hoeverre een bedrijf tot een bepaalde milieucategorie gerekend moet worden en daarom al dan niet toelaatbaar is. Het ruimtelijk beleid van rijk en provincies biedt gemeenten beleidsvrijheid voor maatwerk op lokaal niveau. De handreiking is in de praktijk een belangrijk hulpmiddel bij het toepassen van milieuzonering, dat wil zeggen het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies in de ruimtelijke planvorming ter bescherming van het woon- en leefklimaat. Gebruikelijk is om bij milieuzonering uit te gaan van alle belastende milieuaspecten, waarbij het milieuaspect met het grootste effect of de grootste afstand uiteindelijk maatgevend is. Gemotiveerd toepassen – in plaats van gemotiveerd afwijken- is het uitgangspunt. In de herziene publicatie zijn richtafstanden ten opzichte van 'gemengd' gebied en een categorie-indeling voor gebieden met functiemenging nieuw. De Lijst van bedrijfstypen vermeldt de richtafstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dit is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen er vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven, kantoren) voor. Hoe gevoelig een gebied is voor bedrijfsactiviteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De gevoeligheid van een gebied kan daarom aanleiding zijn om gemotiveerd af te wijken van de richtafstanden in de Lijst van Bedrijfstypen. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied', een gebied met een matige tot sterke functiemenging, kunnen de richtafstanden met één afstandstap worden verminderd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 0 meter |
2 | 20 meter |
3.1 | 30 meter |
3.2 | 50 meter |
4.1 | 100 meter |
4.2 | 200 meter |
5.1 | 300 meter |
5.2 | 500 meter |
5.3 | 700 meter |
6 | 1.000 meter |
Lijst van bedrijfstypen en het bestemmingsplan “Glanerbrug 2010”
Het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" kent verschillende bestemmingen, die de vestiging van bepaalde bedrijven en voorzieningen uit een bepaalde hoofdgroep van de lijst toestaat. Uitgangspunt is dat binnen die bestemmingen uitsluitend die bedrijven of voorzieningen uit een bepaalde milieucategorie zijn toegestaan die onder een bepaalde hoofdgroep worden genoemd. In de bestemmingsregels van de betreffende bestemmingen is voor burgemeester en wethouders een bevoegdheid opgenomen om bij een omgevingsvergunning af te wijken voor de vestiging van een bedrijf of een voorziening dan wel wijziging of aanpassing van een bestaand bedrijf of bestaande voorziening in een bedrijf of voorziening die niet is genoemd binnen de betreffende hoofdgroep van de Lijst van bedrijfstypen of is genoemd in één categorie hoger van die betreffende hoofdgroep. Voorwaarde is dat de concreet voorgenomen activiteit van dat bedrijf of die voorziening, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met de bij recht toegestane categorieën bedrijven en/of voorzieningen. Bij de beoordeling van de daadwerkelijke milieubelasting van een bedrijf of een voorziening dient te worden gelet op de volgende aspecten: potentiële geur-, stof-, geluid- of trillingshinder, lucht-, water- of bodemverontreiniging, visuele hinder, verkeersaantrekkende werking, het al dan niet continue karakter van de activiteit en externe veiligheid (gevaar).
Naast de afwijkingsbevoegdheid is in de algemene regels voor burgemeester en wethouders een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het verschuiven van soorten bedrijven en/of voorzieningen naar een lagere of hogere milieucategorie, indien dit uit een oogpunt van milieuhygiëne dan wel als gevolg van technische ontwikkelingen wenselijk of noodzakelijk is of voor het wijzigen van de Lijst van bedrijfstypen door het aanvullen met nieuwe bedrijven of voorzieningen en/of het verwijderen van bestaande bedrijven of voorzieningen. Indien nieuwe bedrijven of voorzieningen in de Lijst van bedrijfstypen worden opgenomen, worden zij gerangschikt onder die milieucategorie waarmee zij, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving het meest vergelijkbaar zijn.
Specifieke bedrijvenlijsten
Voor zowel bedrijventerreinen als voor gebieden met functiemenging kan er op basis van de VNG-brochure, naast hantering van een algemene bedrijvenlijst (Lijst van bedrijfstypen), een keuze worden gemaakt voor hantering van een specifieke bedrijvenlijst:
Deze specifieke bedrijvenlijst wordt toegepast voor de formele bedrijvenlocaties en binnenstedelijke bedrijventerreinen, waarvoor de gebiedsgerichte bestemming “Bedrijventerrein” geldt. In deze bedrijvenlijst zijn alle activiteiten weggelaten die normaal gesproken vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet thuishoren op een dergelijk bedrijventerrein, zoals landbouwbedrijven, veehouderijen, horecabedrijven, detailhandelsbedrijven, onderwijs-, gezondheidszorg- en welzijnszorgvoorzieningen. Deze bedrijvenlijst is gemaakt voor een doorsnee bedrijventerrein, waar maximaal activiteiten uit milieucategorie 4.2 zijn toegestaan. De gemeenten kunnen op grond van eigen beleidsuitgangspunten en keuzes tot een andere selectie komen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" zijn geen bedrijvenlocaties aanwezig waarop deze specifieke bedrijvenlijst van toepassing kan worden verklaard.
Deze specifieke bedrijvenlijst wordt toegepast voor de gemengde gebieden binnen een plangebied, die gekenmerkt worden door een mix van stedelijke functies en waarvoor de bestemming “Gemengd” of “Centrum” geldt. Gemengde gebieden zijn gebieden met een matige tot sterke functiemenging, bijvoorbeeld een stadscentrum met winkels, woningen, horeca en kleine bedrijven. In een dergelijk levendig en dynamisch gebied is het de vraag welke bedrijfsmatige activiteiten en andere milieubelastende functies nog aanvaardbaar zijn. De VNG-brochure bevat een specifieke bedrijvenlijst met functies die passen in een gemengd gebied. Een specifieke Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden van functiemenging is wenselijk, omdat de activiteiten in dergelijke gebieden qua schaal sterk kunnen verschillen van de activiteiten op bijvoorbeeld een bedrijventerrein. In de lijst voor functiemenging wordt gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene Lijst van bedrijfstypen. De activiteiten in de Staat van bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C, waarmee een beoordeling van de planologische toelaatbaarheid van activiteiten binnen een gemengd gebied mogelijk is. Binnen een dergelijk gebied wordt het werken met de van oudsher bestaande minimumafstanden niet doelmatig geacht.
De betekenis voor de toelaatbaarheid van activiteiten is als volgt:
Categorie A
Activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
Categorie B
Activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden (er is sprake van afzonderlijke gebouwen).
Categorie C
Activiteiten, zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Glanerbrug 2010" is deze specifieke bedrijvenlijst voor functiemengingsgebieden van toepassing op het gemende gebied dat wordt gevormd door de Gronausestraat en het deel van de Kerkstraat tussen Gronausestraat en spoorlijn Enschede-Gronau.
Specifieke opslagen en installaties
Bij bedrijfsmatige activiteiten van bedrijven en voorzieningen kunnen specifieke opslagen en installaties voorkomen. In de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering” is een afzonderlijke Lijst van opslagen en installaties opgenomen. Deze lijst bevat milieuaspecten en richtafstanden voor de daarin genoemde opslagen en installaties. Deze lijst is niet bedoeld voor de vertaling naar een Staat van Bedrijfsactiviteiten in een bestemmingsplanregeling. De lijst opslagen en installaties kan als hulpmiddel worden gebruikt bij de ruimtelijke inpassing van concrete milieubelastende activiteiten of de inpassing van nieuwe woningen nabij bestaande bedrijvigheid.