direct naar inhoud van 4.3 Provinciaal beleid
Plan: Usseler Es 2008
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0153.20070132-0004

4.3 Provinciaal beleid

Het ruimtelijk beleid van de provincie Overijssel komt vooral tot uitdrukking in de door Provinciale Staten vastgestelde streekplannen en herzieningen daarvan. Daarnaast kunnen worden genoemd het Milieubeleidsplan, het Waterhuishoudingsplan en het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, die eveneens ruimtelijk relevant beleid bevatten. In de praktijk was daarnaast een belangrijke rol weggelegd voor de nota "Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen", waarin regels waren opgenomen voor het ruimtelijke toezichtbeleid van de provincie. Sinds 1 juli 2009 is de Omgevingsvisie Overijssel vastgesteld overeenkomstig de nieuwe Wro. Deze Omgevingsvisie Overijssel is in de plaats gekomen van het Streekplan Overijssel 2000+. Voorzover dit relevant wordt geacht, wordt in deze paragraaf ingegaan op het provinciale ruimtelijke beleid, zoals dat in de hiervoor genoemde stukken tot uiting komt.

4.3.1 Streekplan Overijssel 2000+

Op 13 december 2000 hebben Provinciale Staten van Overijssel het Streekplan Overijssel 2000+ vastgesteld. Het plan geeft de hoofdlijnen van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor de lange termijn aan voor Overijssel, zoals de provincie deze nastreeft. Het plan is zodanig ingericht, dat ruimte wordt geboden voor toekomstige projecten, die bijdragen aan een goede ruimtelijke ontwikkeling van de provincie. Deze worden niet alle op voorhand vastgelegd naar omvang en locatie, maar worden gestuurd door middel van ruimtelijke zonering en locatiecriteria. Het plan geeft daarnaast de kaders aan die de provincie stelt om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. In deze paragraaf worden enkele belangrijke items uit dit plan besproken.

Bevolking en woningbouw

Het stadsgewest Twente vormt de grootste stedelijke concentratie in Nederland buiten de Randstad. Dat geldt zowel voor de omvang van de bevolking als voor de werkgelegenheid. Het stadsgewest Twente kan als een netwerkstad worden getypeerd, waarin de steden en kernen elkaar aanvullen en gezamenlijk een hoog niveau aan bedrijvigheid en dienstverlening, voorzieningen (op het gebied van cultuur, onderwijs, zorg en detailhandel) en woonmilieus bieden.

Ten aanzien van bouwen en wonen in de steden wordt opgemerkt, dat in de komende periode het realiseren van meer differentiatie in de woningvoorraad van de steden essentieel is. Een multifunctionele inrichting van buurten en wijken is van groot belang voor de leefbaarheid van steden. Het provinciale beleid, dat is gericht op het concentreren van woningbouw in de steden, staat of valt bij het bieden van een kwaliteit van de woningbouw die aansluit bij de vraag. Om te komen tot meer differentiatie zal de nieuwbouw (en vervangende nieuwbouw) in de steden zich vooral moeten richten op de duurdere segmenten, koopwoningen, grotere woningen en levensloopbestendige woningen. Belangrijke aandachtspunten zijn verder een vernieuwende stedelijke ontwikkeling, vernieuwende architectuur, duurzaamheid, aanbod gericht op nieuwe leefstijlen en particulier opdrachtgeverschap.

Detailhandel

Met de Nota Ruimte geeft het Rijk meer verantwoordelijkheden aan provincies en gemeenten om het detailhandelsbeleid vorm te geven. Om een invulling aan deze nieuwe taak te geven heeft de provincie Overijssel een provinciale detailhandelsvisie opgesteld. Deze visie beoogt een (economische) aanvulling op het streekplan te zijn. De visie schetst de wenselijke ruimtelijk-economische ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Overijssel weer en kan als kader dienen bij de beoordeling van nieuwe 'winkelplannen' met een bovenlokale impact. Ook is het bouwsteen voor de Omgevingsvisie Overijssel.

Voor de diverse type winkelgebieden in Overijssel is een wensbeeld geschetst. Dit wensbeeld geeft de visie op de toekomstige detailhandelsstructuur en is vertaald in beleidsuitgangspunten. Voor perifere detailhandelsclusters voor grootschalige detailhandel geldt dat nieuwe detailhandelsontwikkelingen bij voorkeur dienen aan te sluiten op bestaande detailhandelsconcentraties. Op perifere locaties wordt alleen detailhandel toegestaan die vanwege de specifieke ruimtelijke eisen moeilijk inpasbaar is in bestaande winkelgebieden en doelgericht wordt bezocht. In principe gaat het om grootschalige aanbieders in de traditionele PDV-branches.

Naast de wensbeelden is een toetsingskader en handreiking detailhandelsbeleid opgesteld. Het toetsingskader vormt een middel om het wensbeeld van de toekomstige detailhandelsstructuur te effectueren. Het toetsingskader is erop gericht om afstemming tussen betrokken partijen te versimpelen, daar waar effecten worden voorzien die het niveau van de gemeente overstijgen.

Nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro)

Het huidige provinciale streekplan bevat richtlijnen die vele beleidsterreinen beslaan. Via deze richtlijnen is de provincie in staat ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen. Deze toets van beleidsplannen vindt doorgaans achteraf plaats door controle van gemeentelijke bestemmingsplannen.

Met de komst van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), verandert de manier waarop de provincie ontwikkelingen stuurt en controleert. Zo komt onder meer de goedkeuring van gemeentelijke bestemmingsplannen te vervallen. Hiervoor in de plaats heeft de provincie een provinciale structuurvisie ontwikkeld. Hierin worden op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkelingen, gewenst dan wel ongewenst, geformuleerd. De provincie kan haar (wenselijke) visie op onder meer ruimtelijke detailhandelsontwikkelingen presenteren. Daarmee beschikt de provincie over een sturingselement dat pro-actief en dus vooraf kan worden ingezet.

Bedrijventerreinen

In het coalitieakkoord "&Overijssel! (2008-2011)" stelt de Provincie zich als doel: het behouden en waar mogelijk uitbreiden van werkgelegenheid in Overijssel. Het Meerjarig Economisch Uitvoeringsprogramma "Overijssel werkt" laat zien hoe de provincie Overijssel deze doelstelling wil realiseren. Behoud en creatie van werkgelegenheid zijn daarbij de sleutelwoorden. De provincie kan dit beïnvloeden door zich te richten op (boven)regionale schaal: vestigingsfactoren (voldoende en passende vestigingslocaties), innovatievermogen van het bedrijfsleven, voldoende gekwalificeerde medewerkers en een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met ruime culturele voorzieningen. Deze keuze krijgt in Overijssel Werkt! vorm langs vier programmalijnen:

  • Verbeteren vestigingsklimaat bedrijfsleven, met bijzondere aandacht voor herstructurering van verouderde bedrijventerreinen;
  • Economische innovatie;
  • Onderwijs & arbeidsmarkt;
  • Toerisme & recreatie.

De provincie Overijssel streeft naar een hoge kwaliteit van duurzaam ondernemen en een sterke economie. Vitale bedrijventerreinen zijn daarvoor een voorwaarde. Zij hecht grote waarde aan bedrijventerreinen, die goed passen in het landschap en waarvan de grond optimaal gebruikt wordt. Samen met gemeenten en het bedrijfsleven ontwikkelt de provincie een innovatieve visie op bedrijventerreinenbeleid, waarin het herstructureren van verouderde bedrijventerreinen en de aanleg van kwalitatieve nieuwe terreinen – waar noodzakelijk en mogelijk – een plek krijgen. Dit is nader uitgewerkt in het project Vitale Bedrijventerreinen (2006). Centraal staat dat er een omslag wordt gemaakt van sturen op ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen naar het sturen op vernieuwing van bedrijventerreinen. Dit houdt in dat er een relatie wordt gelegd tussen de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en de inspanningen die gepleegd zijn en worden op verbetering van bestaande terreinen. Voor de korte termijn is o.a. een vijftal aanjaagprojecten voor herstructurering gestart, samen met zeven gemeenten en het bedrijfsleven op geselecteerde bedrijfsterreinen. Uiteindelijk moet met de opgedane ervaring een "Meerjarenprogramma Vitale Bedrijvigheid" voor 2009 en verder uitgevoerd worden.

De gemeente Enschede heeft meegedaan aan het aanjaagproject 'financiering' (2007), en het Overijsselse Kwaliteitsscoresysteem voor bedrijventerreinen ('sterrensysteem') (2008). Deze laatste is tevens aangewezen als landelijk pilot voor ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen door het Ministerie VROM.

Windenergie

Volgens het Streekplan 2000+ zal de provincie een toename van het gebruik van windenergie bevorderen. Windenergie levert immers een bijdrage aan een meer duurzame energievoorziening. De provincie wil daarom uitbreiding van deze energiebron bevorderen. Van belang hierbij is, dat de opbrengst van een cluster windturbines een veelvoud is dan die van een solitaire windturbine. De ruimtelijke gevolgen van een cluster zijn minder groot dan van eenzelfde aantal verspreid opgestelde solitaire windturbines. Vanuit ruimtelijk oogpunt is er dan ook volgens de provincie een voorkeur voor een clusteropstelling van windturbines (zie: blz. 109-110 van het streekplan).

In 2005 is een partiële streekplanherziening m.b.t. windenergie vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel (d.d. 14 september 2005). Een groot aantal gebieden in de provincie is daarin uitgesloten van de plaatsing van windturbines. Er is in deze partiële herziening een kaart opgenomen waarop de "zoekgebieden" voor windturbines zijn aangegeven. Het gebied van de "Usseler Es" ligt binnen een dergelijk zoekgebied.

Verder staat de provincie volgens deze partiële streekplanherziening grote windturbines toe op of bij bedrijventerreinen van tenminste 40 ha. Daar kunnen één of meer windturbines worden geplaatst. Windturbines op bedrijventerreinen moeten in samenhang met eventuele bestaande of nog te realiseren windturbines in de omgeving worden ontwikkeld. In het algemeen moet rekening worden gehouden met landschappelijke aspecten en nabij gelegen functies, zoals natuur, wonen, recreatie, en toerisme. De provincie spreekt zich in de partiële herziening niet uit over de exacte situering van windturbines. Gemeenten zullen de initiatieven voor het plaatsen van windturbines beoordelen op basis van een nadere verkenning van de lokale situatie.

In de Omgevingsvisie Overijssel (2009) wordt in paragraaf 4.8.1 ingegaan op windenergie. Als "andere geschikte gebieden voor windenergie" [buiten het buitengebied] worden genoemd grotere bedrijfsterreinen (> 40 ha) en langs infrastructuur.

4.3.2 Het streekplan en het bedrijventerrein Usseler Es

De provincie kan zich volgens het streekplan vinden in de door de gemeente Enschede gemaakte afwegingen en keuzes inzake de functie van de Usseler Es. Het noordelijke deel van de Usseler Es is daarom op de streekplankaart aangeduid als "grote werklocatie tot 2010". Dat betekent, dat voor die datum de locatie in ontwikkeling genomen dient te worden. De Usseler Es (noordelijke deel) krijgt geen expliciete zwaarwegende natuur- en/of cultuurhistorische waarden toegekend in het streekplan.

4.3.3 Omgevingsvisie Overijssel

Op 1 juli 2009 is de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel door Provinciale Staten vastgesteld. Hiermee is het Streekplan Overijssel 2000+ vervallen. De Omgevingsvisie Overijssel verwoordt de ambities en doelstellingen die van provinciaal belang zijn voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel. Duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn daarbij kernwoorden. De Omgevingsvisie biedt kaders en geeft daarbinnen ruimte voor gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en andere initiatiefnemers om ruimtelijke ontwikkelingen te realiseren.

De omgevingsvisie heeft de volgende status:

  • Structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet;
  • Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer;
  • Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer;
  • Bodemvisie in het kader van ILG-afspraak met het Rijk.

De Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Ontwikkelingsvisie op de fysieke leefomgeving;
  • Algemene bijlagen;
  • Waterbijlage;
  • Catalogus Gebiedskenmerken;
  • Duurzaamheidsbeoordeling / Plan-MER;
  • Visie op de Ondergrond.

De centrale beleidsambitie voor de Omgevingsvisie Overijssel is: "Toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke voorraden". De provincie Overijssel wil met deze hoofdambitie uitdrukken, voorbereid te zijn op de toekomst door te voorzien in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor de toekomstige generaties in gevaar te brengen (duurzaamheid). De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van de leefomgeving verbeteren, met het oog op een goed vestigingsklimaat, een goede woonomgeving en een fraai buitengebied. De rode draden duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit zijn in de Omgevingsvisie zowel gebiedsgericht als per beleidsthema nader ingevuld. Het gebiedsgerichte deel bestaat uit ontwikkelingsperspectieven. Deze ontwikkelingsperpectieven zijn richtinggevend voor de ruimtelijke functionele ontwikkelrichting voor de verschillende gebieden in de provincie. Daarbinnen is als hoofdindeling gekozen voor de Groene Omgeving (buitengebied) en de Stedelijke Omgeving (steden, dorpen, en hoofdinfrastructuur). Het beleidsmatige deel is volgens deze hoofdindeling uitgewerkt en wordt behandeld aan de hand van 9 thema's, namelijk:

  • Woonomgeving;
  • (Binnen-)steden en landschap;
  • Veiligheid en gezondheid;
  • Economie en vestigingsklimaat;
  • Bereikbaarheid;
  • Energie;
  • Natuur;
  • Watersystemen en klimaat;
  • Ondergrond.

Lagenbenadering

De provincie gaat in haar Omgevingsvisie uit van een lagenbenadering. De provincie onderscheidt vier lagen, namelijk de natuurlijke laag, de laag van het agrarische cultuurlandschap, de stedelijke laag, en de "lust- en leisure" laag.

Gebiedskenmerken van provinciaal belang

Gebiedskenmerken van de natuurlijke laag.

Specifieke gebiedskenmerken:

  • stuwwallen;
  • dekzandvlakte en ruggen;
  • brongebieden;
  • beekdalen en natte laagtes;
  • laagveengebieden (en laagveenrestanten);
  • hoogveengebieden (en hoogveenrestanten);
  • rivierengebieden (rivier- en uiterwaarden, oeverwallen en komgronden;
  • zeekleigebied en randmeren.

Gebiedskenmerken van het agrarisch cultuurlandschap.

Specifieke gebiedskenmerken:

  • essenlandschap;
  • oude hoevenlandschap;
  • maten en flierenlandschap;
  • jong heide- en broekontginningslandschap;
  • laagveenontginningen (en kraggenlandschap);
  • hoogveenontginningen (en hoogveenrestanten);
  • veenkoloniaal landschap;
  • rivierengebieden (rivierenlandschap, rivier- en uiterwaarden, oeverwallen, en komgebieden);
  • zeekleilandschap.


De stedelijke laag.

Specifieke gebiedstypen met kenmerken:

  • historische centra, binnensteden, landstadjes;
  • bebouwingsschil 1900 - 1955;
  • woonwijken 1955 - nu;
  • bedrijventerreinen;
  • dorpen en buurtschappen;
  • verspreide bebouwing;
  • autosnelwegen en autowegen;
  • gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen;
  • informele trage netwerk;
  • spoor met stations;
  • kanalen en vaarten;

De lust- en leisurelaag.

Specifieke gebiedselementen met kenmerken:

  • landgoederen en buitenplaatsen;
  • gebieden voor verblijfsrecreatie;
  • attracties;
  • recreatieve routes en vaarwegen;
  • stads- en dorpsfronten;
  • stads- en dorpsranden;
  • balkons en belvedères;
  • bakens in de tijd;
  • donkerte.

Ruimtelijke kwaliteitsambities

De provincie Overijssel wil de ruimtelijke kwaliteit realiseren door in te zetten op bescherming en ook door het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, waarbij bestaande kwaliteiten worden beschermd en versterkt en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Het sturen op de bovengenoemde gebiedskenmerken borgt de doorwerking van dit ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de Omgevingsvisie op gebied- en uitvoeringsniveau. Hierbij hanteert de provincie Overijssel zeven kwaliteitsambities:

  • Brede waaier aan woon-, werk- en mixmilieus: elk buurtschap, dorp en stad zijn eigen kleur;
  • Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen;
  • Natuur als ruggengraat;
  • Zichtbaar en beleefbaar mooi landschap;
  • Het contrast tussen dynamische en luwe gebieden versterken door het infrastructuurnetwerk;
  • Een continu en beleefbaar watersysteem als dragende structuur van Overijssel;
  • Sterke ruimtelijke identiteiten als merken voor Overijssel.

Ontwikkelingsperspectieven

De provincie Overijssel heeft de ontwikkelingsperspectieven ingedeeld in de ontwikkelingsperspectieven voor de Groene Omgeving en die voor de Stedelijke Omgeving.

Voor de Groene Omgeving wordt een onderscheid gemaakt in:

  • Realisatie van de groene en blauwe hoofdstructuur;
  • Buitengebied, accent productie;
  • Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte.

Voor de Stedelijke Omgeving wordt een onderscheid gemaakt in:

  • Steden als motor;
  • Dorpen en Kernen als veelzijdige leefmilieus;
  • Hoofdinfrastructuur: vlot en veilig.


Groene Omgeving

Aangezien met de Groene Omgeving volgens de Omgevingsvisie wordt gedoeld op het grondgebied buiten steden, dorpen en hoofdinfrastructuur, en de Usseler Es volgens de plannen die volgens dit bestemmingsplan zullen worden gerealiseerd juist bij de stad wordt getrokken, gaan wij hieronder vooral in op de ontwikkelingsperspectieven voor de Stedelijke Omgeving. Wel wordt aandacht besteed aan wat in de Omgevingsvisie is geschreven over de zogenoemde stadsrandgebieden. Een deel van het gebied van het bestemmingsplan "Usseler Es 2008" krijgt immers het karakter van een stadsrandzone. Dat is met name bij de Westkrans het geval waar vooral de bestemming "Agrarisch - Stadsrandzone" gaat gelden. In de Omgevingsvisie wordt opgemerkt, dat het vormgeven van stadsrandgebieden als entrees van zowel de Groene en de Stedelijke Omgeving een belangrijk kwaliteitsdoel is. Specifiek hierop toegesneden nieuwe woon- en werkmilieus kunnen worden ingezet ter versterking van de landschappelijke structuur in deze gebieden. Ontwikkelingen in stadsrandgebieden moeten gepaard gaan met substantiële investeringen in de ruimtelijke kwaliteit en beleefbaarheid. In deze gebieden wordt de functie als "uitloop-gebied" voor de stad verstrekt door de verdichting van het routenetwerk voor langzaam verkeer. Ook recreatieve functies en culturele voorzieningen kunnen op specifieke plekken in de stadsranden de kwaliteit en de aantrekkelijkheid verhogen.

Stedelijke Omgeving: steden, dorpen, en hoofdinfrastructuur

In Hoofdstuk 5 van de Omgevingsvisie wordt ingegaan op de ontwikkelingsmogelijkheden van de Stedelijke Omgeving. Onder de Stedelijke Omgeving worden alle steden, dorpen, kernen en hoofdinfrastructuur verstaan. De stedelijke netwerken vormen de economische motor van de provincie en samen met de dorpen bieden de (stedelijke) voorzieningen de aantrekkingskracht die de landschappelijke en recreatieve vestigingsfactoren complementeren. Om steden in staat te stellen die economische motor te zijn, biedt de provincie ruimte aan bedrijvigheid en wil zij de grootstedelijke cultuur, die product-marktontwikkeling van de kennisintensieve maakindustrie stimuleert, versterken. Investeren in de bereikbaarheid van stedelijke netwerken en streekcentra (weg, spoor, fiets en water) is hiervoor cruciaal.

Voor het realiseren van ontwikkelingen in de Stedelijke Omgeving ziet de provincie de gemeenten als voornaamste trekker. Provinciale belangen worden primair generiek geborgd door de SER-ladder, regionale afstemming, en afspraken over de verdeling van woningbouw en bedrijventerreinen. De ontwikkelingsperspectieven van de Stedelijke omgeving en de Catalogus Gebiedskenmerken geven inhoud aan de wijze waarop gebiedsontwikkelingen en uitvoeringsprojecten vorm krijgen. Gezien dit generiek basisinstrumentarium ligt de nadruk op de kwaliteit en herstructurering bij zowel woningbouw, bedrijfslocaties, infrastructuur en voorzieningen. De provincie faciliteert dit met programma's "Herstructurering woningbouw en bedrijventerreinen".

Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken

Volgens blz. 77 van de Omgevingsvisie zijn, naast allerlei keninhoudelijke generieke beleidskeuzes, drie beleidskeuzes van toepassing op nagenoeg alle thema's, namelijk:

  • 1. Bovenlokale afstemming: de provincie vraagt van de gemeenten om de onderbouwing en invulling van hun plannen met de buurgemeenten af te stemmen. Op deze manier houden gemeenten vrijheid in hun planvorming, maar voorkomen we overcapaciteit of te eenzijdige ontwikkeling doordat bijvoorbeeld iedere gemeente naar eigen inzicht hetzelfde type woningen bouwt.
  • 2. Integraliteit: de provincie vraagt van gemeenten om bij hun planontwikkeling de centrale beleidsambities uit paragraaf 2.2.2. en de verdere uitwerking daarvan in hoofdstuk 4 en 5 van de Omgevingsvisie daarbij vroegtijdig te betrekken.
  • 3. SER ladder: voor gebiedsontwikkelingen op het gebied van woningbouw, bedrijfslocaties en (toeristische en recreatieve) voorzieningen moet eerst de zogenoemde SER-ladder worden doorlopen. Bij de SER-ladder worden ruimtelijke keuzes in een hiërarchische volgorde gemaakt en onderbouwd.
      • gebruik de ruimte die reeds beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering (inclusief schuifruimte) beschikbaar gemaakt kan worden;
      • vergroot de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen;
      • aanleg van nieuwe terreinen waarbij relevante waarden en belangen in een gebiedsgerichte aanpak worden afgewogen, onder meer aan de hand van gebiedsspecifieke kwaliteitsvoorwaarden (verwezen wordt naar de Catalogus Gebiedskenmerken).

Economie en vestigingsklimaat

In paragraaf 5.2 van de Omgevingsvisie wordt het provinciale beleid met betrekking tot de economie en het vestigingskimaat besproken. Voor de periode 2010 - 2020 is volgens de provincie behoefte aan circa 1.315 ha netto nieuw bedrijfsterrein in de provincie Overijssel. Een deel van die behoefte kan worden gevonden via de herstructurering van verouderde bedrijventerreinen. De ruimtewinst die daarmee kan worden behaald is geraamd op circa 195 ha. De netto behoefte aan nieuwe terreinen komt daardoor uit op ongeveer 1.120 ha.

De provincie schrijft, dat op dit moment vrijwel alle gemeenten nieuwe bedrijventerreinen hebben gepland. De status van deze plannen varieert. De provincie hanteert daarbij de landelijke definities van het Interprovinciaal Bedrijventerreinen Informatie Systeem (IBIS). De provincie Overijssel vult echter op één punt de definities aan: de provincie Overijssel schrijft, dat ontwerp-bestemmingsplannen, die met goed gevolg het vooroverleg hebben doorlopen, en dus ter inzage kunnen worden gelegd, ook harde plannen zijn. [Derhalve is het bestemmingsplan "Usseler Es 2008", dat met goed gevolg het vooroverleg heeft doorlopen, een zogenoemd "hard plan"].

Bedrijventerreinenvisie(s)

De provincie vraagt van gemeenten om op basis van bijzonder lokaal economisch profiel of "potentie" een bedrijventerreinenvisie op te stellen die de behoefte aan bedrijventerreinen zowel kwantitatief als kwalitatief onderbouwt, de mogelijkheden voor herstructurering bevat en is afgestemd met buurgemeenten. Omdat de SER-ladder ook van toepassing is op bedrijventerreinen bevat de bedrijventerreinenvisie in elk geval:

  • Samenhangende visie op economische ontwikkeling van de gemeente en betekenis daarvan voor de allocatie van bedrijvigheid, afgestemd met de buurgemeenten;
  • Inzicht in actuele data over bedrijventerreinen;
  • Realistische behoefteraming en uitgifteprotocol;
  • Realistische aanpak en prioritering van de herstructurering binnen de gemeente;
  • Aandacht voor duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit, en efficiënt ruimtegebruik.

De provincie schrijft, dat de realisatie van harde plannen vanwege "overgangsrecht" niet onderhevig is aan de behoefteonderbouwing in de bedrijventerreinenvisie. Deze kunnen ontwikkeld worden en in de bedrijventerreinenvisie worden gerekend tot bestaand bebouwd gebied. [Dit laatste geldt volgens de genoemde criteria derhalve ook voor het bedrijventerrein Usseler Es].

Toerisme en vrije tijd

De provincie schrijft in paragraaf 5.2.2. (blz. 155) van de Omgevingsvisie, dat de Stads- en dorpsranden de entrees tot de Groene Omgeving en vice versa vormen. Hier dient aandacht te worden gegeven aan wandel- en fietsroutes. In deze stadsrandgebieden zijn ook mogelijkheden voor diverse recreatiemogelijkheden en bijzondere voorzieningen.

Cultureel erfgoed

De ambitie van de provincie is het behoud en versterken van het cultureel erfgoed (monumenten, industrieel en agrarisch erfgoed). De hoofdlijn van beleid in dezen is dat het cultureel erfgoed een integraal onderdeel is van ruimtelijke plannen. De uitdaging ligt daarbij niet zozeer in het behoud op zichzelf, maar in het vinden van een functie en bestaansbasis die aansluiten bij de eisen van de huidige samenleving. Daarom stimuleert de provincie transformatie en hergebruik van het erfgoed, zoals het industrieel erfgoed, dat zich veelal in steden en dorpen bevindt. De provincie bevordert dat erfgoed wordt ingezet in ruimtelijke ontwikkelingen.

Bereikbaarheid

In paragraaf 5.5 van de Omgevingsvisie schrijft de provincie, dat ingezet wordt op de ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur, met goede verbindingen tussen en binnen stedelijke centra en streekcentra, een integraal en hoogwaardig openbaar vervoersysteem, goede verbindingen en overslagvoorzieningen voor het goederenvervoer over water en spoor en hoogwaardige fietsvoorzieningen. De provincie schrijft, dat goede verbindingen essentieel zijn voor de economische groei en stedelijke ontwikkeling van onze stedelijke centra en streekcentra. Aan de andere kant kan mobiliteit ook de kwaliteit van de leefomgeving aantasten: door geluid, luchtkwaliteit, lichthinder, verkeersonveiligheid en als barrière.

De provincie heeft als ambitie geformuleerd "een goede bereikbaarheid voor het autoverkeer van en naar stedelijke- en streekcentra (paragraaf 5.5.1)". Hoofdlijn van beleid is inzetten op een gedifferentieerde bereikbaarheid, de ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur en een integraal verkeer- en vervoersysteem met een multimodale netwerkaanpak van het hogere- en onderliggende wegennet.

Duurzaamheid

Volgens paragraaf 2.3.1 van de Omgevingsvisie dient Duurzaamheid te worden gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities". Een aantal vraagstukken is voor een duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dermate cruciaal, dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen. Het gaat hierbij om:

  • Robuuste natuur: realisatie biodiversiteit middels de EHS met verbindingszones, Nationale Parken en Natura 2000-gebieden;
  • Behoud landschapswaarden door ontwikkeling in Nationale Landschappen;
  • Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen;
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor schaalvergroting en -verbreding van de landbouw, onder voorwaarde van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik;
  • Zuinig ruimtegebruik door herstructurering van bedrijventerreinen;
  • Zuinig ruimtegebruik door herstructurering en hoogwaardige ontwikkeling van woongebieden;
  • Realisatie van een sterke hoofdinfrastructuur voor bereikbaarheid en doorstroming (weg, spoor, fiets, water) om kansen te bieden voor het leefmilieu op andere plaatsen;
  • Bevorderen duurzame vervoerswijzen voor personenvervoer, openbaar vervoer, en fiets, en voor goederenvervoer over water en spoor;
  • Transitie naar duurzame energiehuishouding en vermindering van de CO2-uitstoot (Energiepact Overijssel);
  • Bevorderen van een gezond en veilig leefmilieu: terugdringen gezondheidsverlies door milieubelastingen (lucht, geluid, geur, externe veiligheid);
  • Bevorderen van een balans tussen gebruik en bescherming van de ondergrond.

Windenergie

Met name in paragraaf 4.8.1 en paragraaf 5.8.1 wordt ingegaan op windenergie. In de stedelijke omgeving ziet de provincie vooral kansen voor windenergie op grote bedrijventerreinen en langs hoofdinfrastructuur.

Bodemenergie

De provincie wil Koude Warmte Opslag (KWO) en de mogelijkheden van het benutten van aardwarmte (geothermie) bevorderen. De potentie van KWO systemen is in kaart gebracht (blz. 183 van de Omgevingsvisie). Uit deze kaart volgt, dat voor KWO-systemen het gebied van de Usseler Es matig geschikt tot redelijke geschikt is.

Ondergrond

In paragraaf 4.9.2 en paragraaf 5.9.2 van de Omgevingsvisie wordt het beleid van de provincie met betrekking tot de ondergrond nader beschreven. De ambitie is de balans behouden tussen het gebruik en de bescherming van de ondergrond. De provincie wil een zorgvuldig gebruik van de ondergrond (energie, KWO [Koude Warmte Opslag], zoutwinning, hoofdtransportleidingen) bevorderen. Als bijlage bij de Omgevingsvisie is de Visie op de Ondergrond opgenomen.

4.3.4 Omgevingsverordening Overijssel

Tegelijk met de Omgevingsvisie Overijssel op 1 juli 2009 is ook de Omgevingsverordening Overijssel vastgesteld. Deze Omgevingsverordening is op 1 september 2009 in werking getreden. In de omgevingsvisie is aangegeven welke onderwerpen in de Omgevingsverordening zijn opgenomen. De omgevingsverordening is daarmee een uitwerking van de Omgevingsvisie.

De Omgevingsverordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch is geborgd. De Omgevingsverordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de Omgevingsverordening als juridisch instrument om de doorwerking van provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om doorvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

In Hoofdstuk 2 van de Omgevingsverordening is het ruimtelijke deel van de verordening te vinden. Dit deel richt zich tot de gemeenteraden en bevat instructies over de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen.