direct naar inhoud van 4.7 Essenlandschap
vastgesteld
NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01

4.7 Essenlandschap

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0044.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0045.jpg"

4.7.1 Karakteristiek

Vanwege de gunstige ligging en bodemgesteldheid is het essenlandschap een al eeuwenoud cultuurlandschap. Op de dekzandruggen en hogere rivierduinen rond de Vecht vond de eerste bewoning plaats. Men woonde rond gezamenlijke akkers (de es) die door continue ophoging met mest hun karakteristieke bolle vorm kregen met soms scherpe steilranden.

De meeste en oudste bebouwing ligt op de flanken van de es. De dorpen en de boerenerven liggen op een natuurlijke wijze in het landschap. Vaak zijn de overgangen tussen dorp en omgeving of erf en buitengebied niet scherp, maar lopen beide op een logische wijze in elkaar over. Erven kennen een rafelig silhouet van bebouwing en boomgroepen. Op de overgangen naar de Vecht liggen enkele landhuizen.

De variatie aan landschapselementen (bosjes, wegbeplanting, erfbeplanting, beplantingen langs esranden en op perceelsgrenzen) geeft het landschap een aangename en attractieve afwisseling. Doordat de wegen de natuurlijke lijnen van het landschap volgen, is een organisch en kronkelend wegenpatroon ontstaan vanuit de dorpen. Er zijn nog oude zandpaden aanwezig.

Vanwege de afwisseling en kleinschaligheid met als bonus een ligging bij de Vecht heeft het gebied grote recreatieve aantrekkingskracht. Er zijn dan ook meerdere verblijfsaccommodaties te vinden en diverse fiets- en wandelroutes. De landbouw speelt een rol als beheerder van het landschap. Het buiten wonen is in dit deelgebied veel voorkomend.

Laag van de natuurlijke ondergrond

  • 1. Dekzandvlaktes en ruggen, met relatief grote verschillen tussen hoog/droog en laag/nat. Het kenmerkende reliëf is in een aantal gevallen vervlakt door egalisatie ten behoeve van de landbouw.

Laag van het agrarisch cultuurlandschap

  • 1. Kleinschalig, afwisselend landschap met essen, esdorpen en vele landschapselementen die een aaneenschakeling van kleinere en grotere open ruimten maken.
  • 2. Onregelmatig verkavelingspatroon, wat wordt versterkt door een kronkelend wegenpatroon.
  • 3. Rijke beplanting in de vorm van bomenrijen, houtwallen/-singels en bos.
  • 4. Essen en steilranden zorgen voor microreliëf.
  • 5. De dorpen en de erven voornamelijk op de flanken van de es.
  • 6. Sterke verwevenheid oude erven met het landschap.

De stedelijke laag

  • 1. Op enkele plaatsen zijn langs de weg kleine bebouwingsconcentraties ontstaan.
  • 2. Duidelijke begrenzing door de N340 aan de noordzijde en de dijken van de Vechtuiterwaarden aan de zuidzijde.
  • 3. Er is sprake van veel randinvloeden van de stedelijke bebouwing van Dalfsen.
  • 4. De N340 vormt de regionale gebiedsontsluitingsweg.

De lust- en leisurelaag

  • 1. Rijke cultuurhistorie met oude lanen en wegen (zandpaden), oude landgoederen en monumentale boerderijen.
  • 2. Dorpen, buurtschappen en wegenpatronen maken het landschap leesbaar en levendig, de meeste menselijke activiteit (nu en in het verleden) speelt zich hier af.
  • 3. In het gebied liggen een aantal buitenplaatsen.
4.7.2 Ontwikkelingsrichting

Kernkwaliteit

Het essenlandschap wordt gekenmerkt door aangename kleinschaligheid, een veelheid aan functies en een fraaie landschappelijke afwisseling van open en besloten delen, microreliëf, historische boerderijen en vele (verschillende) landschapselementen.

Ontwikkelingsrichting op hoofdlijnen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0046.jpg"

Het eeuwenoude essenlandschap wordt in 2030 nog steeds hoog gewaardeerd. De historie van de bebouwing, de vele beplantingen in landelijk gebied en de natuurlijke hoogteverschillen en het microreliëf typeren het gebied. De landbouw is kleinschalig en passend binnen de landschappelijke kaders. Het gebied is geliefd als plek om te wonen en te recreëren.

Het essenlandschap vormt de overgang van het Vechtdal naar het noordelijker gelegen open agrarische landschap van de veenontginningen. Het gebied is een landschappelijk waardevol overgangsgebied. De kleine schaal en het historische karakter maken het gebied kwetsbaar voor grootschalige, nieuwe ontwikkelingen. De gemeente kiest in dit deelgebied dan ook voor een zorgvuldige, terughoudende koers. Daarbij is draagkracht van het landschap bepalend voor de mate waarin ontwikkelingen mogelijk zijn.

Ontwikkelingsrichting per functie

1. Landbouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0047.jpg"   Het kleinschalige landschap vindt weliswaar zijn oorsprong in het landbouwkundige gebruik, maar is daarop – naar de huidige maatstaven – niet meer voldoende ingericht. De gemeente ziet voor de landbouw in dit gebied het accent dan ook verschuiven naar verbreding en het leveren van groen-blauwe diensten. Zeker als dergelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behouden van de agrarische bedrijvigheid, zal de gemeente daar positief tegenover staan.
Het vergroten van percelen is mogelijk, mits de landschappelijke kenmerken in stand worden gehouden. Opschaling van erven mag, mits voldoende ruimte wordt genomen voor een goede landschappelijke inpassing.  

2. Werken

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0048.jpg"   De bestaande niet-agrarische bedrijven vormen een belangrijk onderdeel van de plattelandseconomie. De gemeente realiseert zich dat multifunctionele ontwikkelingen noodzakelijk zijn om het landschap (in economisch opzicht) te kunnen blijven dragen. Verbreding van bestaande activiteiten wordt dan ook toegestaan net als de nieuwvestiging van niet-agrarische functies op vrijkomende erven. De gemeente zal daarbij streng toezien op een goede inrichting van het erf om een verrommeling van het aantrekkelijke landschap te voorkomen.
 

3. Landschap en cultuurhistorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0049.jpg"   De gemeente stelt in dit deelgebied de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten centraal. De koppeling tussen boerderij, es, dorp en landschap wordt blijvend in stand gehouden. Ontwikkelingen doen geen afbreuk aan het microreliëf, steilranden of landschappelijke beplantingen, maar dragen juist bij aan een versterking ervan. Nieuwe ontwikkelingen zijn dan ook uitsluitend mogelijk als dat per saldo leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Dit vraagt per geval om maatwerk en een zorgvuldige afweging. Bij de vergroting van erven wil de gemeente voldoende ruimte voor een logische en natuurlijke inpassing in de omgeving. Als daarbij bovendien sprake is van nieuw toe te voegen bebouwing, vraagt de gemeente een eigentijds ontwerp dat met respect omgaat met de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten en inspeelt op de lokale bebouwingskarakteristiek.

In het deelgebied komt veel karakteristieke en in sommige gevallen monumentale bebouwing voor. Deze bebouwing is een belangrijke drager van de identiteit van het gebied. Behoud en bescherming staan dan ook voorop. Herbestemming met een passende functie is mogelijk, zeker als karakteristiek erfgoed daarmee voor de toekomst kan worden behouden.  

4. Natuur

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0050.jpg"   Het gebied is rijk aan (oude) landschapselementen. Deze elementen hebben een hoge ecologische waarde voor flora en fauna. De gemeente zet in dit deelgebied in op het behoud van deze ecologische waarden, maar zal niet actief initiatieven starten om nieuwe natuurwaarden te ontwikkelen. Dergelijke initiatieven worden echter wel ondersteund en kunnen rekenen op een positieve grondhouding.
 

5. Recreatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0051.jpg"   Het essenlandschap geldt als sterke recreatieve trekpleister. De ligging naast de Vecht versterkt de aantrekkingskracht. Er zijn verschillende verblijfsaccommodaties en vele fiets- en wandelroutes. Waar een goede landschappelijke inpassing mogelijk is, wordt opschaling van recreatieve bedrijven toegestaan. Particuliere initiatieven die een versterking betekenen voor de recreatieve infrastructuur zullen worden gefaciliteerd. Daarbij waakt de gemeente voor een inbreuk op of een aantasting van de landschappelijke kwaliteiten, die juist de trekker van het gebied zijn.
Specifiek voor dag- en verblijfsrecreatieve ontwikkelingen geldt dat deze de schaal van het landschap niet te boven mogen gaan.
 

6. Wonen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0052.jpg"   Het essenlandschap is geliefd als plek om te wonen. In de vorm van bestaand VAB-beleid en de Rood voor rood-regeling bestaan beleidsmatig de mogelijkheden om de woonfunctie te versterken bij vrijkomende agrarische bebouwing. Buiten deze regelingen zin nieuwe woningen uitsluitend toegestaan in het kader van landschapsontwikkeling. De gemeente zal deze landschappelijke meerwaarde nadrukkelijk toetsen om ongewenste verstening van het essenlandschap te voorkomen.
 

7. Landgoederen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0053.jpg"   In het gebied komen enkele oude buitenplaatsen voor. De gemeente zet in op het behoud van deze buitenplaatsen en wil de mogelijkheden bieden om de economische draagfunctie van deze buitenplaatsen te verbeteren.
De aard en de opzet van het deelgebied lenen zich op voorhand niet voor de vestiging van nieuwe buitenplaatsen met bijbehorend landgoed. De gemeente stelt zich dan ook terughoudend op ten aanzien van dergelijke initiatieven en zal pas medewerking verlenen als een aantoonbare grote meerwaarde kan worden behaald ten aanzien van landschap en natuur.  

8. Energie en water

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.SBgemDalfsen-vs01_0054.jpg"   Het essenlandschap is kwetsbaar en leent zich niet voor traditionele vormen van energiewinning via windturbines. of de grootschalige toepassing van zonne-energie. Daar waar vergunningvrij zonnepanelen kunnen worden geplaatst, zal de gemeente dat uiteraard accepteren.
De hoge, droge omstandigheden zijn op voorhand ook niet geschikt voor de grootschalige berging van water. De gemeente staat wel positief tegenover kleinschalige, particuliere initiatieven voor waterberging, zoals poelen.
 
4.7.3 Ontwikkelingscriteria

Om de gekozen ontwikkelingsrichting ook daadwerkelijk gestalte te kunnen geven, heeft de gemeente een aantal ontwikkelingscriteria opgesteld. Deze hiernavolgende criteria zijn uiteengelegd in economische, sociale en ecologische duurzaamheid.

Economische duurzaamheid

  • 1. Als een (agrarisch) bedrijf voor het duurzaam voortbestaan van zijn bedrijfsvoering wil verbreden, zal de gemeente daar op voorhand positief tegenover staan. Daarbij zal de gemeente wel kritisch kijken of de gekozen locatie voldoende geschikt is om een dergelijke ontwikkeling te kunnen accommoderen, bijvoorbeeld op het vlak van verkeer.
  • 2. Het is van belang dat bestaande agrarische bedrijven de bedrijfsvoering kunnen aanpassen aan veranderende eisen bijvoorbeeld op het vlak van stallenbouw. De gemeente wil dan ook meewerken aan het realiseren van uitbreidingen op bestaande locaties ter behoud van de agrarische sector. Daarbij moet worden aangetoond, bijvoorbeeld door een bedrijfsplan voor 5 jaar, dat de investering ook loont op de langere termijn en op een verantwoorde wijze in het landschap kan worden ingepast.
  • 3. Het essenlandschap is geschikt voor meerdere functies. Wonen, werken en recreëren krijgen hier, naast de agrariërs, de ruimte om duurzaam te groeien, mits deze groei ook een kwalitatieve verbetering van het landschap oplevert. Voor recreatieve ontwikkelingen geldt bovendien dat ze moeten aansluiten bij de bestaande recreatieve infrastructuur.
  • 4. Het essenlandschap is kwetsbaar. De gemeente zal dan ook niet meewerken aan nieuwe gebouwde ontwikkelingen op onbebouwde locaties.

Sociale duurzaamheid

  • 1. Nieuwe ontwikkelingen moeten op een logische en natuurlijke wijze opgaan in het landschap en aansluiten bij de karakteristiek van de erven. Het kenmerkende rafelige silhouet van bebouwingsensemble en beplanting wordt versterkt. Door middel van een (verplicht) erfinrichtingsplan kan een goede inpassing worden gewaarborgd.
  • 2. Functies die niet passen in het landschapsbeeld of daar een te grote inbreuk op doen, bijvoorbeeld glastuinbouw, zal de gemeente niet faciliteren. Bestaande glastuinbouw wordt gerespecteerd.
  • 3. De gemeente wil de relatie tussen boerderij, es en dorp blijvend in stand houden. Ontwikkelingen die dat patroon verstoren, zullen niet worden toegestaan. Daar waar deze samenhang juist kan worden versterkt en een landschappelijke meerwaarde kan worden geboekt, zal de gemeente niet op voorhand afwijzend reageren.
  • 4. Zandpaden mogen niet worden verhard.
  • 5. Het karakteristieke erfgoed, met name historische boerderijen en erven, toont de historie van het essenlandschap en is mede bepalend voor de Dalfsense cultuur. De gemeente zet daar actief op in. Het toestaan van nieuwe functies op vrijkomende (erfgoed)locaties kan bijdragen aan het behoud en herstel van waardevol erfgoed. Uiteraard zal er op worden toegezien dat nieuwe functies de kenmerken van het erfgoed niet wezenlijk zullen aantasten. Aan de invulling met een nieuwe functie zijn wel voorwaarden gebonden. Zo moet per saldo kwaliteitsverbetering plaatsvinden, bijvoorbeeld door het versterken van beplantingen, het verbeteren van karakteristieke panden, of juist het slopen van ontsierende, niet passende bebouwing. Er mag geen verrommeling van het erf of van het landschapsbeeld optreden.
  • 6. Omdat het gebied recreatief aantrekkelijk is, wil de gemeente de toegankelijkheid van het gebied waarborgen of vergroten. Op dit punt zal de gemeente geen voortrekkersrol vervullen, maar initiatieven ondersteunen.

Ecologische duurzaamheid

  • 1. De gemeente wil het ecologisch beheer van houtwallen en -singels en steilranden van essen stimuleren. In het kader van groen-blauwe diensten kunnen hierover bindende afspraken worden gemaakt. De gemeente zal hierin geen initiërende rol spelen, maar wijzen op eventuele win-winkansen.
  • 2. Bij nieuwe ontwikkelingen mogelijkheden bieden voor ecologische meerwaarde, bijvoorbeeld bij de inrichting van houtwallen of de keuze van beplanting. Bij de beoordeling van en overleg over erfinrichtingsplannen zullen deze aspecten onder de aandacht worden gebracht van initiatiefnemers.

Relatie met het bestemmingsplan Buitengebied

De ontwikkelingscriteria in de structuurvisie geven ook richting aan de keuzes die voor het bestemmingsplan Buitengebied worden gemaakt voor de verschillende functies. In dit kader wordt aangegeven op welke wijze de ontwikkelingscriteria worden doorvertaald in het bestemmingsplan.

Economische duurzaamheid

  • 1. Landbouw is een belangrijke functie in het gebied als beheerder van het landschap. Voor een goede bedrijfsvoering is voldoende ruimte nodig. In principe handhaaft de gemeente het bestaande beleid. Uitbreiding moet dan met een integraal bedrijfsplan worden aangetoond, waarbij ook het maatschappelijk draagvlak (relatie van het bedrijf met de omgeving) en het versterken van de landschappelijke en architectonische kwaliteit (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving een onderdeel zijn. Vanzelfsprekend moet er in alle gevallen worden voldaan aan alle verdere geldende wettelijke vereisten (milieu, veiligheid en dergelijke). Een dergelijke uitbreiding is een raadsbevoegdheid (herziening bestemmingsplan/project afwijkingsbesluit).
  • 2. Steeds vaker vormen biomassatoepassingen onderdeel van de landbouwsector. In het kwetsbare essenlandschap kan dat echter slechts beperkt worden ingepast. Kleinschalige biomassatoepassingen als onderdeel van het agrarisch bedrijf worden passend geacht. Middels een in het bestemmingsplan Buitengebied op te nemen afwijkingsregeling zal dit worden gestuurd en getoetst; voorwaarden daarbij zijn een schaal passend bij het aanvragende bedrijf en eisen op het vlak van maatvoering en bereikbaarheid.
  • 3. Nieuwe woningen zijn alleen mogelijk op grond van VAB- en/of Rood voor rood-regelingen en als een duidelijke landschappelijke meerwaarde wordt geboekt. Dat zal ook als eis in het bestemmingsplan worden opgenomen.
  • 4. In het bestemmingsplan Buitengebied zal een regeling worden opgenomen voor kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie op bestaande erven. Grootschalige ontwikkelingen en initiatieven buiten de bestaande erven worden op voorhand niet passend geacht. Dergelijke plannen zullen via een afzonderlijke afweging en ruimtelijke ordeningsprocedure hun meerwaarde moeten tonen en moeten worden gerealiseerd.

Sociale duurzaamheid

  • 1. Om de kwaliteit van het landelijk gebied te vergroten en een goede inpassing van nieuwe (bouw)plannen mogelijk te maken, zal in het bestemmingsplan het overleggen van een erfinrichtingsplan worden vereist bij de relevante ontwikkelingen die het bestemmingsplan faciliteert.
  • 2. Behoud van karakteristiek erfgoed als drager van het gebied. In het kader van het hergebruik van vrijkomende (agrarische) erven, bestaat de mogelijkheid voorwaarden te stellen aan het verbeteren van erven. In het bestemmingsplan Buitengebied zal een regeling worden opgenomen die de gemeente in voorkomende gevallen de instrumenten geeft om - in overleg met de aanvrager - per saldo winst te behalen.
  • 3. Het verharden van zandpaden wordt in het bestemmingsplan verboden.
  • 4. Het afgraven of egaliseren van het aanwezige reliëf, zoals de essen, zal in het bestemmingsplan worden verboden.

Ecologische duurzaamheid

  • 1. Waardevolle (ecologische) landschapselementen zullen als zodanig op de verbeelding van het bestemmingsplan worden aangegeven.