direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan Kernen gemeente Dalfsen 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Dalfsen werkt aan de actualisering van alle vigerende bestemmingsplannen binnen de gemeente. De huidige plannen zijn op onderdelen verouderd en sluiten niet meer aan op nieuwe (maatschappelijke) ontwikkelingen en nieuwe inzichten ten aanzien van planmethodiek en bestemmingsplanregeling.

Met deze actualisatie wordt het mogelijk de planologische regels af te stemmen op de huidige situatie en te uniformeren door middel van standaardisatie. Tevens wordt het plan digitaal raadpleegbaar voor een ieder.

Dit bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Kernen gemeente Dalfsen 2016" vervangt als het onherroepelijk is geworden de vigerende bestemmingsplannen voor de kernen Dalfsen, Nieuwleusen, Lemelerveld, Ankum, Hoonhorst en Oudleusen, als ook diverse wijzigingsplannen, uitwerkingsplannen, afwijkingen en partiële herzieningen.

1.2 De bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Kernen gemeente Dalfsen 2016" bestaat uit de volgende stukken:

  • toelichting;
  • verbeelding, schaal 1:2000 (tek.no. NL.IMRO.0148.Kernen2016- vs01 (13 kaarten);
  • regels.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden en bouwwerken aangegeven. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek en de beschrijving van de planopzet zijn vermeld.

1.3 Planologische-juridische regeling

1.3.1 Geldende bestemmingsplannen

De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de bestemmingsplannen opgenomen in Bijlage 1 Geldende plannen. Bij het onherroepelijk worden van voorliggend plan, vervalt de werking van deze plannen.

Deze bovengenoemde plannen zijn in de loop van de tijd, door middel van diverse partiële herzieningen en diverse wijzigingen, enigszins aangepast. Dit betekent dat in het gebied nog een groot aantal andere aanvullende juridische regelingen gelden, die bovenstaand niet zijn opgenomen maar wel in het voorliggend bestemmingsplan zijn verwerkt.

Onderstaande afbeelding geeft een impressie van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0001.jpg"

Overzichtskaart plangebied Chw bestemmingsplan Kernen gemeente Dalfsen 2016

1.3.2 Voorliggend bestemmingsplan

Het onderhavige bestemmingsplan is consoliderend van aard, dat wil zeggen dat het in beginsel is gericht op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Daarbij is rekening gehouden met de wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van kracht worden van de diverse plannen. Wat betreft de planologische juridische regeling is gebruik gemaakt van de "standaard set" regels van de gemeente Dalfsen. Als algemeen uitgangspunt bij de opstelling van dit plan geldt dat de huidige juridische status van de gronden met name bepalend zijn geweest bij de functietoekenning in onderhavig bestemmingsplan.

1.4 Opbouw toelichting

Het beleidskader in algemene zin is opgenomen in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op alle onderzoeksaspecten. De gevolgen per kern staat genoemd in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting op de regels gegeven. Een beschouwing over de economische uitvoerbaarheid, alsmede de resultaten van de inspraak en het gevoerde overleg, zijn beschreven in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Algemeen

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's betreffende de ruimtelijke ordening. Een "doorzetting" van dit beleid vindt plaats in verschillende gemeentelijke en provinciale uitwerkingsnota's, beleidsplannen en bestemmingsplannen. Het beleid zoals dat door de hogere overheden wordt voorgestaan, is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die gebruikelijk is wanneer een (kleinschalig) bestemmingsplan wordt opgesteld.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een conserverend bestemmingsplan is, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, zal niet worden ingegaan op Europees beleid en zal er kort worden ingegaan op het rijksbeleid. Vervolgens komt het provinciale beleid (Omgevingsvisie en Omgevingsverordening) en het voor de kernen relevante gemeentelijke beleid aan de orde.

2.2 Rijksbeleid

Deze paragraaf gaat achtereenvolgens in op de Omgevingswet, de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de watertoets en de Wet natuurbescherming.

De beoordeling van het huidige bestemmingsplan in relatie tot het Rijksbeleid is voor de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in deze paragraaf gedaan en is voor de overige wet- en regelgeving nader onderzocht en verwoord in genoemde paragrafen in Hoofdstuk 3.

2.2.1 Omgevingswet

In de gemeente Dalfsen staat duurzaamheid hoog in het vaandel. De gemeente wil hier de komende jaren grote stappen inzetten en heeft in haar beleid opgenomen om met alle middelen daaraan te werken. Naast het goede voorbeeld geven, plannen maken en meedenken, stimulering door middel van financiële of andere bijdragen is regelgeving een belangrijk element om hierin verder te komen. De gemeente wil daarvoor onder andere kijken naar de inzet van regelgeving in het fysieke domein. De toekomstige Omgevingswet kan daarbij ondersteunen maar daar wil de gemeente niet op wachten. De gemeente Dalfsen heeft zich in 2016 aangemeld in het kader van de Crisis- en herstelwet om haar bestemmingsplannen (zowel de Kernen als het Buitengebied) al in de geest van de toekomstige omgevingsplannen in te richten. Het voorliggende bestemmingsplan krijgt hiermee een verbrede reikwijdte. Dit betekent dat de gemeente een experimenteerprogramma start voor de vormgeving van het toekomstig omgevingsplan in de vorm van de huidige bestemmingsplannen waarbij jaarlijks een aantal experimenten worden meegenomen. Dit jaar is onder andere gekozen voor duurzaamheid.

Het toekomstig omgevingsplan is net als het bestemmingsplan een juridisch instrument dat enerzijds gezien kan worden gezien als een verordening waarin de gemeente regels geeft hoe op welke wijze een ieder zicht in het fysieke domein dient te gedragen. Anderzijds is het net als het bestemmingsplan, een plan waarin ook toekomstige ontwikkelingen kunnen worden benoemd en beschreven. Daarnaast onderscheid het omgevingsplan zich van het bestemmingsplan doordat het een veel bredere reikwijdte heeft dan het bestemmingsplan omdat alle regels die betrekking hebben op de fysieke regelgeving (zoals milieuregels die nu nog vaak in beleid zijn vastgelegd maar ook andere regels die nu nog in gemeentelijke verordeningen (APV, Bosverordening et cetera) zijn opgenomen) hierin worden samengebracht en geïntegreerd.

In dit kader heeft op 21 november 2016 een ambtelijke werkgroep samen met enkele medewerkers van BügelHajema Adviseurs in een korte sessie onderzocht welke duurzaamheidsdoelstellingen de gemeente precies wenst te verwezenlijken en op welke wijze de bestemmingsplannen daarin een rol kunnen vervullen.

Chw bestemmingsplan Kernen gemeente Dalfsen 2016

Het experiment voor de duurzaamheid wordt opgenomen in voorliggend bestemmingsplan. Tijdens de werksessie zijn meerdere aspecten van duurzaamheid besproken. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen aspecten welke direct in het bestemmingsplan voor de kernen kunnen worden verwerkt en aspecten welke een nadere uitwerking vragen en in de toekomst kunnen worden opgepakt en/of uitgewerkt.

Samengevat zijn de navolgende onderwerpen de revue gepasseerd:

  • het niet of zo min mogelijk belemmeren van duurzame ontwikkelingen;
  • stimuleren/belonen van duurzaamheidsmaatregelen (bijvoorbeeld asbestsanering/afkoppelen regenwater/isolatie van gebouwen/duurzame energievoorzieningen;
  • eventueel belemmeringen opwerpen voor niet-duurzame ontwikkelingen (verbieden of extra voorwaarden stellen).


Voor navolgende thema's is een notitie opgesteld welke is bijgevoegd in Bijlage 2 Experiment duurzaamheid bestemmingsplannen. Een aantal van deze thema's zijn al uitgewerkt in het Chw bestemmingsplan Kernen gemeente Dalfsen 2016.

  • 1. Regeling kleinschalige duurzame energie bij wonen en bedrijven:
  • windturbines;
  • zonnepanelen;
  • WKO-installaties.
  • 2. Koppelen van EPC-normering aan nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden.
  • 3. Aanvullende duurzaamheidsregelingen ten aanzien van waterbeheer.
  • 4. Fietspaden.
  • 5. Laadpunten elektrische auto's.
2.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Gezien het actualiserend karakter van dit bestemmingsplan is er geen strijdigheid met dit beleid.

2.2.3 Watertoets

De Watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijk plannen en besluiten. De waterparagraaf in dit bestemmingsplan beschrijft het watertoetsproces en verwoordt het advies van de watertoets. De uitgangspunten van het Waterschap Drents Overijsselse Delta zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 3.5 ).

2.2.4 Wet natuurbescherming

Met ingang van 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming inwerking getreden. In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Paragraaf 3.6 gaat in op de voor het plangebied relevante aspecten.

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie behandelt diverse ruimtelijke aspecten en vervult daarom de rol van:

  • Structuurvisie.
  • Regionaal Waterplan onder de (nieuwe) Waterwet (en Provinciaal Waterhuishoudingsplan onder de Wet op de waterhuishouding tot de inwerkingtreding van de Waterwet).
  • Milieubeleidsplan onder de Wet milieubeheer.
  • Provinciaal verkeer- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer.
  • Bodemvisie in kader van ILG-afspraak met het Rijk.

De Omgevingsvisie behandelt de provinciale belangen en het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. In vergelijking met het streekplan Overijssel 2000+ zijn verschillende beleidsonderwerpen beter op elkaar afgestemd.

De provincie wil meer op voorhand gaan sturen en is meer gefocust op gebiedsontwikkeling waarbij duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit de rode draad vormen.

2.3.1.1 Duurzaamheid

Voor wat betreft het thema duurzaamheid heeft de provincie een lijst met prioriteiten opgesteld. Het gaat hier om aspecten die dermate cruciaal zijn voor de duurzame ontwikkeling van de provincie Overijssel dat deze in de uitvoering van de Omgevingsvisie het grootste gewicht krijgen.

Het gaat dan om:

  • Robuuste natuur: realisatie van de EHS met verbindingszones, Nationale parken en Natura 2000-gebieden.
  • Behoud door ontwikkeling Nationale landschappen.
  • Waterveiligheid: ruimte voor de rivieren en kleinere watersystemen.
  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw.
  • Herstructurering van bedrijventerreinen.
  • Herstructurering en hoogwaardige ontwikkeling van woongebieden.
  • Hoofdstructuur voor bereikbaarheid (weg, spoor, fiets, water).
  • Energiepact Overijssel: transitie naar duurzame energiehuishouding en vermindering van de CO2-uitstoot.
2.3.1.2 Ruimtelijke kwaliteit

Omdat ruimtelijke kwaliteit subjectief is, is een goede ruimtelijke kwaliteit lastig te bepalen. De provincie hanteert daarom de volgende definitie: ruimtelijke kwaliteit is datgene dat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is.

2.3.1.3 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel

Om te sturen op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid gebruikt de provincie het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: generieke beleidskeuzes, ontwikkelingsperspectieven en tenslotte gebiedskenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0002.png"

Figuur 1 Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel (bron: www.overijssel.nl)

Generieke beleidskeuzes

Allereerst wordt bepaald of een beoogde ontwikkeling past binnen de generieke beleidskeuzes. Zo dienen gemeenten in het kader van woningbouw- en bedrijventerreinontwikkeling afspraken te maken met buurgemeenten. Andere generieke beleidskeuzes betreffen onder andere reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond, landbouwontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones. Onderhavig plan is een consoliderend bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er zijn dan ook geen strijdigheden met het provinciale beleid.

Ontwikkelingsperspectieven (waar-vraag)

Het gehele grondgebied van Overijssel heeft in de Omgevingsvisie een bepaald ontwikkelingsperspectief gekregen. Ze geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Ze zijn richtinggevend om flexibiliteit voor de toekomst te hebben.

Het ontwikkelingsperspectief voor het plangebied van de kern Dalfsen luidt als volgt: "Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus". De nadruk op gebieden binnen dit ontwikkelingsperspectief komt steeds meer te liggen op het creëren van een breed spectrum aan gemengde milieus van woningen, werkruimtes, bedrijven, voorzieningen en recreatieve mogelijkheden die voortbouwen op de karakteristieke opbouw van een dorp of kern. Een klein deel van het plangebied (in het noorden een klein gedeelte en in het oosten) heeft het ontwikkelingsperspectief "Vitaal platteland - accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap). Nadruk in dit gebied ligt op gespecialiseerde landbouw, mengvormen van landbouw-recreatie-zorg, landbouw-natuur en landbouw-water, bijzondere woon-, werk- en recreatiemilieus, die de karakteristieke gevarieerde opbouw van het cultuurlandschappen in deze gebieden versterken.

Gebiedskenmerken (hoe-vraag)

Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarische cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en -opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ze zijn soms normstellend, maar meestal richtinggevend of inspirerend.

2.3.2 Ankum

Ontwikkelingsperspectief

De kern Ankum ligt in het gebied waarvoor het ontwikkelingsperspectief “buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren)” geldt. Zie voor een weergave hiervan onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0003.jpg"

Dit ontwikkelingsperspectief geeft ruimte aan de landbouw, maar tegelijkertijd biedt het ook ruimte voor landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, recreatie, wonen en overige bedrijvigheid. De kwaliteitsambitie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren.

Natuurlijke laag

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0004.jpg"

Op de kern Ankum is de natuurlijke laag "Dekzandvlakte" van toepassing. Het is de ambitie voor de "Dekzandvlakte" de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en de verschillen tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken.

Agrarische laag

De kern Ankum ligt binnen het landschapstype "Essenlandschap". Het is de ambitie om de es te behouden als ruimtelijke eenheid en de contrasten te versterken tussen de verschillende landschapsonderdelen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0005.jpg"

Stedelijke laag

De kern Ankum heeft in de stedelijke laag geen kleur. Het wordt niet als stedelijk gebied gezien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0006.jpg"

Lust- en leisurelaag

Binnen de lust- en leisurelaag heeft Ankum geen kleur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0007.jpg"

2.3.3 Dalfsen

Ontwikkelingsperspectief

Het dorp Dalfsen heeft het ontwikkelingsperspectief 'Woonwijk' en "Bedrijventerrein" Binnen het dorp komt ook "geplande woonwijk" en "historische kern" voor. Zie de volgende afbeelding voor een duidelijke weergave.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0008.jpg"

Het ontwikkelingsperspectief geeft aan hoe het dorp Dalfsen er uit zag. Ondertussen is de geplande woonwijk in de Gerner Marke bebouwd en worden de eerste kavels in Oosterdalfsen uitgegeven.

Natuurlijke laag

Op de kern Dalfsen is de natuurlijke laag "Dekzandvlakte" van toepassing. Het is de ambitie voor de "Dekzandvlakte" de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en de verschillen tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0009.jpg"

Laag van het agrarische cultuurlandschap

De kern Dalfsen ligt binnen het landschapstype "Essenlandschap". Het is de ambitie om de es te behouden als ruimtelijke eenheid en de contrasten te versterken tussen de verschillende landschapsonderdelen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0010.jpg"

Stedelijke laag

Een deel van het plangebied valt onder de stedelijke laag historische centra, binnensteden. De historische centra, binnensteden en landstadjes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het bestaande, historische patroon van wegen en bebouwing. Een groot deel van het plangebied wordt aangeduid als "Woonwijken 1955 tot nu" en "Bedrijventerreinen". Normen worden hier niet voorgeschreven. Wel wordt als richting aangegeven dat nieuwe bebouwing zich voegt in de aard, maat en karakter van het grotere geheel. Op een deel van het plangebied is de stedelijke laag niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0011.jpg"

Lust- en leisurelaag

Het plangebied wordt aangeduid als "dorpsfront". Hiervoor geldt dat de cultuurhistorische en architectonische waarden moeten worden geïnventariseerd en de gewenste ontwikkelingsrichting moet worden aangegeven. Verder valt de fietsroute Vechtdalroute binnen het plangebied.

Een heel klein gedeelte van het plangebied wordt aangeduid als" Donkerte". Als richtinggevend kader geldt dat zo weinig mogelijk kunstlicht moet worden toegepast. De voorgenomen ontwikkelingen zullen niet leiden tot een grote toename van kunstlicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0012.jpg"

2.3.4 Hoonhorst

Ontwikkelingsperspectief

Het dorp Hoonhorst heeft het ontwikkelingsperspectief 'Woonwijk' en "Bedrijventerrein" Binnen het dorp komt ook "geplande woonwijk" en "historische kern" voor.

Natuurlijke laag

Op de kern Hoonhorst is de natuurlijke laag "Dekzandvlakte" van toepassing. Het is de ambitie voor de "Dekzandvlakte" de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en de verschillen tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0013.jpg"

Agrarische laag

Hoonhorst ligt in oude hoevenlandschap. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken en recreatie, mits wordt voortgebouwd op kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn volop mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen.

De essen krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf.

Als ontwikkelingen plaatsvinden in het oude hoevenlandschap, dragen deze bij aan behoud en accentuering van de dragende structuren (groenstructuur en routes) van het oude hoevenlandschap en aan de samenhang van en de karakteristieke verschillen tussen de landschapselementen: de erven met erfbeplanting, de open es(sen), het beekdal, de voormalige heidevelden en aan de mate van openheid en kleinschaligheid. Ontwikkelingen vergroten de toegankelijkheid van erven en erfroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0014.png"

Stedelijke laag

in de kaart stedelijke laag staat de bestaande begrenzing van de kernen. Hoonhorst is gemarkeerd als woonwijk 1955-nu. Door de schaal van de kern is dat begrijpelijk, maar het weerspiegeld niet de ouderdom van deze kern. De molenaarwoning in het centrum dateert bijvoorbeeld van 1865.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0015.jpg"

Lust- en leisurelaag

Hoonhorst ligt in gebied dat gekenmerkt wordt als "Donkerte".

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0016.jpg"

2.3.5 Lemelerveld

Ontwikkelingsperspectief

Het dorp Lemelerveld ligt in het gebied waarvoor het ontwikkelingsperspectief Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus geldt: Veelzijdige mix van woon- en werkmilieus elk met een eigen karakteristiek. De identiteit en eigenheid van de kernen is leidend bij opgaven als herstructurering, inbreiding en uitbreiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0017.jpg"

Natuurlijke laag

Het relevante gebiedskenmerk van het plangebied binnen de natuurlijke laag is 'dekzandvlakte'. Het is de ambitie voor de "Dekzandvlakte" de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en de verschillen tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken.

Een klein deel valt onder Beekdalen en natte laagtes: Hiervoor geldt: de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis geven. Ruimte voor water en continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water bevorderen. Beekdalen zijn belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0018.jpg"

Agrarische laag

Het relevante gebiedskenmerk van het plangebied binnen de laag van het agrarisch cultuurlandschap is 'jong heide- en broekontginningslandschap'. Hiervoor geldt impuls geven aan de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven met een stevige landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0019.jpg"

Stedelijke laag

Het dorp Lemelerveld wordt doorsneden door de autoweg N348 die van noord naar zuid gaat. Verder ligt het Overijssels Kanaal van oost naar west en een aftakking naar het zuiden. Dit is roze/paars gestippeld aangegeven.

Een deel van het plangebied valt onder de stedelijke laag historische centra, binnensteden. De historische centra, binnensteden en landstadjes krijgen een beschermende bestemmingsregeling, gericht op instandhouding van het bestaande, historische patroon van wegen en bebouwing. Een groot deel van het plangebied wordt aangeduid als "Woonwijken 1955 tot nu" en "Bedrijventerreinen". Normen worden hier niet voorgeschreven. Wel wordt als richting aangegeven dat nieuwe bebouwing zich voegt in de aard, maat en karakter van het grotere geheel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0020.jpg"

Lust- en leisurelaag

Het dorp Lemelerveld ligt in een gebied dat volgens de lust- en leisurelaag gekenmerkt wordt door 'Donkerte". Als richtinggevend kader geldt dat zo weinig mogelijk kunstlicht moet worden toegepast. De voorgenomen ontwikkelingen zullen niet leiden tot een grote toename van kunstlicht.

Ook komen er buiten het dorp verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van campings voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0021.jpg"

2.3.6 Nieuwleusen

Ontwikkelingsperspectief

Het dorp Nieuwleusen ligt in het gebied waarvoor het ontwikkelingsperspectief Stedelijk gebeid geldt. Verder ligt het gebied rondom Nieuwleusen in het Buitengebied met accent op productie- schoonheid van de moderne landbouw. Ten westen van Nieuwleusen ligt een zone wat als kansrijk zoekgebied voor windenergie is aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0022.jpg"

Natuurlijke laag

Het dorp Nieuwleusen ligt grotendeels in het Hoogveengebied. Voor deze laag is de ambitie om de hoogveenrestanten in stand te houden en op een aantal plekken het hoogveen opnieuw tot groei te brengen. Het plangebied is een locatie binnen bebouwd gebied.

De noord- en westzijde van het bedrijventerrein liggen in de zone "Beekdalen en natte laagtes". Hiervoor geldt: de beekdalen als functionele en ruimtelijke dragende structuren van het landschap betekenis geven. Ruimte voor water en continuïteit van het systeem zijn leidend. Tevens afwenteling van wateroverlast op stroomafwaarts gelegen gebieden voorkomen door het beeksysteem als eenheid te beschouwen en het vasthouden van water bevorderen. Beekdalen zijn belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0023.jpg"

Agrarische laag

Het plangebied ligt binnen het landschapstype 'veenkoloniaal landschap:. de aantrekkelijkheid, de leefbaarheid en kwaliteit van dit landschap te versterken. De opgave is de grote maat, de vergezichten en de schoonheid van de moderne landbouw, nieuwe op leefbaarheid en economische veerkracht gerichte ontwikkelingen koppelen. Daarmee kan tevens het contrast tussen de grote open ruimte en verdichte zones (linten als De Meele en kanaaldorpen als Den Hulst) worden versterkt. Ruimtelijke aanknopingspunten hiervoor zijn onder meer relicten van het hoogveen, de formele kanalen en wijkenstructuur en royale laanbeplanting.

In het noordwestelijk deel valt het plangebied in een zone: "Jonge heide- en broekontginningslandschap". Hiervoor geldt impuls geven aan de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden en soms een transformatie wanneer daar aanleiding toe is. De dragende structuren worden gevormd door landschappelijk raamwerken van lanen, bosstroken en waterlopen, die de rechtlijnige ontginningsstructuren versterken. Binnen deze raamwerken is ruimte voor verdere ontwikkeling van bestaande erven en soms de vestiging van nieuwe erven met een stevige landschappelijke inpassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0024.jpg"

Lust en Leisurelaag

Binnen deze laag heeft het plangebied (en de wijde omgeving daaromheen) de aanduiding ''donkerte'. Als richtinggevend kader geldt dat zo weinig mogelijk kunstlicht moet worden toegepast. De voorgenomen ontwikkelingen zullen niet leiden tot een grote toename van kunstlicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0025.jpg"

2.3.7 Oudleusen

Ontwikkelingsperspectief

Het dorp Oudleusen ligt in het gebied waarvoor het ontwikkelingsperspectief Stedelijk gebied met woonwijk en bedrijventerrein gelden. Ten zuiden ligt de provinciale weg 'de Hessenweg' (N340).

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0026.jpg"

Natuurlijke laag

Op de kern Oudleusen is de natuurlijke laag "Dekzandvlakte" van toepassing. Het is de ambitie voor de "Dekzandvlakte" de natuurlijke verschillen tussen hoog en laag en de verschillen tussen nat en droog functioneel meer sturend en beleefbaar te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0027.jpg"

Agrarische laag

De kern Oudleusen ligt grotendeels binnen het landschapstype "Essenlandschap". Het is de ambitie om de es te behouden als ruimtelijke eenheid en de contrasten te versterken tussen de verschillende landschapsonderdelen. De flank van de es biedt eventueel ruimte voor ontwikkelingen, mits de karakteristieke structuur van erven, beplantingen, routes en open ruimtes wordt versterkt.

Aan de westzijde ligt een klein deel in het landschapstype: Oude Hoevenlandschap. De ambitie is het kleinschalige, afwisselende oude hoevenlandschap vanuit de verspreid liggende erven een ontwikkelingsimpuls te geven. Deze erven bieden veel ruimte voor landbouw, wonen, werken en recreatie, mits wordt voortgebouwd op kenmerkende structuren van het landschap: de open esjes, de routes over de erven, de erf- en landschapsbeplantingen. Binnen deze structuren zijn volop mogelijkheden om een functioneel grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap te ontwikkelen.

Het noordoostelijke deel ligt in het landschapstype: "Jonge heide- en broekontginningslandschap". Kenmerkend voor het jonge heide- en broekontginningslandschap waren oorspronkelijk de grote oppervlakte aan – voormalige – natte en droge heidegronden. Deze waren functioneel verbonden met het essen- en oude hoevenlandschap; hier werd geweid en werden de plaggen gestoken voor in de stal; in de stal bemeste plaggen dienden als structuurverbeteraar en bemesting voor de akkergronden op de essen. Ten opzichte van omliggend essen- en hoevenlandschap zijn de landbouwontginningen relatief grote open ruimtes, deels omzoomd door boscomplex. Erven liggen als blokken aan de weg geschakeld. Wegen zijn lanen met lange rechtstanden. Vaak zijn het 'inbreidingslandschappen' met rommelige driehoekstructuren als resultaat. Als ontwikkelingen plaats vinden in de agrarische ontginningslandschappen, dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de dragende lineaire structuren van lanen, bosstroken en waterlopen en ontginningslinten met erven en de kenmerkende ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0028.jpg"

Stedelijke laag

Een groot deel van het plangebied wordt aangeduid als "Woonwijken 1955 tot nu" en "Bedrijventerreinen". Normen worden hier niet voorgeschreven. Wel wordt als richting aangegeven dat nieuwe bebouwing zich voegt in de aard, maat en karakter van het grotere geheel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0029.jpg"

Lust- en Leisurelaag

Binnen deze laag heeft het plangebied (en de wijde omgeving daaromheen) de aanduiding ''donkerte'. Als richtinggevend kader geldt dat zo weinig mogelijk kunstlicht moet worden toegepast. De voorgenomen ontwikkelingen zullen niet leiden tot een grote toename van kunstlicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0030.jpg"

Conclusie

Het voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het legt de huidige situatie vast in voorliggend bestemmingsplan. Bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden en worden aangesloten bij de Omgevingsvisie.

2.3.8 Omgevingsverordening

Naast de Omgevingsvisie geldt de Omgevingsverordening. In deze verordening zijn bepalingen opgenomen waarmee rekening gehouden dient te worden in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. In de verordening worden regels gegeven over hoe bijvoorbeeld omgegaan dient te worden met een veelheid aan ruimtelijke aspecten.

Aangezien er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt met onderhavig bestemmingsplan, is het plan niet in strijd met de Omgevingsverordening. Als nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden, zullen deze getoetst moeten worden aan de Omgevingsverordening.

2.3.9 Revisie provinciale Omgevingsvisie en -verordening

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn recent in een revisie vastgesteld. Overijssel is nooit af en de Overijsselse Omgevingsvisie ook niet. Het is een levend document waarover de provincie voortdurend met partners en inwoners in gesprek zijn. De Omgevingsvisie Overijssel gaat over hoe de provincie de leefomgeving in haar provincie wil inrichten en ontwikkelen. Kenmerkend van de revisie is de vernieuwende wijze waarop proces, inhoud en vorm tot stand zijn gekomen. Met name Agro & Food, Energietransitie, Logistiek, Bestaand Bebouwd Gebied en de Ondergrond kennen een forse update.

Op 7 februari 2017 hebben Gedeputeerde Staten de definitieve ontwerpen van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening evenals de Reactienota vastgesteld. Op 26 april 2017 hebben de Provinciale Staten de visie en verordening vastgesteld. De visie en verordening zijn op 27 april 2017 van kracht geworden.

Op grond van artikel 12.2.1 van het overgangsrecht zoals vastgesteld in de Omgevingsverordening, is hoofdstuk 2 Ruimtelijke ordening niet van toepassing op ontwerpbestemmingsplannen die ter visie zijn gelegd maar nog niet zijn vastgesteld vóór de inwerkingtreding van deze verordening, voor zover daarover door de provincie positief is geadviseerd. Voor dit bestemmingsplan is door de provincie positief advies gegeven. In deze toelichting is daarom getoetst aan de vorige versie van de Omgevingsvisie en Verordening.

2.3.10 Prestatieafspraken

Provincie en gemeenten maken prestatieafspraak

De provincie geeft samen met gemeenten invulling en uitvoering aan het woonbeleid in Overijssel. De hoofdlijnen van het provinciale woonbeleid zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. De provincie maakt daarnaast met elke gemeente afspraken over de (kwalitatieve) woningbouwopgave voor de periode 2016- 2020. Deze betreffen zowel nieuwbouw, bestaande woningbouw en herstructurering. Met de afspraken werken provincie en gemeenten samen aan de hoofddoelstelling van het Overijssels woonbeleid: Voldoende woningen voor iedereen in de juiste kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu.

Prestatieafspraak gemeente Dalfsen

De gemeente Dalfsen heeft prestatieafspraken gemaakt. Meer informatie staat in paragraaf 2.5.7.2 Prestatieafspraken.

2.4 Waterschapsbeleid

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Groot Salland. Het waterschap heeft een Keurverordening waarin haar waterstaatkundige belangen worden beschermd. Het waterschap adviseert de gemeente Dalfsen binnen de Watertoets procedure over de invloed van ruimtelijke inrichtingplannen op het watersysteem en omgekeerd. De uitgangspunten van het Waterschap Groot Salland zijn in de watertoets meegenomen (zie verder paragraaf 3.5 ).

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Missie/visie gemeente Dalfsen 2020

Behouden van het goede door herkenbaar profiel

In 2009 is het strategisch document Missie/visie gemeente Dalfsen 2020 "Bij uitstek Dalfsen" opgesteld. Het document bevat de strategische koers van de gemeente Dalfsen voor de periode tot 2020. Het behouden van al het goede dat Dalfsen te bieden heeft, is de komende jaren de belangrijkste opgave voor de gemeente, maatschappelijke partners, ondernemers en bewoners. Om dit te bereiken moet de gemeente een herkenbaar en onderscheidend profiel ontwikkelen. Dit profiel is verwoord in de toekomstvisie Missie/visie gemeente Dalfsen 2020 "Bij uitstek Dalfsen". De centrale missie van de gemeente Dalfsen is: "Het ontwikkelen van vitale gemeenschappen in een onderscheidende woonplaats van groene signatuur".

Een van de projecten die voortvloeit uit het strategisch document is het maken van een ruimtelijke structuurvisie. In paragraaf 2.5.3 wordt ingegaan op deze structuurvisie.

2.5.2 Bedrijventerreinenvisie Dalfsen

Ook op het gebied van bedrijventerreinen wil de gemeente zich richten op het behouden en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. In de bedrijventerreinenvisie is niet alleen de toekomstige vraag en aanbod in de gemeente Dalfsen in beeld gebracht, maar ook de herstructureringsopgave en de ontwikkelingsrichting van de bedrijventerreinen naar de toekomst.

De algemene ontwikkelingsrichting voor de gemeente Dalfsen is als volgt verwoord: 'De gemeente Dalfsen blijft zich in de toekomst richten op het behouden en faciliteren van de bestaande bedrijvigheid en het bieden van (uitbreidings)ruimte aan lokaal gewortelde bedrijven. Daarbij is het van groot belang dat de huidige werkgelegenheid minimaal behouden blijft en dat ingezet wordt op een brede spreiding van economische sectoren. Daarnaast is het van belang om de komende jaren actief in te gaan zetten op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande bedrijvigheid'.

De gemeente Dalfsen kent een herstructureringsopgave (voor De Rondweg- Dalfsen en De Meele- Nieuwleusen) van 3-4 ha. Herstructurering is van belang om ook richting de toekomst een aantrekkelijk en courant vestigingsklimaat te kunnen blijven bieden.

Dit bestemmingsplan staat uitvoering van de bedrijventerreinenvisie niet in de weg. De Rondweg-Dalfsen is gelegen in het plangebied.

2.5.3 Structuurvisie

Consoliderend bestemmingsplan in lijn met Structuurvisie

De Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeente om ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, één of meerdere structuurvisies vast te stellen. De Structuurvisie Kernen gemeente Dalfsen is in september 2010 vastgesteld. In deze structuurvisie zijn de ruimtelijke plannen voor de toekomst opgenomen. In het bijzonder voor woningbouw en bedrijventerreinen, maar ook voor recreatie en toerisme. De structuurvisie heeft een looptijd van 10 jaar en zal de komende jaren de basis vormen voor bestemmingsplannen die de gemeente maakt, maar ook voor investeringsbeslissingen, bijvoorbeeld op het gebied van bouwen en wonen. Omdat ruimtelijke ontwikkelingen zich niet beperken tot een periode van 10 jaar, is ook gekozen voor een doorkijk tot 2025. Dit bestemmingsplan is, omdat het consoliderend van aard is, niet in strijd met de structuurvisie.

De structuurvisie voor alle kernen

  • Ankum en Dalfsen

Hieronder is de afbeelding opgenomen uit de structuurvisie voor de kernen Ankum en Dalfsen. De visie zoals opgenomen in de afbeelding laat in grote lijnen zien waar zich welke functie bevindt en waar welke ontwikkelingen mogelijk zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0031.jpg"

De belangrijkste uitbreidingsgebieden voor wonen en wonen in combinatie met bedrijven van lage milieucategorie liggen aan de oostzijde van de kern (gebied Oosterdalfsen). Voor deze ontwikkelingsgebieden zijn deels nieuwe bestemmingsplannen gemaakt.

  • Hoonhorst

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0032.jpg"

  • Lemelerveld

In het noordoosten is de nieuwbouwwijk Nieuwe Landen II in aanbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0033.jpg"

  • Nieuwleusen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0034.jpg"

  • Oudleusen

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0035.jpg"

2.5.4 Welstandsnota

De gemeente Dalfsen heeft in 2004 voor haar grondgebied een Welstandsnota opgesteld. In de kernen (bebouwde kommen) van de gemeente Dalfsen heeft het ruimtelijk beleid vastgelegd in bestemmingsplannen, met name een conserverende en beherende insteek. In de bestemmingsplannen voor de verschillende kernen wordt vermeld dat de stedenbouwkundige karakteristiek van de bebouwing niet mag worden aangetast of dat de uiterlijke kenmerken van de woonsfeer van het betreffende perceel zoveel mogelijk gehandhaafd dienen te blijven. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan hoofdzakelijk de huidige situatie vastlegt, is geen sprake van strijdigheid met de Welstandsnota.

2.5.5 Archeologie beleid

De Wet op de archeologische Monumentenzorg leidt tot de verplichting om bij ruimtelijke ingrepen, waarbij grondwerkzaamheden verricht worden, de archeologische waarde van het betreffende terrein te onderzoeken. Dit voordat tot deze grondwerkzaamheden wordt overgegaan. In het archeologische beleidsplan van de gemeente met bijbehorende archeologische beleidskaart is voor de hele gemeente vastgesteld in welke delen van de gemeente bij ontwikkelingen geen archeologisch onderzoek hoeft te worden verricht en in welke delen wel onderzoek wordt gevraagd. Paragraaf 3.2 gaat hier nader op in.

2.5.6 Integraal Waterplan Dalfsen

De doelstelling van het Integraal Waterplan Dalfsen is als volgt:

  • het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeente en waterschap op het integraal en duurzaam waterbeheer in de gemeente Dalfsen;
  • het afstemmen van waterbeleid binnen de gemeente, tussen de gemeente en het waterschap en met andere partijen, zodat de stedelijke wateropgaven (inclusief de WB21- en KRW-beleidsuitgangspunten) gehaald worden tegen de laagst maatschappelijke kosten;
  • het maken van concrete afspraken over ambities, maatregelen, de bekostiging daarvan en de doorwerking in de ruimtelijke ordening;
  • het vastleggen en inzichtelijk maken van de verantwoordelijkheden van de gemeente Dalfsen en het waterschap Groot Salland.

In het waterplan bevestigt de gemeente de rol en het belang van water in de ruimtelijke ordening. Concreet betekent dit dat 'ruimte voor water' in de plannen wordt opgenomen en dat in het kader van ruimtelijke ordening bestemming ervan plaatsvindt. Dit bestemmingsplan is hier niet mee in strijd.

Tot slot is in het kader van de Crisis en de herstelwet het voorliggende bestemmingsplan aangemeld. Hierdoor krijgt het bestemmingsplan een verbrede reikwijdte. Hierdoor kan als experiment de Verordening afvoer hemelwater en grondwater worden vertaald in het bestemmingsplan. Zie hiervoor ook paragraaf 2.5.10 en Bijlage 2

2.5.7 Woonvisie 2016-2020
2.5.7.1 Algemeen

De Woonvisie 2016-2020 geeft een overzicht van vraag en aanbod op de woningmarkt van Dalfsen en vormt het afstemmingsdocument voor overleg met buurgemeenten.

Deze woonvisie heeft hetzelfde hoofddoel als de huidige en vorige woonvisie:

  • Voorzien in de lokale woonbehoefte.
  • Bevorderen van een aantrekkelijk woon- en leefklimaat.

Of in één zin samengevat:"Ervoor zorgen dat alle inwoners van de gemeente Dalfsen prettig wonen".

In deze geactualiseerde woonvisie is voor een beperkt aantal thema's en maatregelen gekozen. Op die manier is de focus bij de belangrijkste opgaven gelegd. Daarmee is de woonvisie vooral een visiedocument in plaats van een uitvoeringsplan. De thema's zijn, betaalbaarheid, bestaande woningvoorraad, nieuwbouw, wonen en zorg en doelgroepen. Verder is aangegeven dat alle instrumenten en maatregelen die worden ingezet op de vijf thema's de leefbaarheid moeten bevorderen, duurzaam moeten zijn, waarbij initiatieven vanuit de samenleving zoveel mogelijk worden ondersteund.

2.5.7.2 Prestatieafspraken

De provincie staat toe dat de komende 10 jaar (2016-2026) 1.022 woningen aan de voorraad worden toegevoegd. Dat zijn voor de periode van deze woonvisie gemiddeld 120 woningen per jaar. De concretisering van de woonvisie vindt - wat de sociale huisvesting betreft - plaats in de nieuwe prestatieafspraken die de gemeente maakt met de woningcorporaties en de huurdersorganisaties.

2.5.7.3 Inbreiding en herstructurering

Kansen voor de invulling van de nieuwbouwambitie liggen er in de eerste plaats door benutting van inbreidings- en herstructureringslocaties en transformatie van bebouwing. Belangrijke randvoorwaarde hierbij is dat de invulling een verbetering oplevert van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Groene locaties in bestaand gebied blijven zoveel mogelijk behouden. Concrete inbreidings- en herstructureringsplannen voor de periode 2016- 2020 zijn opgenomen. Andere mogelijk voor herstructurering in aanmerking komende locaties zijn opgenomen in de Structuurvisie Kernen gemeente Dalfsen.

2.5.8 Gemeentelijk verkeer- en vervoersplan

In januari 2009 is het gemeentelijk verkeers- en vervoerplan geactualiseerd. De hoofddoelstelling van het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Dalfsen is: Het bevorderen van een vlotte en veilige afwikkeling van het verkeer dat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van welvaart en welzijn in de gemeente Dalfsen, waarbij hinder in de vorm van geluids- en trillingsoverlast zoveel mogelijk wordt beperkt. Gezien het consoliderend karakter van dit bestemmingsplan, doet het geen afbreuk aan het behalen van de doelstellingen.

2.5.9 Externe veiligheidsvisie gemeente Dalfsen

Geen toename risico's binnen de kern

In het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Dalfsen is uiteengezet op welke wijze met het aspect externe veiligheid dient te worden omgegaan in ruimtelijke plannen en in milieuvergunningen. In ruimtelijke zin is in het beleid onderscheid gemaakt in verschillende gebiedstypen binnen de gemeente. Zo is er onderscheid gemaakt in woongebieden, bedrijventerreinen, recreatiegebieden en het overige gebied van de gemeente. Daarnaast is onderscheid gemaakt in bestaande en nieuwe situaties. In het kort komt het erop neer dat in woongebieden geen nieuwe risicobronnen worden geïntroduceerd en dat op bedrijventerreinen een nieuwe risicobron kan worden geïntroduceerd indien de veiligheidscontour binnen de eigen inrichtingsgrens blijft. Dit betekent dat de bestaande risicobronnen wel mogen blijven, totdat de risicovolle activiteiten op die plek worden gestaakt.

Aanvaardbaarheid groepsrisico ter beoordeling bestuur

Ten aanzien van het groepsrisico is in dit document aangegeven dat het best uur van de gemeente hierin een belangrijke rol vervult. Het bestuur van de gemeente Dalfsen dient namelijk te verantwoorden of een bepaalde situatie aanvaardbaar wordt geacht. Een beslissing op het wel of niet aanvaardbaar zijn van een bepaald risico is in de regel niet eenvoudig, in verband met de verschillende belangen die hierin spelen. Naast het veiligheidsbelang speelt vanzelfsprekend ook een economische belangenafweging.

In paragraaf 3.4.5 wordt nader ingegaan op het voor dit bestemmingsplan uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek.

2.5.10 Duurzaamheidsbeleid

De gemeente loopt voorop wat betreft duurzaamheid. Haar beleid is verwoord in de Kadernota Duurzaamheid. In dit kader is het bestemmingsplan Kernen ook aangemeld als bestemmingsplan verbrede reikwijdte op grond van de innovatiepargraaf uit de Crisis- en herstelwet. Het bestemmingsplan kan hierdoor op grond van artikel 7c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet al toewerken naar een Omgevingsplan. In het plan kan worden geëxperimenteerd met nieuwe duurzaamheidsmaatregelen en regelgeving die tot nu toe onder andere wetgeving valt. In de notitie Experiment duurzaamheid bestemmingsplan kernen Dalfsen (Bijlage 2) is op een concrete wijze aangegeven welke nieuwe duurzaamheidsmaatregelen/regels zijn opgenomen en waar het komend jaar nog nader onderzoek naar zal worden gedaan om op te nemen. Kortheidshalve wordt naar deze notitie verwezen.

Hoofdstuk 3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.2 van de Awb dient een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis te vergaren over de relevante feiten en de af te wegen belangen. Bij de opstelling van het plan is er in principe van uitgegaan dat de situatie, zoals die zich tot heden heeft ontwikkeld en als zodanig manifesteert, in zijn algemeenheid als een gegeven wordt geaccepteerd. Hieronder wordt per onderzoeksaspect een beschrijving gegeven van de situatie ter plaatse.

3.2 Archeologie en monumenten

Archeologische waarden

In 2008 is door de gemeente Dalfsen het archeologische beleidsplan gemeente Dalfsen met bijbehorende archeologische beleidskaart vastgesteld. Hierin is voor de gehele gemeente vastgesteld in welke delen geen archeologisch onderzoek hoeft te worden verricht en in welke delen wel onderzoek wordt gevraagd.

De kern Dalfsen is volgens de archeologische beleidskaart onder te verdelen in drie gebieden. Te weten: "archeologisch gebied met lage verwachting", "archeologisch onderzoeksgebied A" en "archeologisch waardevol gebied A en C". Hieronder wordt in het kort vermeld wat dit voor de gebieden inhoudt als er grondwerkzaamheden worden verricht.

Archeologisch onderzoeksgebied A en archeologisch waardevol gebied A en C

Hiervoor geldt dat gecontroleerd moet worden of het plangebied binnen de genoemde oppervlaktenorm valt. Is het plangebied kleiner, dan is archeologisch onderzoek niet nodig. Is het plangebied even groot of groter, dan is archeologisch onderzoek nodig.

Archeologisch gebied met een lage verwachting

Hiervoor is geen archeologisch onderzoek nodig. Het gebied heeft ofwel een lage verwachting ofwel eerder archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat er geen of geen verwachtings- of waardevolle archeologie meer aanwezig is.

Op basis van de archeologische beleidskaart zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de gebieden Archeologisch onderzoeksgebied A en Archeologisch waardevol gebied A en C. Omdat het hier een in hoofdzaak conserverend plan betreft en er dus niet direct sprake is van ruimtelijke ingrepen en grondwerkzaamheden, hoeft verder geen onderzoek te worden verricht.

Monumenten

In de kernen Dalfsen, Hoonhorst, Lemelerveld en Nieuwleusen bevinden zich een aantal gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten. Deze zijn op de verbeelding bij dit plan aangegeven.

3.3 Molenbiotoop

Een maalvaardige molen en een enthousiaste molenaar alleen zijn niet voldoende om een molen te laten functioneren. Het werktuig stelt ook eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. In 1973 werd om dit omgevingselement aan te duiden het begrip "molenbiotoop" geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop aantasten.

Een tweede aspect van de molenbiotoop heeft te maken met de belevingswaarde. Molens zijn een belangrijk element in het landschap of stedelijk gebied en hebben vaak te maken met de ontstaansgeschiedenis van de omgeving. Omdat molens wind moesten kunnen vangen, stonden ze in een open landschap of staken ze in ieder geval uit boven hun omgeving. Die voor molens kenmerkende situatie moet zoveel mogelijk worden bewaard, willen de werktuigen volledig tot hun recht komen. Met andere woorden: molens horen in het zicht te staan. Als dat het geval is, blijken molens zeer belangrijke herkenningspunten in een gebied te zijn.

In het dorp Dalfsen ligt de Westermolen (Molenstraat 16). Rondom de Westermolen is de molenbiotoop op de verbeelding aangegeven. In Hoonhorst aan de Kerkstraat 3a is ook een molen aanwezig met een molenbiotoop. Binnen elk biotoop is het beleid gericht op het tegengaan van ontwikkelingen die de windtoevoer naar de molen kunnen verminderen.

3.4 Milieuaspecten

Met de voorbereiding van dit bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen met name ten opzichte van de in het plan opgenomen geprojecteerde woningen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan de volgende punten:

  • geluidsaspecten (Wet geluidhinder);
  • bodem;
  • luchtkwaliteit;
  • externe veiligheid.
3.4.1 Algemeen

Bij de opstelling van een bestemmingsplan is het van belang om na te gaan in hoeverre milieuhygiënische factoren belemmeringen opleveren voor de voorgestane ontwikkelingen. In de volgende alinea's wordt aandacht besteed aan een aantal relevante milieufactoren. Gelet echter op het feit dat het voorliggende plan nauwelijks voorziet in nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden, maar gericht is op het beheer van de bestaande situatie, is het onderzoek naar de milieuhygiënische aspecten beperkt gebleven.

3.4.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".

In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies.

3.4.2.1 Industrielawaai

Aan de oostzijde van Dalfsen is een bedrijventerrein gevestigd. De maximaal toegestane milieucategorie is milieucategorie 4.1. Het bedrijventerrein betreft een niet-gezoneerd bedrijventerreinen (in de zin van de Wet geluidhinder). Alle individuele bedrijven worden getoetst aan de Wet milieubeheer. Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de geluidsnormen in de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en de normen uit het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht.

De in woongebieden gevestigde bedrijven zijn specifiek bestemd als Bedrijf of Bedrijf - Garage.

3.4.2.2 Wegverkeerslawaai

In hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder is de verplichting opgenomen tot het verrichten van een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels van woningen (en daarmee gelijk te stellen objecten) binnen de in artikel 74 genoemde onderzoekszone van een weg. Voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken in een stedelijk gebied bedraagt de breedte van de geluidszone aan weerszijden van de weg 200 meter. De verplichting tot het verrichten van een onderzoek geldt niet indien:

  • het een woonerf betreft;
  • een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Tevens geldt de verplichting tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek niet als in het bestemmingsplan geen mogelijkheden worden geboden voor het realiseren van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten (artikel 76, lid 4 Wgh). Dit laatste is hier het geval, immers het plan biedt geen ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.

3.4.2.3 Spoorweglawaai

Het spoor is gelegen op een afstand van circa 200 meter van het plangebied en vormt daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.4.3 Bodem
3.4.3.1 Bodembeleid

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Hierbij is van belang te weten of er bodemverontreiniging is die de functiedoelen kan frustreren, of er gezondheidsrisico's of ecologische risico's daardoor zijn en wat de mogelijkheden zijn om er tijdig iets aan te doen. Hiervoor is wettelijk verplichte informatie over de bodemkwaliteit nodig. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie(s).

3.4.3.2 Bodemkwaliteit

De bodem is een onderscheidend kenmerk dat mogelijk een bepaalde bodemkwaliteit met zich meebrengt. Een overzicht van de bodemopbouw zoals deze aanwezig is in de gemeente Dalfsen is opgenomen op onderstaande afbeelding. Deze kaart is gebaseerd op de 21 Fysische eenhedenkaart van Nederland. Vooral rondom de Overijsselse Vecht komen enkeerdgronden (esgronden) voor. Deze enkeerdgronden zijn ontstaan door het eeuwenlang opbrengen van potstalmest op de bodem. Tussen de Overijsselse Vecht en de Marswetering komen stuifzand, grof zand en klei op zand voor. Verder overheersen in de gemeente de bodemtypen sterk lemig zand en zwak lemig fijn zand

De Regio IJssel-Vecht heeft naar aanleiding van de actualisatie van de bestemmingsplannen voor de kernen beschikbare informatie uit het bodeminformatiesysteem beoordeeld. De Regio concludeert dat er geen aanleiding is te veronderstellen dat er nog verontreinigingen in de kernen worden aangetroffen die van wezenlijke invloed zijn op en/of onoverkomenlijke problemen geven bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en bouwplannen in de kern Dalfsen.

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de bestaande situatie en (aanvullende) bodemonderzoeken zijn in dit kader niet nodig mede gelet op het conserverende karakter ervan.

Het vorenstaande laat onverlet dat in voorkomende gevallen bij de beoordeling van bouwplannen en bedrijfstransacties inzicht moet worden verstrekt in de kwaliteit van de bodem.

3.4.4 Luchtkwaliteit

Ruimtelijke plannen dienen voor luchtkwaliteit te voldoen aan de normen zoals deze zijn gesteld in de wet. De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen zijn grenswaarden opgenomen.

Op basis van de Wet milieubeheer (artikel 5.16 ) kan een bestemmingsplan onder andere worden vastgesteld, indien aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde die behoort bij hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. Het is niet aannemelijk dat sprake is van overschrijding van deze grenswaarden omdat in het voorliggende bestemmingsplan uitsluitend de bestaande functies in het stedelijk gebied worden vastgelegd en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Nader onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan is niet noodzakelijk.

3.4.5 Externe veiligheid
3.4.5.1 Algemeen

Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden.

Externe veiligheid speelt een rol bij opslag, gebruik en productie van gevaarlijke stoffen in een inrichting. Of bij het vervoer door buisleidingen of over weg, water of spoor.

3.4.5.2 Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Het groepsrisico (GR) gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Volgens de definitie is groepsrisico de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

Bij toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied moet het gemeentebestuur afwegen of dit vanuit veiligheid en andere thema's verantwoordt is. Deze verantwoording groepsrisico moet conform artikel 13, lid 1 Bevi de volgende aspecten behandelen:

  • a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de risicovolle inrichting;
  • b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
  • c. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
  • d. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen.
3.4.5.3 Situatie per kern

Risicovolle inrichtingen

In en nabij de plangebieden zijn de volgende Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) inrichtingen aanwezig:

  • lpg-tankstation aan Rondweg 22-24 in Dalfsen;
  • lpg-tankstation aan Burgemeester Backxlaan 204 in Nieuwleusen;
  • lpg-tankstation aan Weerdhuisweg 11 in Lemelerveld;
  • ammoniakopslag kaasfabriek Rondweg 9 in Dalfsen.

Verder zijn er vier niet Bevi-plichtige inrichtingen vallend onder de drempelwaardenlijst (figuur 1.1.3. uit de Leidraad risico inventarisatie versie 6.1. december 2010):

  • zwembad, Burg. Backxlaan 115 in Nieuwleusen;
  • gasontvangststation van de Nederlandse Gasunie, Beatrixlaan 3 en 3a in Nieuwleusen (NV N432);
  • zwembad Kontrast, Haersolterweg 23 in Dalfsen;
  • openlucht zwembad Gerner, Haersolterweg 14 in Dalfsen.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

  • Dalfsen

In Dalfsen bevindt zich een lpg-tankstation met plaatsgebonden risicocontouren van 25 m rond het vulpunt, 25 m rond het lpg-reservoir en 15 m rond de afleverzuil. Deze afstanden zijn gebaseerd op een doorzet van maximaal 500 m3 per jaar aan lpg. In de vigerende vergunning van het lpg-tankstation is deze doorzet ook vastgelegd in de voorschriften. De plaatsgebonden contouren zijn ook weergegeven op de verbeelding.

Binnen de plaatsgebonden risicocontouren zoals hierboven aangegeven bevinden zich geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen, kantoren, scholen, zorginstellingen et cetera).

Daarnaast ligt binnen de kern van Dalfsen een kaasfabriek met een ammoniakkoelinstallatie. Het betreft hier een koelinstallatie met 1.800 kg aan ammoniak, uitvoeringstype 1. Voor dit soort installaties is geen plaatsgebonden risicocontour vastgesteld.

Tot slot bevinden zich in en in de nabijheid van de kern van Dalfsen twee zwembaden met de opslag van chloorbleekloog en zwavelzuur. Voor zwembaden zijn geen plaatsgebonden risicocontouren vastgesteld. Dergelijke inrichtingen vallen onder het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit schrijft zelf ook geen afstanden voor en stelt geen eisen aan het groepsrisico.

  • Nieuwleusen

In Nieuwleusen bevindt zich een lpg-tankstation met plaatsgebonden risicocontouren van 40 m rond het vulpunt, 25 m rond het lpg-reservoir en 15 m rond de afleverzuil. Deze afstanden zijn gebaseerd op een doorzet van maximaal 1.500 m3 per jaar aan lpg. In de vigerende vergunning van het lpg-tankstation is deze doorzet ook vastgelegd in de voorschriften. De plaatsgebonden contouren zijn ook weergegeven op de verbeelding. Het blijkt dat bij het tankstation binnen de plaatsgebonden risicocontour geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn.

Verder bevindt zich in Nieuwleusen een zwembad met de opslag van chloorbleekloog en zwavelzuur. Voor zwembaden zijn geen plaatsgebonden risicocontouren vastgesteld. Dergelijke inrichtingen vallen onder het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit schrijft zelf ook geen afstanden voor en stelt geen eisen aan het groepsrisico.

  • Gasreduceerstation (werkdruk 40 bar) op Prinses Beatrixlaan 3

Het Gasreduceerstation heeft een risicoafstand (PR 10-6 contour) van 0 m volgens de risicokaart. De werkdruk van het station is 40 bar. Voor alle aardgasregel- en reduceerstations tot en met 40.000 Nm3 per uur aardgas (zogenoemde categorie C stations) moet een afstand in acht worden genomen van 15 m tot kwetsbare objecten en van 4 m tot beperkt kwetsbare objecten (artikel 3.12 Activiteitenbesluit).

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0036.png"

Uitsnede risicokaart

Op de inrichtingsgrens moet een hekwerk, minimaal 1,80 m hoog, zijn geplaatst. Deze is aanwezig. Verder moet op het gasregel- en -reduceerstation een bedrijfsnoodplan aanwezig zijn of aantoonbaar een Veiligheidsbeheersysteem (artikel 3.12 Activiteitenbesluit) in werking zijn.

  • Lemelerveld

In Lemelerveld ligt een lpg-tankstation met plaatsgebonden risicocontouren van 35 m rond het vulpunt, 25 m rond het lpg-reservoir en 15 m rond de afleverzuil. Deze afstanden zijn gebaseerd op een doorzet van maximaal 1.000 m3 per jaar aan lpg. In de vigerende vergunning van het lpg-tankstation is deze doorzet ook vastgelegd in de voorschriften. De plaatsgebonden contouren zijn ook weergegeven op de verbeelding. De plaatsgebonden risicocontour valt binnen de perceelgrens van het tankstation en valt daarmee net buiten het plangebied. Wel liggen twee woningen binnen deze contour alleen betreft het hier bedrijfswoningen behorende bij het tankstation. Deze tellen niet mee.

Verantwoording groepsrisico

Het groepsrisico bestaat uit de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De toelichting bij het bestemmingsplan geeft ruimte voor de verantwoording van het groepsrisico waarbij ook andere dan ruimtelijke aspecten aan orde mogen komen. Bij de verantwoording van het groepsrisico gaat het om het geheel van maatregelen, die niet los van elkaar kunnen worden gezien. Voor LPG-tankstations geldt een invloedgebied van 150 m en voor de kaasfabriek is dit afhankelijk van het type ammoniak koelinstallatie. Omdat dit een bestemmingsplan betreft in het kader van actualisering worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid speelt naast het invloedgebied ook het effectgebied een grote rol. Dat maakt de zone voor de brandweer voor de effectieve inzet van middelen en materieel inzichtelijk, waarmee zoveel mogelijk slachtoffers geholpen kunnen worden.

Conform artikel 13, lid 1 Bevi dient bij een actualisatie van een bestemmingsplan voor de verantwoording te worden ingegaan op de volgende aspecten:

  • a. de aanwezige en op grond van het bestemmingsplan te verwachten dichtheid van personen in het invloedgebied van de risicovolle inrichting;
  • b. het groepsrisico per inrichting op moment vaststelling bestemmingsplan en de bijdrage van de toegelaten (beperkt) kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico;
  • c. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft;
  • d. indien mogelijk: de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het bestemmingsplan zijn opgenomen;
  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die aan de milieuvergunning worden verbonden;
  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de risicovolle inrichting;
  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedgebied om zich in veiligheid te brengen.
  • Kaasfabriek Dalfsen

De ammoniak koelinstallatie welke wordt gebruikt in de kaasfabriek valt onder het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi). Het betreft hier een koelinstallatie met 1800 kg aan ammoniak, uitvoeringstype 1. Voor verschillende typen ammoniak koelinstallaties zijn afstandseisen opgenomen in de Regeling externe veiligheid inrichten (Revi). Voor deze installatie zijn er echter geen afstandseisen voor het invloedgebied opgenomen. Het groepsrisico speelt hier dus geen rol.

Lpg-tankstations

  • Personendichtheid en groepsrisico

Voor standaardsituaties kan het groepsrisico bij lpg-tankstations berekend worden met behulp van de berekeningsmodule van www.groepsrisico.nl. Deze rekentool vervangt de tabel met kengetallen voor personendichtheden bij lpg-tankstations, zoals is opgenomen in de "Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico" van augustus 2004 en de update van 2007 op basis van het nieuwe Revi. Onder standaardsituaties wordt verstaan een lpg-tankstation waarbij het lpg-vulpunt op minder dan 50 m van de (al dan niet ondergrondse) lpg-voorraadtank is gelegen en in de omgeving (in een straal van 150 m rondom het tankstation) uitsluitend woningen, woongebouwen, kantoren, scholen en bedrijven zijn gelegen.

De rekentool heeft als basis het "Stappenplan Groepsrisicoberekening lpg-tankstations" van het Centrum voor Externe Veiligheid (RIVM) van 6 juni 2008. Indien de situatie geen standaardsituatie betreft dan moet het groepsrisico middels het rekenprogramma Safeti worden bepaald.

Voor het tankstation aan de Rondweg 22 te Dalfsen heeft op 27 oktober 2015 een groepsrisico berekening plaatsgevonden middels de lpg-rekentool van Antea (zie Bijlage 3 Externe veiligheid). Uit deze berekening kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde blijft. Aangezien er daarna geen wijzigingen meer zijn geweest binnen het invloedgebied vormt dit tankstation dan ook geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan kernen gemeente Dalfsen.

Het tankstation aan de Burgemeester Backxlaan 204 te Nieuwleusen ligt aan de rand van het dorp. Binnen het invloedgebied (150 m rond het vulpunt) ligt een aantal bedrijven met een bedrijfswoning en burgerwoningen. Gezien het beperkt aantal woningen op een relatieve grote afstand van het vulpunt van de lpg-installatie is een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico niet te verwachten. Daarnaast worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor het lpg-tankstation geen belemmering vormt voor het voorgenomen plan. Op 21 mei 2012 is een Kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd (zie Bijlage 3 Externe veiligheid) vanwege de mogelijke uitbreiding van het bejaardentehuis aan de overkant van de Burg. Backxlaan 204 te Nieuwleusen. Door deze analyse is de uitbreiding niet gerealiseerd binnen het invloedgebied van het lpg-tankstation. Dus geen toename van het aantal personen in het invloedgebied en daarmee ook geen toename van de hoogte van het groepsrisico.

Aan de rand van Lemelerveld ligt het tankstation aan de Weerdhuisweg 11. Een deel van het invloedgebied (150 m rond het vulpunt) ligt over het onderhavige plan. De inrichting zelf ligt buiten het plangebied. Gezien het beperkt aantal woningen op een relatieve grote afstand (circa 100 m) van het vulpunt van de lpg-installatie is een overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico niet te verwachten. Daarnaast worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waardoor het lpg-tankstation geen belemmering vormt voor het voorgenomen plan.

Ad c (maatregelen vanuit inrichting).

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen voor de exploitatie van het tankstation. De exploitant heeft hieraan te voldoen. Verder is van belang dat de lpg-branche maatregelen heeft uitgevoerd die tot vermindering van het groepsrisico hebben geleid. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • het gebruiken van een verbeterde vulslang. Hierdoor daalt de kans op een lek of breuk en vermindert het aantal knelpunten met het plaatsgebonden risico.
  • het aanbrengen van hittewerende coating op lpg-tankauto's. Deze coating geeft de brandweer bij een ongeluk meer tijd en meer mogelijkheden om een explosie (een zogenoemde warme 'BLEVE': Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) te voorkomen. Het aanbrengen van deze coating is niet verplicht wegens Europese regelgeving. Het is niet mogelijk buitenlandse vervoerders te verplichten deze coating toe te passen in Nederland.

Ad d (maatregelen bestemmingsplan).

In het invloedgebied zijn bestemmingsplannen geldend. Dit zijn gedetailleerde bestemmingsplannen, die bij recht nauwelijks tot geen ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen. De personendichtheden zijn daarmee indirect verankerd in het bestemmingsplan. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedgebied zal weer getoetst moeten worden aan de externe veiligheid wet- en regelgeving.

Ad e (maatregelen milieuvergunning).

In de milieuvergunning van de drie betreffende LPG tankstations is de lpg-doorzet begrensd tot respectievelijk 500 m3 voor de Rondweg 22 te Dalfsen, 1.500 m3 voor de Burgemeester Backxlaan 204 te Nieuwleusen en 1.000 m3 voor de Weerdhuisweg 11 te Lemelerveld per jaar. Hiermee wordt voorkomen dat de plaatsgebonden risicocontouren gaan toenemen.

Ad f (afweging).

Het betreft hier een actualisatie van een bestemmingsplan waarbij nieuwe ontwikkelingen niet worden toegestaan. Het gaat om het opnieuw vastleggen van de huidige situatie. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico zijn dan ook niet onderzocht.

  • Bestrijdbaarheid

Een belangrijk aspect betreft bestrijdbaarheid. Bestrijding van de direct optredende effecten is in het geval van een BLEVE niet realistisch, omdat een BLEVE zich te snel ontwikkelt. De inzet van de brandweer zal derhalve voornamelijk gericht zijn op het bestrijden van secundaire branden. Bronbestrijding ligt -indien mogelijk- in de regel in het blussen van het object dat de lpg-tankauto aanstraalt.

In geval van een dreigende BLEVE kan de brandweer bij tijdige aankomst trachten de lpg-tankwagen te koelen. Zijn ze niet tijdig aanwezig dan gaat de brandweer op afstand staan en wordt de inzet met name op de bescherming van de omgeving gericht. Om te koelen is bluswater nodig en de bluswatervoorziening in de directe omgeving zal daar op afgestemd moeten zijn. Tevens kan een sprinklerinstallatie voor koeling zorgen. Hierdoor wordt drukopbouw in de tank, die tot een BLEVE leidt voorkomen.

In Dalfsen ligt er geen geboorde bluswatervoorziening in de buurt. Op 100 en 180 m afstand zijn wel brandkranen aanwezig. Deze hebben zeer waarschijnlijk onvoldoende capaciteit om een dreigende BLEVE te voorkomen. Op ruim 200 m liggen enkele vijvers in het park Bellingeweer. Even verderop (600 m) stroomt de Vecht.

In Lemelerveld ligt het tankstation op 250 m van het Overijssels Kanaal waar bluswater te vinden is.

In Nieuwleusen is niet bekend op welke afstand bluswatervoorzieningen zijn.

  • Bereikbaarheid

Alle drie de lpg-tankstations liggen aan doorgaande hoofdwegen in de kernen (Rondweg in Dalfsen, Weerdhuisweg in Lemelerveld en Burgemeester Backxlaan in Nieuwleusen). De bereikbaarheid voor deze tankstations voor de hulpdiensten is daardoor goed te noemen.

Dit geldt ook voor de overige risicobronnen.

  • Zelfredzaamheid

Een belangrijk aspect in het kader van het groepsrisico dat bestaat ten gevolge van het lpg-tankstation betreffen de mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid van de bevolking. De tijd tussen het begin van een brand en een BLEVE (een explosie van een lpg-tankwagen) varieert tussen circa 10 en 30 minuten. De beschikbare tijd voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen is dus slechts kort. Aangezien het evacueren van de bevolking in zo'n korte tijd organisatorisch naar alle waarschijnlijkheid niet realiseerbaar is, wordt verondersteld dat het merendeel van de aanwezigen in de omgeving zichzelf in veiligheid kan brengen. Het verloop van de wegenstructuur rond het lpg-station is zodanig dat een ieder zich bij een (dreigende) explosie in veiligheid kan brengen (binnen 150 meter is het advies vluchten en schuilen en daarbuiten is het schuilen). In veiligheid brengen is vluchten en dat betekent weg van de brand.

Binnen het invloedsgebied van 150 m rondom de tankstation in Dalfsen liggen met name bedrijven. Het noordelijk gelegen bedrijf annex kantoor heeft door de aanwezigheid van het tankstation bij de bouw maatregelen genomen. Zo is de nooduitgang van de tankstation af gesitueerd. Ook liggen enkele woningen rondom het tankstation. De werknemers op het bedrijventerrein en de bewoners rondom zullen doorgaans goed zelfredzaam zijn.

In Lemelerveld ligt aan de west/noord en zuidzijde van het tankstation weilanden en enkele verspreid liggende woningen. Aan de oostzijde begint de dichtere bebouwing van Lemelerveld zelf. Als buffer is er een groenzone tussen de woningen en het tankstation. Hierdoor liggen heel dicht bij de risicobron weinig woningen. In een grotere cirkel er om heen meer. De bewoners zullen doorgaans goed zelfredzaam zijn.

In Nieuwleusen is het tankstation omsloten door een garagebedrijf in het noorden en een groenstrook en weilanden in het zuiden. Iets verder in het noordwesten op ruim 150 meter ligt een appartementencomplex (van Ankumshof) dat vooral door ouderen bewoond wordt. Deze mensen zullen minder zelfredzaam zijn. Het is van belang dat de bewoners weten dat er bij een beginnende brand de mogelijk gevolgen zijn en daardoor ook weten hoe te handelen.

Overige bewoners en werknemers rondom het tankstation zullen doorgaans goed zelfredzaam zijn. Dat de aanwezigen zelfredzaam zijn, betekent nog niet dat zij zichzelf ook in veiligheid zullen brengen. Een (beginnende) brand is zichtbaar voor aanwezigen in de directe omgeving, maar zij verwachten een mogelijke ontploffing met effecten tot 350 meter niet. Tenzij ze daarvoor gewaarschuwd worden en dan zullen zij de omgeving (waarschijnlijk) verlaten. Hierbij helpt het als bewoners door risicocommunicatie vooraf op de hoogte zijn van de mogelijkheden van zo'n incident en wat zij daarbij zelf kunnen doen.

Overige risicobronnen

  • Bereikbaarheid

De bereikbaarheid van de risicobronnen is goed te noemen.

  • Bestrijdbaarheid

Het scenario dat relevant is voor de zwembaden, het vrijkomen van een wolk met toxische stoffen, is door de brandweer goed te bestrijden. Met behulp van water kunnen de effecten voor de omgeving beperkt worden. Bij het zwembad in Nieuwleusen is hiervoor voldoende water in de omgeving beschikbaar. Dat geldt ook voor beide zwembaden in Dalfsen.

Ook het scenario dat relevant is voor de koelinstallatie bij de kaasfabriek, ook hier het vrijkomen van een wolk met toxische stoffen, is door de brandweer te bestrijden. Hiervoor is in de omgeving voldoende water aanwezig.

In Nieuwleusen is een gasontvangststation aanwezig. De mogelijkheden voor bestrijding van een incident bij het gasontvangststation zijn beperkt. Dit heeft te maken met de hittestraling die vrijkomt bij een gasbrand.

  • Zelfredzaamheid

Gelet op de bebouwing zal de meerderheid van de aanwezigen in de omgeving van de kaasfabriek en de zwembaden in Dalfsen zelfredzaam zijn.

Dat geldt niet voor de aanwezigen in de omgeving van het gasontvangststation en het zwembad in Nieuwleusen. Hier zijn onder andere een basisschool en een kinderdagopvang aanwezig waar verminderd zelfredzamen aanwezig kunnen zijn. Ook hierbij is risicocommunicatie vooraf belangrijk. Daarnaast is het goed als de betreffende BHV-organisaties op de hoogte zijn van de risico's en wat zij bij heen eventueel incident kunnen doen.

  • Risicocommunicatie

Het is gewenst dat aanwezigen in de omgeving van de gasontvangststation op de hoogte zijn van de aanwezige risico's en hoe te handelen bij een incident. Omdat rondom de gasontvangstation gesprekken gaande zijn voor nieuwbouw van diverse organisaties rondom WOC de Campus is intern de noodzaak voor risicocommunicatie aan de interne projectleider doorgegeven, zodat dit bij de contacten met de diverse organisaties bekend wordt.

3.4.5.4 Buisleidingen

Op 17 september 2010 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) gepubliceerd en op 1 januari 2011 in werking getreden. Deze AMvB regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. In en nabij het plangebied lopen een aantal hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie.

Nieuwleusen 

In Nieuwleusen loopt een hoge druk aardgasleiding van de Gasunie. Het gaat hierbij om leiding N-550-31-KR-006 t/m 007 met een druk van 40 bar en een diameter van 4 inch. Voor deze leiding geldt een invloedgebied van 45 m aan weerszijden van de leiding waarbinnen een berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. In verband met nieuwbouwplannen is door de Gasunie op 23 maart 2009 een groepsrisicoberekening met kenmerk DEI 2009.M.0280 uitgevoerd (zie Bijlage 3 Externe veiligheid). Uit de berekening kan worden geconcludeerd dat er geen plaatsgebonden risicocontour langs de leiding ligt en dat de hoogte van het groepsrisico ver beneden de oriënterende waarde ligt. Tot op heden is de uitbreiding langs de aardgasleiding nog niet gerealiseerd en zijn er geen wijzigingen geweest in de bestaande situatie. Gezien de actualisatie van het bestemmingsplan kernen gemeente Dalfsen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt vormt de leiding geen belemmering. Er is geen nieuwe berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Lemelerveld

Nabij Lemelerveld lopen een aantal hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie. Het gaat hierbij om leidingen met een druk van 66 bar of hoger. Voor dergelijke leidingen geldt een invloedgebied van 540 m aan weerszijden van de leidingen waarbinnen een berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. In het kader van de bouw van vijf woningen op de hoek van de Kerkstraat en Ommerweg is in mei 2011 een groepsrisicoberekening uitgevoerd (zie Bijlage 3 Externe veiligheid). Uit deze berekening kan worden geconcludeerd dat er geen plaatsgebonden risicocontouren binnen het plangebied vallen. Tevens blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico bij lange na niet wordt overschreden. Na 2011 zijn er geen wijzigingen meer geweest binnen het invloedgebied van de aardgasleidingen. Aangezien de actualisatie van het bestemmingsplan kernen gemeente Dalfsen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt vormt de leiding geen belemmering. Ook hier geldt dat er geen nieuwe berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is.

Hoonhorst

In en direct naast het plangebied van de kern Hoonhorst liggen twee buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd:

gasleiding   uitwendige diameter   werkdruk   PR-contour  
A-510   91,4 cm   66 bar   0 m  
A-595   45,7 cm   66 bar   80 m weerszijden  

In het kader van het bestemmingsplan Kernen Ankum, Hoonhorst en Oudleusden is in 2011 een groepsrisicoberekening uitgevoerd (zie Bijlage 3 Externe veiligheid). Uit de berekeningen blijkt dat de 10-6-contour bij de A-510 op 0 meter ligt en bij de A-595 gedeeltelijk op ruim 80 meter van de leiding ligt.

Binnen deze zone mogen geen kwetsbare objecten, zoals woningen worden gebouwd. In 2009 is bestemmingsplan Uitbreidingslocatie De Koele vastgesteld en onherroepelijk geworden. De woningbouw die dat plan mogelijk maakt ligt voor een klein deel wel binnen de PR 10-6-contour. Dit is in 2011 als geprojecteerd PR-knelpunt doorgegeven aan de Gasunie. De Gasunie heeft laten weten de geprojecteerde PR- knelpunten pas op te lossen, nadat de PR-knelpunten begin 2012 zijn opgelost. In mei 2012 heeft de Gasunie per brief laten weten dat de door de gemeente aangegeven geprojecteerd knelpunt inderdaad als zodanig is aan te merken. Verder zal de Gasunie de verplichting uit het Bevb uitvoeren door na realisatie van de nieuwbouw woningen zodanige risicoreducerende maatregelen te gaan treffen dat het PR-knelpunt wordt opgelost. In de mail d.d. 11 juni 2015 van de Gasunie (zie Bijlage 3 Externe veiligheid) blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour niet meer over het gebied valt waar nog woningen zullen worden gebouwd in Hoonhorst.

Verder blijkt uit de berekening dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden waarbij de gasleiding A-150 een wat hoger groepsrisico heeft dan de A-595.

Omdat het onderhavige plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt in het invloedgebied van de gasleidingen en er geen wijzigingen na 2011 zijn geweest in het invloedgebied van de gasleiding vormt deze leiding geen belemmering. Er is dan ook geen nieuwe berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Conclusie verantwoording groepsrisico

Omdat dit plan een actualisering van de geldende bestemmingsplannen is, verandert er niets aan de hoogte van het groepsrisico. Het gemeentebestuur is zich desondanks van bewust dat zij verantwoordelijk is voor een goede afweging over de aanvaardbaarheid van het groepsrisico. Zij is van mening dat het groepsrisico voor dit plan aanvaardbaar is.

Bij de verantwoording worden naast de veiligheidsbelangen ook onder meer de economische belangen, de zelfredzaamheid van de aanwezige personen en de bereidbaarheid en bestrijdbaarheid door de hulpdiensten beoordeeld.

3.4.5.5 Transport van gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor

Basisnet

Het Ministerie Infrastructuur en Milieu is belast met de ontwikkeling van beleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor. De Nota Vervoer gevaarlijke stoffen bevat nieuw beleid dat erop is gericht de belangen van vervoer, ruimtelijke ontwikkeling en veiligheid meer met elkaar in evenwicht te brengen. Met dit doel is het Basisnet ontstaan. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) aan de gemeenten duidelijkheid te bieden over de maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet bestaat uit drie onderdelen: Basinet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

  • Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Onder een PAG wordt verstaan het gebied tot 30 m van de rechterrand van de weg waarin, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Een plasbrand is verbranding van een door bijvoorbeeld lekkage ontstane plas van brandbare vloeistof. Een PAG geldt alleen voor nieuw te bouwen kwetsbare objecten. Bestaande objecten binnen de PAG hoeven niet te worden gesaneerd. Binnen het plangebied bevinden zich geen PAG gebieden.

  • Huidig beleidskader

Op dit moment wordt het beleidskader gevormd door het Besluit externe veiligheid transportroutes (Besluit van 11 november 2013). Op basis van deze beleidsstukken gelden er normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

  • Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer van gevaarlijke stoffen. Wat betreft het plaatsgebonden risico geldt ten opzichte van woningen (kwetsbare objecten) een grenswaarde van 10-6 per jaar.

  • Groepsrisico

Het groepsrisico is de kans per jaar per kilometer transportroute dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van de transportroute in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval op die transportroute. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten op een transportroute aan waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen en houdt daarmee rekening met de aard en dichtheid van de bebouwing in de nabijheid van de transportroute. Wat betreft het groepsrisico is de oriëntatiewaarde bij het vervoer van gevaarlijke stoffen per transportsegment gemeten per kilometer per jaar:

  • 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-8 voor een ongeval met ten minste 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • et cetera.

Weg

In en bij het plangebied vinden incidenteel vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen over de weg plaats (ontheffing routes). Het gaat daarbij in hoofdzaak om de bevoorrading van bedrijven in of bij het plangebied (bijvoorbeeld levering van benzine, lpg, propaan en vuurwerk). De aard en omvang van deze transporten is uiterst beperkt, zodat met inachtneming van de vuistregels uit Handleiding risicoanalyse transport (HART) duidelijk sprake is van verwaarloosbare risico's.

In het plangebied zijn daarnaast geen waterwegen, basisnetwegen of spoorwegen waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

In de gemeente Dalfsen is een aantal rijkswegen en provinciale wegen aangewezen als route gevaarlijke stoffen. Voor het plangebied gaat het om de volgende wegen (niet basisnetwegen):

  • N 340 (Hessenweg tussen afrit 21 A28 en afslag N48 bij Ommen)
  • N 348 (Ommerweg tussen kruising N 340 en N 48 bij Ommen en kruising met N 35 bij Raalte)
  • N 377 (Nieuwe Dedemsvaartweg tussen afrit 22 A28 en de kruising met de N48 bij Balkbrug)

Deze wegen zijn nodig om doorvoer van gevaarlijke stoffen mogelijk te maken zodat de transporteurs in een buurgemeenten hun product kunnen afleveren. Het kan hierbij om verschillende soorten gevaarlijke stoffen gaan waarbij lpg en propaan (stofklasse GF3) vaak de bepaalde stoffen zijn voor het ontstaan van een groepsrisico. Uit de telgegevens van Rijkswaterstaat blijkt dat er per jaar over de N340, 99 transporten met lpg en propaan plaatsvinden, 164 transporten over de N377 en 115 transporten over de N348. Gezien de ontwikkeling van 6 woningen in Lemelerveld is op 15 december 2015 een groepsrisicoberekening uitgevoerd (zie Bijlage 3 Externe veiligheid). Hieruit kan worden geconcludeerd dat er geen plaatsgebonden risicocontour is gelegen langs deze weg. Tevens blijkt uit deze berekening dat het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde blijft. Aangezien er daarna geen wijzigingen meer zijn geweest binnen het invloedgebied vormt deze weg dan ook geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan kernen gemeente Dalfsen. Voor de N340 en N 377 is getoetst aan de Handleiding risicoanalyse transport. Hieruit kan worden geconcludeerd dat gezien het gering aantal lpg-wegtransporten dat plaatsvindt over deze wegen het plaatsgebonden risico PR10-6 nergens wordt overschreden. Tevens blijkt dat het geringe aantal transporten met lpg en propaan niet leidt tot een overschrijding van de oriënterende waarde of 10% van deze waarde. Gezien bovenstaande vormen deze wegen geen belemmering voor de actualisatie bestemmingsplan kernen gemeente Dalfsen. Er is dan ook geen berekening en verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. De wegen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vormen geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan kernen gemeente Dalfsen.

Water

De dichtstbijzijnde vaarweg is de Vecht. Uit het Basisnet blijkt dat de Vecht, geen plaatsgebonden risicocontour heeft en dat Dalfsen geen (mogelijk) aandachtspunt vormt voor het groepsrisico.

Spoor

Uit het Basisnet blijkt dat de in de gemeente Dalfsen gelegen spoorlijnen geen 10-6-plaatsgebonden risicocontour hebben en dat ook in de toekomst geen knelpunt voor het plaatsgebonden risico wordt verwacht. Daarmee vormen de baanvakken geen aanleiding voor een nadere beschouwing. Over het spoor worden als gevaarlijke stof alleen zeer brandbare vloeistoffen (b.v. benzine) getransporteerd. Voor deze stoffen geldt een invloedgebied van 35 m waarbinnen het groepsrisico moet worden berekend en verantwoord. Aangezien het plangebied niet binnen het invloedgebied valt is een berekening en verantwoording dan ook niet noodzakelijk. Het spoor vormt geen aandachtspunt voor het groepsrisico en daarmee geen belemmering voor het actualiseren van het bestemmingsplan kernen gemeente Dalfsen.

3.4.6 Bedrijven en milieuzonering
3.4.6.1 Richtafstanden

In het kader van de Wet milieubeheer dient in nieuwe situaties rekening te worden gehouden met (wenselijke) afstanden tussen bepaalde milieubelastend functies en milieu gevoelige functies. In de uitgave Bedrijven en Milieu zonering (2009) is een richtafstandenlijst opgenomen. In de lijst is voor allerlei soorten "milieubelastende activiteiten" aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur aangehouden moeten worden ten opzichte van "milieu gevoelige activiteiten". De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Onderstaand het verband tussen de afstand en de milieucategorie:

milieucategorie richtafstand rustige woonwijk

1 10 meter

2 30 meter

3.1 50 meter

3.2 100 meter

4.1 200 meter

4.2 300 meter

3.4.6.2 Afwijken van richtafstanden

De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd, dan kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden). Benadrukt moet worden dat de richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype) en dat de richtafstanden bij een omgevingstype gemengd gebied (een gebied met een matige tot sterke functiemenging) met 1 stap kunnen worden verlaagd zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

3.4.6.3 Doel functiescheiding

Het waar nodig scheiden van milieubelastend activiteiten en milieu gevoelige gebieden en functies bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:

  • Het reeds in het ruimtelijke spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • Het tegelijk daarmee aan de bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Het bestemmingsplan en de milieuregelgeving vormen elkaars complement. Voor zover met behulp van een zonering eventuele overlast voor de omgeving niet voldoende kan worden beperkt, kan de toepassing van milieuregelgeving uitkomst bieden.

Beoordeling plangebied kern Dalfsen

Het plangebied betreft het stedelijk gebied van Dalfsen. Het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit woongebied, plaatselijk gemengd met maatschappelijke functies en enige detailhandel, horeca en bedrijvigheid. Aan de zuidoostzijde van de kern ligt een bedrijventerrein direct aansluitend aan de kern.

Het voorliggende plan is een actualiserend plan waarbij uitgangspunt is dat elk bedrijf een omgevingsvergunning (milieuvergunning) heeft die is afgestemd op de huidige situatie. Voor de bedrijvigheid geldt dat de vigerende vergunningen, voor zover van toepassing, en het Activiteitenbesluit afdoende moeten worden geacht. Voor het bedrijventerrein gelden specifieke milieucategorieën. De in woongebieden gevestigde bedrijven zijn specifiek bestemd.

3.4.7 Geurzones

Geurhinder vanuit veehouderijen

In de nabije omgeving van de kern Dalfsen is op de volgende adressen sprake van veehouderijen: De Stokte 1–3, Gerner Es 3, Koekoeksteeg 2, Leemculeweg 3, Leemculeweg 5 en Vossersteeg 14. Hierna wordt ingegaan op de geurhinder vanuit deze veehouderijen.

  • De Stokte 1–3

Op dit adres is een vleeskalverenbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 115 rosékalveren. Het bedrijf valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer. Het bedrijf heeft een milieuvergunning d.d. 19 januari 2009.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkend beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. Voor wat betreft de toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object (een woning is een geurgevoelig object) wordt in de Wgv onderscheid gemaakt in de ligging binnen en buiten concentratiegebied en binnen en buiten de bebouwde kom. Dalfsen is een kern gelegen buiten concentratiegebied. Er geldt dan een geurnorm van 2,0 odeur units per kubieke meter lucht (Oue/m3). De geurbelasting van het veehouderijbedrijf is met behulp van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning berekend.

  • Gerner Es 3

Op dit adres is een zoogkoeienhouderijbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 9 zoogkoeien, 19 stuks jongvee en 1 stier. Het melkveehouderijbedrijf valt onder het Besluit landbouw milieubeheer (Blm). Op basis van artikel 4, lid 2 van het Blm geldt ten opzichte van woonbebouwing in een kern (object categorieën I of II) een minimaal aan te houden afstand van 100 m. De afstanden dienen te worden gemeten vanaf de buitenzijde van een object categorieën I of II tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. De daadwerkelijke afstand ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning (Gerner Es 1) bedraagt circa 50 m. Aan de afstandseis van 100 m wordt daarmee niet voldaan.

  • Koekoeksteeg 2

Op dit adres is een melkrundveehouderijbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 185 melkkoeien en 120 stuks jongvee. Het melkveehouderijbedrijf valt onder het Besluit landbouw milieubeheer (Blm). Op basis van artikel 4, lid 2 van het Blm geldt ten opzichte van woonbebouwing in een kern (object categorieën I of II) een minimaal aan te houden afstand van 100 m. De afstanden dienen te worden gemeten vanaf de buitenzijde van een object categorieën I of II tot het dichtstbijzijnde emissiepunt van het dierenverblijf. De daadwerkelijke afstand ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning (Gerner Es 18) bedraagt circa 210 m. Aan de afstandseis van 100 m wordt daarmee voldaan.

  • Leemculeweg 3

Op dit adres is een varkensvermeerderingsbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 800 gespeende biggen, 60 kraamzeugen, 204 gust/dragende zeugen en 2 dekberen. Het bedrijf valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer. Het bedrijf heeft een milieuvergunning d.d. 18 december 2001.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkend beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. Wat betreft de toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object (een woning is een geurgevoelig object) wordt in de Wgv onderscheid gemaakt in de ligging binnen en buiten concentratiegebied en binnen en buiten de bebouwde kom. Dalfsen is een kern gelegen buiten concentratiegebied. Er geldt dan een geurnorm van 2,0 odeur units per kubieke meter lucht (Oue/m3). De geurbelasting van het veehouderijbedrijf is met behulp van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning berekend.

  • Leemculeweg 5

Op dit adres is een jongvee-, vleesstieren- en vleesvarkensbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 38 stuks jongvee, 12 vleesstieren (6 tot 24 maanden oud) en 66 vleesvarkens. Het bedrijf valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer. Het bedrijf heeft een milieuvergunning d.d. 9 februari 1982.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkend beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. Wat betreft de toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object (een woning is een geurgevoelig object) wordt in de Wgv onderscheid gemaakt in de ligging binnen en buiten concentratiegebied en binnen en buiten de bebouwde kom. Dalfsen is een kern gelegen buiten concentratiegebied. Er geldt dan een geurnorm van 2,0 odeur units per kubieke meter lucht (Oue/m3). De geurbelasting van het veehouderijbedrijf is met behulp van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning berekend.

  • Vossersteeg 14

Op dit adres is een melkrundvee- en vleesstierenbedrijf gevestigd. Het bedrijf heeft 60 melkkoeien, 35 stuks jongvee en 35 vleesstieren. Het bedrijf valt niet onder het Besluit landbouw milieubeheer. Het bedrijf heeft een milieuvergunning d.d. 21 februari 2011.

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is sinds 1 januari 2007 het landsdekkend beoordelingskader voor geurhinder vanuit veehouderijen. Wat betreft de toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object (een woning is een geurgevoelig object) wordt in de Wgv onderscheid gemaakt in de ligging binnen en buiten concentratiegebied en binnen en buiten de bebouwde kom. Dalfsen is een kern gelegen buiten concentratiegebied. Er geldt dan een geurnorm van 2,0 odeur units per kubieke meter lucht (Oue/m3). De geurbelasting van het veehouderijbedrijf is met behulp van het verspreidingsmodel V-stacks vergunning berekend.

Conclusie

Genoemde bedrijven zijn allen bestaande situaties waarbij op een aantal plekken de geurnormen worden overschreden. Echter voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan waarbij geen nieuwe woningen in stankcirkels worden mogelijk gemaakt. Als een agrarisch bedrijf wil groeien/ uitbreiden moet het worden getoetst aan de (dan) geldende milieuwetten en regels.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Watertoets

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Relevant beleid

Het beleid van het Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDOD) staat beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Water Raakt!, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang.

  • Gemeentelijk Waterplan

De gemeente Dalfsen heeft in haar Waterplan de volgende visie opgenomen voor het waterbeleid in de gemeente: Het streven is om een veilig, veerkrachtig, flexibel, ecologisch gezond watersysteem te hebben, dat minimaal voldoet aan de randvoorwaarden gesteld in het Europees, nationaal en regionaal waterbeleid.

  • Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)

In het GRP 2005-2015 is opgenomen dat bij (kleinschalige) locaties binnen de bestaande bebouwing (waar bijvoorbeeld in verband met een wijziging van de bestemming (vervangende) nieuwbouw plaats gaat vinden) de riolering wordt aangepast. Hemelwater afkomstig van nieuwbouw wordt niet op de vuilwaterriolering aangesloten. Dit streven krijgt een wettelijke basis in de bouwverordening in overeenstemming met de landelijke richtlijnen. Het hemelwater moet - na buffering - worden geïnfiltreerd in de bodem en/of worden afgevoerd naar oppervlaktewater (volgens de bekende trits vasthouden - bergen - afvoeren). In het GRP is bovendien opgenomen dat een verruiming van het rioolstelsel noodzakelijk is. Het toekomstige ontwerp moet worden afgestemd met het omliggende gebied.

Kader voor nieuwe ontwikkelingen

Uitgangspunt bij het opstellen van dit bestemmingsplan is dat deze actualisatie conserverend van aard is en niet gericht is op (grote) ontwikkelingen binnen de kernen in de gemeente Dalfsen. Om op voorhand een kader te scheppen voor (her) ontwikkelingen die mogelijk op termijn gaan spelen, wordt in deze paragraaf ingegaan op het doel van het hedendaagse waterbeheer.

Ankum en Dalfsen

Binnen het bestemmingsplan worden geen wooneenheden gerealiseerd. Er is geen toename van het verharde oppervlak. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijk watercorridor.
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld.
Voor lozingen van huishoudelijk afvalwater vanuit woningen geldt het "Besluit lozing afvalwater huishoudens" (Blah). Uitgangspunt is dat het huishoudelijk afvalwater op een gemeentelijk rioolstelsel wordt geloosd. Indien niet mogelijk is, moet een voorziening worden aangelegd die een gelijkwaardig milieubeschermingsniveau biedt.
In de onderstaande tabel is kort de relevantie van de waterhuishoudkundige aspecten aangegeven.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevantie   Toelichting  
Riolering en afvalwaterketen   Nee   Woningen moet een aansluiting hebben op de riolering.  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   N.v.t.   Hemelwater van verhard oppervlak moet ter plaatse van het plangebied vast worden gehouden en/ of geborgen worden.  
Grondwateroverlast   N.v.t.   De locatie heeft grondwatertrap varierend van V naar VII in Dalfsen en voor Ankum IV. Er is geen grondwateroverlast.  
Grondwaterkwaliteit   N.v.t.    
Verdroging   Nee   Er is geen bedreiging voor karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden  
Inrichting/beheer en onderhoud   N.v.t.   Zie hierna.  

Grondwater(bescherming)

Het plangebied is niet in een grondwaterbeschermingsgebied gelegen.

Oppervlaktewater, KRW en waterveiligheid

Aan de zuidzijde van het plangebied stroomt de Vecht. De Vecht maakt onderdeel uit van waterlichaam (Europese Kaderrichtlijn Water) NL99 Vecht/Zwarte Water. Het plangebied is geen zoeklocatie voor waterberging.

Beschermingszone waterkering

In het plangebied ligt een waterstaatswerk/beschermingszone van een primaire waterkering. Binnen het gebied is de waterkering als dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. De functie en de stabiliteit van deze waterkering wordt middels dit bestemmingsplan gegarandeerd.

Rondom de waterkering ligt een beschermingszone. Deze heeft de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0037.png"

Legger primaire en regionale waterkeringen Waterschap Drents Overijsselse Delta (2015)

Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta noodzakelijk.

Hoofdwatergang

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De functie van deze hoofdwatergang moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze hoofdwatergang zoals in de Keur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta beschreven. Met betrekking tot deze hoofdwatergang gelden de binnen de Keur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 m.

Riolering

Het plangebied is op dit moment deels gemengd en deels gescheiden gerioleerd.

Hoonhorst 

Invloed op de waterhuishouding

Binnen het bestemmingsplan worden geen wooneenheden gerealiseerd en er is geen toename van het verharde oppervlak. Het plangebied bevindt zich niet in primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Het plangebied bevindt zich wel binnen een beekdal (Marswetering) waar kans is op (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst.

Het plangebied ligt binnen een beschermingszone van een (hoofd)watergang

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of primaire watergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone zoals op de Legger oppervlaktewateren 2017 aangegeven is. Door middel van een Watervergunning kan hiervan worden afgeweken.

In de onderstaande tabel is kort de relevantie van de waterhuishoudkundige aspecten aangegeven.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevantie   Toelichting  
Riolering en afvalwaterketen   Nee   Woningen moeten een aansluiting hebben op de riolering.  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   N.v.t.   Hemelwater van verhard oppervlak moet ter plaatse van het plangebied vast worden gehouden en/ of geborgen worden.  
Grondwateroverlast   N.v.t.   De locatie heeft grotendeels grondwater -trap VII, VI en voor een klein deel III. De kern is op een oude zandrug gebouwd. Er is geen grondwateroverlast.  
Grondwaterkwaliteit   N.v.t.    
Verdroging   Nee   Er is geen bedreiging voor karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden.  
Inrichting/beheer en onderhoud   N.v.t.   Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang. Ten behoeve van beheer en onderhoud is in de Keur een obstakelvrije zone van toepassing.  

Lemelerveld

Binnen het bestemmingsplan worden geen wooneenheden gerealiseerd en er is geen toename van het verharde oppervlak. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

In het plangebied ligt een primaire waterkering het Overijssels Kanaal die op de Legger van het Waterschap Drents Overijsselse Delta is opgenomen. Het dorp Lemelerveld is rondom dit kanaal ontstaan. De functie/stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaam- heden binnen de (buiten)beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de (buiten)beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur noodzakelijk. Indien een Watervergunning noodzakelijk is, wordt deze (na eventueel nader overleg) aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.

Conform het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) krijgen de gronden waarop een primaire waterkering ligt de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering” (tot 4 meter uit de teen van de waterkeringen).

In de onderstaande tabel is kort de relevantie van de waterhuishoudkundige aspecten aangegeven.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevantie   Toelichting  
Riolering en afvalwaterketen   Nee   Woningen moeten een aansluiting hebben op de riolering.  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   N.v.t.   Hemelwater van verhard oppervlak moet ter plaatse van het plangebied vast worden gehouden en/ of geborgen worden.  
Grondwateroverlast   N.v.t.   De locatie heeft grondwatertrap VI, V en voor een heel klein deel IV. Er is geen grondwateroverlast.  
Grondwaterkwaliteit   N.v.t.    
Verdroging   Nee   Er is geen bedreiging voor karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden  
Inrichting/beheer en onderhoud   N.v.t.   In het plangebied ligt een hoofdwatergang die beschermd worden door de Keur van het waterschap.  

Nieuwleusen

Binnen het bestemmingsplan worden geen wooneenheden gerealiseerd. Er is geen toename van het verharde oppervlak. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijk watercorridor.

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een hoofdwatergang of watergang (Dedemsvaart) van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur van het voormalige Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het voormalige Waterschap Groot Salland opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter. Door middel van een Watervergunning kan hiervan worden afgeweken.

Voor het dempen van watergangen / sloten (ook die niet in beheer zijn bij het waterschap) dient altijd een Watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.

In de onderstaande tabel is kort de relevantie van de waterhuishoudkundige aspecten aangegeven.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevantie   Toelichting  
Riolering en afvalwaterketen   Nee   Woningen moet een aansluiting hebben op de riolering.  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   N.v.t.   Hemelwater van verhard oppervlak moet ter plaatse van het plangebied vast worden gehouden en/ of geborgen worden.  
Grondwateroverlast   N.v.t.   De locatie heeft grondwatertrap VI, V en IV Er is geen grondwateroverlast.  
Grondwaterkwaliteit   N.v.t.    
Verdroging   Nee   Er is geen bedreiging voor karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden.  
Inrichting/beheer en onderhoud   N.v.t.    

Oudleusen

Binnen het bestemmingsplan worden geen wooneenheden gerealiseerd. Er is geen toename van het verharde oppervlak. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijk watercorridor.

Er bevinden zich alleen secundaire watergangen in de kern. Deze hebben een beschermingzone in de Legger.

In de onderstaande tabel is kort de relevantie van de waterhuishoudkundige aspecten aangegeven.

Waterhuishoudkundig aspect   Relevantie   Toelichting  
Riolering en afvalwaterketen   Nee   Woningen moet een aansluiting hebben op de riolering.  
Wateroverlast (oppervlaktewater)   N.v.t.   Hemelwater van verhard oppervlak moet ter plaatse van het plangebied vast worden gehouden en/ of geborgen worden.  
Grondwateroverlast   N.v.t.   De locatie heeft grondwatertrap VII en VI er is geen grondwateroverlast.  
Grondwaterkwaliteit   N.v.t.    
Verdroging   Nee   Er is geen bedreiging voor karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden.  
Inrichting/beheer en onderhoud   N.v.t.    

Watertoetsproces

In het kader van het vooroverleg is het plan toegezonden aan het waterschap. De waterparagraaf is aangepast naar aanleiding van het overleg.

3.5.2 Overstromingsrisicoparagraaf

In de Omgevingsverordening van de provincie Overijssel is aangegeven dat van gemeenten verwacht wordt dat in bestemmingsplannen gemotiveerd wordt waarom ontwikkelingen plaatsvinden in overstromingsgevoelige gebieden. Daarbij wordt verwezen naar de risicokaart van de provincie. Voor gebieden die snel en diep onderlopen mag in principe geen nieuwe bebouwing worden toegevoegd. Bij gebieden binnen de dijkringen is het gewenst dat de initiatiefnemer nadenkt over beschermende voorzieningen. Dit wordt verwoord in de overstromingsrisicoparagraaf.

Ankum, Dalfsen en Nieuwleusen

Uit de risicokaart van de provincie Overijssel blijkt dat de dijk langs de noordzijde van de Vecht deel uit maakt van dijkring 9, Vollenhove. Deze dijk heeft een overschrijdingsnorm van eens per 1.250 jaar. De dijkring is gekarakteriseerd als een dijkring die minder diep en minder snel onderloopt. De overstromingsdiepte is 0,5 à 0,8 m.

Hoonhorst

Hoonhorst ligt in dijkring 53, Salland. De overschrijdingskans is eens per 1.250 jaar. De daadwerkelijk kans voor een overstroming op de betreffende locatie is klein. De maximale overstromingsdiepte is 1 meter.

De kernen Lemelerveld en Oudleusen liggen niet in een dijkring.

Voorliggend plan is een consoliderend plan, en voorziet dus niet in nieuwe ontwikkelingen. Daarom is een nadere beschouwing van het overstromingsrisico ook niet noodzakelijk.

3.6 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Met ingang van 1 januari 2017 is deze Wet inwerking getreden. In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

Bij elk plan of project dient te worden onderzocht of het plangebied in of bij een Natura 2000-gebied ligt. Omdat er sprake is van een consoliderend plan hoeven de gevolgen van voorliggend plan voor de omgeving niet te worden onderzocht.

Omdat er sprake is van een consoliderend plan hoeven de gevolgen van voorliggend plan voor aanwezige soorten niet te worden onderzocht..

Conclusie

Vanuit ecologisch perspectief zijn er geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Situatie per kern

4.1 Ankum

4.1.1 Historie

Het buurtschap Ankum (naast het dorp Dalfsen) behoorde bij de marke van Rosengaarde. Omstreeks 1840 staan er in Ankum 78 woningen. De eerste bewoners hebben zich in Ankum gevestigd op de overgang van de lage drassige weidegronden naar de hoger gelegen akkerbouwgronden. Ankum ligt dan ook op een afstand van minder dan 1,5 km van de Vecht. Ankum was een nederzetting met een geconcentreerde bebouwing.

4.1.2 Ruimtelijke structuur

Wonen

De kern Ankum wordt gevormd door de lintbebouwing aan de van west naar oost lopende Vossersteeg. Aan deze weg staan voornamelijk vrijstaande en halfvrijstaande woningen, bestaande uit één of twee woonlagen. Hier en daar zijn vanaf de Vossersteeg doorkijkjes, waardoor het agrarische gebied wordt ervaren. Ankum heeft 95 inwoners (1 januari 2015).

Voorzieningen

In Ankum bevindt zich één openbare basisschool en een algemeen verenigingsgebouw/buurthuis.

Bedrijvigheid

In Ankum zijn geen bedrijven/ kantoren gevestigd maar wél in het direct aangrenzende buitengebied. In Ankum is wel een nutsvoorziening aanwezig.

Groen

De belangrijkste groenelementen zijn op de kaart aangebracht.

4.2 Dalfsen

Dalfsen is de grootste kern in de gemeente Dalfsen.

4.2.1 Historie en ruimtelijke structuur

Dalfsen is ontstaan bij een doorwaadbare plaats in de Vecht. Hier heeft zich in de middeleeuwen -op de grens van de beekdalgronden en de ten noorden hiervan gelegen hogere zanderige esgronden- een kernesdorp ontwikkeld. In 1231 wordt Dalfsen, dat dan al een zelfstandige parochie is, voor het eerst genoemd. In de 18e eeuw is Dalfsen veranderd van een zelfvoorzienende esnederzetting tot een algemeen verzorgend centrum voor het omliggende gebied. Dit kwam door de gunstige ligging (ten noorden van de Vecht en ten zuiden van de Hessenweg) en door de aanwezigheid van de kerk. Hierdoor groeide in deze periode de niet-agrarische werkgelegenheid sterk. In 1795 was minder dan 30% van de inwoners van Dalfsen werkzaam in de landbouw, terwijl 40 á 50% in de nijverheid werkte. De handel en scheepvaart had met 20 á 30% een aanzienlijk aandeel in deze werkgelegenheid.

Omstreeks het midden van de vorige eeuw is Dalfsen al een "volkrijke en welvarende plaats", die 156 huizen en circa 1.200 inwoners telt. Het dorp heeft een eenvoudig stratenpatroon met een noord-zuid lopende hoofdstraat en een in westelijke richting lopende verbinding met Zwolle als de belangrijkste wegen. Het kerkplein met daarop de Hervormde kerk vormt het middelpunt van het dorp. Verder is er aan de Vecht een plein en een kade waar schepen kunnen aanleggen.

Tot 1900 verandert er zeer weinig aan de structuur van het dorp. Er vindt alleen enige verdichting van de bebouwing plaats. Na de eeuwwisseling groeit het dorp vooral langs de westelijke- en noordelijke uitvalswegen, terwijl de verdichting van de oude dorpskern toeneemt. Rond 1940 wordt Dalfsen dan ook gekenmerkt door een dichte bebouwing rondom het centrum met uitlopers in noordelijke en westelijke richting. De Vecht blijft de zuidgrens van het dorp, ook nadat het station op de zuidelijke oever is gebouwd.

De laatste uitbreidingen van Dalfsen vinden plaats aan de oostkant (Oosterdalfsen).

In deze paragraaf wordt een korte beschrijving gegeven van de ruimtelijke structuur van Dalfsen. Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde: wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, infrastructuur en groen/water.

De kern Dalfsen heeft 7.329 inwoners (1 januari 2015) en kan globaal worden onderverdeeld in een gebied met aaneengesloten woonbebouwing, een centrumgebied, een bedrijventerrein en een sport- en verblijfsrecreatiegebied.

4.2.2 Functies

Wonen

De woongebieden liggen verspreid door de kern Dalfsen. De laatste uitbreidingswijk is de wijk De Gerner Marke aan de oostkant van de kern Dalfsen. Hier worden tot en met 2012 nog nieuwe woningen gerealiseerd. Op dit moment wordt gewerkt aan het nieuwe woongebied Oosterdalfsen.

Voorzieningen

Het merendeel van de winkel- en horeca voorzieningen bevindt zich in het zuidoostelijk deel van de kern Dalfsen. De grootste concentratie bevindt zich in de directe omgeving van de kerk. Aan de zuidwest kant van Dalfsen wordt gewerkt aan het nieuwe plan "Waterfront" met de volgende functies: wonen, detailhandel, horeca en een supermarkt. Dit plan moet de inrichting van het gebied meer laten aansluiten bij de Vecht en hiermee een opwaardering van het Waterfront geven.

De drie scholen in de kern Dalfsen liggen in een zone ruwweg in het midden van Dalfsen bij elkaar. De sociaal-culturele en andere voorzieningen liggen zowel geconcentreerd nabij de scholen als in en direct rondom het centrum van de kern Dalfsen.

In het noordoosten van het plangebied ligt een sportpark met voetbalvelden, tennisbanen en een zwembad. Aan deze zijde van de kern ligt ook een natuurboerderij.

Bedrijvigheid

Aan de oostzijde van de kern ligt het bedrijventerrein van het dorp bestaande uit drie delen: Bedrijventerrein Rondweg, bedrijventerrein Welsum en bedrijventerrein Kampmansweg. Het bedrijventerrein wordt getypeerd als een gemengd bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein Rondweg zijn bedrijven gevestigd tot milieucategorie 4.1., op Welsum en Kampmansweg tot milieucategorie 3. Op het terrein komen verschillende typen bedrijvigheid voor zoals een autobedrijf, maakindustrie, perifere detailhandel en bedrijfswoningen.

Aan de westzijde van de Rondweg gelegen aan de rand van het woongebied ligt de Kaasfabriek, die ontsloten wordt door een 'eigen' ontsluiting vanaf de Rondweg.

WONEN/WERKEN

Een belangrijk deel van het bedrijventerrein gelegen tussen de Kampmansweg en de Wannestraat is specifiek bedoeld voor bedrijven gecombineerd met bedrijfswoningen. De bedrijven vallen in maximaal milieucategorie 2 aan de Kampmansweg en 3 (dwz. categorie 3 met maximale afstand tot woningen van 50 m) aan de zijde van het bedrijventerrein.

BEDRIJVIGHEID IN DE KERN

Eén bedrijf ligt in het woongebied. Deze is specifiek bestemd als Bedrijf. Daarnaast is er nog een garagebedrijf gevestigd in het centrum.

Infrastructuur

In Dalfsen hebben de Rondweg, de Koesteeg en de Vechtdijk de functie van gebiedsontsluitingsweg. Voor het noordelijke deel van de Leemculeweg in Dalfsen geldt dat deze weg is gecategoriseerd als erftoegangsweg, maar dat de inrichting is als een gebiedsontsluitingsweg. Afhankelijk van de uiteindelijke inrichting en aansluitingen van de aangepaste N340 wordt ook de uiteindelijke functie van de Leemculeweg/Engelandweg bepaald.

Groen/Water

De belangrijkste groenelementen van het Groenstructuurplan zijn op de kaart aangebracht.

Langs Dalfsen stroomt de rivier de Vecht. De rivier en het dorp worden fysiek gescheiden door een primaire waterkering. In de kern van het dorp Dalfsen is weinig oppervlaktewater aanwezig. Alleen in het parkgebied Bellingeweer ligt een ruime vijver.

4.3 Hoonhorst

4.3.1 Historie

De naam Hoonhorst wordt voor het eerst in 1369 vermeld. In het archiefboek van Rechteren is sprake van het erf "hohenhorst". Hoonhorst ontstond rond 1750 wanneer de eerste kerk er komt. Voordien heette dit gebied Lenthe. Rond de Rooms-katholieke kerk is de huidige kern Hoonhorst ontstaan, met later een bakkerij, een molenaar, een dorpscafé en enkele boerderijen waarvan er al veel verdwenen zijn. Landschappelijk kenmerkt Hoonhorst zich nu door prachtig golvende landschappen, oude zandwegen, Vechtarmrestanten, eschakkers en afwisselende bosgebieden.

4.3.2 Ruimtelijke structuur en functies

Hoonhorst is een kern met 664 inwoners (1 januari 2011). De kern bestaat uit een min of meer aaneengesloten woongebied met een aantal voorzieningen. Hoonhorst heeft zich aan de noord en zuidzijde van de dekzandrug ontwikkeld. De woningbouw wordt aan drie zijden begrensd door:

  • aan de noordwestzijde de landschappelijk fraaie en waardevolle overgang naar de Emmer hooilanden;
  • aan de noordoostzijde het bosgebied Berkenhorst (behoort tot het bestemmingsplan Buitengebied);
  • aan de zuidoostzijde het sportcomplex De Potkamp.

De kern heeft vier toegangswegen welke samen komen in het centrum. De bebouwing bestaat voornamelijk uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. In het centrum bevinden zich enkele rijen aaneengesloten woningen. Aan de noordoostzijde van het dorp bevinden zich enkele landhuizen verscholen in het groen. Deze liggen niet in het plangebied van dit bestemmingsplan.

Voorzieningen

Wat voorzieningen betreft, is er in de kern van Hoonhorst nog een basisschool. In het op enige afstand van Hoonhorst gelegen buurtschap Emmen is ook een school die ook voorziet in de onderwijsbehoefte van een deel van de kinderen uit Hoonhorst. Daarnaast zijn er in de kern onder andere een kerk met begraafplaats, een café, een bibliotheek, een sportzaal en een gerestaureerde molen (Molen Fakkert).

De inwoners van Hoonhorst zijn voor winkels aangewezen op de voorzieningen in Dalfsen of Zwolle.

Aan de zuidoostzijde van Hoonhorst ligt het sportcomplex De Potkamp: bij de sportzaal liggen enkele voetbalvelden, een tennisbaan en een paardenbak.

Bedrijvigheid

De werkgelegenheid in Hoonhorst is gering. Veel mensen werken in Zwolle, Raalte, Heino of elders. In het buitengebied en in de kern zijn veel bedrijven aanwezig. Qua aard en omvang zijn dusdanig dat de bestemming Bedrijf alle aan de Koelmansstraat 23 in Hoonhorst voorkomt. Daar zit een mechanisatiebedrijf.

Groen/Bos

De belangrijkste groenelementen zijn op de kaart aangebracht. Tevens is een klein bosgebied in het zuiden van Hoonhorst.

4.4 Lemelerveld

4.4.1 Historie

Lemelerveld is een jong dorp en ontstaan op het kruispunt van het Overijssels Kanaal van Zwolle naar Almelo en de zijtak daarvan richting Deventer. Deze plek wordt in de huidige situatie gemarkeerd met de markante Driepuntbrug als voet- en fietsbrug en woongebouwen in de vorm van de oorspronkelijke suikerfabriek. De Beetwortel suikerfabriek, die in 1865 is gebouwd door de familie Blikman Kikkert en in 1917 deels is afgebroken, vormt de een belangrijke aanleiding voor de groei van Lemelerveld in de begintijd. Hieraan dankt Lemelerveld ook zijn bijnaam het "Sukerbietendorp". De suikerfabriek trok veel mensen naar het veld van Lemele (waar de naam Lemelerveld door ontstaan is), op zoek naar werk en inkomen. Om producten te kunnen vervoeren, werd destijds het Overijssels kanaal gegraven. Het kanaal heeft de transportfunctie verloren, maar het is nog wel van belang voor de waterrecreatie en de afwatering.

Door de aanwezigheid van het kanaal kent Lemelerveld veel bruggen. Verder is het kenmerkend dat Lemelerveld vanaf haar begintijd is doorsneden door de spoorlijn Deventer Ommen (OLDO), die later werd vervangen door de provinciale weg N348. De spoorlijn en het station Lemelerveld, destijds een relatief druk station met 12.000 passagiers per jaar en veel goederentransport voor de fabriek, zijn mede gefinancierd door de familie Blikman Kikkert voor hun fabriek.

Een minstens zo grote invloed in de ontwikkeling van het dorp heeft de Familie Kingma gehad die de onvruchtbare heidevelden bewerkte tot productieve akkers. Uit deze tijd stammen nog enkele huizen (Klein Statum en Vila Rosa) en boerderijen (Friso 1 en 2).

Lemelerveld was voorheen ingedeeld in 4 gemeenten. De dorpskern lag in de gemeenten Dalfsen en Ommen en het buitengebied ten zuiden van het dorp in de gemeenten Heino en Raalte. Sinds halverwege de jaren '90 ligt Lemelerveld als geheel in de gemeente Dalfsen.

4.4.2 Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Lemelerveld wordt in hoofdzaak door de doorsnijding van de volgende structurele elementen bepaald;

  • de provinciale weg N348;
  • de twee gedeelten van het Overijssels Kanaal;
  • de Schoolstraat/Weerdhuisweg;
  • de Nieuwstraat/Dorpsstraat/Vilstersestraat.

Door de doorsnijding van de bovengenoemde elementen wordt de kern in vier kwadranten verdeeld.

  • het gebied ten oosten van de N348 en ten zuiden van het Overijssels Kanaal dat gekenmerkt wordt door het centrumgebied rondom het Kroonplein, het sportpark en het natuurzwembad Heidepark;
  • de zuidwest kwadrant wordt bepaald door industrieterrein 't Febriek aan de zuidzijde en noordelijk daarvan een woonwijk uit verschillende bouwperioden;
  • hier zijn verspreid tevens verschillende voorzieningen aanwezig;
  • het noordoostelijk deel wordt gekenmerkt door woningen, waarvan de woningen aan de noordzijde tot de meest recente in de kern behoren;
  • tenslotte het relatief open gebied tussen de Kanaaldijk-noord en de Vilstersedijk; de locatie van de nieuwe woonwijk Nieuwe Landen.

Ruimtelijk is de lange termijn agenda voor Lemelerveld gericht op een vergroting van de samenhang binnen het dorp. Dit is onder andere gerealiseerd door het Kroonplein als centraal dorpsplein in Lemelerveld. Maar ook door een visie hoe de kanalen die door heel Lemelerveld lopen de dorpsdelen ruimtelijk meer tot een eenheid kunnen smeden.

4.4.3 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

De gemeente heeft een aantal bouwwerken in de gemeente aangewezen als gemeentelijk monument. In de kern Lemelerveld betreft het één pand namelijk de rooms katholieke kerk aan de Posthoornweg 5. Gezien de cultuurhistorische waarde van dit pand wordt de kerk aangeduid als "gemeentelijk monument".

4.4.4 Functies

In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan diverse elementen, die van invloed zijn op het functioneren en het ruimtelijk beeld van Lemelerveld. Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde:

  • wonen;
  • winkelvoorzieningen;
  • horeca;
  • scholen;
  • sociaal-culturele en andere voorzieningen;
  • kantoren, bedrijven en nijverheid.

Wonen

Het wonen is de meest dominante functie van het plangebied. Het wonen vindt met name plaats in de noordoostelijke zijde en de westzijde van de kern. Daarnaast vindt wonen plaats aan de invalswegen van de kern. Aan de noordwestzijde is de woonwijk Nieuwe Landen in ontwikkeling.

Winkelvoorzieningen

In het centrum is onlangs het vernieuwde Kroonplein gerealiseerd en een kade langs het Overijssels Kanaal. Hier bevinden zich ook diverse winkel- en maatschappelijke functies.

Horeca

Binnen het plangebied komt een aantal horecabedrijven voor. Het betreft hier een restaurant annex zalencentrum, een cafetaria en een café annex snackbar. Het is in principe niet nodig om in planologisch opzicht onderscheid te maken tussen de verschillende horeca-activiteiten.

Scholen

Binnen het plangebied bevinden zich drie basisscholen. Dit betreft een katholieke, een protestants-christelijke en een openbare basisschool.

Sociaal-culturele en andere voorzieningen

In het plangebied bevinden zich enkele sociaal-culturele en andere voorzieningen, zoals twee kerken, twee begraafplaatsen en het Kultuurhus met daarin een een bibliotheek, een servicepunt van de gemeente en de politie, een muziekvereniging, een activiteitencentrum voor jongeren en daarnaast vinden er nog diverse activiteiten voor verschillende doelgroepen plaats.

In het dorp bevinden zich een huisartsenpraktijk, een tandarts, een fysiotherapeut en er is ook een apotheek. Op sportpark Heidepark staat een sporthal voor de binnensporten en daaromheen liggen sportvelden. Ook voor de paardensport is ruimte aanwezig. Naast camping Heidepark ligt een natuurbad dat bij mooi weer veel bezoekers trekt. Naar wordt aangenomen kan met deze voorzieningen in principe in de behoefte van de kern worden voorzien.

Kantoren, bedrijven en nijverheid

Naast het bedrijventerrein komen er verspreid over het plangebied nog een aantal bedrijven voor. Op de hoek van de Parallelweg en het Overijssels Kanaal bevindt zich een kantoor. Daarnaast zijn er binnen de woningen nog aan huis gebonden beroepen mogelijk.

4.5 Nieuwleusen

De gemeenschap van Nieuwleusen is in de Gouden Eeuw ontstaan door de kolonisatie van inwoners uit het iets zuidelijker gelegen "Leusen", het huidige Oudleusen. Tot die tijd was het uitgestrekte gebied van Noord-Overijssel nog woest en bijna zonder nederzettingen. Het werd gekenmerkt door hoogveen in het oosten, laagveen in het westen, met daartussen een zandgedeelte. In het zandgedeelte is nu Nieuwleusen gelegen. Door inwoners van deze buurtschap werd rond 1635 een zogenaamde compagnie opgericht door de erfgenamen of eigenerfden. Zij nam de vervening van de oostelijk gelegen veengronden en de ontginning van de moerassen in de omgeving ter hand.

In de eerste helft van de 19e eeuw werd voor het vervoer van turf de Dedemsvaart gegraven tussen Hasselt en de Overijsselse Vecht bij Gramsbergen. Het kanaal had acht sluizen, en rond de sluizen en bruggen ontstonden dorpen en buurtschappen. Den Hulst bestond toen al en ontwikkelde rond de Dedemsvaart economische bedrijvigheid.

Den Hulst en Nieuwleusen groeiden naar elkaar toe en zijn later samengevoegd tot Nieuwleusen. Jarenlang werden ze gescheiden door diverse hoogspanningsmasten. Dit huidige middengebied is nu in gebruik als sportterrein.

4.5.1 Historie

De Nieuwleuser geschiedenis begint in de gouden eeuw toen het gebied nog volledig woest en onherbergzaam was. De ontginning werd in 1631 voortvarend ter hand genomen, voornamelijk door inwoners van het iets zuidelijker gelegen Leusen, het tegenwoordige Oudleusen. Al spoedig ontstond er een dorpje dat Nieuwleusen werd genoemd. Het dorp Den Hulst bloeide op, nadat baron Van Dedem begin 19e eeuw het kanaal de Dedemsvaart liet graven en er geleidelijk aan kleine cafés en winkeltjes bij de sluizen en bruggen kwamen. Toen er rond 1900 ook een melkfabriek werd gebouwd en de gebroeders Van den Berg de bekende rijwielfabriek Union stichtten in Den Hulst, was de basis gelegd voor de industrialisatie. Ruim honderd jaar later, worden er nog steeds rijwielen gemaakt in Nieuwleusen, maar nu door Larcom, die de rijwielproductie in 2001 heeft overgenomen.

In het Nieuwleuser buitengebied zijn nog landerijen, houtwallen en monumentale bomen. De agrarische bedrijvigheid heeft nog steeds de overhand, alhoewel ook hier de plattelandsvernieuwing zichtbaar is. Er is van vroeger opvallend veel bewaard gebleven. Zo zijn er bijvoorbeeld nog veel prachtige, met riet bedekte, Saksische boerderijen te zien.

Door een gemeentelijke herindeling hoort Nieuwleusen vanaf 2001 bij de gemeente Dalfsen.

4.5.2 Ruimtelijke structuur

Het dorp wordt door de volgende structurele elementen bepaald:

  • de provinciale weg N377;
  • de Burgemeester Backxlaan;
  • de sportvelden.

Door de ligging van het sportveldencomplex in het midden van Nieuwleusen ontstaat in structurele zin een noordelijk en een zuidelijk deel. De oorspronkelijke structuur van Nieuwleusen is te herkennen in de provinciale weg N377 en het Westeinde, met de Burgemeester Backxlaan als verbinding tussen noord en zuid. De Bosmansweg vormt een ander noord-zuid gerichte structurele verbinding. Tussen de Burgemeester Backxlaan en de Bosmansweg zijn woningbouwlocaties gerealiseerd zoals Nieuwleusen-Noord, Zandspeur, Den Hulst, Nieuwleusen I en II en Westerveenkwartier. Thans is de locatie Westerbouwlanden 1e fase gerealiseerd aan de westzijde van Bosmansweg.

De woongebieden worden gekenmerkt door een planmatige, min of meer rechtlijnige opzet.

In aansluiting op de voormalige kernen zijn er verschillende voorzieningen in het noordelijk en zuidelijk deel gekomen. De beide winkelcentra zijn gelijkwaardig aan elkaar.

Het werkgebied van Nieuwleusen is in het noordelijk deel geconcentreerd. Van oudsher zijn de bedrijfsactiviteiten aan de noordzijde van de N377 aanwezig. Later zijn de bedrijfsactiviteiten op het industrieterrein "De Meele" tot stand gekomen. De ontsluiting vindt plaats vanaf de Rollecate en de Meeleweg.

In heel Nieuwleusen liggen doorgaande fietspaden.

  • Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

In Nieuwleusen komen geen monumenten voor.

4.5.3 Functies

In deze paragraaf zal aandacht worden besteed aan diverse elementen, die van invloed zijn op het functioneren en het ruimtelijk beeld van Nieuwleusen. Daarbij komen de volgende aspecten aan de orde:

  • wonen;
  • winkelvoorzieningen;
  • horeca;
  • scholen;
  • sociaal-culturele en andere voorzieningen;
  • kantoren, bedrijven en nijverheid.

Wonen

Het wonen is de meest dominante functie van het plangebied. Het wonen, vindt ten noorden en ten zuiden van het sportveldencomplex plaats. De woningen bestaan hoofdzakelijk uit 1 of 2 woonlagen met kap, relatief weinig seriematige bouw. De bouwkundige kwaliteit van de woningen in de Nieuwleusen is in zijn algemeenheid goed te noemen.

Winkelvoorzieningen

In Nieuwleusen bevinden zich in verhouding tot de grootte van het dorp veel winkels. Het betreft onder andere modezaken, drogisterijen, bakkers, slagerijen, detailhandel buitenleven, schoenenzaken, kapsalons, huishoudelijke artikelen zaken en supermarkten.

Hoe gering (getalsmatig) deze voorzieningen ook zijn, zij moeten wel in de verzorgingssfeer van belang worden geacht, en ook in de bijdrage die geleverd wordt in de afwisseling in de functies. Daarnaast moeten deze voorzieningen ook in sociaal opzicht (ontmoeting) van belang worden geacht. Hoewel het streven er op is gericht deze voorzieningen te behouden, is het desondanks een kwetsbare functie. Men is namelijk niet verplicht gebruik te maken van deze lokale functies. Voor het behoud van de bewinkeling spelen vier aspecten een belangrijke rol. Te weten: de bevolkingsomvang, het besteedbare inkomen, de assortimentkeuze en de bereidheid van de inwoners om in het eigen dorp inkopen te doen. Wijzigingen daarin zijn van betekenis voor het al dan niet behouden van de bewinkeling in de huidige omvang. Een completer detailhandelassortiment bevindt zich onder ander in Dalfsen, Zwolle, Meppel en Dedemsvaart.

Horeca

Binnen het plangebied komt een aantal horecabedrijven voor. Het betreft hier onder ander een pizzeria-grillroom, chinees restaurant, café en een cafetaria en een café annex snackbar. Het is in principe nodig om in planologisch opzicht onderscheid te maken tussen de verschillende horeca-activiteiten. Wel is de omgevingssituatie zodanig dat een discotheek en een bar/dancing niet wenselijk zijn.

Scholen

Binnen het plangebied bevinden zich vier basisscholen. Dit betreft drie christelijke en een openbare basisschool. Tevens bevindt zich in Nieuwleusen voortgezet onderwijs te weten een onderbouw vmbo, havo Atheneum (Agnietencollege). Voor het overige voortgezette onderwijs is men voornamelijk aangewezen op Zwolle.

Sociaal-culturele en andere voorzieningen

In het plangebied bevinden zich enkele sociaal-culturele en andere voorzieningen, zoals kerken, begraafplaats, peuterspeelzaal, kinderopvang, en kinderdagverblijf. In het dorp bevinden zich onder andere een huisartsenpraktijk, een tandartspraktijk, fysiotherapeuten en ook is er een apotheek. Nieuwleusen heeft een groot sportcomplex dat het noorden verbindt met het zuiden. Dit groene hart beschikt over voetbalvelden, tennisbanen, korfbalveld, sporthal, ijsbaan en een verwarmd openluchtzwembad. Een andere belangrijke sport in Nieuwleusen is de motorsport. In Nieuwleusen is het percentage van inwoners die een motor bezitten namelijk het hoogste van ons land. Naar wordt aangenomen kan met deze voorzieningen in principe in de behoefte van de kern worden voorzien.

Kantoren, bedrijven en nijverheid

Naast het bedrijventerrein komen er verspreid over het plangebied nog andere bedrijven voor. Zoals bijvoorbeeld een bank, verzekeringskantoor, notariskantoor, aannemersbedrijven en agrarische bedrijven. Daarnaast zijn er binnen de woningen nog aan huis verbonden beroepen mogelijk.

4.6 Oudleusen

4.6.1 Historie

Oudleusen dateert reeds van voor de Gouden Eeuw. De naam Leusen is door de eeuwen heen overigens op verschillende manieren geschreven. Zo kennen we onder andere Lusne (1313), Loesen (1322), Luessen (1485) en Oltleusen (1655). De naam is waarschijnlijk afgeleid van Loessen-Loessen = houtessen. Nu kennen we nog Leusener es en Hout es. Essen zijn de bouwlanden rondom het dorp die jaarlijks werden opgehoogd met de mestplaggen uit de potstallen. In het Oudleuser buitengebied is het prachtig glooiende landschap daar nog een overblijfsel van. Het eerste bruikbare op schrift gestelde gegeven over Oudleusen is een aantekening uit het bederegister (belastingoverzicht) uit 1490. Vanaf de negentiende eeuw heeft Oudleusen zich ontwikkeld tot een hechte gemeenschap dat onder andere in 1967 leidde tot de bouw van het Ontmoetingscentrum De Wiekelaar. In 1989 werd bij dit centrum een sporthal gebouwd.

Aan de zuidzijde van Oudleusen loopt de Hessenweg, een zeer oude handelsroute, die zijn naam dankt aan handelaren uit het Duitse Hessen. Waar eens zwaar bespannen wagens met hun koopwaar naar het rijke westen van Nederland trokken, daar rijden nu dagelijks talrijke auto's en vrachtwagens. Het alleroudste deel van Oudleusen is het gebied rondom de straat met de naam "Om de Landskroon". Deze straat is vernoemd naar herberg De Landscroon waar eeuwen geleden marktvergaderingen werden gehouden. Van de herberg is helaas niets meer over. Op de plaats waar de herberg gestaan heeft, staat nu een boerderij die als herinnering de naam Landskroon heeft.

4.6.2 Ruimtelijke structuur

Wonen

Oudleusen heeft als kern 544 inwoners (1 januari 2015). Het woongebied concentreert zich tussen de Muldersstraat en de Dommelerdijk. De Dommelerdijk die vanaf de Hessenweg richting Nieuwleusen gaat, vormt samen met de aansluiting van de Muldersstraat de hoofdontsluiting van Oudleusen. De Schoolstraat staat hier haaks op. Hier vandaan zijn bijna alle woonstraten bereikbaar. In de Schoolstraat zit een knik die het kavelpatroon van de ondergrond volgt.

De kern Oudleusen is compact van aard. De bebouwing wordt aan de zuidzijde scherp begrensd door de Hessenweg/N340. Aan de oost- en westzijde ligt de kern tussen respectievelijk de Mulderstraat en de Dommelerdijk. Aan de noordzijde is de grens minder hard en vindt ook de laatste woningbouwontwikkeling plaats (bestemmingsplan Muldersweg).

Voorzieningen

Het gebied omsloten door de Dennenkamp, Dommelerdijk, G.W. Spiegelstraat,
J. Schaapmanstraat en Parallelstraat wordt gezien als het centrumgebied van Oudleusen. In het Dorpsontwikkelingsplan voor de kern en het buitengebied van Oudleusen wordt nadrukkelijk de wens uitgesproken het gebied rond de Kerk, de school en ontmoetingscentrum De Wiekelaar meer het accent van een dorpscentrum te geven.

Bijzondere gebruiksfuncties in Oudleusen zijn aan de Hessenweg (i.c. Parallelstraat) geconcentreerd rondom de kerk. Zo heeft Oudleusen nog een eigen supermarkt en zijn er onder andere een basisschool, kinderdagverblijf en Buitenschoolse Opvang (BSO). In ontmoetingscentrum De Wiekelaar vinden diverse (sociaal-culturele en kerkelijke) activiteiten plaats en kan worden gesport. Ook is er de bibliotheek gehuisvest.

Bedrijvigheid

Oudleusen heeft haar (lokale) bedrijven geconcentreerd aan de noordwestzijde van het dorp. Het bedrijventerrein is bestemd voor bedrijven tot en met categorie 2.

Groen

De belangrijkste groenelementen zijn op de kaart aangebracht.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden de, van het bestemmingsplan deel uitmakende, regels voor zover nodig van een nadere toelichting voorzien.

De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Bij de opzet van de regels is getracht het aantal zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.

De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, te weten:

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
5.1.1 Hoofdstuk 1. Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden de in regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

5.1.2 Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bevat de bestemmingsregels. De meeste bestemmingen bestaan uit:

  • a. een bestemmingsomschrijving en
  • b. bouwregels

Daarnaast is bij verscheidene bestemmingen opgenomen:

  • c. een afwijkingsmogelijkheid en/of
  • d. gebruikregels.

  • Ad a. Bestemmingsomschrijving
    De bestemmingsomschrijving is vooral van belang om vast te stellen waartoe de gronden mogen worden gebruikt. In het kader van de handhaving is de bestemmingsomschrijving dan ook van groot belang.
  • Ad b. Bouwregels
    De bouwregels geven de bouwmogelijkheden aan. Omdat steeds is opgenomen dat alleen mag worden gebouwd ten dienste van de bestemming zijn de bouwmogelijkheden niet los te zien van de bestemmingsomschrijving.
    Ondergronds bouwen is toegestaan zolang maar wordt gebouwd ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de bouwregels. Doorgaans betekent dit dat ondergrondse gebouwen, bijvoorbeeld (parkeer)kelders, uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht.
  • Ad c. Afwijkingsmogelijkheid
    De bevoegdheid om bij een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van bepaalde normen is gebaseerd op de mogelijkheden in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De uitvoering ervan berust bij burgemeester en wethouders. Deze regels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd.
  • Ad d. Gebruiksregel
    In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Desgewenst kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. De hier opgenomen gebruiksregel is aanvullend op de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan.

Algemeen Monumenten

De aanwezige monumenten worden niet alleen beschermd door de bestemming of aanduiding die ze hebben gekregen, maar ook door de Monumentenwet of -verordening, op grond waarvan een vergunning is vereist voor verbouw. De gebouwen met cultuurhistorische waarde zijn binnen de bestemming aangeduid en voorts is een specifieke bouwregel opgenomen opdat de hoofdvorm gehandhaafd wordt.

Toelichting op de regels, wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming Cultuur en ontspanning

Met de vaststelling van de 8e herziening Bestemmingsplan Buitengebied door de gemeenteraad van Dalfsen op 6 november 1984 is de mogelijkheid gecreëerd om een zalenaccommodatie/vrijetijdscentrum te realiseren aan de noord-westzijde van de kern Dalfsen, hoek Koesteeg-Vossersteeg (zie situatietekening hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0148.Kernen2016-vs01_0038.png"

Het perceel kreeg in 1984 de bestemming "sociaal-kulturele voorzieningen" (in de vorm van een vrijetijdscentrum met de daarbij behorende rekreatie- en sportvoorzieningen, vergader- en horecavoorzieningen, overnachtingsmogelijkheden en een dienstwoning).

Daarna is een aantal initiatieven voor het realiseren van de bestemming om verschillende redenen niet doorgegaan.

Volgens de Structuurvisie kernen gemeente Dalfsen die door de gemeenteraad op 27 september 2010 is vastgesteld is aan het perceel geen specifieke functie toegekend.

Bij de vaststelling van het Bestemmingsplan kern Dalfsen op 7 mei 2014 heeft het perceel de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gekregen.

De bestemming die er vanaf 1984 op zit is nog steeds niet gerealiseerd.

Als de eigenaren van de gronden op 1 januari 2023 geen gebruik hebben gemaakt van dit bestemmingsplan dan kan het college van Burgemeester en Wethouders door middel van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming wijzigen in 'Agrarisch'. Onder het "gebruik maken van dit bestemmingsplan" wordt in dit verband verstaan: "wanneer op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning nog geen begin is gemaakt met de feitelijke bouw van de voorziening en/of het gebruik van de gronden". Deze wijzigingsbevoegdheid laat overigens onverlet de bevoegdheid om de gronden te herzien in 'Agrarisch' als op 1 januari 2023 wel is gestart met de feitelijke bouw, maar dit vervolgens niet wordt voortgezet op zo'n manier dat de bebouwing daadwerkelijk gereedkomt.

5.1.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat regels die in hun algemeenheid voor het gehele bestemmingsplan gelden. Vaak zijn ze van toepassing op meerdere bestemmingen. Uit praktische overwegingen zijn ze in een afzonderlijk hoofdstuk ondergebracht.

Met name de nieuwe duurzaamheidsregels die in het kader van het Experiment duurzaamheid bestemmingsplan kernen Dalfsen (verbrede reikwijdte) hun beslag hebben gekregen zijn terecht gekomen in de algemene regels van dit bestemmingsplan. Het betreft met name algemene bouw-, gebruiks-, afwijkings- en wijzigingsregels die de mogelijkheid om duurzame maatregelen te treffen vergroten. Voor een nadere toelichting op de regels wordt verwezen naar Bijlage 2.

5.1.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 geeft regels over hoe om te gaan met bouwwerken en het gebruik vallend onder het overgangsrecht en de benaming van het plan.

5.2 Nadere toelichting op de regels

Voor zover nodig worden regels en bestemmingen van een toelichting voorzien. Niet alle regels worden daarom toegelicht.

5.2.1 Agrarisch met waarden - Landschap

Deze bestemming heeft betrekking op de gronden die van belang zijn voor het behoud, de bescherming en/of herstel van de landschappelijke en natuur(wetenschappelijke) waarde, zoals deze tot uitdrukking komt in de voorkomende landschapselementen, afzonderlijk en als samenhangend onderdeel van de (oorspronkelijke) verkavelingsstructuur en openheid.

Binnen deze bestemming zijn er ook gebruiksmogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer, extensieve recreatie en het weiden van vee.

Met een aanduiding zijn gronden aangegeven waar ook ecologische waarden van belang zijn. Ook is een aanduiding opgenomen voor de aanwezige houtsingel.

5.2.2 Bedrijventerrein

De bestemming bedrijventerrein kent een categorie-indeling, gebaseerd op de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering'.

In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat de gronden zijn bestemd voor de middels de aanduidingen toegelaten categorieën van bedrijven. Dit betekent dat overal waar de betreffende bedrijfscategorieën zijn toegestaan, de gronden voor die bedrijfsactiviteiten gebruikt mogen worden, ongeacht of er nog andere activiteiten zijn toegestaan.

Er zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen met voorwaarden en een afwegingskader. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan, heeft het bevoegd gezag nog steeds de mogelijkheid om op basis van het afwegingskader de vergunning te weigeren. Dit dient dan uiteraard wel gemotiveerd te worden.

In de bouwregels is opgenomen dat het bebouwingspercentage van een bouwperceel niet meer mag bedragen dan 80. Een bouwperceel is een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Buiten het bouwvlak kan ook bebouwing (namelijk bouwwerken, geen gebouw zijnde) worden opgericht, zodat een bouwperceel ook de grond buiten het bouwvlak omvat (voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak).

Het bouwperceel moet voorzien in de eigen parkeerbehoefte.

Op een bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan. Het bouwperceel moet wel tenminste 1.000 m2 zijn. Er gelden drie uitzonderingen: daar waar dit is aangegeven op de verbeelding, voor bestaande bouwpercelen kleiner dan 1.000 m2 (dit is verbaal geregeld) en voor één nieuw bouwperceel kleiner dan 1.000 m2. Omdat hier niet kan worden verwezen naar de bestaande bedrijfswoning, is dit met een aanduiding geregeld. Op sommige plaatsen geldt een verplichte situeringseis voor bedrijfswoningen. Dit is geregeld middels een aanduiding.

5.2.3 Centrum en Detailhandel

De gronden zijn bestemd voor detailhandel en wonen op de verdieping(en). Bedoeld is dat wonen uitsluitend boven is toegestaan, behalve voor zover aangeduid, in welk geval ook op de begane grond mag worden gewoond. De verdiepingen mogen naar keuze worden gebruikt voor wonen of detailhandel. De woningen hoeven geen bedrijfswoningen te zijn.

Een supermarkt is alleen toegestaan waar dat is aangeduid.

De gronden zijn ook bestemd voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in de categorie A en B.

5.2.4 Centrum - Waterfront

Binnen de bestemming vallen de gebruikelijke, in een centrum van een kern aanwezige functies, zoals onder andere winkels, maatschappelijke voorzieningen, horeca, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en dergelijke. De locatie voor het realiseren van een supermarkt is specifiek aangeduid. Elders in het gebied is het realiseren van een supermarkt niet toegestaan. Aan de zijde van de Molenstraat wordt wonen vanaf de begane grond mogelijk door een Strook met de bestemming Woongebied met aansluitend een strook met de aanduiding wonen binnen Centrum.

Vanaf de eerste verdieping kunnen woningen worden gebouwd, met dien verstande dat het totale aantal binnen de bestemming Centrum en Woongebied niet meer mag zijn dan 76. Binnen deze bestemming kunnen echter ook zorgwoningen worden gerealiseerd, waarbij voor de bepaling van het aantal woningen geldt dat 2 zorgwoningen voor 1 woning tellen.

De toegestane goot- en bouwhoogte is aangeduid en in de regels is aangegeven dat deze hoogten niet gelden voor (ook in het beeldkwaliteitsplan gepresenteerde) stedenbouwkundige accenten als torenspitsen en tuitgevels.

5.2.5 De woonbestemmingen

Het plan kent diverse woonbestemmingen. Dit heeft te maken met de vigerende regelingen. De bestemming Wonen is de woonbestemming die geldt voor grote delen van de kern. De bestemming Wonen - Vechtdijk-Vechtstraat is gebaseerd op de bestemmingsplanherziening voor de voormalige Welkooplocatie en het perceel Vechtdijk 15. De bestemming Wonen - 1 is gebaseerd op de bestemming van het gebied Slingerlaantje. De bestemming Wonen - 2 is gebaseerd op het Buitengebied. Deze bestemming kent bijvoorbeeld geen bouwvlak, maar een verplichte afstand tot de as van de weg. Bovendien is het bouwvolume, anders dan bij de andere bestemmingen, geregeld met een inhoudsmaat.

De woningen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep. Hiervoor is een definitie gegeven. In de algemene gebruiksregels is opgenomen dat woningen mogen worden gebruikt voor internetdetailhandel. Hiervoor is ook een definitie gegeven. Er mag geen sprake zijn van de opslag van goederen, het afhalen van goederen, verkoop aan huis, een showroom aan huis of reclameuitingen.

5.2.6 Groen - Vechtvliet

Deze bestemming betreft de gronden die inzetbaar zijn voor onder meer groenvoorzieningen, paden, het weiden van vee en extensieve recreatie, maar tevens van belang zijn voor de instandhouding van de karakteristieke openheid.

Met de aanduiding "speelvoorziening" zijn de gronden voor een speelterrein aangegeven. Ook is een aanduiding opgenomen voor de aanwezige houtsingel.

5.2.7 Groen - Landschapspark

Voor de gronden met de bestemming 'Groen - Landschapspark' geldt dat deze onder meer gebruikt mogen worden voor extensieve recreatie. In de bestemmingsomschrijving is ook aangegeven dat deze gronden tevens van belang zijn voor de instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf. Met een aanduiding zijn de gronden aangegeven die van belang zijn vanwege de ecologische waarde, de natuur(wetenschappelijke) waarde en de inrichting van natuurlijke oevers.

Voor een deel van het plangebied is de aanduiding "evenemententerrein" opgenomen. Deze gronden mogen ook worden gebruikt als evenemententerrein. In de regels is een maximum aantal van 25 evenementen per jaar genoemd. Het gaat dan om kleinschalige activiteiten. De grotere tentfeesten met meer dan 1.400 bezoekers in de tent zoals bij optredens van Normaal, het Sallands Bakfeest en het Ankums Maïsfeest zullen hier niet plaatsvinden. Het terrein kan dus maar een bepaald deel van het jaar gebruikt worden voor evenementen. Een aantal evenementen is aangewezen als zogenaamde preferente evenementen. Preferente evenementen hebben voorrang op andere of nieuwe activiteiten. Het gaat dan om het Damovofeest rond Hemelvaartsdag, de Blauwe Bogendagen in de schoolvakantieperiode en de festiviteiten rond Koningsdag georganiseerd door de Oranjevereniging. Sportactiviteiten van scholen worden niet aangemerkt als evenementen.

Per evenement wordt een evenementenvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke verordening (APV) afgegeven. In deze evenementenvergunning worden zaken zoals tijdstip, tijdsduur, parkeren, geluidsniveau en het aantal bezoekers et cetera geregeld. De verleende evenementenvergunningen worden gepubliceerd in een huis-aan-huis-blad.

5.2.8 Leiding - Water

De bestemming 'Leiding - Water' betreft de gronden met de hogedruk watertransportleiding.

5.2.9 Maatschappelijk - Waterfront

De voor 'Maatschappelijk - Waterfront' aangewezen gronden zijn bestemd voor educatieve, sociaalmedische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

Ook horeca in de vorm van broodjeszaak, café, restaurant, zaalaccommodatie en hotel zijn hier toegestaan.

5.2.10 Verkeer

Binnen de bestemming 'Verkeer' bestaat ook de mogelijkheid voor de realisatie van een laad- en losvoorziening ter plaatse van de Beltestraat.

5.2.11 Wonen - Vechtdijk-Vechtstraat

In de bestemming 'Wonen - Vechtdijk-Vechtstraat' wordt verwezen naar het beeldkwaliteitsplan "Hof aan de Vechtstraat". Dit beeldkwaliteitsplan is op 28 januari 2013 tegelijkertijd vastgesteld met de "16e herziening bestemmingsplan Dalfsen Kom, Vechtdijk-Vechtstraat". Deze bestemmingsplanherziening heeft betrekking op het realiseren van zeven splitlevelwoningen en drie patiowoningen aan de Vechtstraat op de locatie waar voorheen een Welkoopwinkel gevestigd was en op het perceel waar de woning Vechtdijk 15 stond. In de huidige Welstandsnota is de beoogde ontwikkeling niet meegenomen en bovendien is deze als instrument voor dit project te globaal en te breed van aard. Daarom is voor dit project een apart beeldkwaliteitsplan vastgesteld als onderdeel van de Welstandsnota.

5.2.12 Woongebied

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep. Het totale aantal wooneenheden binnen de bestemming Woongebied en Centrum mag niet meer zijn dan 76 eenheden. In een deel van het woongebied bestaat de mogelijkheid om op de begane grond tevens centrumvoorzieningen zoals benoemd in de bestemming Centrum te realiseren.

De toegestane goot- en bouwhoogte is aangeduid en in de regels is aangegeven dat deze hoogten niet gelden voor (ook in het beeldkwaliteitsplan gepresenteerde) stedenbouwkundige accenten als torenspitsen en tuitgevels.

5.2.13 Waterstaat

De gronden die de dubbelbestemming 'Waterstaat' hebben gekregen, zijn behalve bestemd voor de geldende bestemming ook bestemd voor de berging van rivierwater ten tijde van hoge waterstanden (winterbed), de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de (hoofd)waterkering en de afvoer van oppervlaktewater en voor de waterhuishouding.

5.2.14 Water - Waterkering

De kade in het plangebied betreft een van rijkswege aangewezen primaire waterkering en is daarom als enkelbestemming in het plan aangeduid.

5.2.15 Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.

5.2.16 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel worden de aanduidingen opgenomen die voor meerdere bestemmingen gelden. Over een deel van het gebied ligt een molenbiotoop. Binnen dit gebied is het niet toegestaan (nieuwe) hoog opgaande beplanting te planten. Samen met de opgenomen maximale bouwhoogtes binnen de bestemmingen in het plangebied wordt hiermee het huidige aantal draaiuren van de Westermolen gewaarborgd.

5.2.17 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal regels opgenomen, om het mogelijk te maken dat het plan op ondergeschikte punten wordt aangepast. Omdat een en ander zich niet beperkt tot één bestemming maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van een omgevingsvergunning mag geen automatisme zijn. Het bevoegd gezag zal het verlenen van die vergunning zorgvuldig moeten afwegen en motiveren.

In de afwijkingsregels zijn diverse mogelijkheden voor het verlenen van omgevingsvergunning met ruimere mogelijkheden voor gebruik en bouw opgenomen in geval dit tot verdere verduurzaming van de leefomgeving kan leiden. Hieronder vallen extra isolatiemaatregelen maar ook bijvoorbeeld het opnemen van kangeroewoningen in een bedrijfswoning. Het begrip kangoeroewoning is met een breed gefomuleerde definitie opgenomen in artikel 1 van het plan.

5.2.18 Overgangsregels

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening.

Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en opstallen dat in strijd is met dit bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot.

Indien het strijdig gebruik,na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan.

Aangezien het voorliggende bestemmingsplan een actualiserend bestemmingsplan is en er geen sprake is van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening), hoeft er geen exploitatieplan te worden opgesteld. Dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen de plankosten met zich mee. Hiervoor zijn in de begroting gelden gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is daarmee verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Kernen gemeente Dalfsen 2016" heeft op basis van de gemeentelijke Inspraakverordening (onder toepassing van afdeling 3.4 Awb) van 17 november tot en met 28 december 2016 ter inzage gelegen.

Vooroverleg

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet in het kader van het overleg als bedoeld in art. 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening overleg worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het voorontwerpbestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Kernen gemeente Dalfsen 2016" is aan de daartoe aangewezen instanties toegezonden.

Hoofdstuk 7 Zienswijzen en kennisgeving

Het ontwerpbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen van woensdag 8 maart 2017 tot en met 18 april 2017. Binnen deze termijn zijn drie zienswijzen ingediend.

De zienswijzen zijn in een afzonderlijke nota samengevat weergegeven en voorzien van een reactie door de gemeente. De nota van zienswijzen is als Bijlage 5 aan deze toelichting toegevoegd.