direct naar inhoud van 6.3 Bestemmingsregels
Plan: Buitengebied Gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Inleiding

De regels van een bestemming zijn als volgt opgebouwd en benoemd, waarbij een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden
  • wijzigingsbevoegdheid.

Bestemmingsomschrijving

De bestemmingsomschrijving omvat een opsomming van de functies/ gebruiksmogelijkheden binnen de gegeven bestemming. Deze opsomming is van wezenlijk belang, aangezien zij de basis vormt voor de overige op de bestemming betrekking hebbende regels.

Bouwregels

In de bouwregels zijn objectieve regels gesteld met betrekking tot de plaats en de afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Nadere eisen

Hierin zijn onderdelen opgenomen waarvoor het college van burgemeester en wethouders nadere eisen kan stellen.

Afwijken van de bouwregels

Hierin zijn mogelijkheden opgenomen om in beperkte mate af te wijken van de opgenomen bouwregels indien aan de opgenomen voorwaarden wordt voldaan.

Specifieke gebruiksregels

In sommige bestemmingen wordt uitdrukkelijk aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Ook kunnen specifieke vormen van gebruik worden uitgesloten. Dit zijn gebruiksvormen, waarvan het op voorhand gewenst is aan te geven dat deze in ieder geval niet zijn toegestaan. Specifieke gebruiksregels zijn aanvullend op de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan.

Afwijken van de gebruiksregels

Hierin zijn mogelijkheden opgenomen om in beperkte mate af te wijken van de opgenomen gebruiksregels die te vinden zijn in de bestemmingsomschrijving en/of de specifieke gebruiksregels. Voor afwijken dient in voorkomend geval te worden voldaan aan het afwegingskader.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

Om de kwaliteiten van een bestemming te beschermen, is een aantal werken en werkzaamheden niet zonder meer toegestaan, maar alleen nadat een omgevingsvergunning is verkregen. De desbetreffende werken en werkzaamheden en de toetsingscriteria voor de beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning zijn hier opgenomen.

Wijzigingsbevoegdheid

Naast afwijkingen van de regels kan een bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden bevatten om flexibiliteit te bieden. Het wijzigen van een plan is een bevoegdheid die op grond van art. 3.6 Wet ruimtelijke ordening aan burgemeester en wethouders toekomt.

6.3.2 Agrarisch en Agrarisch met waarden

Zoals in hoofdstuk 5 aangegeven, is vanuit natuur- en landschappelijke overwegingen onderscheid gemaakt tussen het agrarisch gebied en het agrarisch gebied met natuur- en landschappelijke waarden. Waar geen of betrekkelijk geringe waarden voorkomen heeft het gebied de bestemming 'Agrarisch' gekregen. De uitoefening van het agrarisch bedrijf staat hier voorop. Het overige deel van het agrarisch gebied is bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Naast de uitoefening van het agrarisch bedrijf speelt de bescherming van landschappelijke en natuurwaarden hier een rol. Het onderscheid komt tot uitdrukking in de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of van werkzaamheden (voorheen aanlegvergunningenstelsel) en ook in de bestemmingsomschrijving.

Bestemmingsomschrijving

Zoals gezegd, zijn de als 'Agrarisch' aangewezen gronden primair bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf. In de bestemming 'Agrarisch met Waarden' is sprake een nevenschikking tussen agrarische bedrijvigheid en de bescherming en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden.

Onder het begrip "agrarisch bedrijf" worden in beginsel geen boomkwekerijen verstaan. In het plan is geen onderscheid gemaakt tussen grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische activiteiten. Hiermee wordt aangesloten bij de vigerende plannen. Uitzondering op dit beleid vormt het verwevingsgebied rond Lemelerveld, alwaar het regiem van het Reconstructieplan geldt.

De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden' omvatten niet alleen de agrarisch in gebruik zijnde gronden, doch ook de binnen dat gebied voorkomende ontsluitingswegen en watergangen. De wegen en waterlopen van enig gewicht of waarde zijn zelfstandig bestemd.

In de gebieden met de aanduiding 'landschapselementen' worden houtwallen, houtsingels en bosjes, zowel afzonderlijk als onderdeel van de (oorspronkelijke) verkavelingsstructuur, beschermd.

De als "agrarisch bedrijf" aangewezen gronden zijn verder bestemd voor een aantal recreatieve doeleinden. Het gebruik van de woning voor bed and breakfast is middels de bestemmingsomschrijving bij recht toegestaan. Op dezelfde wijze is het gebruik van de grond ten behoeve van nevenactiviteiten geregeld.

Bouwregels en afwijkingen

Op de tot 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de bestemming. Ten aanzien van gebouwen is daarbij bepaald dat zij uitsluitend mogen worden opgericht ten dienste van het agrarische bedrijf. Op grond van deze bepaling is het dus niet toegestaan gebouwen uitsluitend ten behoeve van recreatieve doeleinden op te richten. Verbouw van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van recreatieve doeleinden is in samenhang met de bestemmingsomschrijving en de gebruiksbepalingen wel mogelijk. Verbouw ten behoeve van de inrichting van meer dan 50 m2 voor dagrecreatieve voorzieningen is bijvoorbeeld toegestaan via afwijking.

Lid 2 onder 1 introduceert het begrip bouwperceel. De aanduidingen 'agrarisch bedrijf a' en 'agrarisch bedrijf b' geven een indicatie waar een bouwperceel ligt; er zijn ruime bouwpercelen (in de vorm van zoekgebieden) aangegeven. Binnen dat zoekgebied mag vervolgens een bepaalde oppervlakte worden bebouwd (het eigenlijke bouwperceel) met gebouwen en bouwwerken ten behoeve van het agrarische bedrijf. Binnen het zoekgebied bevindt zich derhalve een bouwperceel, waarbinnen de oppervlakte van de gebouwen en bouwwerken in totaal niet meer mag bedragen dan respectievelijk 1,5 (a) of 1,0 (b) hectare. Binnen het bouwperceel streeft de gemeente naar een zekere mate van clustering van gebouwen en bouwwerken. Omdat over de wijze van clustering verschil van mening kan ontstaan, is aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid gegeven om zich - op basis van landschappelijke en stedenbouwkundig-ruimtelijke motieven - over de situering van agrarische gebouwen uit te spreken. Zij dienen daarbij te bedenken dat door de nadere eisen een doelmatig gebruik, i.c. de bedrijfstechnische of bedrijfseconomische meest doelmatige situering van gebouwen en/of bouwwerken, niet onevenredig mag worden geschaad.

Per agrarisch bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning (dan wel het bestaande aantal) met een inhoud van maximaal 750 m3 toegestaan. Een in de regels opgenomen afwijkingsregel biedt de mogelijkheid deze woning te bewonen met twee huishoudens. Gesproken wordt over de huisvesting van twee huishoudens in één woning teneinde te voorkomen dat (op termijn) twee vrijstaande woningen kunnen worden gerealiseerd. Niettemin bestaat er bij de vestiging van twee huishoudens in één bouwmassa geen bezwaar tegen een zodanige inrichting dat in feite sprake is van twee woningen. Waar het om gaat is dat de bewoning plaatsvindt in één bouwmassa met een maximale inhoud van 750 m3. Indien de bestaande inhoud reeds meer dan 750 m3 bedraagt dan biedt deze regel alleen mogelijkheden voor een interne verbouwing.

Vanwege deze regeling is het niet nodig in het plan de mogelijkheid te bieden voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning.

De hoogte van de bouwwerken, die niet als gebouw aangemerkt kunnen worden - waarbij gedacht moet worden aan erfscheidingen, silo's, hooibergen en dergelijke - mag in zijn algemeenheid 8 meter bedragen. Daarbij is enerzijds een verruiming mogelijk voor kunstmestsilo's (14 meter) en torensilo's (25 meter) en anderzijds een restrictie aangebracht ten aanzien van erf- en perceelscheidingen (2,50 meter) en mestsilo's (6 meter). De oppervlakte van bouwwerken en voorzieningen ten behoeve van de opslag van kuilvoer (sleufsilo's en kuilvoerplaten) voor zover die niet hoger zijn dan 2,5 m, wordt niet meegeteld bij de bepaling van de grootte van het bouwperceel. Buiten het zoekgebied, in het feitelijke agrarische productiegebied, zijn uitsluitend andere-bouwwerken toegestaan met een hoogte tot niet meer dan 2,5 m, waarbij met name gedacht wordt aan afrasteringen en kuilsilo's.

Het is mogelijk - via een afwijking van de regels - om het zoekgebied te verschuiven.Hierbij worden wel eisen gesteld aan de landschappelijke inpassing.

Werken en werkzaamheden

Ter veiligstelling van de binnen het agrarisch cultuurgebied aanwezige landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden is het verrichten van bepaalde werken en/of werkzaamheden aan een omgevingsvergunning gebonden. Het vergunningvereiste binnen de bestemming 'Agrarisch' geldt voor het aanleggen en verharden van agrarische ontsluitingswegen, (fiets-)paden en parkeergelegenheden voor zover daarbij sprake is van een oppervlakte groter dan 100 m² en voor zover gelegen buiten de bouwpercelen. Het aanleggen en verharden van wegen ter ontsluiting van agrarische percelen (bedrijfsniveau) is niet vergunningplichtig. Voor de gronden gelegen in een gebied met de aanduiding "landschapselementen" geldt bovendien dat voor het verwijderen of beschadigen van bomen en andere houtopstanden een aanlegvergunning is vereist, voor zover dit niet reeds is geregeld in de Boswet. Voorzover de gronden zijn aangegeven met 'verkavelingsstructuur' geldt tevens een omgevingsvergunningplicht ten behoeve van het aanleggen van lijnvormige beplantingen.

Binnen de bestemming 'Agarisch met waarden' zijn in de regels (aanvullende) omgevingsvergunningen opgenomen voor:

  • a. het aanbrengen van lijnvormige beplantingen;
  • b. het afgraven en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen;
  • e. het verwijderen van onverharde wegen of paden;
  • f. het egaliseren, diepploegen en -woelen van gronden;
  • g. het scheuren van grasland anders dan voor graslandverbetering;
  • h. het graven dan wel dempen, verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand.

Op grond van jurisprudentie is bij de omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden opgenomen dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk levert het soms wel problemen op om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In de begripsbepalingen is getracht het begrip "normale onderhoudswerkzaamheden" enigszins te verduidelijken. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te geraken. Wisselteelt, voor zover uitgeoefend op het moment dat het plan onherroepelijk is geworden, wordt daarbij beschouwd als een normale exploitatie- en beheersactiviteit en kan derhalve als activiteit worden voortgezet. Incidentele ingrepen in bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen per definitie niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Gebruiksregels

De gebruiksregels geven aan wat in ieder geval onder "verboden gebruik" begrepen dient te worden. De gegeven opsomming is indicatief en derhalve niet uitputtend.

Onder met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van agrarische bedrijfsgebouwen (niet zijnde de bedrijfswoning) en bijgebouwen als woning of recreatiewoning. Bed and breakfast (het verstrekken van logies en ontbijt binnen de woning met gebruik van keuken en sanitair van de woning) is middels de bestemmingsomschrijving en de begripsbepaling bij recht toegestaan in de woning.

Van de aanwezige bebouwing mag maximaal 50 m2 worden gebruikt ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen. De binding met het agrarische bedrijf staat voorop; het agrarisch bedrijf moet de hoofdfunctie blijven. Behalve aan ontvangstruimten ten behoeve van verkoop af boerderij (van op de boerderij vervaardigde producten), rondleidingen en zelfpluk kan gedacht worden aan activiteiten die vanuit de boerderij worden uitgeoefend, zoals huifkartochten, overlevings-/survivaltochten, natuurexcursies en routegebonden recreatie, waarbij boerderijen als begin/eindpunt of tussenstop fungeren. Binnen dit kader (en binnen de voorgeschreven maximale oppervlakte van 50 m2) is kleinschalige horeca, zoals een theeschenkerij, toelaatbaar. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels en behoeve van een gebruik van meer dan 50 m2 ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen, met een maximum van 1% van de oppervlakte van het totale agrarische bouwperceel. Ook deze grotere oppervlakte moet zich bevinden binnen de bestaande bebouwing. Bij de afweging dient te worden betrokken of middels de afwijking wordt bijgedragen aan een gevarieerd toeristisch product in de regio.

Burgemeester en wethouders zijn verder bevoegd af te wijken van de gebruiksregels ten behoeve van recreatief nachtverblijf in agrarische bedrijfsgebouwen (boerderijkamers). Een boerderijkamer mag zijn voorzien van een keukenblok en sanitaire voorzieningen. Afhankelijk van de doelgroep (senioren, gezinnen, groepen, gehandicapten) kan er ook voor gekozen worden de keuken en/of de sanitaire voorzieningen in gemeenschappelijke ruimtes onder te brengen. Nadrukkelijk zij vermeld dat boerderijkamers niet permanent bewoond mogen worden. De toeristische functie dient gehandhaafd te blijven. Om dit te bewerkstelligen zijn cumulatief de volgende voorwaarden opgenomen:

  • de boerderijkamers moeten inpandig in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen worden gerealiseerd. Verbouw is dus toegestaan, nieuwbouw niet. Voor zover verbouw van bestaande gebouwen op bezwaren stuit zal met het gemeentebestuur besproken moeten worden of het inleveren van oppervlakte van bestaande bebouwing ten behoeve van (kleinere) nieuwbouw tot de mogelijkheden behoort. In dat geval is een nadere afweging vereist die plaats dient te vinden in een bestemmingsplanherziening;
  • de oppervlakte van een boerderijkamer bedraagt ten hoogste 50 m2;
  • de totale oppervlakte aan boerderijkamers per agrarisch bedrijf bedraagt 200 m2; indien de boerderijkamers een oppervlakte hebben van 50 m2 mogen per agrarisch bedrijf dus maximaal vier boerderijkamers aanwezig zijn; bij een kleinere oppervlakte per boerderijkamer mogen er meer aanwezig zijn, mits de totale oppervlakte niet meer bedraagt dan 200 m2. Indien ervoor is gekozen om de keuken en sanitaire voorzieningen in gemeenschappelijke ruimtes onder te brengen telt de oppervlakte van deze ruimtes mee voor het maximum van 200 m2;
  • in totaal (dus verdeeld over de aanwezige boerderijkamers) mag ten hoogste ruimte worden geboden voor 15 slaapplaatsen.

Tot slot kan worden afgeweken van de gebruiksregels ten behoeve van het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen als kampeerboerderij. Middels de begripsbepaling is geregeld dat het moet gaan om korte verblijven van bepaalde groepen op een agrarisch bedrijf met een overwegend seizoensgebonden karakter. In aansluiting op de Richtlijn veehouderij en stankhinder moet gedacht worden aan maximaal 100 dagen per jaar. De agrarische bedrijfsvoering moet de hoofdactiviteit blijven vormen; een kampeerboerderij is alleen als nevenactiviteit toelaatbaar. Om dit te kunnen beoordelen zal de aanvrager de nodige informatie moeten verschaffen. Zo nodig zal het college zich hieromtrent moeten laten adviseren.

Naast de bovengenoemde verbreding van het agrarische bedrijf voor recreatief gebruik, wordt via een afwijkingsmogelijkheid ook de realisatie van een biomassavergistingsinstallatie mogelijk gemaakt. De verwerkingscapaciteit bedraagt maximaal 80 ton per dag.

Ontwikkelingsregeling

Binnen de ontwikkelingsregeling is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Deze bevoegdheden maken het mogelijk via een korte - niettemin zorgvuldige - procedure medewerking te verlenen aan zich nader aandienende ontwikkelingen.

In de eerste plaats kan worden meegewerkt aan de vergroting van het bouwvlak. Deze mogelijkheid wordt (vanwege specifieke waarden en kwaliteiten) uitsluitend geboden aan bedrijven die zijn aangeduid met 'agrarisch bedrijf a' en 'Agrarisch bedrijf b'. De bij recht geboden oppervlakte kan middels de betreffende wijzigingsbevoegdheid worden vergroot tot respectievelijk 2,0 (a) en 1,5 (b) hectare.

Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te wijzigen ten behoeve van sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en educatieve functies, waaronder begrepen expositieruimten, al dan niet in samenhang met overnachtingsmogelijkheden (kamphuizen). Nadrukkelijk zijn vermeld dat de kamphuisfunctie uitsluitend in samenhang met een of meer der opgesomde activiteiten kan plaatsvinden. Voor verblijfsrecreatie (kamphuis) als enige activiteit wordt een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk geacht. Ten aanzien van de educatieve functies kan worden opgemerkt dat hier vooral gedacht wordt aan activiteiten, die op enigerlei wijze in relatie staan tot het buitengebied zoals het bieden van inzicht over "het leven op een boerderij", hobbycursussen tuinbouw (biologisch/dynamisch tuinieren), landschapskunde of natuurstudie. Om te onderstrepen dat het hier niet gaat om dansscholen, therapeutisch centrum en dergelijke is achter educatieve, weliswaar tussen haakjes, het woord "buitengebied" opgenomen.

Voor het treffen van voorzieningen voor de mestopslag van al dan niet afzonderlijke bedrijven is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In bepaalde situaties kunnen zich problemen voordoen op milieuhygiënisch gebied. In die gevallen, waarin door het treffen van aanvullende voorzieningen geen bevredigende oplossing in directe relatie met de overige bedrijfsbebouwing is te verkrijgen, dient daarin op een andere wijze te worden voorzien. Duidelijk moet zijn dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de aangrenzende gronden en nabij gelegen andere agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad. Onderscheid wordt gemaakt tussen opslag voor een enkel bedrijf (maximaal 2.000 m3) en opslag voor meerdere bedrijven (maximaal 5.000 m3)

Indien het agrarisch bedrijf is beëindigd kan medewerking worden verleend om de bestaande bebouwing te gebruiken voor woondoeleinden (waarna het artikel 'Wonen' van toepassig wordt), milieuvriendelijke ambachtelijke en/of kunstnijverheidsbedrijven, agrarisch verwante bedrijven en voor bijenhouderijen, dierenpensions en dergelijke. Voor wat betreft de milieuvriendelijke ambachtelijke en kunstnijverheidsbedrijven moet - in het verlengde van "beroep aan huis" - worden gedacht aan kleinschalige bedrijfjes, die in principe niet milieuvergunningplichtig zijn. Ondergeschikte detailhandel, zijnde de verkoop van ter plaatse geproduceerde/vervaardigde artikelen, moet daarbij aanvaardbaar worden geacht.

Behoudens voor het agrarisch hulpbedrijf geldt dat de omvang van de bestaande bebouwing ten behoeve van de vervangende functie niet mag worden vergroot. Artikel 3.8.2 en 5.8.2 geven het toetsingskader voor de afweging of het gewenst is medewerking te verlenen aan wijziging van het plan.

6.3.3 Agrarisch - Glastuinbouw

De bestaande glastuinbouwbedrijven hebben een eigen bestemming gekregen.

Naast kassen zijn bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen toegestaan tot 500 m². Met een afwijking kan deze oppervlakte vergroot worden naar 1.000 m². Voor de glastuinbouwbedrijven geldt daarbij de voorwaarde dat bij ontwikkelingen (zijnde kassen en/of andere bedrijfsgebouwen) groter dan 500 m2 een inpassingsplan te vragen van de initiatiefnemer. Indien het oppervlak aan gebouwen met meer dan 2.000 m2 gaat toenemen, dient een Inrichtingsplan voor het gehele erf te worden opgesteld.

6.3.4 Bedrijf

De bedrijvigheid binnen het plangebied valt onder deze bestemming. Bedrijven van de categorie 1 en 2 en aan het buitengebied verbonden bedrijven zijn hier toegestaan. Verder zijn bedrijven met een zwaardere milieucategorie toegestaan die met een aanduiding zijn opgenomen. Binnen het bestemmingsvlak mogen bedrijfsgebouwen worden gebouwd en per bestemmingsvlak is -tenzij anders aangegeven- één bedrijf en één bedrijfswoning toegestaan.

6.3.5 Bedrijf - Nutsbedrijf , Bedrijf- Waterwinning en Bedrijf - Windturbine

Conform de bestaande rechten en planologische regelingen zijn de nutsbedrijven en windturbines en waterwinning bestemd.

6.3.6 Bos

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor hoogopgaande (afschermende) beplanting. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot 2,5 m zijn toegestaan.

6.3.7 Cultuur en ontspanning, Detailhandel, Horeca, Kantoor, Maatschappelijk, Maatschappelijk - Begraafplaats

Voor bestaande functies is een op maat gesneden bestemming opgenomen. Voor de seksinrichting is de bestemming 'Cultuur en ontspanning' opgenomen. Verder is in het bestemmingsplan de regel opgenomen dat het gebruik van gronden en opstallen voor een seksinrichting, uitgezonderd voor de bestaande seksinrichting- niet is toegestaan.

Gebouwen zijn toegestaan tot de bestaande oppervlakte, waarbij een geringe uitbreidingsmogelijkheid is geboden tot 10% van die bestaande oppervlakte.

6.3.8 Natuur

Een deel van het plangebied heeft de bestemming 'Natuur'. Hierin vallen de bosgebieden in de EHS en de overige natuurgebieden. De combinatie van natuurlijke en landschappelijke waarde vormt het karakter van het landschap. De bestemming richt zich op het handhaven en versterken van de natuur- en landschapswaarden in het gebied, hieronder wordt verstaan:

  • vegetatie en de fauna;
  • openheid en het (micro)reliëf;
  • geo(morfo)logische en bodemkundige waarden.

Daarnaast zijn dagrecreatie, bestaande wegen en voet- en fietspaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Voor wat betreft het buitendijks gelegen gebied is de combinatie natuur, landschap en cultuurhistorie in het licht van water(berging) van belang.

6.3.9 Recreatie - Dagrecreatie en Recreatie - Volkstuinen

Ten behoeve van de dagrecreatieve voorzieningen en de volkstuinen zijn de bestemmingen 'Recreatie - Dagrecreatie' en 'Recreatie - Volkstuinen' opgenomen.

6.3.10 Recreatie - Recreatiewoning

De bestaande recreatiewoningen in het plangebied hebben de bestemming Recreatie -recreatiewoning gekregen. De maximale inhoudsmaat van een recreatiewoning is 300 m2 inclusief kelders. Permanente bewoning is niet toegestaan, behalve op een aantal aangegeven percelen die een objectgebonden gedoogbeschikking hebben. Dit zijn:

Markeweg 10

Sterrebosweg 3

Sterrebosweg 5

Sterrebosweg 7

Tolhuisweg 17

6.3.11 Recreatie - Verblijfsrecreatie

De verblijfsrecreatieve functies binnen het plangebied zijn voorzien van een maatbestemming. Ten behoeve van deze functies zijn specifieke bouwregels opgenomen welke zijn afgestemd op de bestaande en geldende situatie. Ten aanzien van de recreatiewoningen is een algemene regeling opgenomen wat betreft maatvoering.

6.3.12 Sport

In de sportbestemming zijn sportactiviteiten toegestaan. Verder zijn activiteiten met een grotere mate van hinder toegestaan uitsluitend daar waar aangeduid.

6.3.13 Verkeer en Verkeer - Railverkeer

In de bestemming 'Verkeer' zijn de wegen in het plangebied opgenomen. De bestemming 'Verkeer' is voorzien van een flexibele regeling. Concreet betekent het voorgaande dat ook fiets- en voetpaden, bermen en bermsloten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen onderdeel zijn van de bestemming.

In de bouwregels is de maatvoering van de bebouwing opgenomen. Uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

De spoorlijnen zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer - Railverkeer'. Ook de regeling voor de bestemming 'Verkeer - Railverkeer' is voorzien van een flexibele regeling. Naast voorzieningen ten behoeve van de spoorlijn zijn ook erven en terreinen ten behoeve van de spoorlijn toegestaan binnen de bestemming.

6.3.14 Water

De A-watergangen zijn bestemd tot 'Water'. In deze bestemming is tevens een regeling opgenomen voor waterpartijen, oevers en taluds, inclusief onderhoudsstrook en de instandhouding en ontwikkeling van de voorkomende natuur- en landschapswaarden. Verder is extensief dagrecreatief gebruik in, op en aan het water toegestaan.

Sloten en dergelijke zijn geen A-watergangen en zijn om deze reden ook niet als water bestemd, maar ondergebracht in andere bestemmingen, om zo meer flexibiliteit in het bestemmingsplan aan te brengen met betrekking tot de herinrichting van de openbare gebied.

6.3.15 Wonen

Een woonhuis/woning is een gebouw (hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd) dat slechts één woning omvat. Een woning is een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat krachtens aard en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

De bijbehorende bouwwerken mogen ook voor dat huishouden worden gebruikt. In een gebruiksbepaling wordt benadrukt dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt voor zelfstandige bewoning. In de bouwregels wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Bij gebouwen wordt nader onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen (de woonhuizen) en de bijbehorende bouwwerken. Via een afwijking van de bouwregels wordt de huisvesting van twee huishoudens in één woning ten behoeve van inwoning, bijvoorbeeld ten behoeve van mantelzorg, mogelijk gemaakt.

De woning mag een inhoud hebben van maximaal 750 m3 , tenzij de bestaande woning groter is. Dan mag de grotere inhoud gehandhaafd blijven. Met een afwijking van de bouwregels

Om het wonen in het buitengebied aantrekkelijk te houden is er voor gekozen om in het algemeen 100 m2 bijbehorende bouwwerken toe te staan. Als de bij de woning behorende gronden (al dan niet met een agrarische of woonbestemming) meer dan 1 hectare bedragen, mag dit 150 m2 zijn. Onder bij de woning behorende gronden wordt verstaan de gronden die onderdeel zijn van of direct grenzen aan de bestemming 'Wonen' en in het zelfde eigendom zijn of aantoonbaar langdurig gepacht worden

Ook zijn er nog vele voormalige agrarische percelen met een woonbestemming waar nog meer dan 100 of 150 m2 aan bebouwing aanwezig is. Hier mag de bestaande omvang van de afzonderlijke bijbehorende bouwwerken gehandhaafd blijven.

6.3.16 Landhuis

Voor de landhuizen/buitenverblijven is een op maat gesneden bestemming opgenomen met bepalingen voor de bescherming van de cultuurhistorische, natuur- en landschapswaarden.

6.3.17 Leidingen

Er zijn dubbelbestemmingen opgenomen voor de aardgasleiding en de hoofdwaterleiding, namelijk 'Leiding - Gas' en 'Leiding - Water'. Ter plaatse van deze dubbelbestemmingen mag niet worden gebouwd. Daarnaast is er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden opgenomen om werkzaamheden tegen te gaan die de leidingen kunnen beschadigen.

Voor de bovengrondse hoogspanningsverbinding is eveneens een dubbelbestemming opgenomen. Ter weerszijden van de hoogspanningsleiding is een zone opgenomen. De magnetische velden in de buurt van hoogspanningslijnen kunnen namelijk invloed hebben op de gezondheid. Vanwege de (mogelijke) gezondheidseffecten heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu voorzorgsbeleid ontwikkeld. Binnen deze zone gelden bebouwingsbeperkingen.

De belemmeringenstrook van de hoogspanningsleiding Zwolle - Meeden is 34 meter. De belemmeringenstrook van de hoogspanningsleiding Zwolle - Hengelo, gecombineerd met Harculo - Zwolle Hessenweg is 35 meter. En de leiding Zeysterveen - Hessenweg is 25 meter. De belemmeringenstrook geldt aan beide zijden vanaf de hartlijn van de hoogspanningsverbinding.

6.3.18 Archeologie

Op basis van de gemeentelijke archeologische beleidskaart zijn vier dubbelbestemmingen voor archeologie onderscheiden. Kortweg komt de regeling er op neer dat deze tot het plan behorende gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming van archeologische waarden. Voor elke bestemming geldt een specifiek beschermingsregiem. Het regiem voorziet in een stelsel waarbij voor het bouwen en uitvoeren van werken en/of van werkzaamheden een omgevingsvergunning nodig is.

6.3.19 Waterstaat - Waterkering, Waterstaat - Waterstaatkundige functie en Waterstaat - Waterberging

Voor de bescherming van de waterkering is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Op deze gronden is het bouwen van bebouwing, anders dan ten behoeve van de waterkering niet toegestaan. Middels afwijking is bebouwing toegestaan zoals opgenomen in de onderliggende (enkel)bestemmingen.

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' omvat het gehele rivierbed en zorgt voor een goede afstemming tussen de Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. De gronden ter plaatse van deze bestemming zijn mede bestemd voor de afvoer van hoog oppervlaktewater, waterberging, de waterhuishouding, voor verkeer te water en voor aanleg, onderhoud en verbetering van de waterkering.

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging' omvat de waterbergingsgebieden.