direct naar inhoud van 4.4 Ecologie
Plan: Buitengebied Gemeente Dalfsen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0148.BgemDalfsen-vs01

4.4 Ecologie

Voor wat betreft de beschrijving van de voorkomende natuurwaarden in het plangebied zijn de deelgebieden van het landschap, zoals omschreven in paragraaf 3.3.2. aangehouden.

In het buitengebied komen verschillende planten- en diersoorten voor die bescherming genieten op basis van de Flora- en fauna en/of vermeld zijn op een Rode Lijst. Op basis van een bureau-inventarisatie is een globaal beeld van de aanwezigheid en verspreiding van deze soorten verkregen. Aan de hand van de landschapstypen zijn de voorkomende soorten beschreven. Bij beschermde tabel 2 en 3-soorten (Flora- en faunawet) is het beschermingsregime tussen haakjes erachter gezet. Alle inheemse vogelsoorten zijn streng beschermd.

4.4.1 Veenontginningenlandschap

Het gebied bestaat voornamelijk uit een open gebied met hoogproductieve cultuurgraslanden en een kleinschaliger gebied met veel houtsingels. In het open gebied aan de westzijde is een matige dichtheid van kievit, grutto, tureluur en wulp aanwezig. De veldleeuwerik wordt hier steeds schaarser. Het opengebied is van belang als foerageergebied voor overwinterende ganzen. In het kleinschalige gebied is veel els- en esbeplanting aanwezig. Deze beplanting is onder meer van belang voor vogelsoorten zoals boompieper, buizerd, gekraagde roodstaart, ransuil, steenuil en zanglijster. Ook vleermuissoorten (allen Flora- en faunawet tabel 3 soorten) zoals gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis komen hier voor. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn te vinden in gebouwen en bomen. Door de verspreide ligging van sloten en andere waterstructuren komen in het algemeen bruine kikker en kleine watersalamander voor in het gebied.

De agrarische percelen zijn voor wat betreft de vegetatie over het algemeen soortenarm. Een aantal percelen is kruidenrijker met hierin onder meer pinksterbloem, langs de randen is valeriaan aanwezig. De aanwezigheid van holpijp en waterviolier geven aan dat er sprake is van kwel. In en langs sloten groeien verspreid over het gebied dotterbloem en zwanenbloem.

Een bijzonder element in het gebied vormt de spoordijk Zwolle-Meppel. Deze heeft een vegetatie van droge, voedselarme omstandigheden met soorten als wilde reseda, aardakker en brem. Opvallend is verder het veelvuldige voorkomen van koningsvaren.

4.4.2 Heideontginningenlandschap

Het jonge veenontginningsgebied bestaat voor het grootste deel uit een vrij open agrarisch gebied waarbij de gronden veelal in gebruik zijn als gras- en maïsland. Het gebied wordt dooraderd door watergangen en houtsingels. Geelgors is hier een kenmerkend soort. De cultuurvogels zoals boerenzwaluw en torenvalk komen ook voor in het gebied. De opengebieden zijn van belang voor weidevogels en overwinterende ganzen. In schrale, zandige bermen staan soorten van voedselarm milieu zoals gewone veldbies, zandblauwtje, roodzwenkgras en reukgras. Langs veel wegen zijn eik en berk aangeplant. In en langs de sloten groeien verspreid dotterbloem en zwanenbloem. Ook vleermuissoorten (allen Flora- en faunawet tabel 3 soorten)zoals gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis komen voor. In de watergangen worden onder meer bermpje (Flora- en faunawet tabel 2), grote modderkruiper (Flora- en faunawet tabel 3) en kroeskarper aangetroffen. De wateren met hun oevers vormen het leefgebied voor libelsoorten zoals glassnijder, bandheidelibel en bruine korenbout.

4.4.3 Essenlandschap

Het Essenlandschap kent een vrij kleinschalige verkaveling. In het gebied zijn veel kleine bosjes en houtwallen gelegen. De bossen vormen het leefgebied van das (Flora- en faunawet tabel 3) en eekhoorn (Flora- en faunawet tabel 2). Das heeft zijn burchten in rustige delen van het bosgebied, hier liggen ook zijn voedselgebieden. De agrarische graslanden en houtsingels vormen samen met de (boeren)erven een goed leefgebied voor boerenzwaluw, huismus, kerk- en steenuil en vleermuizen (Flora- en faunawet tabel 3). Geelgors, kneu en groene specht komen ook voor in het essenlandschap. Plaatselijk groeit brede wespenorchis en grasklokje in wegbermen en groenvoorzieningen.

4.4.4 Vecht en uiterwaarden

De Vecht heeft in combinatie met de uiterwaarden een grote waarde voor vissen. In het gebied komen 38 vissoorten voor. Bijzondere soorten zijn onder meer de kleine en grote modderkruiper (Flora- en faunawet tabel 2 en 3), bermpje (Flora- en faunawet tabel 2), rivierdonderpad (Flora- en faunawet 2), rivierprik (Flora- en faunawet tabel 3) en winde.

In de uiterwaarden zijn fraaie (bloemrijke) graslanden en hooilanden aanwezig. De uiterwaarden vormen het broedgebied van weidevogels zoals grutto, tureluur en veldleeuwerik. De oude meanders en poelen zijn van belang voor amfibieën zoals de kamsalamander (Flora- en faunawet tabel 3) en knoflookpad (Flora- faunawet tabel 3)en libellen zoals beekrombout en vroege glazenmaker.

Langs de Vecht zijn waardevolle vegetaties aanwezig met bijzonder planten zoals Zwolse anjer, grasklokje en lange ereprijs (Flora- en faunawet tabel 2). Op en rond (boeren)erven leven vogelsoorten zoals boerenzwaluw, huismus, kerkuil en steenuil. De bossen vormen het leefgebied van onder meer das (Flora- en faunawet tabel 3) en eekhoorn (Flora- en faunawet tabel 2). Das heeft zijn burchten in rustige delen van het bosgebied. Ook vleermuissoorten zoals gewone dwergvleermuis, laatvlieger, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis ( allen Flora- en faunawet tabel 3) komen voor in dit landschap.

4.4.5 Bos- en landgoederenlandschap

Het Bos- en landgoederenlandschap omvat onder meer oude landgoedbossen met oude laanbomen. Hier zijn in de ondergroei typische soorten zoals salomonszegel, lelietje van dalen en brede stekelvaren te vinden. Plaatselijk is ook koningsvaren aanwezig. Karakteristieke voorkomende vogelsoorten zijn boomklever, bosuil en appelvink. Het landschap heeft een rijke vleermuisbevolking met typische soorten zoals baardvleermuis en franjestaart (beide Flora- en faunawet tabel 3).Andere zoogdieren die hier leven zijn boommarter, das (beide Flora- en faunawet tabel 3) en eekhoorn (Flora- en faunawet tabel 2).

In het natuurgebied Rechterense veld zijn hoge botanische waarden aanwezig. Hier zijn onder meer klokjesgentiaan en kleine en ronde zonnedauw aan te treffen. Ook vormt het gebied het leefgebied voor de levendbarende hagedis (allen Flora- en faunawet tabel 2) en zeldzame libellen en dagvlinders zoals beekrombout, venwitsnuit, eikenpage, groentje en heidevlinder.

In het kleinschalige gebied rond de aaneengesloten bossen zijn in wegbermen
en sloten gewone dotterbloem, grasklokje en waterdrieblad (Flora- en faunawet tabel 2) aan te treffen. Het kleinschalige gebied aan de westzijde vormt daarnaast het leefgebied van ringslang en kamsalamander (beide Flora- en faunawet tabel 3).

4.4.6 Kampenlandschap

Het Kampenlandschap bestaat voor het grootste deel uit een vrij open agrarisch gebied waarbij de gronden veelal in gebruik zijn als gras- en maïsland. Rond de (boeren)erven zijn onder meer boerenzwaluw, kerkuil, steenuil, kneu en torenvalk te vinden. Nabij Hoonhorst broed jaarlijks een ooievaar.

Langs onverharde wegen en wandelpaden zijn fraaie bermvegetaties aanwezig, waarin onder meer grasklokje voorkomt. In en langs sloten groeien verder verspreid over het gebied dotterbloem en zwanenbloem. In het gebied ligt het natuurgebied het Luttenbergerven. Dit betreft een klein maar bijzonder moerasgebied ten zuiden van Lemelerveld. Hier bevindt zich het grootste aaneengesloten stuk blauwgrasland van Nederland. Naast vochtige schraalgraslanden komen in het gebied zure broekbossen en bloemrijke graslanden voor. Hier groeien onder meer klokjesgentiaan, blauwe knoop, Spaanse ruiter en kleine zonnedauw (allen Flora- en faunawet tabel 2). Daarnaast komen in het gebied poelkikker, heikikker (beide Flora- en faunawet tabel 3) en levendbarende hagedis (Flora- en faunawet tabel 2).

4.4.7 Broekontginningslandschap

De natuurwaarden van het broekontginningslandschap heeft met name betrekking op de ligging van weilanden in een zeer open gebied. In het gebied komen weidevogels zoals grutto, kievit, wulp en kwartel tot broeden. Ook leeft hier ringslang (Flora- en faunawet tabel 3), kleine modderkruiper en rivierdonderpad (beide Flora- en faunawet tabel 2). Verspreid door het gebied is de gewone dotterbloem aan te treffen.

Eendenkooi

In dit gebied is ook nog een volgens de Flora en Faunawet geregistreerde eendenkooi aanwezig. Bij deze eendenkooi behoord een afpalingsrecht. Dit recht rust op alle gronden binnen een straal van 1130 m rondom de eendenkooi (de afpalingskring).

Op basis van artikel 59 lid 2 van de Flora en Faunawet mogen er binnen de afpalingskring geen handelingen worden verricht waardoor de eenden kunnen worden verontrust, anders dan door of met toestemming van de kooiker. In Artikel lid 3 is aangegeven dat dit niet van toepassing is op handelingen:

  • ter uitvoering van openbare werken, het gebruik en onderhoud daarvan
  • ter uitvoering van beroep of bedrijf, indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat de handeling niet of op andere wijze dan wel op een ander tijdstip kunnen worden verricht.

Nu dit bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen binnen deze kring is het in zoverre niet in strijd met de Flora en faunawet. Deze bepaling in de flora en fauna wet is overinges niet zozeer ecologisch maar meer economisch gericht.