direct naar inhoud van 4.8 Veiligheid
Plan: Aadorp Kerkhofsweg
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0141.BP00087-0601

4.8 Veiligheid

4.8.1 Externe veiligheid

Externe veiligheid is een beleidsveld dat is gericht op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten, zoals woningen, nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid er op gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

Landelijke wet- en regelgeving en gemeentelijk beleid, neergelegd in de nota Extern Veiligheidsbeleid "Verantwoord evenwicht" zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2007, geeft het kader waarbinnen de afwegingen plaats dienen te vinden. In de nota is vastgelegd dat voor woongebieden een zo groot mogelijke veiligheid wordt nagestreefd. In woongebieden worden geen nieuwe risicobronnen toegelaten.

Er moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Die beperkingen moeten in milieuvergunningen en bestemmingsplannen zijn vastgelegd. Een en ander brengt met zich mee dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Concreet gaat het om risicovolle bedrijven, vervoer gevaarlijke stoffen per weg, spoor en water en transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Het plan is getoetst aan de wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Bij de toetsing zijn de volgende regelingen betrokken:

  • de beleidsrichtlijn opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik;
  • het besluit Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO), inclusief het Register Risicosituatie Gevaarlijke Stoffen (RRGS);
  • het ‘Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen’ (BEVI), de ‘Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen’ (REVI) voor bedrijven die gevaarlijke stoffen op-overslaan en/of be-/verwerken, oktober 2004/2007 en het Vuurwerkbesluit;
  • de Wet vervoer gevaarlijk stoffen (Wvgs) en de ‘circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen’ (cRNVGS) voor transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor, augustus 2004;
  • de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer / Regulering vervoer gevaarlijke stoffen per spoor;
  • de ‘circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’ uit 1984 en de circulaire K1K2K3 brandbare vloeistoffen. Vanwege de veroudering van deze documenten is voorts het voorstel ‘Bestuurlijke afspraken risicoafstanden aardgastransportleidingen’ van 1 juli 2005 en het Programmaplan Buisleidingen van januari 2007 bij de beoordeling betrokken.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het BEVI). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, bejaardentehuizen en kinderopvang en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn.

4.8.1.1 Situatie in het plangebied

Aan hand van de Risicokaart Overijssel is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de risicokaart Overijssel staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. In totaal worden op de risicokaart dertien soorten rampen weergegeven. In de volgende afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0141.BP00087-0601_0016.png"

Figuur 4.3. Uitsnede risicokaart Overijssel (Bron: Provincie Overijssel)

Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:

  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen danwel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt in een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Het besluit externe veiligheid buisleidingen(Bevb) is per 1 januari 2011 in werking getreden. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt op vergelijkbare wijze als in het Bevi de externe veiligheidsaspecten van buisleidingen.

Als getoetst wordt aan dit Besluit, kan gezegd worden dat de leiding een belemmeringenstrook heeft, die wordt opgenomen in het bestemmingsplan.

Vanuit het Bevb geldt voor gasleidingen een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijden van de leiding. Deze strook wordt vrij gehouden van bebouwing en zal worden opgenomen op de verbeelding. Het plan ligt buiten deze strook.

Om zicht te hebben op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico kan een berekening met het programma “CAROLA” worden uitgevoerd. CAROLA is het nieuwe rekenpakket voor het berekenen van de externe veiligheidsrisico's van ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen. Met CAROLA kan worden bepaald of voldaan wordt aan de risiconormen voor de Externe Veiligheid, zoals die zijn vastgelegd in het besluit externe veiligheid buisleidingen.

De gemeente Almelo is momenteel bezig een berekening met CAROLA voor alle gasleidingen binnen haar gemeente uit te voeren om zicht te krijgen in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Op voorhand is voor dit plangebied al wel te zeggen dat het hier om een leidingen gaat van:

  • 8 inch/40bar 100 % letaliteitgrens 50 m, 1% letaliteitgrens van 95 m

De gasleiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour. Voor het groepsrisico geldt dat het plangebeid buiten de 100% letaliteitgrens ligt maar binnen de 1% letaliteitgrens. Er worden echter mede doordat het hier een plan betreft met slechts een enkele woning, geen knelpunten m.b.t. het groepsrisico verwacht. Op voorhand is te zeggen dat er geen sprake van een significante invloed op het groepsrisico zal zijn.

Een en ander brengt met zich mee dat het project in overeenstemming is met wet- en regelgeving terzake van externe veiligheid.

4.8.2 Fysieke veiligheid

Het aspect fysieke veiligheid beoogt het beschermen van mens, dier en milieu tegen (de gevolgen van) ongevallen en rampen. Ondanks de gerealiseerde veiligheidsmaatregelen en -voorzieningen blijft er een restrisico waarbinnen incidenten plaats kunnen vinden.

Bij nieuwe of bij het actualiseren van bestaande bestemmingsplannen toetst de afdeling Veiligheid & Hulpverlening van de gemeente Almelo de fysieke veiligheidsaspecten van de ruimtelijke ontwikkeling aan landelijke, regionale en gemeentelijke richtlijnen en/of regelgeving.

De handleiding Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van het NVBR van september 2003 geldt daarbij als uitgangspunt. Dit betreft de volgende onderdelen:

  • 1. bereikbaarheid;
  • 2. opkomsttijd;
  • 3. bluswatervoorziening;
  • 4. zelfredzaamheid;
  • 5. sirenedekking;
  • 6. samenhang veiligheidsketen.

4.8.2.1 Situatie in het plangebied

De aspecten bereikbaarheid, opkomsttijd, zelfredzaamheid, sirenedekking en samenhang veiligheidsketen voldoen. De afstand van de dichtstbijzijnde brandkraan tot de woningen bedraagt maximaal 40 meter en voldoet aan de landelijke handleiding van het NVBR