Plan: | Aadorp Kerkhofsweg |
---|---|
Status: | geconsolideerde versie |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0141.BP00087-0601 |
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (Natura2000) worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ's). De projectlocatie bevindt zich niet in of in de buurt van een speciale beschermingszone als bedoeld in de Vogel- en/of Habitatrichtlijn of in de buurt van de Ecologische Hoofdstructuur of ander natuurgebieden. Gebiedsbescherming is daarom niet aan de orde.
Wat betreft de soortbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden gevraagd.
Het huidige gebruik van de gronden is dat van 'tuin' ten behoeve van de woning aan de Bruglaan 40. Gelet op de terreingesteldheid van deze gronden is het plangebied ongeschikt voor beschermde flora. Gelet op de kenmerken is er evenmin sprake van een foerageergebied. Voornaamste reden hiervoor is het feit dat de locatie een tuin betreft waarvan het overgrote deel (gemaaid) gras betreft dat regelmatig gemaaid wordt waardoor deze niet geschikt is voor enige vorm van beschermde flora/ en of fauna. De grond waarop de nieuwe woning geprojecteerd is heeft geen of een zeer lage ecologische waarde. Van een negatief effect van de ingrepen in het gebied op de flora en fauna lijkt dan ook geen sprake.
Op verzoek van de gemeente is er een bomeneffectanalyse uitgevoerd. Door middel van deze bomeneffectanalyse kunnen de effecten van de voorgenomen ingreep op de bomen beoordeelt worden. Deze bomeneffectanalyse is uitgevoerd door Eelerwoude B.V. uit Goor en is opgenomen in Bijlage 3 van deze toelichting. Tijdens het bezoek is ook gericht onderzocht of het te slopen bijgebouw geschikt is voor vleermuizen en andere gebouwbewonende dieren.
Plaatsing woning
Het plaatsen van de woning heeft geen negatieve effecten op de bomen langs de Kerkhofweg. De situering van de woning volgens de bestekstekening, valt 3 meter buiten de kroonprojectie. De boomkronen komen daarmee niet in gevaar. Voorts is het niet aannemelijk dat drie meter buiten de kroonprojectie nog wortels van de eiken aanwezig zijn. Deze bevinden zich in hoofdzaak in de berm en zullen niet onder de greppel door de tuin in zijn gegroeid. Hier zijn tijdens graafwerkzaamheden ook geen aanwijzingen voor gevonden. De plaatsing van de woning heeft geen negatieve effecten op de bomen aan de Kerkhofsweg.
Verplaatsen van de dam
Verplaatsen van de dam brengt onomkeerbare schade toe aan boom 1 en 2. Er bestaat gevaar voor instabiliteit en een versnelde achteruitgang van de conditie, vitaliteit en levensverwachting. In de voorgenomen plannen wordt gesproken over het verplaatsen van de bestaande dam meer richting de Bruglaan. Hiermee komt de dam recht voor de nieuw te bouwen woning te liggen. Dit zou betekenen dat de dam gerealiseerd wordt tussen boom 1 en boom 2. Bij graafwerkzaamheden tussen de bomen is vastgesteld dat hier veel fijne wortels groeien, die belangrijk zijn voor de opname van voedingsstoffen. Ten behoeve van de aan te leggen verharding zou hier een cunet van 30-40cm diepte uitgegraven moeten worden. Dit gaat ten kosten van een aanzienlijk deel van het wortelgestel van zowel boom 1 als boom 2. Ook indien men zou kiezen voor een halfverharding zijn negatieve effecten op de bomen te verwachten door verdichting van de bodem. De bomen (met name boom 1) hebben zich nu al aangepast aan de huidige situatie (inrit vlak langs boom 1). Geadviseerd wordt de dam op deze plek te houden.
Te slopen bijgebouw
Op basis van de bouwconstructie (enkelwandig en niet geïsoleerd) moet geconcludeerd worden dat het bijgebouw niet geschikt is voor beschermde soorten als vleermuizen en steenmarter. Ook zijn geen sporen en waarnemingen van huismus en gierzwaluw bekend van dit gebouw. Het gebouw lijkt hiervoor ook niet geschikt. Voor huismussen zijn in de nabije omgeving veel geschiktere locaties aanwezig.
In de te slopen woning worden geen strikt beschermde soorten verwacht. Het aanvragen van een ontheffing of het uitvoeren van nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 2 van de Flora- en faunawet opgenomen zorgplichtbepaling.
Op grond van artikel 2, lid 1 neemt een ieder voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, evenals voor hun directe leefomgeving. In artikel 2, lid 2 is bepaald dat de zorg, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken). De zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, en in het geval dat ze beschermd zijn ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.