Plan: | Nijrees Zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0141.BP00041-0401 |
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht geworden. Deze wet, een wijziging op de Monumentenwet 1988, regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Nieuw in de wet is dat gemeenten een archeologische zorgplicht krijgen en dat initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn. Hiervoor is onderzoek noodzakelijk: het archeologisch vooronderzoek. Als blijkt dat in het plangebied behoudenswaardige archeologische vindplaatsen aanwezig zijn, dan kan de initiatiefnemer verplicht worden hiermee rekening te houden. Dit kan leiden tot een aanpassing van de plannen, waardoor de vindplaatsen behouden blijven, of tot een archeologische opgraving en publicatie van de resultaten.
Voor het grondgebied in Almelo is in juni 2007 door Vestigia 'Archeologie en Cultuurhistorie' onderzoek uitgevoerd naar archeologie. Het betreft een archeologische verwachtingskaart voor het grondgebied van Almelo. Een uitsnede hiervan is in figuur 5.2 weergegeven.
Figuur 5.2. Uitsnede archeologische verwachtingskaart Almelo (Bron: Gemeente Almelo)
De regio archeoloog van het Oversticht heeft in het kader van de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling een advies uitgebracht. Dit advies en de daarbij behorende conclusie zijn hieronder opgenomen.
Op de archeologische waardenkaart van de gemeente ligt het gehele plangebied in een zone met lage en hoge archeologische verwachtingswaarden.
Op basis van geomorfologische informatie ligt het grootste deel van het plangebied in een zone die is aangeduid grondmorene. Deze zal zijn afgedekt met een dekzandlaagje. Op de bodemkaart zijn deze gronden aangeduid als beekeerdgronden met een grondwatertrap III. Dit zijn doorgaans laag gelegen gronden die van nature geen goede condities voor bewoning en landbouw boden. Het noordwestelijke deel van het plangebied bestaat op de geomorfologische kaart uit een gordeldekzandrug. In het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) is deze echter niet als een hoger liggend deel in het plangebied herkenbaar. Dit mag ook blijken uit historische kaarten. Op de kadastrale minuutplan uit circa 1827 zijn de gronden aangeduid als 'broekweilanden' en 'heide'. Ook in 1848 is het gebied aangeduid als 'Nijreesveld', volgens de inkleuring op de kaart, een nat heide- en veldgebied. Hieruit mag in ieder geval worden afgeleid dat het lage natte graslanden en heide waren. Op historische kaarten blijkt verder niet dat er in het gebied herkenbare dekzandhoogten aanwezig waren.
In het begin van de 19e eeuw zijn er nog geen erven en gebouwen aanwezig. Pas eind 19e eeuw is zijn er in het plangebied enkele boerderijen opgericht en is een groot deel ontgonnen.
Op grond van de oorspronkelijke landschapskenmerken kan worden geconcludeerd dat het plangebied ligt in een gebied dat geen gunstige condities voor bewoning en landbouw bood. De archeologische verwachtingswaarde kan daarom tot laag worden bijgesteld.
In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan, hoeven er geen archeologische waarden te worden aangeduid in de verbeelding en de regels. Bij eventuele ontwikkelingen die met bodemingrepen gepaard gaan is geen archeologische onderzoek nodig.