Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Meppel - Randweg LTS
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0119.RandwegLTS-BPC1
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand: "NL.IMRO.0119.RandwegLTS-BPC1", met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
 
1.2 aanbouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat ten behoeve van de bestemming:
  1. als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
  2. en met dat hoofdgebouw in directe verbinding staat;
  3. in massa ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 aan-huis-verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en waarvan de activiteiten behoren tot categorie 1 van de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten.
 
1.6 aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.
 
1.7 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.
 
1.8 archeologisch deskundige
de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologie.
 
1.9 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
 
1.10 archeologisch waardevol gebied
een gebied met daaraan toegekende archeologische waarde vanwege kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
 
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.12 bebouwingspercentage
een op de planverbeelding of in de planregels aangegeven percentage dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel/bestemmingsvlak/bouwvlak dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen.
 
1.13 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als onderdeel van de onderneming in de verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
 
1.14 bergbezinkbassin
een ondergronds bassin voor het doorvoeren en bufferen van rioolwater.
 
1.15 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
 
1.16 bestaand gebruik
bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp.
bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod.
 
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.
 
1.20 bijgebouw
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat ten behoeve van de bestemming:
  1. als afzonderlijke ruimte of gebouw is gebouwd aan of bij een hoofdgebouw;
  2. en met dat hoofdgebouw niet in directe verbinding staat;
  3. in massa ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak die niet door bebouwing mag worden overschreden, met uitzondering van overschrijdingen die op grond van deze planregels zijn toegestaan.
 
1.23 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
 
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.25 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.28 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw of overkapping.
 
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen (geen motorbrandstoffen zijnde) aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.30 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en instellingen, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
 
1.31 dienstverlening
het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden.
 
1.32 Dove gevel
Een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
 
1.33 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt.
 
1.34 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk, dat geen gebouw is en dat dient als scheiding tussen 2 of meer erven of terreinen, zoals muren, schuttingen, hekwerken of bouwwerken van vergelijkbare aard en omvang.
 
1.35 erker
een kleine grondgebonden uitbouw van maximaal één bouwlaag aan een voor- of zijgevel van een hoofdgebouw die in overwegende mate (minimaal 70%) een transparante uitstraling heeft.
 
1.36 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.37 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
 
1.38 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
 
1.39 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
 
1.40 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.41 huishouden
een vast samenlevingsverband van één of meer personen waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en van onderlinge verbondenheid.
 
1.42 ingangspartij
een gebouwde ruimte, waarin de hoofdtoegang van een gebouw is gesitueerd.
 
1.43 kleinschalig dagrecreatieve voorzieningen
recreatieve voorzieningen die voornamelijk overdag plaatsvinden en die naar hun aard of invloed op de directe omgeving passen binnen de woonomgeving;
 
1.44 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
 
1.45 meetverschil
een door de feitelijke terreininrichting aanwezig verschil tussen het beloop van lijnen in het veld en een aangegeven bestemmings- of bouwgrens.
 
1.46 nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water-, en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
 
1.47 openbaar toegankelijk gebied
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
 
1.48 opslag
het bewaren van goederen, materialen en stoffen, al dan niet in combinatie met de productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
 
1.49 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk en bestaande uit een lichte constructie, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten c.q. afgedekt.
 
1.50 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. indien in, op, of over het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil;
  4. indien de onder a tot en met c genoemde peilen in het veld aanleiding geven tot onduidelijkheden, een door of namens het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen peil. 
1.51 plan
het bestemmingsplan 'Meppel – Randweg LTS' van de gemeente Meppel.
 
1.52 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding.
 
1.53 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico, dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
 
1.54 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage onderdeel uitmaakt van deze regels.
 
1.56 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van het gebied in stedenbouwkundige zin door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
 
1.57 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
 
1.58 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt.
 
1.59 voorgevelrooilijn
de naar de weg toegekeerde bouwgrens van het hoofdgebouw.
 
1.60 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
 
1.61 Wgh-inrichtingen
inrichtingen als bedoeld in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.
 
1.62 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
 
1.63 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 
1.64 woonhuis
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk (niet zijnde een overkapping)
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenwerkse begrenzingen van het dakvlak van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
 
2.7 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenkant van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Gemengd
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen al dan niet in combinatie met daaraan ondergeschikt aan huis verbonden beroep;
  2. kantoren en op kantoorgebruik gelijkende bedrijfsfuncties;
met daaraan ondergeschikt:
  1. algemene laad- en losvoorzieningen;
  2. bergingen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. wegen en paden;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. met de daarbij behorende:
  9. tuinen en terreinen; 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Algemeen
 
Voor het bouwen van bouwwerken, gelden de volgende regels:
  1. op of in de tot 'Gemengd' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1. hoofdgebouw, de bestaande hoofdgebouwen;
    2. Het aantal wooneenheden mag maximaal 56 bedragen
    3. De bouwhoogte mag maximaal 19 meter bedragen;
    4. bijgebouwen ondersteunende aan de hoofdfuncties;
    5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen;
3.2.2 Gebouw
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. een gebouw mag uitsluitend binnen het bestaande bouwvlak worden gebouwd; 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 3 meter bedragen.
3.2.4 Voorwaardelijke verplichting
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen en/of verbouwen van hoofdgebouwen kan uitsluitend worden verleend indien wordt aangetoond dat de maximaal toegelaten geluidbelasting op de gevels van het nieuwe hoofdgebouw als gevolg van het industriegeluid niet wordt overschreden.
  2. In afwijking van het gestelde in artikel 3.2.4 sub a kan een omgevingsvergunning voor de bouw en/of verbouw van hoofdgebouwen als bedoeld in artikel 3.2.1 sub a ook worden verleend, indien:
    1. alle doelmatige en kosteneffectieve maatregelen om het binnenklimaat wat betreft geluid te verbeteren worden getroffen, en;
    2. uit een berekening blijkt dat tenminste de streefwaarden voor het binnenklimaat voor een geluidsgevoelige functie zoals Wonen, worden gehaald.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een goede woonsituatie;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2 voor zover er geen aantasting plaats zal vinden van het monument;
  2. lid 3.2.2 onder c voor het vergroten van het aantal woningen als gevolg van een efficiëntere inrichting van het gebouw, mits per woning wordt voorzien in 1,6 parkeerplaats.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen of bouwwerken voor detailhandel;
  2. het gebruik of het laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  3. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
    1. de vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de bebouwing met een maximum van 45 m²;
  5. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken op een manier waarbij niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
  1. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  2. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m²;
  3. er geen detailhandel plaatsvindt uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  4. de activiteit niet vergunningplichtig is;
  5. geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht plaatsvindt;
 
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. groenvoorzieningen,
  2. bermen en beplanting;
  3. parken en plantsoenen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden behorende hoofdgebouwen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. waterbergingsbezinkbassins;
  5. voet- en fietspaden;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. bebouwing 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
 
Op of in de tot 'Groen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen. 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen in het geval als bedoeld in 4.1 onder e;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
 
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en pleinen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. fiets- en voetpaden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. erven en terreinen;
  6. kunstwerken;
  7. terrassen;
  8. voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
met de daarbij behorende:
  1. bebouwing.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
 
Op de tot 'Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming. 
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Met betrekking tot het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1 meter bedragen;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten mag ten hoogste 10 meter bedragen;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedragen.
 
Artikel 6 Wonen
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘dove gevel’, een dove gevel
met daaraan ondergeschikt:
  1. aan huis verbonden beroepen, tot ten hoogste 30% van het vloeroppervlak tot een maximum van 45 m²;
  2. toegangswegen;
  3. parkeerplaatsen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en verhardingen;
  2. paden;
  3. bebouwing.
6.2 Bouwregels
 
6.2.1 Algemeen
 
Op of in de tot 'Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. woonhuizen;
  2. met maximaal 24 woningen binnen het bouwvlak
  3. bijbehorende bouwwerken;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, palen en masten.
6.2.2 Hoofdgebouwen
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bouwvlak mag worden bebouwd tot een maximum van 60%
  3. De bouwhoogte mag niet meer dan 10,5 meter bedragen;
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' dient dove gevel te worden uitgevoerd bij het oprichten van hoofdgebouwen;
  5. Ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' dient, waar de geluidsnormen dit noodzakelijk maken, een constructie tussen de hoofdgebouwen te worden aangebracht en in stand gehouden die het geluid keert gelijkend op het effect van een gevel.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat de afstand tot de voorgevel minimaal 1 meter bedraagt;
  2. in afwijking van het voorgaand bepaalde geldt dat overkappingen op het gehele achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  3. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd
  4. de gezamenlijke oppervlakte mag ten hoogste 70 m2 bedragen, met dien verstande dat op ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden gebouwd;
  5. de goothoogte mag ten hoogste 3,3 meter bedragen, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste de bovenkant van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  6. de dakhelling mag ten hoogste 60 graden bedragen;
  7. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, mag ten hoogste 5 meter bedragen;
  8. de bouwhoogte van een (aangebouwde) overkapping mag ten hoogste 3 meter bedragen.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel of achter een naar de weg toe gekeerde zijgevel of het verlengde daarvan mag ten hoogste 2 meter bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 5 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. een goede woonsituatie;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
 
6.4.1 Afwijkingsmogelijkheden
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:
  1. kan worden toegestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met ten hoogste 2 meter;
  2. ten behoeve van een verhoging van de dakhelling;
  3. het verkleinen van de afstand van bijbehorende bouwwerken tot aan (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  4. ten behoeve van een veranda (overkapping) op voorerfgebied, met dien verstande dat dit uitsluitend is toegestaan indien dit gelijktijdig bij alle woningen van één bouwblok wordt toegepast.
6.4.2 Toepasbaarheid
 
De in 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende gronden.
6.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van bewoning;
  2. het gebruik of laten gebruiken van een woning anders dan door één huishouden. 
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
6.6.1 Afwijkingsmogelijkheden
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.1 voor het kunnen toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf, onder de voorwaarden dat:
  1. de bedrijfsmatige activiteit alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  2. de oppervlakte maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 45 m2;
  3. al het parkeren ten behoeve van het wonen in combinatie met de bedrijfsmatige activiteit op eigen terrein plaatsvindt;
  4. er geen detailhandel plaatsvindt uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf;
  5. de activiteit behoort tot categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging die als bijlage bij deze regels is gevoegd;
  6. geen bedrijfsmatige opslag in de openlucht plaatsvindt. 
6.6.2 Toepasbaarheid
 
De in 6.6.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden toegepast, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
 
Artikel 7 Waarde - Archeologie 3
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.
 
7.2 Bouwregels
 
Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het betreft:
  1. bouwwerken ten behoeve van archeologisch onderzoek en bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m², of waarvoor de grond minder diep dan 0,3 meter geroerd wordt, ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en). 
7.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2, indien:
  1. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. uit het onderzoek genoemd onder a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
7.4 Specifieke gebruiksregel
 
Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Erfgoedwet.
 
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.5.1 Verbod
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ontgronden, afgraven en/of egaliseren van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en een diepte van 0,3 meter;
  2. het mengen of diepploegen van gronden met een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,3 meter;
  3. het graven of dempen van watergangen;
  4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, dieper dan 0,3 meter;
7.5.2 Uitzonderingen op het verbod
 
Geen omgevingsvergunning is nodig voor:
  1. activiteiten die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. activiteiten die in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
  3. activiteiten die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
7.5.3 Procedure
 
De in 7.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
  1. door een daartoe bevoegde instantie, is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. uit het onderzoek genoemd in sub a blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn, maar er wordt voldaan aan nadere voorwaarden. Burgemeester en Wethouders bepalen welke van de onderstaande voorwaarden bij het verlenen van een omgevingsvergunning in acht moet(en) worden genomen:
    1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    2. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    3. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    4. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Algemeen
  1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als toegestaan.
  2. In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
9.2 Ondergronds bouwen:
  1. Op plaatsen waar hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn of gelijktijdig worden gebouwd, mag eveneens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat direct aansluitend ook in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken mogen worden gebouwd.
  2. Bij een omgevingsvergunning kan het bouwen van ondergrondse bouwwerken worden toegestaan op andere locaties dan genoemd onder a, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
9.3 Bouwen buiten het bouwvlak
 
In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen geldt dat de (verlengde) grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde mogen worden overschreden door:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
  2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
  3. (hoek-)erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits over niet meer dan de halve gevelbreedte en de (verlengde) grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden;
mits de bedoelde overschrijdingen niet in de weg staan aan:
  1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. een goede woonsituatie;
  3. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de sociale veiligheid.
 
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en gebouwen als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  2. het gebruik of het laten gebruiken van gronden of bouwwerken voor het oprichten van een verkooppunt van motorbrandstoffen.
  3. het gebruik of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  4. het gebruik of het laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
 
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
 
11.1 Afwijkingsmogelijkheden
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels, zodat:
  1. kan worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  2. kan worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  3. een vermeerdering van maximaal 10% kan worden toegestaan ten aanzien van de maten en percentages, alsmede de inhoud en de oppervlakte van de bouwwerken. 
11.2 Toepasbaarheid
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 11.1 kan slechts worden verleend, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. dit niet in strijd is met de algemene aanduidingsregels van dit plan.
 
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
 
12.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in díe zin dat:
  1. de dubbelbestemming voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting vervalt, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
 
Artikel 13 Overige regels
 
13.1 Voldoende parkeergelegenheid
  1. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  2. Bij omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met die wijziging;
  3. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de eis dat parkeren op eigen terrein dient plaats te vinden en de parkeernormen zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel mits dit geen onevenredige gevolgen heeft voor de omgeving en wordt voldaan aan de in de Nota Parkeernormen Gemeente Meppel opgenomen regels en voorwaarden.
13.2 Verwijzing naar wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelen (en begrippen) waarnaar in deze regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 14 Overgangsrecht
 
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 15 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Meppel - Randweg LTS.'