direct naar inhoud van 4.16 Energie
Plan: Meppel - Nieuwveense Landen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0119.NieuwveenseLanden-BPC1

4.16 Energie

Het uitgangspunt bij het ontwerp van Nieuwveense Landen is dat men er aangenaam duurzaam kan wonen. Om dit te realiseren is het plan ontstaan om een lokaal duurzaam energiebedrijf (LDEB) op te zetten.

Nieuwveense Landen wordt een nieuwbouwwijk waarbij de duurzaamheidambities voor een belangrijk deel gerealiseerd worden door een duurzaam energiesysteem. Het uiteindelijke doel is de realisatie van een energieleverende wijk.

In het energieconcept staat de inwoner centraal. Deze wordt ontzorgd, zowel op het gebied van gebruik (denk aan comfortkoeling) maar ook op financieel gebied (lagere maandlasten). Het energieconcept is niet alleen duurzaam en robuust, maar zal ook innovatief zijn. Het energiesysteem zal toekomstbestendig zijn. Gedurende de bouwtijd van de wijk kunnen ook andere energietechnieken toegepast worden. Tenslotte is er naar gestreefd lokale kansen te benutten. Dit kan worden gerealiseerd door de inzet van lokale energiebronnen (biogas) en lokale partijen.

De ambitie is ook om een revolving fund op te zetten van het toekomstige rendement met als doel deze in de wijk zelf in te zetten voor duurzame projecten.

Aansluitverplichting

Voor de levering van warmte (en koude) in Nieuwveense Landen bestaat de mogelijkheid tot het opnemen van een aansluitverplichting. De aansluiting op een wijkverwarming of stadsverwarmingsnet kan afgedwongen worden, zelfs indien ter plaatse al is voorzien in een aansluiting op een aardgasnet.

De gemeente Meppel heeft de 'aansluitverplichting' in de Bouwverordening opgenomen. Artikel 2.7.3a luidt als volgt:

  • 1. Indien in een deel van de gemeente een publieke voorziening voor verwarming van bouwwerken, als bedoeld in artikel 2.69 van het Bouwbesluit (warmtedistributienet), aanwezig is, moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening:
    • a. indien het bouwwerk op ten hoogste 40 m afstand van de dichtstbijzijnde leiding van de publieke voorziening is gelegen; of
    • b. indien het bouwwerk op grotere afstand is gelegen van de leiding van de publieke voorziening dan onder a bedoeld, maar de kosten van aansluiting voor het desbetreffende bouwwerk niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 m.
    • c. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid indien gegronde redenen daartoe aanleiding geven.