Artikel 6 Bedrijf - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. kwekerij,
-
b. e-commerce;
met de daarbij behorende:
-
c. bedrijfswoning ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning' ;
-
d. gebouwen;
-
e. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van de bedrijfswoning;
-
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
g. tuinen, erven en terreinen;
met daaraan ondergeschikt:
-
h. verhardingen;
-
i. groenvoorzieningen;
-
j. parkeervoorzieningen;
-
k. nutsvoorzieningen;
met inachtneming van het volgende
-
l. opslag van naar de aard van het bedrijf gerelateerde goederen op open terrein, uitsluitend achter en ter weerszijden van het bedrijfsgebouw;
-
m. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004 zijn niet toegestaan,
-
n. kantoren zijn niet toegestaan;
-
o. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan;
-
p. brandstofverkooppunten zijn niet toegestaan;
-
q. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan .
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bebouwing
-
a. Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm,
6.2.2 Bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bijbehorende bijgebouwen de volgende bepalingen gelden:
-
a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
b. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
d. de dakhelling mag niet meer dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
6.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:
-
a. een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
-
b. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer dan één per functieaanduiding 'bedrijfswoning' bedragen;
-
c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen;
-
d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
-
e. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
f. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
6.2.4 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij de bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:
-
a. de bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij de bedrijfswoning uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd:
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 100 m² bedragen;
-
c. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
-
d. de bouwhoogte mag niet meer dan 7,5 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet hoger mag zijn dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw ;
-
e. indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap, dan dient de dakhelling minimaal 300 en maximaal 60o
te bedragen .
6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden:
-
a. de hoogte van erf-/terreinafscheidingen mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf-/terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel ten hoogste 1 meter mag bedragen;
-
b. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
-
b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
-
c. de verkeersveiligheid;
-
d. de sociale veiligheid;
-
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
-
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
1. het bepaalde in lid 6.2.2 sub a en toestaan dat een bedrijfsgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak niet meer dan 10 m² bedraagt;
-
b. De in lid 6.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
2. de milieusituatie;
-
3. de sociale veiligheid;
-
4. de verkeersveiligheid;
-
5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
6. de brandveiligheid, in die zin dat er uit ingewonnen advies bij de brandweer blijkt dat er voldoende en bruikbare ruimte aanwezig blijft voor brandbestrijding.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 6.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik van gronden voor opslag van goederen op open terrein voor zover ter plaatse niet de aanduiding 'opslag' is opgenomen op de verbeelding;
-
b. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken ten behoeve van:
-
1. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 oktober 2004;
-
2. bewoning, met uitzondering van de (bedrijfs)bovenwoningen en de ter plaatse opgenomen functieaanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding;
-
3. detailhandelsbedrijven;
-
4. leisureactiviteiten;
-
5. brandstofverkooppunten.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en toestaan dat:
-
a. bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven, mits het geen geluidszoneringsplichtige inrichting betreft;
-
b. de in lid 6.6 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
2. de milieusituatie;
-
3. de sociale veiligheid;
-
4. de verkeersveiligheid;
-
5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
6. de brandveiligheid.