direct naar inhoud van 5.8 Natuur en Ecologie
Plan: Industrieterrein de Wieken 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20108012001-VG04

5.8 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Nederlandse natuurwetgeving maakt onderscheid in twee vormen van bescherming: soortenbescherming (Flora en faunawet) en gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet). De gevolgen van natuurwet- en regelgeving voor dit bestemmingsplan zijn in kaart gebracht in de rapporten 'Natuurwaarden onderzoek Bedrijventerrein De Wieken Hoogeveen' (rapportnr. 06014) van 2 maart 2007 (Bijlage 5 Natuurwaarden onderzoek) en “Quickscan Natuurtoets Bedrijventerrein De Wieken' (rapportnr. 09250) van 2 november 2009 (Bijlage 4 Definitieve Natuurtoets de Wieken), beiden door EcoGroen Advies BV.

Gebiedsgericht natuurbeleid
Het enige gebiedsgerichte natuurbeleid dat uitwerking heeft op het bedrijventerrein is de bescherming van de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Effecten op gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Natuurmonumenten) zijn uit te sluiten vanwege de grote tussenliggende afstanden.

Het plangebiedgedeelte aan de westzijde bij het Oude Diep lag voorheen binnen de bruto-EHS. De EHS-kaart van de provincie Drenthe is op 26 juni 2013 opnieuw vastgesteld. Op basis van de geactualiseerde EHS-kaart 2013 ligt het plangebied niet meer in de bruto-EHS. Een klein gedeelte van het plangebied aan de Middenveldweg grenst aan de EHS. Afhankelijk van de wijze waarop de herinrichting van het terrein plaatsvindt, kunnen beperkingen opgelegd worden om negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden en het functioneren van de EHS te voorkomen.
Tot slot wordt geadviseerd wordt om in ieder geval de groene bufferzone langs de Pesserdijk te handhaven en waar mogelijk te versterken.

Soortbescherming
De natuurwaarden van het plangebied zijn relatief laag. In de groep flora zijn geen natuurlijke standplaatsen van ontheffingsplichtige soorten aanwezig. Wel zijn er veel ingezaaide wegbermen met bijzondere soorten. Lokaal zijn minder algemene vegetaties te vinden, zoals langs beide spoorlijnen.

Ontheffingsplichtige soorten zijn te verwachten in de groepen zoogdieren, broedvogels en amfibieën.

Steenmarter en vleermuizen
Het voorkomen van de middelhoog-beschermde (Tabel 2) Steenmarter is niet uit te sluiten. Deze soort heeft onder meer verblijfplaatsen in gebouwen. Geadviseerd wordt om bij renovatie en sloop van oudere gebouwen - eventueel gelijktijdig met een vleermuisonderzoek – een controle te laten uitvoeren. Werkzaamheden buiten het seizoen (half maart tot en met augustus) zijn niet schadelijk.

In sommige gebouwen kunnen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Deze locaties zijn op kaart (bijlage VI) gemarkeerd. Alle vleermuizen zijn strikt beschermd in Tabel 3 van de Flora- en faunawet en Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Bij ingrepen aan deze bebouwing dient eerst onderzocht te worden of vleermuizen aanwezig zijn. Een aantal vleermuissoorten heeft jacht- en vliegroutes in het gebied. Het gaat om de Stuifzandseweg, de Pesserdijk en de Industriehaven (Meervleermuis).

Poelkikker
De strikt beschermde Poelkikker (Tabel 3, Flora- en faunawet) komt zeer lokaal in lage aantallen voor in de directe nabijheid van een watermilieu.

Broedvogels
Het is veelal niet mogelijk ontheffing te verkrijgen voor verbodsbepalingen die gelden voor broedvogels. Er mogen daarom geen activiteiten worden ondernomen op locaties waar nesten of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van vogels aanwezig zijn. Werkzaamheden die broedbiotopen van vogels verstoren of beschadigen dienen buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels te worden gestart. In het kader van de Flora- en faunawet wordt voor het broedseizoen geen standaardperiode gehanteerd. Van belang is of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum. Voor de meeste te verwachten soorten kan de periode tussen half maart en eind juli worden aangehouden als broedseizoen.

Door de uitvoering op te starten buiten het broedseizoen van de aanwezige vogels, is het mogelijk verstoring of beschadiging van broedbiotopen van vogels te voorkomen. Indien blijkt dat broedvogels afwezig zijn is het ook mogelijk om binnen de broedperiode van vogels aan te vangen met de werkzaamheden

Aanbevelingen
Op het bedrijventerrein zijn zeer lokaal locaties met hogere natuurwaarden aanwezig, vooral in de vorm van oude (tweezijdige) eikenlanen. Daarnaast is water aanwezig in de vorm van de Industriehaven en enkele sloten, zij het zonder natuurlijke oevers. Aanbevolen wordt de bestaande groene en blauwe elementen met elkaar te koppelen zodat assen ontstaan die het buitengebied van Hoogeveen verbinden met het centrum.

Conclusie

Uit de natuurtoets komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Binnen het bestemmingsplangebied zijn – met uitzondering van broedvogels - geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora- en faunawet Tabel 2 of 3 of ´bedreigde´ of ´ernstig bedreigde´ soorten van Rode lijsten bekend. Op basis van de aanwezige biotopen kunnen echter wel vleermuizen of de steenmarter verwacht worden in de bestaande bebouwing.

Bij werkzaamheden, die schade veroorzaken aan de middelzwaar tot zwaar beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten) of aan de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfsplaatsen, zijn maatregelen of een ontheffing annex artikel 75c van de Flora- en faunawet noodzakelijk. De aard van de maatregelen is afhankelijk van het beschermingsniveau.

Bij ruimtelijke ingrepen en activiteiten in het bestemmingsplangebied dient altijd rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet. Voor elk voornemen waarvan niet met zekerheid is uit te sluiten dat er effecten op beschermde soorten optreden is een toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.

Omdat sprake is van een conserverend bestemmingsplan wordt het bestemmingsplan op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.