Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. waterberging;
-
b. water;
-
c. sluizen;
-
d. bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug';
-
e. oever;
-
f. kunstobject ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - kunstobject';
met daaraan ondergeschikt:
-
g. taluds;
-
h. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
-
i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bouwwerken ten behoeve van de waterbergende functie, bruggen, dammen en/of duikers, en zinkers;
met in achtneming van het volgende:
-
j. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - lpg' zijn op grond van het bepaalde in artikel 24, lid 24.6 geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan;
-
k. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - risicocontour 10-5' zijn op grond van het bepaalde in artikel 24, lid 24.8 geen nieuwe gebouwen toegestaan;
-
l. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - risicocontour 10-6' zijn op grond van het bepaalde in artikel 24, lid 24.9 geen nieuwe gebouwen toegestaan.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
-
a. de hoogte van een kunstobject mag niet meer dan 4 meter bedragen;
-
b. hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag boven maaiveld niet meer dan 2
meter bedragen;
-
c. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag boven maaiveld niet meer dan 10 m² bedragen.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
-
a. de verkeersveiligheid;
-
b. de luchtvaartverkeersveiligheid;
-
c. de sociale veiligheid; en
-
d. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
17.4 Afwijken van de bouwregels
-
a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
1. lid 17.2.2 sub b voor het realiseren van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale hoogte van 3 meter;
-
b. De in lid 17.4 sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
1. het straat- en bebouwingsbeeld;
-
2. de verkeersveiligheid;
-
3. de luchtvaartverkeersveiligheid;
-
4. de sociale veiligheid;
-
5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 17.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
-
a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of daar boven gelegen wateren als staan- of ligplaats voor onderkomens.