Plan: | BG Noord, deelplan omgeving hoogspanningsstation Wijster |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0118.2023BP9006017-VG01 |
ALGEMENE AANDACHTSPUNTEN | |
nadere eisen alleen formuleren ten behoeve van aspecten, die te maken hebben met in het bp voorkomende regels (b.v. binnen bestemming wonen, nadere eis tbv verkeersveiligheid alleen opnemen indien er ook een regel in bp zit die te maken heeft met verkeersveiligheid). Let op: voor nadere eisen is er ook een procedure vereist. Per plan afwegen of het gewenst is of gebruik dient te worden gemaakt van nadere eisen. |
|
er kan ook een specificatie binnen de bestemmingen worden aangebracht d.m.v. het splitsen van bestemmingen: b.v. Horeca -1, Horeca -2, enz.. Dit splitsen kan onder andere zinvol zijn wanneer binnen dezelfde hoofdgroep diverse pakketten aan functies zijn te onderscheiden en er zonder splitsing een opeenhoping van functieaanduidingen zou ontstaan (zie voor volledige toelichting, bijlage 1: toepassing van de SVBP). | |
juridisch gezien, mag je aantallen personen benoemen in het bp, maar vanuit handhaving is het toch niet raadzaam om dat in bp op te nemen. | |
zie voor een toelichting op de veranderde insteek voor het regelen van de prostitutie, Bouwrecht van juni 2006. | |
in elk plan (tbv nieuwe ontwikkeling of herzien van bestaande situatie) zal steeds opnieuw moeten worden afgewogen hoe om te gaan met kabels en leidingen. Mogelijkheid is om kabels- en leidingenstrook middels een profiel op te nemen (indien profiel wordt opgenomen op de plankaart, dan is het juridisch bindend en kan er niet van worden afgeweken; kan ook in de toelichting worden verwerkt, dan is het niet juridisch bindend). Andere mogelijkheid is het opnemen van de functieaanduiding "leidingstrook" op de bedoelde locatie binnen de relevante bestemmingen. | |
archeologie:
uitgangspunt: op basis van gedegen archeologisch onderzoek wordt een planologische invulling geregeld in het bestemmingsplan. Indien de situatie er om vraagt, kan in de bouwvoorschriften een bepaling tbv archeologie worden opgenomen (zie voorbeeld artikel 27 Wonen) òf in het relevante bestemmingsartikel kan een aanlegvergunningsregels worden opgenomen (zie als voorbeeld artikel 3 Agrarisch). |
|
- via de algemene gebruiksregels is een kampeermiddel niet toegestaan;
- een tent valt niet onder het begrip "kampeermiddel" in de APV. |
|
indien in de bestemmingsomschrijving "nutsdoeleinden" wordt opgenomen, dan ook in de bouwvoorschriften een bepaling tbv de nutsdoeleinden opnemen (zie vb artikel 18 Maatschappelijk). | |
Geluidszones, zone luchtvaartverkeer, vrijwaringszone, veiligheidszones, milieuzones, Wro-zones en reconstructiewetzone zijn gebiedsaanduidingen. Gebiedsaanduidingen gaan vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling in de betreffende planregels (zie hiervoor blz. 14/15 SVBP 2008 en bijbehorende bijlage). | |
indien een bestemming wordt gebruikt dat geen functie betreft dat behoort tot een hoofdgroep uit de SVBP 2008, dan wordt de functienaam als bestemmingsnaam gebruikt en dient het gebruik van deze bestemming (in de hoofdgroep Overig) in de toelichting te worden gemotiveerd. | |
afhankelijk van het bp kan mantelzorg worden geregeld via het tevens toelaten van de woonfunctie in bijgebouwen òf middels een binnenplanse vrijstelling. | |
op dit moment zijn er geen woonboten in de gemeente, maar die discussie kan in de toekomst wel een rol gaan spelen. Indien nodig dan zal op dat moment een passende regel moeten worden geformuleerd voor het toestaan van woonboten en/of drijvende woningen. | |
let op zend-/ontvangstmasten ten behoeve van de openbare veiligheid (WAS = waarschuwing- en alarmeringssirenes) die binnen de bestemmingsomschrijving van bestemmingen dient te worden opgenomen waarbinnen zij liggen. | |
t.a.v. beeldkwaliteitsplannen wordt opgemerkt, dat de insteek wordt om het eventueel benodigde bkp niet in de regels, de nadere eisen (omdat daar weer een procedure voor nodig is) te benoemen, maar om tegelijkertijd met het bp een bkp op te stellen en vast te stellen en aan te merken als een herziening van de welstandsnota. Hierdoor vindt de toets aan een bkp wel plaats bij de bouwvergunningverlening, maar hoeft er geen procedure voor een nadere eis te worden doorlopen. Of deze werkwijze werkbaar is, zal de komende tijd moeten blijken. | |
in de begripsomschrijving van dwarskap is opgenomen dat het een kap betreft met de nokrichting haaks op de weg waaraan de woning is gelegen. Hier is niet opgenomen ".... waaraan de woning is genummerd", omdat het om een stedenbouwkundige afweging gaat hoe de woning is gelegen en niet om aan welke straat de woning is vernummerd. | |
let op: voor wat betreft flora en fauna wordt opgemerkt dat op dit moment een gedragscode flora- en faunawet in de maak is, die wellicht bij het opstellen van plannen en formuleren van regels aangaande dit onderwerp, van belang is. | |
monumenten: "Notitie sectorale monumentenzorg naar integraal omgevingsbeleid" (augustus 2009) --> karakteristieke panden in hoofdvorm handhaven + een sloopvergunningstelsel daaraan verbinden (in de relevante artikelen dus een sloopvergunningregel opnemen) . | |
voor evenementen geldt dat er planafhankelijk maatwerk dient teworden geleverd. òf "evenementen" wordt in de relevante bestemming inde bestemmingsomschrijving opgenomen (bij recht geregeld); òf in het plan worden evenementen via een ontheffing mogelijk gemaakt (zie voor een mogelijke regeling de algemene ontheffingen (zie tevens artikel 4.1.1 Bro). Een mogelijke (afhankelijk van het plan kunnen hier voorwaarden vwb bv duur en tijd worden toegevoegd) begripsbepaling voor evenement: een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals beurzen, bijeenkomsten, braderieën, beurzen, festivals, festiviteiten, kermissen, markten, wedstrijden en dergelijke. |
het bestemmingsplan BG Noord, deelplan omgeving hoogspanningsstation Wijster met identificatienummer NL.IMRO.0118.2023BP9006017-VG01 van de gemeente Hoogeveen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waaronder tot een capaciteit van 100 ton per dag tevens wordt begrepen co-vergisting ten behoeve van energieopwekking;
een werk, geen bouwwerk zijnde;
de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken;
de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine (Let op: indien van toepassin).
de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en voor de volgende sociaal-economische doeleinden:
In het doel 'behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden' is het aanbrengen van landschapselementen groter dan 1 ha niet begrepen.
In het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf' is het kweken van laan- en parkbomen en boomfruitteelt niet begrepen indien de gronden op de toetsingskaart zijn aangeduid met 'open gebied';
In het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf' zijn kwekerijen niet begrepen.
Het doel 'bosbouw' is beperkt tot bestaand bos, bestaande bosstroken en de aanleg van bos en bosstroken. De aanleg van bos en bosstroken is niet toegestaan voorzover de gronden zijn aangeduid met 'open gebied'.
In het doel 'Ontsluitingsvoorzieningen ten behoeve van aanduidingen en bouwvlakken' geldt dat nieuwe ontsluitingsvoorziening alleen zijn toegestaan, voor zover de overige doeleinden uit de bestemming niet in hun doelmatig gebruik en/of hun functie worden beperkt.
De doeleinden ten aanzien van het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden worden nagestreefd door middel van behoud en/of herstel van de volgende essentiële ruimtelijke randvoorwaarden:
Het doel 'dagrecreatie' is beperkt tot de inrichting en het gebruik van de bestaande dagrecreatieve terreinen en van dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, visoevers en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
Van de in de bestemming begrepen wegen mag het aantal rijstroken ten hoogste twee bedragen.
Alle overige doeleinden zijn ondergeschikt aan het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf' en 'behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden'.
Het doel 'uitoefening van het agrarisch bedrijf'en 'behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden' zijn bovengeschikt aan de overige doeleinden.
Voorzover de onderlinge verhouding niet is aangemerkt als ondergeschikt of bovengeschikt zijnde doeleinden nevengeschikt aan elkaar.
3. 2.1.1 Bedrijfsgebouwen
3.2.1.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 m bedragen;
3.2.1.3 Overige bepalingen
De bebouwing dient per bedrijf te worden geconcentreerd binnen een denkbeeldige vierhoek. De uitbreidingsrichting dient aan te sluiten bij het aanwezige bebouwingspatroon, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met het uitzicht van woningen.
3.2.2.1 Bouwregels hoofdgebouw
3.2.2.2 Bouwregels bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, de volgende bepalingen gelden:
met dien verstande dat:
3.2.2.3 Bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen, mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen zijn aangegeven, is de voorrangsbepaling zoals opgenomen in artikel 11.1 van toepassing.
In afwijking van het bepaalde in de andere op de verbeelding aangewezen bestemming, mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanvullende bestemming.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits:
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de archeologische waarden. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen zijn aangegeven, is de voorrangsbepaling zoals opgenomen in artikel 11.1 van toepassing.
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 2000 m2 en een diepte van 0,3 m of meer, een rapport, op basis van een waarderend archeologisch onderzoek (proefsleuven), te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is. Deze regeling geldt niet voor gronden waarvoor al een archeologisch onderzoek is uitgevoerd en vrijgegeven zijn voor de bestemde functie(s).
Indien uit het in artikel 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning die de verplichting inhouden:
Indien uit het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Tot nu toe niet mee gewerkt in Hoogeveen en verdient ook niet de voorkeur om het toe te passen.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone -Instemming Astron Windturbines' is voor oprichting van een windturbine afstemming met de ASTRON en instemming van de ASTRON noodzakelijk in verband met de storingsvrije zone van de radiotelescoop.
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - Windmolens' zijn op gronden met de aanduiding woning, wonen1, maatschappelijke doeleinden, dubbele woning, clubhuis, sportterrein, tuincentrum, camping, recreatiewoning, beheersgebouw, recreatiewoningterrein, kwekerij, agrarisch bedrijf, grondgebonden agrarisch bedrijf, grondgebonden agrarisch bedrijf met intensieve tak, manege, bedrijven categorie B1 of Bedrijven categorie B2, kleinschalige windmolens toegestaan.
Voor het oprichten van kleinschalige windmolens gelden de volgende regels:
de energieopwekking is uitsluitend bedoeld voor eigen (bedrijfsmatig) gebruik, met een maximum van 1 windturbine per bouwvlak.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en voor overig gebruik is, voor zover deze gronden tevens bestemd zijn voor één of meer van de dubbelbestemmingen zoals die zijn omschreven in de artikelen 3 tot en met 5 van de regels, het navolgende schema van toepassing:
Dubbelbestemming | Artikelnummer | Prioritering |
Leiding - Hoogspanning | 4 | 1 |
Waarde - Archeologie 4 | 5 | 2 |
Agrarisch - 1 | 3 | 3 |
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.
Lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Voor zover toepassing van lid 12.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het BG Noord, deelplan omgeving hoogspanningsstation Wijster.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................
De voorzitter, De griffier,
...................... ................................