Plan: | Buitengebied Emmen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.2009072-0710 |
Het landschap is en wordt sterk door de agrarische sector bepaald. De landbouwsector is de grootste gebruiker van de gronden in het buitengebied. Daarbij is de landbouw een van de belangrijke economische dragers van het platteland. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de agrarische sector. Het betreft een weergave van de huidige situatie door middel van het beschrijven van een aantal sectoren, te weten: grondgebruik, aantal agrarische bedrijven, bedrijfsgrootte, productieomstandigheden en opvolgingssituatie.
Grondgebruik
Het totale areaal cultuurgrond (in gebruik bij hoofd- en nevenberoepbedrijven) in de gemeente Emmen bedroeg in 2007 ruim 19.425 ha. Daarvan is het grootste deel, 17.300 ha, in gebruik als akkerbouwland, 1.725 ha als grasland en 401 ha voor tuinbouwdoeleinden (189 ha open grond, 212 ha glas). De totale oppervlakte van de gemeente Emmen is ruim 35.000 ha. De niet-cultuur gronden betreffen natuur, water en bebouwd oppervlak. Uit deze verhouding blijkt het bijzondere karakter van Emmen: een grote stad met een groot buitengebied waarin veel grotere en kleinere kernen liggen.
Agrarische bedrijven in Emmen
Het aantal agrarische bedrijven neemt in Emmen, net als elders, gestaag verder af terwijl het areaal slechts in zeer kleine mate afneemt. In 2010 bevonden zich in Emmen volgens het CBS 443 landbouwbedrijven. In 2007 waren dat er 470 en in 2000 waren dat er nog 596.
Onderstaande tabel geeft de verdeling over de verschillende bedrijfstypen in Emmen aan:
Bedrijf met | Aantal bedrijven |
Akkerbouw | 206 |
Tuinbouw | 88, waarvan 78 met (enig) glas |
Graasdier | 109 |
Hokdier | 22 |
Gemengd | 45 |
Tabel 2: Agrarische bedrijven binnen de gemeente Emmen
(Bron: landbouwtelling CBS 2007)
De akkerbouwbedrijven zijn in de meerderheid, ook al is hun aantal teruggelopen. Deze ontwikkeling zet zich tot nu voort. Het aantal melkveehouderijbedrijven is minder afgenomen en laat sinds 2007 t/m 2010 weer groei zien. Dit heeft te maken met een aantal inplaatsingen van nieuwe melkveehouderijbedrijven in de Veenkoloniën. Deze ontwikkeling is ook te zien aan de toename van het areaal grasland (in 2007: 1725 ha, in 2010: 2127 ha). Ook het aantal hokdierbedrijven (zoals varkens en vleeskuikens) neemt in aantal af. De blijvende bedrijven kiezen voor schaalvergroting; vanuit bedrijfseconomische noodzaak, om te voldoen aan de geldende milieu-eisen en vanuit het oogpunt van dierenwelzijn.
Bedrijfsgroottestructuur
De verdeling van agrarische bedrijven naar productieomvang in respectievelijk kleine, middelgrote en grote bedrijven wordt uitgedrukt in nge, Nederlandse Grootte Eenheid:
Bedrijfsomvang van agrarische bedrijven in nge, percentage bedrijven per groottecategorie |
Tot 32 nge 32-50nge 50-70nge 70-100nge 100-150nge >150 |
Emmen 32 9 10 11 12 26 |
ZO Drenthe 34 10 11 14 16 17 |
Tabel 3: Bedrijfsomvang van agrarische bedrijven
(Bron: landbouwtelling CBS 2007)
Over het algemeen worden bedrijven met een omvang van rond de 70 nge zeker als levensvatbaar gezien. Uiteraard is deze norm niet absoluut doorslaggevend voor het toekomstperspectief van een bedrijf. Andere factoren zoals vermogenssituatie, aard en opzet van het bedrijf, deskundigheid, leeftijd en ondernemerscapaciteiten van de ondernemer, alternatieve (parttime) gelegenheid en de marktsituatie bepalen mede de kans op een duurzaam voortbestaan. Interessant is ook de schaalvergroting die blijkt uit de gemiddelde economische omvang van de agrarische bedrijven in Emmen in de afgelopen 25 jaar: van 50 naar 175 nge nu. De laatste 10 jaar is de economische omvang echter vrij constant gebleven (in deze cijfers zijn overigens ook de vaak kapitaalintensieve glastuinbouwbedrijven meegerekend, deze maken geen onderdeel uit van het plangebied).
De bedrijven met een omvang van minder dan 32 nge hebben weinig toekomst- perspectief in de huidige opzet. Zij zullen of op korte termijn worden beëindigd of als nevenberoepbedrijf (hoofdberoep elders) worden voortgezet. Maar ook de bedrijven met een omvang tussen de 32 en 70 nge zullen in de komende jaren alle zeilen moeten bijzetten om te kunnen voortbestaan. De bedrijven die groter zijn dan 70 nge hebben zonder meer een serieus toekomstperspectief. In Emmen is dat ruim de helft.
Hieronder wordt de verdeling in bedrijfsoppervlakte van alle bedrijven gegeven:
Bedrijfsoppervlakte van hoofd- en nevenberoepbedrijven in hectare, percentage per groottecategorie |
Tot 15 ha 15-30 ha 30-50 ha 50-100 ha meer dan 100ha |
Emmen 41 16 13 20 10 |
ZO Drenthe 33 15 19 24 9 |
Tabel 4: Bedrijfsoppervlakte agrarische bedrijven
(Bron: landbouwtelling CBS 2007)
Ook in de gemiddelde bedrijfsoppervlakte is de schaalvergroting in de afgelopen 15 jaar duidelijk te zien: van 31 ha naar 49 ha (ook hier inclusief de glastuinbouwbedrijven die een relatief beperkte oppervlakte in gebruik hebben).
Productieomstandigheden
In een groot deel van het plangebied zijn de productieomstandigheden flink verbeterd in het kader van de Herinrichting Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën. In het gebied rond Schoonebeek is een herinrichting gestart, maar na enige tijd beëindigd. Er wordt nu gewerkt aan een administratieve ruilverkaveling.
Opvolgingssituatie
Opvolgen is tegenwoordig minder vanzelfsprekend dan vroeger. Agrarische jongeren zijn tegenwoordig goed opgeleid en hebben voldoende alternatieven op de arbeidsmarkt. Het besluit om wel of niet op te volgen valt vaak later en is dan een heel bewuste keuze.
Overigens zijn er ook bedrijven die qua opzet en omvang een duidelijk toekomstperspectief hebben maar waar geen “eigen” opvolger aanwezig is. Of deze bedrijven voortgezet zullen worden hangt dan af van de belangstelling en mogelijkheden van derden. Meestal zullen in ieder geval de gronden worden aangekocht door omliggende bedrijven, soms inclusief de bedrijfsbebouwing, maar vaak blijft de voormalige agrariër daar wonen of wordt de bebouwing apart verkocht, meestal aan niet-agrariërs.
De afgelopen jaren is de situatie in de agrarische sector sterk veranderd. Verwacht dat ook voor de toekomst de situatie zal blijven veranderen. De ontwikkelingen die spelen en te verwachten zijn hangen af van veel factoren. Afschaffing van marktbeschermende maatregelen, de mondiaal toenemende vraag naar productieruimte voor voedsel, hogere eisen die de consument stelt aan de kwaliteit van voedsel en de wijze waarop het is geproduceerd, verdergaande ontwikkeling van de technologie en milieu- en dierenwelzijneisen leiden tot uiteenlopende maatregelen binnen de sector en op bedrijfsniveau die de nodige investeringen vragen.
Flexibiliteit in de bedrijfsvoering zijn voorwaarden voor de continuïteit van de agrarische bedrijven. De strategieën voor inkomensverwerving en bedrijfscontinuïteit lopen uiteen van modernisering & schaalvergroting, via verdieping en verbreding (nevenactiviteiten als verkoop van streekeigen producten, agro-toerisme, zorg en educatie) tot bedrijfsbeëindiging (waardoor de opgave ontstaat om nieuwe functies voor vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing te zoeken).
De ontwikkelingen die reeds een aantal jaren spelen hebben er toe geleid dat de gemeente Emmen de afgelopen jaren beleid heeft vastgesteld met betrekking tot specifieke onderwerpen betreffende de agrarische sector. Het betreffen de volgende beleidsnotities:
Daarnaast is algemeen beleid voor de landbouw verwoord in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef.
In onderstaande beschrijving van de ontwikkelingsrichtingen voor de landbouw wordt tevens ingegaan op aspecten uit de genoemde gemeentelijke beleidsnotities.
Schaalvergroting
De op handen zijnde afschaffing van marktbeschermende maatregelen en de mondiaal toenemende vraag naar productieruimte voor voedsel noodzaken alle landbouwsectoren tot schaalvergroting. De kostprijs dient immers in de hand te worden gehouden zodat de concurrentiepositie van de landbouw op de wereldmarkt behouden en zo mogelijk versterkt wordt. Ook milieu- en dierenwelzijneisen brengen vaak schaalvergroting van oppervlakte grond èn bebouwing met zich mee.
In mei 2005 is de “Landbouwnota Gemeente Emmen, Ruimte om te ondernemen” door het college van B&W vastgesteld en door de gemeenteraad benoemd als bouwsteen voor de structuurvisie. In deze nota wordt aangegeven dat de gemeente Emmen verantwoordelijkheid neemt voor haar (weliswaar beperkte) rol in het Europese en mondiale speelveld en, gegeven de economische omstandigheden en vooruitzichten, de randvoorwaarden voor het agrarisch ondernemen op lokaal niveau optimaal zal faciliteren.
Eén van de onmiskenbaar grote kwaliteiten van Emmen is de hoeveelheid ruimte. De relatief vitale Emmense landbouwsector is een grote ruimtegebruiker en bepaalt grotendeels het aangezicht van het buitengebied. Gezien het feite dat schaalvergroting één van de kenmerkende structuurveranderingen voor de toekomst van de landbouwsector lijkt te zijn, is de ruimte van Emmen een economische factor die de landbouw kansen blijft bieden. De landbouw in Emmen heeft de potentie om de concurrentie op de internationale markt aan te gaan. Om een gezonde economische positie te behouden en te versterken zal de landbouw in de eerste plaats zélf de noodzakelijke veranderingen vorm en inhoud moeten geven. Transitie en innovatie van de landbouw gaan gepaard met vragen en opgaven waarop de sector vooral zelf de antwoorden zal moeten vinden. De overheid is ervoor om de veranderingen te ondersteunen door deze processen te faciliteren: zorgen dat de sector - zowel in letterlijke als figuurlijke zin - de ruimte heeft en behoudt om een duurzame economische toekomst inhoud te geven. De ruimtelijke ordening is voor de gemeente het belangrijkste instrument om de transitie- en innovatieopgave waarvoor de landbouw zich gesteld ziet mogelijk te maken. Het ruimtelijke ordeningsbeleid dient dan ook de goede voorwaarden te scheppen voor een ontwikkelingsgericht landbouw.
In de landbouwnota worden vier zones onderscheiden als het gaat om landbouwontwikkeling:
Figuur 3: Zones landbouwontwikkeling
Schaalvergroting is niet altijd eenvoudig. Een knelpunt is bijvoorbeeld de nu schaars geworden factor grond en de daarbij behorende hoge grondprijs.
In het grootschalige veenontginningsgebied heeft zich de afgelopen jaren een aantal melkveehouderijbedrijven gevestigd. Toen de akkerbouw moeilijke tijden doormaakte betekende dit een welkome impuls voor de landbouwsector. De situatie in de akkerbouw is echter de laatste jaren sterk verbeterd. Ook de akkerbouw wil/moet nu zijn bedrijf uitbreiden. De druk op de grondmarkt en de hoge grondprijzen worden nu als belemmering ervaren voor de schaalvergroting. De “inplaatsers” moesten veelal wijken voor stedelijke of infrastructurele ontwikkelingen elders en kunnen zich daardoor hoge prijzen permitteren.
Een ander knelpunt voor schaalvergroting is de beperkte ruimte, fysiek en qua milieubelasting, binnen de linten in het plangebied. Enkele bedrijven zullen op termijn verplaatsen om zich verder te kunnen ontwikkelen.
Zoals in de gemeentelijke landbouwnota/ structuurvisie is geconstateerd wordt verwacht dat met name in de gebieden met gunstige productieomstandigheden, zoals in de Veenkoloniën, de landbouw zich zal richten op schaalvergroting, inclusief vestiging van nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven zoals melkveehouderijbedrijven.
De intensieve veehouderijsector was voor een aantal jaren terug de eerste sector die duidelijke tegen de grenzen van het eigen bouwpereel en de maximaal toegestane staloppervlakte aanliep. De concrete aanleiding voor het opstellen van een beleidsnotitie werd gevormd door een toenemende vraag naar uitbreidingsmogelijkheden van de in de gemeente Emmen gevestigde intensieve veehouderijbedrijven. Op 27 september 2007 is de Beleidsnotitie “Verruiming bouwpercelen intensieve veehouderijen” vastgesteld door de gemeenteraad. Sindsdien voert de gemeente Emmen consistent haar eigen beleid ten aanzien van de grootte van bouwvlakken van intensieve veehouderijen. Sinds de invoering van dit beleid heeft de provincie Drenthe met diverse postzegelbestemmingsplanprocedures telkens met dit beleid ingestemd.
Het beleid van de gemeente Emmen voorziet voor bestaande intensieve veehouderijen in een bouwvlak van maximaal 2,5 hectare met een maximale staloppervlakte van 15.000 m2. Deze maximale omvang is uitsluitend toegestaan in het "landbouwontwikkelingsgebied De Monden". Volgens de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is het deelgebied De Monden het lanbouwontwikkelingsgebied van Emmen. De agrarische bedrijven worden hier dan ook maximaal gefaciliteerd. Het gaat hier om circa vijf intensieve veehouderij-locaties binnen het plangebied. Op basis van de beleidsnotitie wordt per geval en per locatie maatwerk geleverd. Een nadere afweging van een plan vindt plaats aan de lokale landschappelijke- en cultuurhistorische en natuurlijke kenmerken, de milieuwetgeving, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid van de omgeving, waterwinning, verkeeraspecten, etc.
De provincie Drenthe geeft in de zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan aan dat het gemeentelijk beleid in strijd is met de door de Provinciale Staten van Drenthe op 9 maart 2011 vastgestelde Provinciale Omgevingsverordening Drenthe, waarin is bepaald dat een bouwperceel van een intensieve veehouderij maximaal 2,0 ha. groot mag zijn. Naar aanleiding van de zienswijze heeft in december 2012 bestuurlijk overleg plaatsgevonden. Tijdens dit overleg is door de provincie aangegeven dat zij onverkort vasthoudt aan de normen uit de Omgevingsverordening. Voor een inhoudelijke discussie is geen ruimte. Ingevolge de bepalingen van de Wet ruimtelijke ordening moet een gemeenteraad de bepalingen van een provinciale verordening in een bestemmingsplan vastleggen.
Alleen in een individueel geval wil de provincie op basis van artikel 3.40 van de Omgevingsverordening medewerking aan een uitbreiding tot 2,5 ha. verlenen. Artikel 3.40 voorziet in overgangsrecht voor bestaande ruimtelijke plannen.
In het bestemmingsplan kan derhalve via een algemene wijzigingsbepaling niet worden voorzien in de mogelijkheid tot vergroting van het bouwvlak tot 2,5 ha., maar tot maximaal 2,0 ha. Op basis van artikel 3.40 kan nog één bedrijf in de gemeente Emmen doorgroeien naar 2,5 ha. en 15.000 m2 staloppervlakte. Hiervoor is een afzonderlijke procedure in voorbereiding en zal de provincie medewerking verlenen.
In paragraaf 4.4 is nader ingegaan op de vertaling van de beleidsnotitie "Verruiming bouwpercelen intensieve veehouderijen" in dit bestemmingsplan.
Voor de grondgebonden agrarische bedrijven, en dan met name de melkveehouderijbedrijven die vrij gelegen zijn in de grootschalige veenontginningen buiten de linten, is de verwachting dat op deze locaties in de toekomst een verdere schaalvergroting, vergelijkbaar met de intensieve veehouderijbedrijven, aan de orde zal zijn.
Aanvragen uitbreiding/ schaalvergroting
In het kader van de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan buitengebied Emmen (vastgesteld door de gemeenteraad, 7 april 2009) heeft een inventarisatie plaatsgebonden van de aanvragen voor verruiming van agrarische bouwvlakken. Deze inventarisatie geeft, naast ontwikkelingen en trends, een indruk van de behoefte aan schaalvergroting. Per hoofdlandschapstype (esdorpenlandschap, kleinschalige veenontginningen en grootschalige veenontginningen) zijn de aanvragen in beeld gebracht. De conclusie hieruit is dat de behoefte aan uitbreiding van agrarische bedrijven in de afgelopen tijd grotendeels passen binnen de beleidsruimte van de vigerende bestemmingsplannen en de Beleidsnotitie "Verruiming bouwpercelen intensieve veehouderijen". Een tweetal melkveehouders heeft een verzoek gedaan tot verdere vergroting dan 2,5 hectare. Dit past niet in het geldende beleid. Deze verzoeken passen wat betreft het aspect grondgebondenheid en de grootte van het agrarische bouwvlak niet in het geldende beleid. Hiervoor vindt in een afzonderlijk traject een beleidsafweging plaats.
Alternatieve stalvormen
In samenhang met de tendens van schaalvergroting in de landbouw, is de vraag naar het bouwen van alternatieve stalvormen (serre- en foliestallen) de laatste jaren toegenomen. Dit was de aanleiding om in 2010 de Beleidsnotitie Serrestallen op te stellen (vastgesteld door de gemeenteraad, 29 april 2010).
Serrestallen zijn redelijk nieuw in Nederland en wijken door hun vorm en materiaalgebruik af van de traditionele stallen. Een serrestal bestaat uit een systeem van tunnelframes en het dak heeft een gebogen vorm. De dakbedekking bestaat uit één of twee lagen kunststoffolie met daaroverheen een schaduwdoek. Er komt wel daglicht, maar geen directe zon in de stal. De wanden van de stal bestaan in het algemeen uit een lage keerwand met daarboven windbreekgaas of een ventilatiegordijn. De ventilatie gaat via de zijgevels die afhankelijk van het weer kunnen worden geopend of gesloten. Door de lichtdoorlatende dakbedekking en de ventilatiemogelijkheden in de gevels is het binnenklimaat afgestemd op het buitenklimaat. Dit is van belang voor het welzijn van de dieren.
Met het systeem van tunnelframes zijn serrestallen eenvoudig uit te breiden door de bestaande tunnels te verlengen of er een nieuwe tunnel naast te plaatsen. Voordeel daarbij is dat de stal bij een uitbreiding niet hoger wordt. Breder bouwen heeft geen hoge nok tot gevolg, iets wat bij een traditioneel zadeldak wel snel het geval is.
De investering ten opzichte van traditionele stallen is voor een agrarisch ondernemer aanzienlijk lager. Doordat de bouwwijze snel en relatief goedkoop is, is de serrestal een aantrekkelijk alternatief voor traditionele bouw.
De gemeente hanteert een positieve houding ten aanzien van aanvragen voor het bouwen van serrestallen (alternatieve stalvormen). Per aanvraag wordt maatwerk geleverd zodat recht kan worden gedaan aan de omgeving waar de aanvraag plaatsvindt. Hierbij wordt niet alleen gekeken naar bedrijfslocatie op zich, maar ook naar de eventuele invloed van het bouwen van serrestallen op specifieke kwaliteiten en belangen in de omgeving.
Verbreding
Het verbreden van de agrarische bedrijfsvoering met neventakken als natuur en landschap, toerisme, educatie, zorg enz. komt in het plangebied op agrarische bedrijven vrijwel niet voor. De vitaliteit van de landbouw, de dominantie van de akkerbouw, de cultuur van het gebied en de toch relatief lage stedelijke en recreatieve druk zijn daarvan waarschijnlijk de oorzaak.
Als ontwikkelingsrichting lijkt het voornamelijk interessant voor de nieuwe bewoners/gebruikers van voormalige agrarische gebouwen die gebruik maken van de mogelijkheden van de omgeving (rust, ruimte) en voor wie het economische aspect minder zwaar weegt. Verbreding speelt dus niet zozeer op landbouwbedrijven individueel, maar wel op gebiedsniveau door functiewijziging van voormalige agrarische erven.
Deeltijdlandbouw
Ondernemers kunnen behalve het uitoefenen van nevenactiviteiten op eigen erf ook besluiten om (man en/of vrouw) elders arbeid tegen betaling te verrichten. Het inkomen hoeft dan niet alleen meer uit het agrarisch bedrijf gehaald te worden.
Op akkerbouwbedrijven is een baan buitenshuis erbij vaak de meest voor de hand liggende optie. Het werk is seizoensgebonden en er is geen permanente aanwezigheid vereist. Ook is de toeristische aantrekkelijkheid minder dan van bedrijven met dieren. Een vaste baan erbij blijkt vaak financieel aantrekkelijker en zekerder dan verbreding van de bedrijfsvoering.
Meestal zal een dergelijk bedrijf minder behoefte hebben aan schaalvergroting, toch moet op deze bedrijven ook ontwikkeling/uitbreiding mogelijk blijven.
Specialisatie/ intensivering
Indien schaalvergroting door het gebrek aan grond niet mogelijk is, is intensiveren een alternatief. Te denken valt aan specifieke gewassen in de vorm van bijvoorbeeld vollegrondsgroenteteelt, boom- en fruitteelt. Specialisatie (verdieping) in de vorm van het produceren van streekeigen, kwaliteits en/of biologische producten kan eveneens voor enkele bedrijven een mogelijkheid zijn het inkomen aan te vullen. De productiekosten zijn vaak hoger, maar de prijzen op de markt eveneens. Ook het grondgebonden houden van rosékalveren is een vorm van agrarische bedrijvigheid dat sterk toeneemt vanwege marktontwikkelingen, veranderend consumentengedrag en wijzigingen in het Europese subsidiebeleid.
Duurzame energie
Op dit moment werkt de gemeente Emmen aan een energienota. In deze energienota wordt de huidige energetische situatie beschreven en worden kansen en knelpunten gesignaleerd.
De inzet van Emmen voor een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening wordt als volgt geformuleerd:
Voor het buitengebied kan een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening voor Emmen bijdragen aan behoud en groei van lokale werkgelegenheid, de versterking van de land- en tuinbouw in de regio, kennisontwikkeling en de toepassing daarvan en het behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied.
Met betrekking tot de land- en tuinbouw wordt geconstateerd dat in de toekomst een deel van de energievoorziening in het buitengebied zal worden gewonnen. Dit biedt kansen voor het versterken van de economische basis van de land- en tuinbouw. Dat geldt zeker voor die opties waarbij zij hun grond, dakoppervlak of afvalstromen kunnen benutten. Het inzetten op wind, zon en vergistbaar organisch materiaal kan leiden tot extra versterking van de landbouw. Ook het beschikbaar maken van een betrouwbare energiebron tegen marktconforme prijzen (geothermie) kan een belangrijke vestigingsfactor zijn.
Paardenhouderijen
De paardenhouderij is de afgelopen decennia sterk gegroeid. In Emmen zijn de afgelopen jaren met regelmaat aanvragen geweest voor diverse soorten paardenhouderijen: maneges, rijhalen, fok- en handelbedrijven. Dit was de aanleiding om in 2004 de Beleidsnotitie paardenhouderijen op te stellen (vastgesteld door de gemeenteraad, 25 maart 2004).
In de beleidsnotitie worden de paardenhouderijen onderverdeeld in een aantal categorieën. Het kan gaan om commerciële of niet-commerciële paardenhouderijen, om fokbedrijven, handelsbedrijven of maneges. Al deze verschillende soorten paardenhouderijen hebben onderling sterk uiteenlopende kenmerken als het type bedrijvigheid, ruimtelijke verschijningsvormen en economisch perspectief. Daarnaast zijn er particulieren die min of meer hobbymatig paarden houden.
Wat betreft de commerciële paardenhouderijen wordt algemeen een onderscheid gemaakt tussen productiegerichte en gebruiksgerichte paardenhouderijen.
Productiegericht
Dit zijn bedrijven die gericht zijn op het fokken van paarden. Hengstenstations, opfokbedrijven, stoeterijen en paarden- ponyfokkerijen vallen hieronder.
Gebruiksgericht
Dit zijn bedrijven waar gebruik ten behoeve van recreatie en sport centraal staat. Wel is er een duidelijk onderscheid tussen twee verschillende soorten gebruiksgerichte bedrijven.
Bedrijven die gericht zijn op training en handel van paarden hebben als doel paarden dusdanig af te richten dat deze ingezet kunnen worden in de paardensport en/ of het handelen in deze paarden. Op het recreatieve gebruik gericht zijn de dienstverlenende bedrijven. Hieronder worden verstaan maneges, paardenverhuur en paardenpensions.
In tegenstelling tot gebruiksgerichte paardenhouderijen vallen de productiegerichte paardenhouderijen wel onder de noemer agrarische bedrijvigheid. Paardenfokkerijen passen dan ook in het gemeentelijk beleidsstreven tot verbreding en structuurversterking van de agrarische sector. Bij deze constatering moet wel een voorbehoud gemaakt worden. Een paardenfokkerij is pas rendabel als niet alleen paarden gefokt worden, maar deze vervolgens ook getraind en afgericht worden tot een leeftijd waarop de verkoopwaarde van de paarden de gemaakte kosten overstijgt. Dit is pas het geval als een paard de volwassen leeftijd van drie jaar heeft bereikt. Ook in de jaren direct daarna neemt de verkoopwaarde nog toe. Al met al zal in een rendabele paardenfokkerij naast het fokken van paarden dus ook trainen en africhten een onderdeel van de bedrijfsvoering moeten zijn.
Bedrijfsbeëindiging
Zoals overal zal ook in de gemeente Emmen het aantal agrarische bedrijven afnemen. Dit biedt voor de resterende bedrijven, zoals gezegd, perspectief op schaalvergroting. Anderzijds moet er nagedacht worden over het hergebruik van de vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. Zo is de vraag naar vestiging van niet-agrarische bedrijvigheid op vrijgekomen agrarische bedrijfslocaties de laatste jaren toegenomen en de verwachting is dat deze trend zich zal doorzetten. Dit om leegstand van bedijfsgebouwen tegen te gaan, uiteindelijke verpaupering van die gebouwen te voorkomen en zodoende kapitaalsvernietiging tegen te gaan. Door andere (kleinschalige) bedrijvigheid toe te staan kan de leefbaarheid en de economische vitaliteit in het buitengebied op peil gehouden worden. Bij deze ontwikkeling dient wel rekening te worden gehouden met mogelijke effecten op de omgeving en omwonenden, bijvoorbeeld door mogelijke toename van verkeer en geluid. Ook kan vestiging van niet-agrarische bedrijvigheid betekenen dat agrarische bedrijven aan strengere milieueisen moeten gaan voldoen door bewoning of vestiging van niet-agrariërs. Dat kan leiden tot een belemmering van de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven.