Plan: | Buitengebied Emmen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0114.2009072-0710 |
Het reliëf van de Gemeente Emmen is voor een belangrijk deel ontstaan in de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 360.000 – 250.000 v. Chr.), een periode vòòr het ontstaan van het veen. Vanuit het noorden stuwen ijstongen de Hondsrug op en wordt de Hunze vallei gevormd. Het landijs zet een slecht doorlatende laag grondmorene af, de zogenaamde keileemlaag, die bestaat uit leem, zand, grind, keien en rotsblokken. Het reliëf van de Hondsrug bestaat uit een golvend maaiveld met hoogtes bij Emmen tussen 20m en 28m. De oostzijde van de Hondsrug kent een opvallende rechte en, plaatselijk, steile rand. Vooral ter hoogte van Weerdinge – Emmerschans is deze steilrand goed herkenbaar in het landschap. De Hondsrug heeft twee subruggen die zich ten zuiden van Emmen splitsen en vervolgens onder het veen duiken. Op de oostelijke rug liggen nederzettingen als Weerdinge, Emmerschans en Nieuw-Dordrecht, terwijl Emmen, Noord- en Zuid-Barge en Erica op de westelijke rug zijn gesticht. De Hondsrug is o.a. zichtbaar door het sterk oplopende talud van het Van Echtenskanaal tussen Erica en Klazienaveen. Hier vaart men letterlijk de Hondsrug in.
In de laatste fase van het Saalien, wanneer het klimaat opwarmt, smelt de ijskap en worden zowel vertakte beeklopen zoals de Sleenerstroom op het keileemplateau gevormd, als het smeltwaterdal van het latere veencomplex Bourtangermoor. Het dal wordt later weer gedeeltelijk opgevuld met o.a. rivierzanden. Tijdens de laatste ijstijd, het Weichelien (100.000 – 10.000 v. Chr.) bereikt het landijs Nederland niet en is hier een soort toendraklimaat waarbij door stormen dekzanden werden afgezet. Toen omstreeks 10.000 v. Chr. een klimaatverbetering inzette, steeg het grondwaterpeil en vormde zich in de dalvlakte gunstige omstandigheden voor veenvorming. De veenvorming werd aanvankelijk beïnvloed door het plaatselijk aanwezige reliëf. Zo blokkeerde een dekzandrug tussen Nieuw-Dordrecht en Barger-Compascuum lange tijd de afwatering in noordwestelijke richting. Tot ca. 5000 v. Chr. werd het veen vooral gevormd door het afstromend oppervlaktewater en het ijzerrijke kwelwater vanaf de Hondsrug. Zo ontstonden laagveengebieden ten noordoosten van Nieuw-Dordrecht en langs de Hondsrug. Her en der groeide ook berk en grove den. Toen vanaf ca. 4500 v. Chr. het grondwaterpeil zijn hoogste stand bereikte, breidde de veenvorming zich uit over een groter gebied en werd ook ten zuiden van de dekzandrug tussen Nieuw-Dordrecht en Barger-Compascuum laagveen gevormd. Echter, pas na 3100 v. Chr. kreeg de hoogveenvorming de overhand en verspreidde zich ook geleidelijk over de hogere delen van de Hunzelaagte. Een dikke laag veenmosveen (=hoogveen) bedekte zo de moerassen bosvenen. Doordat veenmosveen regenwater kan vasthouden, kan het onafhankelijk van het grondwaterpeil groeien. Met een groeisnelheid van ca. 15cm per eeuw en een watergehalte van 80% tot 90% is zo in de loop der eeuwen een metersdik vrijwel onbegaanbaar veenpakket, het Bourtanger veen, ontstaan. Twee opduikingen, dekzandvlaktes, zijn niet of nauwelijks met veen bedekt geweest namelijk de omgeving van Roswinkel en een gebied bij Nieuw-Amsterdam.
Het veenlandschap kenmerkte zich door veenbulten van 5 à 10 meter hoog met daartussen slenken die het water afvoerden. In het noorden van de Gemeente Emmen lag het Valtherdiep. Door de grootschalige veenontginningen is deze beek vrijwel niet meer herkenbaar aanwezig. Het zuidelijke deel van het Bourtanger veen waterde vanuit zijbeekjes (Ellenbeek, Bargerbeek) via het Schoonebeekerdiep af naar de Vecht. Het noordelijk deel waterde af via de veenstroom de Runde die zijn oorsprong vond in het Zwarte Meer. Bij Roswinkel is de Runde een beekdal op het zand. Zowel de veenmeren zoals die bij Zwartemeer als de beken op het veen zijn met het afgraven van het veen verdwenen.
Het veen is geheel of gedeeltelijk afgegraven en de dalgronden zodanig bewerkt dat de oorspronkelijke ondergrond niet meer afleesbaar is in het huidige landschap. Veenrestanten zijn nog te vinden in het Bargerveen en in de omgeving van Barger- Compascuum, Nieuw-Dordrecht en Barger-Oosterveld.
Figuur 1: Bodemkaart
De gronden op de uitlopers van de Hondsrug zijn zogenaamde veldpodzolgronden voor (code Hn 21 en Hn23 c.q. licht bruine kleur op de bodemkaart). Dit zijn zandgronden met een dunne (0 – 30cm) humushoudende bovenlaag. Op deze gronden lagen veelal de voormalige heidevelden.
Ook zijn delen door eeuwenlange landbouwkundige exploitatie omgevormd tot ‘esgronden’ (donkerbruin op de bodemkaart). Hier is de humushoudende bovenlaag tussen de 30 – 50cm dik. In tegenstelling tot dorpen in buurtgemeentes zoals Zweeloo, Sleen en Erm kent de Gemeente Emmen geen dikke eerdgronden waarbij de humushoudende bovenlaag dikker is dan 50cm.
Bij Roswinkel komen zowel veldpodzolgronden als zandgronden met een matig dikke humushoudende laag (15cm – 50cm) voor. Dit zijn gooreerdgronden (code pZn21 c.q. geel), kalkloze zandgronden die door de mens wat langer in exploitatie zijn geweest en daardoor een dikkere humushoudende laag hebben dan de veldpodzolgronden maar minder dik dan de esgronden. Gooreerdgronden komen voor op de bovenlopen van beekdalen.
In het stroomgebied van de Sleenerstroom komen zandige beekeerdgronden (code pZg.. c.q. groen) als Madeveengronden (code aV.. c.q. paars) voor. De veensoort van de madeveen is overwegend rietzeggeveen. Madeveen komt vooral voor in beekdalen en de naam is afgeleid van de Drentse beekdalen (madelanden). Bij de Sleenerstroom kunnen ze plaatselijk zeer ijzerrijk zijn.
In het zuiden van de Gemeente Emmen ligt het beekdal van het Schoonebeekerdiep met lage, niet uitgeveende vlierveengronden en wat hoger gelegen zandkoppen waar de oude bewoningkernen Oosteinde (nu Oosterse bos), Middendorp, Kerkeinde (nu Schoonebeek) en Westeinde (nu Westerse bos) op liggen. De veensoort van de vlierveengronden is overwegend veenmosveen (sphagnum).
Een groot gedeelte van het veenkoloniale ontginningsgebied bestaat uit zogenaamde dalgronden. Dit zijn gronden die zijn ontstaan door na de afgraving van het hoogveen de bolsterlaag weer terug te zetten. Vervolgens werd op de toplaag zand uit de wijken aangebracht. Delen van het hoogveen zijn niet of slechts gedeeltelijk verveend. Deze worden op de bodemkaart als ‘Veen in ontginning’ weergegeven (code AVo).
In het uitvoeringsprogramma behorende bij de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef is de Ruimtelijke waardenkaart opgenomen (project 2.1). In september 2011 is de Ruimtelijke waardenkaart vastgesteld door de gemeenteraad. Naast een uitwerking van de structuurvisie is de herziening van dit bestemmingsplan Buitengebied Emmen aanleiding voor het opstellen van de Ruimtelijke waardenkaart.
De Ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de gemeente Emmen. Het geeft een beschrijving van het ontstaan van het landschap en stelt de belangrijkste karakteristieken van het landschap vast, geeft de knelpunten aan met betrekking tot hedendaagse ruimtelijke ontwikkelingen en stelt een strategie op voor behoud, versterking en ontwikkeling van landschap in relatie tot cultuurhistorie.
De Ruimtelijke waardenkaart biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie; de 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer binnen de gemeente. Het document biedt concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap in relatie tot cultuurhistorie en geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden.
Aan de westzijde van de gemeente Emmen ligt het besloten esdorpen-landschap op de Hondsrug, aan de oostzijde het uitgestrekte, open veenkoloniale gebied. Dit onderscheid is de belangrijkste ruimtelijke kwaliteit van Emmen. Het contrast tussen de zand- en veenondergrond heeft door de eeuwen heen vorm gekregen in twee landschapstypen met kenmerkende nederzettingsvormen en grondgebruik. De verschillen zijn herkenbaar in vele ruimtelijke elementen en structuren: in het watersysteem, de infrastructuur, de beplanting en de vorm van de dorpen. De tegenstelling tussen fijnmazig en besloten tegenover grootschalig en open, tussen rijk aan reliëf en kronkelig tegenover vlak en recht is een bijzondere kwaliteit. Deze diversiteit van het landschap is heel herkenbaar en karakteristiek voor Emmen. Naast het esdorpenlandschap en de veenkoloniën zijn ook het hoogveen en de randveenontginning te onderscheiden als karakteristieke landschappen.
In de Ruimtelijke waardenkaart wordt het landschap van de gemeente Emmen onderverdeeld in een drietal grote eenheden:
In het kader van dit bestemmingsplan is de Ruimtelijke Waardenkaart verder uitgewerkt in het rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief landschap". In dit rapport worden de algemene ruimtelijke en visuele aspecten zoals beschreven in de Ruimtelijke Waardenkaart verder uitgewerkt naar een lager (meso) schaalniveau. Het rapport is toegevoegd in Bijlage 2 Rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap" van de regels.
Doel van dit rapport is om, gegeven de gelaagdheid, dynamiek en variatie van het landschap, inzicht te geven in de karakteristieken die het landschap in een gebied bepalen en de mate waarin deze nog herkenbaar aanwezig zijn in het huidige landschap. Inzicht in de landschappelijke karakteristieken biedt de gemeente en initiatiefnemers de mogelijkheid verantwoorde overwegingen te nemen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dit rapport dient dan ook als beoordelingskader én inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen.
In lijn met de Ruimtelijke Waardenkaart kent dit rapport een aantal uitgangspunten ten aanzien van het landschap van de gemeente Emmen:
Een gelaagd landschap
Het landschap van de Gemeente Emmen is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. Afhankelijk van de wensen en beschikbare technische mogelijkheden in een bepaalde tijd heeft de mens het landschap aangepast en veranderd. Iedere tijdsperiode heeft zo zijn eigen karakteristieken aan het landschap toegevoegd. Hierbij werd het voorgaande soms geheel maar vaak ook slechts gedeeltelijk uitgewist. Het resultaat is dat het huidige landschap een gelaagd landschap is met, naast elkaar, elementen en structuren uit verschillende tijdsperiodes. In cultuurhistorisch opzicht is het dus een rijk landschap.
Een dynamisch landschap
Het landschap van de Gemeente Emmen is ook een zeer dynamisch landschap. Wanneer de topografische kaart van 2005 naast die van 1905 wordt gelegd, wordt duidelijk welke ingrijpende ontwikkelingen in een relatief korte periode hebben plaatsgevonden. Zo zijn de heidegronden voor een belangrijk deel in deze periode ontgonnen. Maar ook de grootschalige hoogveenontginningen zijn in bepaalde delen van de gemeente nog doorgegaan tot na WO II. Dit betekent dat de Gemeente Emmen naast oude ook jonge landschappen kent en ook op dit moment is er nog steeds sprake van een grote mate van dynamiek.
Een gevarieerd landschap
Mede door de gelaagdheid en dynamiek kent de Gemeente Emmen een zeer gevarieerd landschap. Binnen de drie hoofdlandschapstypen zijn verschillende landschappelijke eenheden te onderscheiden die in ruimtelijk en visueel opzicht van elkaar verschillen.
Figuur 2: Indeling drie hoofdlandschappen uit het rapport
"De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap".
Werkwijze
De analyse van de landschappelijke karakteristieken vindt in een aantal 'stappen' plaats. Eerst worden de algemene karakteristieken van de drie hoofdlandschapstypen kort weergegeven. Vervolgens komen de algemene karakteristieken van de landschappelijke eenheden aan bod. Zo wordt binnen het esdorpenlandschap bijvoorbeeld de karakteristieken van de es gegeven en bij de grootschalige hoogveenontginningen de karakteristieken van het dubbel kanaal systeem. Daarna wordt per gebied, bijvoorbeeld de Schimmer- en Emmer es, een analyse gegeven van de mate waarin de algemene karakteristieken van bijvoorbeeld de es nog in het huidige landschap herkenbaar aanwezig zijn.
Tenslotte wordt bij de per gebied beschreven analyse als hulpmiddel de zogenaamde gaafheidsmatrix weergegeven. In deze matrix wordt de mate waarin de landschappelijke karakteristieken nog aanwezig, dan wel afwezig zijn, gekwantificeerd. Per gebied wordt dus zowel een inhoudelijke analyse als de gekwantificeerde aan- of afwezigheid van de karakteristieken gegeven. De inhoudelijke analyse én de gaafheidsmatrix zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dienen in samenhang te worden gelezen.
Bij een analyse van een gelaagd, dynamisch en gevarieerd landschap verdienen de volgende nuances de aandacht. Als eerste wordt duidelijk dat overgangen tussen verschillende landschappen soms zeer geleidelijk kunnen zijn. In dat geval is het moeilijk om een grens tussen twee verschillende landschappen te trekken. In tegenstelling tot bijvoorbeeld gemeentelijke of landsgrenzen staan de grenzen van een landschap niet vast. Gebieden kunnen karakteristieken hebben van bijvoorbeeld zowel het esdorpenlandschap als de kleinschalige veenontginingen. Op basis van de bodemkaart, historische topografische kaarten en eerdere studies (o.a. Provinciaal Omgevingsplan Drenthe, Landschapsonderzoek Gemeente Emmen, Veenatlas, Ruimtelijke Waardenkaart) is een keuze gemaakt voor de grenzen tussen gebieden.
Ten tweede kunnen, doordat het landschap van Emmen een gelaagd landschap is, in één gebied karakteristieken uit verschillende tijdsperiodes aanwezig zijn. Gekozen is voor die landschappelijke laag waarvan de meeste karakteristieken in het huidige landschap aanwezig zijn. Bijvoorbeeld: het gebied ten noorden van Roswinkel en ten oosten van de Ertsstraat/Roswinkelerstraat. Dit gebied, dat op de Hottingerkaart van 1773 – 1794 Heerenland en Roswinkeler Groenland wordt genoemd, is oorspronkelijk kleinschalig ontgonnen. Echter, door landschappelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld ruilverkaveling etc.) heeft het landschap meer een maat, schaal en beeld gekregen van een grootschalig landschap. Het gebied wordt dan ook tot de grootschalige landschappen gerekend. In de analyse komen die karakteristieken uit de periode van de kleinschalige ontginningen die tot op de dag van vandaag nog wel herkenbaar, zoals bijvoorbeeld de kavel- en bebouwingsstructuur, aan bod.
Met inachtneming van twee bovengenoemde nuances is binnen de drie hoofdlandschapstypen een nadere gebiedsindeling gemaakt. Per gebied zijn de volgende landschappelijke karakteristieken inhoudelijk geanalyseerd: de aard- en bodemkundige ondergrond, de periode voor de drie cultuurlandschappen, de wegenstructuur, de bebouwingsstructuur, de verkavelingsstructuur, de waterstructuur, de beplantingsstructuur en de visuele aspecten.
De ligging van de landschappelijke eenheden en gebieden is genummerd weergegeven in het rapport. Per eenheid en genummerd gebied is aangegeven op welke pagina van het rapport de inhoudelijke analyse te vinden is.
Het laatste deel bestaat uit de gaafheidsmatrix, de kwantitatieve weergave van de mate waarin bepaalde karakteristieken in de gebieden aanwezig zijn in het huidige landschap. De gaafheidsmatrix én de voorgaande kwalitatieve analyse zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dienen in samenhang te worden gelezen.
Begrip en inzicht in de landschappelijke opbouw kan als inspiratiebron werken bij landschappelijke ingrepen. De landschappelijke analyse “De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap” biedt een handvat voor het uitwerken van nieuwe ontwikkelingen (naast andere elementen die daarbij van belang zijn, zoals bijvoorbeeld bedrijfseconomische belangen, maatschappelijke en economische aspecten, de sociale en fysieke omgeving). De gaafheidsmatrix is afgeleid van de analyse en dit vormt samen met de inhoudelijke analyse een concreet toetsingskader bij het inschatten van de ruimtelijke consequenties van nieuwe ontwikkelingen. Deze ruimtelijke consequenties worden altijd afgewogen tegen andere belangen en consequenties van de mogelijke nieuwe ontwikkeling in maatschappelijke, economische, milieutechnische of andere zin.