direct naar inhoud van 5.4 Toelichting op de bestemmingen
Plan: Zwartemeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009069-0701

5.4 Toelichting op de bestemmingen

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Voor elke bestemming is afzonderlijk een bestemmingsregel opgenomen. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 25 artikelen.

Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsvlak de maximale bouw- en / of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijgebouwen of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit
Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitsbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitsregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan zijn de volgende flexibiliteitsregelingen opgenomen:

  • afwijkingen met omgevingsvergunning van de bouwregels;
  • afwijkingen met omgevingsvergunning van de gebruiksregels;
  • nadere eisen;
  • wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro.


De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijking van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning.
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor de afwijken en de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
 
1 de woonsituatie:  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, er dient rekening gehouden te worden met:
1 verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
2 overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
3 de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
het uitzicht;
4 de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2 het straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
1 een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
2 de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
3 gevelbeelden;
4 de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
5 de hoogtedifferentiatie;
6 de situering van gebouwen op het perceel;
7 de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 m² bedraagt.  
3 de culthuurhistorie  
1 cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4 de verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
1 verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
2 overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
3 benodigde uitzichthoeken van wegen;
4 de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
5 de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
6 de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5 de (sociale) veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
1 de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
2 de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.  
6 brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
1 aanwezigheid van kwetsbare objecten;
2 de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
3 de bereikbaarheid van de bouwwerken;
4 de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7 de milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
1 de mate van hinder voor de omliggende functies;
2 de gevolgen voor de externe veiligheid;
3 de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
4 de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
5 de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
6 de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
7 de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8 gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Beoordelingscriteria afwijkingen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Staat van Inrichtingen

In diverse bestemmingsregels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een een staat van inrichtingen. De toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld. Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade.

Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. Wij hebben daarom zelf een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.

Bescherming van waarden door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische waarden te beschermen is bij de bestemming 'Agrarisch-Grondgebonden' (artikel 3) een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden opgenomen.

Door het opnemen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het stelsel van Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met een Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen extra gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd. Voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het kader. Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1. Inleidende regels (artikel 1 en 2);

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels (artikel 3 t/m 24);

Hoofdstuk 3. Algemene regels (artikel 25 t/m 29);

Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels (artikel 30 en 31).

De inhoud van de verschillende artikelen wordt als volgt toegelicht:

5.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om interpretatieproblemen zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast wordt

aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1: Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2: Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.4.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3: Agrarisch

De voor 'Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van agrarische bedrijven. Binnen deze bestemming zijn geen bouwvlakken opgenomen zodat het niet mogelijk is te bouwen.

Artikelen Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied. Als gevolg van de verschillen in mate van hinder die de bedrijven veroorzaken, valt de bestemming 'Bedrijf' in dit bestemmingsplan uiteen in 3 bestemmingen. Deze zijn:

Artikel 4: Bedrijf Milieucategorie 2;

Artikel 5: Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen;

Artikel 6: Bedrijf-Nutsvoorzieningen.

De bestemming 'Bedrijf - Milieucategorie 2' is toegekend aan de zelfstandige bedrijven in het plangebied die qua hinder vallen onder de milieucategorie 1 en 2.

De in het plangebied voorkomende bedrijven zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen.

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat in woongebieden in principe alleen milieucategorie 1 en 2 bedrijven (de zogeheten lichte vormen) gevestigd kunnen worden. De toegestane vormen van bedrijvigheid in zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor Zwartemeer een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.

Voor alle bedrijvenbestemmingen geldt dat de bebouwing dient te worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken.

Wonen mag alleen plaatsvinden in de reeds bestaande bedrijfswoningen en niet in bedrijfsruimten. De bedrijfswoning zover deze aanwezig is wordt op de verbeelding met een aanduiding 'bw' weergegeven.

In de bestemming Bedrijf zijn afwijkingen met omgevingsvergunning van de bouwregels opgenomen om het bestemmingsplan flexibeler te maken. Naast algemene afwijkingen (o.a. Daarnaast zijn ten aanzien van het gebruik ontheffingsmogelijkheden opgenomen om bedrijven toe te staan die niet in de lijst zijn opgenomen of bedrijven uit een anders categorie dan opgenomen in de lijst als het bedrijf minder hinder of gelijkwaardige hinder veroorzaakt dan in de bedrijvenlijst verondersteld.

De artikelen 4 en 5 kennen een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid heeft betrekking op het wijzigen van het gebruik van de (bedrijfs)bebouwing voor een woonfunctie of voor een sociale, culturele, medische, maatschappelijke en educatieve functie, waaronder expositieruimten.

Artikel 4: Bedrijf-Milieucategorie 2

De voor 'Bedrijf-Milieucategorie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden uit de milieucategorieën 1 en 2 zoals genoemd in de Staat van inrichtingen welke is opgenomen in de bijlage bij de regels. De toegestane vormen van bedrijvigheid zijn ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009 (groene boekje). Op basis van deze lijst is voor Zwartemeer een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.

Voor een vijftal bedrijven is een specifieke vorm van bedrijf opgenomen in verband met hun afwijkende milieucategorie. Op deze adressen mogen uitsluitend de huidige vormen van bedrijvigheid bestaan. Bij eventuele bedrijfsbeëindiging mag hetzelfde soort bedrijf opnieuw worden gevestigd of een bedrijf uit milieucategorie 1 en 2 die worden genoemd in de Staat van inrichtingen die als bijlage is gevoegd bij onderhavig bestemmingsplan. Deze bedrijven zijn:

  • Eemslandweg 41 t.b.v. een smederij/lasinrichting/bankwerkerij (milieucategorie 3.1);
  • Eemslandweg 45 t.b.v. een goederenwegvervoersbedrijf;
  • Eemslandweg 70/70a t.b.v. een metaaloppervlaktebehandelbedrijf: lakspuiten en moffelen (milieucategorie 3.1);
  • Perceel ten oosten van Hogeweg 11 t.b.v. een sloopbedrijf (milieucategorie 3.1);
  • Eemslandweg 39/39a t.b.v. een kunststofverwerkingsfabriek zonder fenolharsen (milieucategorie 4.1).

Artikel 5 : Bedrijf - Nutsvoorzieningen

De voor 'Bedrijf-Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor nutsvoorzieningen en de daarbij behorende gebouwen met een maximum bouwhoogte van 4 meter. Het betreft onder andere transformatorhuisjes en gasdruk-regelstations.

Artikel 6 : Bedrijf-Verkooppunt motorbrandstoffen

Op het adres Eemslandweg 28 is een verkooppunt motorbrandstoffen gevestigd zonder LPG. Naast de verkoop van motorbrandstoffen, zonder LPG, is binnen deze bestemming uitsluitend detailhandel in bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden opgericht. Wel is het mogelijk om een luifel (een ander bouwwerk) binnen het bouwvlak op te richten.

Artikel 7: Bedrijventerrein

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bedoeld voor bedrijven in de milieucategorie 1 en 2. Voor het goederenwegvervoersbedrijf op het perceel Kamerlingswijk OZ 8 (milieucategorie 3.1) is een specifieke vorm van bedrijf opgenomen in verband met de afwijkende milieucategorie. De toegestane vorm van bedrijvigheid zijn ontleend aan het "Groene boekje" Bedrijven en Milieuzonering (2009). Op basis van deze lijst is voor het bedrijventerrein een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen. Het is mogelijk om binnen deze bestemming te wonen indien de gronden op de kaart zijn aangeduid met een "bw".

Gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd en geluidzoneringsplichtige inrichtingen zijn ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh), risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven uitgesloten.

Artikel 8: Cultuur en ontspanning, Kinderboerderij

De voor 'Cultuur en ontspanning, Kinderboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor een kinderboerderij met dierweide.

Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden, met als voorwaarde dat niet meer wordt gebouwd dan in de regels is aangegeven.

Artikel 9: Gemengd

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van dienstverlening, detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

Artikel 10: Groen

Structuurbepalend groen, waaronder de openbare groenstroken tussen zijtuinen van woningen en de openbare weg en de grotere groenstroken, zijn bestemd als "Groen'. Binnen de bestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht. Binnen deze bestemming is tevens het aanleggen/verleggen van voetpaden/fietspaden mogelijk. Ook het buurtgroen en speelveldjes vallen onder de bestemming 'Groen'.

Artikel 11: Horeca-1

De horeca-inrichtingen in het plangebied zijn in verband met de bijzondere functie en mogelijke hinder afzonderlijk geregeld, in de zin van een eigen horecabestemming met specifieke klasse- aanduiding. De zwaarte van de klasse- aanduiding heeft met name te maken met de dag-, avond- of nachtelijke openingstijden en, in het verlengde hiervan, de verkrijgbaarheid van (sterk) alcoholische dranken. In de begripsomschrijvingen (artikel 1) is van de verschillende horecabedrijven een nadere omschrijving opgenomen.

De voor 'Horeca-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor een horeca-inrichting in de categorie 1. Het betreft horecabedrijven die voornamelijk gericht zijn op het verstrekken van etenswaren. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Binnen deze bestemming is het mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning '(bw).

Artikel 12: Horeca-3

De voor 'Horeca-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor een horeca-inrichting in de categorie 1, 2 en 3. Het betreft (eet)cafés en vergelijkbare horeca-inrichtingen. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd tw worden.

Artikel 13: Maatschappelijk

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en ondergeschikte bouwwerken, parkeervoorzieningen, sport- en speelgelegenheden en dergelijke.

Artikel 14: Maatschappelijk - Begraafplaats

Binnen het plangebied zijn twee begraafplaatsen aanwezig. De begraafplaatsen zijn gelegen achter de woningen aan het Verlengde van Echtenskanaal NZ nrs. 49 - 57 en aan de Hogeweg naast de kerk. De voor 'Maatschappelijk- Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats / graven en een onderhoudsgebouw. Andere bouwwerken, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, toegangswegen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen mogen binnen deze bestemming eveneens opgericht worden.

Artikel 15: Maatschappelijk - Onderwijs

De gronden aangewezen voor "Maatschappelijk, onderwijs" zijn bedoeld voor scholen ten behoeve van het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagopvang en buitenschoolse opvang.

Artikel 16: Maatschappelijk - Religie

De kerken aan het Verlengde van Echtenskanaal 33, de Mollemastraat 5, De Hoven 8 en de Hogeweg 50 zijn onder de bestemming 'Maatschappelijk-Religie' gebracht. Binnen de bestemming is het mogelijk om te wonen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw).

Artikel 17: Sport

Binnen de bestemming Sport zijn alle sportaccommodaties en sportvelden binnen het plangebied ondergebracht.

Bebouwing mag alleen binnen de aangegeven bouwvlakken plaatsvinden. Het is mogelijk om de gronden die bestemd zijn voor sport te gebruiken voor evenementen zoals een kermis, of jaarlijks wederkerende activiteiten. Voor de sportbestemmingen geldt dat ten dienste van de bestemming een horeca - 1 functie aanwezig mag zijn. Bij een dergelijke Horeca - 1 functie moet gedacht worden aan een sportkantine. Een zelfstandige Horeca - 1 functie is niet toegestaan.

Artikel 18: Tuin

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen. Door de tuinen specifiek te bestemmen wordt voorkomen dat het straatbeeld wordt aangetast door ongewenste bebouwing voor de voorgevel.

Artikel 19: Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, de bermen, bermsloten en bermbeplanting opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

Artikel 20: Verkeer - Verblijfsgebied

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten, parkeervoorzieningen en wegen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende erven en percelen. Behoudens garageboxen mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden opgericht. Deze functies zijn echter wel specifiek met een aanduiding op de verbeelding aangebracht.

De bestemmingen bieden de mogelijkheid om waterhuishoudkundige voorzieningen te treffen voor het afvoeren van water of het extra bergen van water.

Artikel 21: Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende (hoofd)watergangen en waterpartijen.

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk om andere bouwwerken zoals bruggen, dammen en of duikers aan te leggen, echter deze mogen de waterhuishouding niet belemmeren.

Artikel 22 t/m 24 Woonbestemmingen

In het bestemmingsplan is een onderscheid gemaakt tussen drie verschillende woningtypes. Het betreft aaneengebouwde woningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen.

Bestemmingsomschrijving en gebruiksregels

Binnen de drie woonbestemmingen wordt de mogelijkheid geboden voor de (her)bouw van woningen en de realisatie van daarbij behorende voorzieningen. Dit laatste is tevens bedoeld om ondergeschikte, aan de woonfunctie grenzende voorzieningen (bijvoorbeeld groenvoorzieningen of toegangswegen) waarvan de feitelijke begrenzing niet exact blijkt samen te vallen met de bestemmingsgrens onder de woonbestemming te brengen.

Bouwregels

Voor alle woonvormen geldt dat het hoofdgebouw binnen het bouwvlak gerealiseerd moet worden. Voor wat betreft de bouw- en goothoogte wordt uitgegaan van de bestaande maatvoering, tenzij anders is aangeduid op de verbeelding. Hetzelfde geldt voor de dakhelling. Daarnaast geldt dat het hoofdgebouw op de gevellijn moet worden gebouwd. Tussen de woningtypes bestaat wel enig onderscheid in de uitbreidingsruimte (zie hieronder). Een ander verschil betreft de maximale oppervlakte aan- en bijgebouwen die op een perceel mogen worden gebouwd.

Afwijkingen

Naast afwijkingen voor wat betreft het bouwen op- of achter de gevellijn en maatvoeringen van bijgebouwen zijn tevens ontheffingen opgenomen voor het realiseren van 30 m² extra bebouwing voor de realisatie van WMO voorzieningen.

Binnen de woonbestemmingen zijn tevens aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten toegestaan. Voor de precieze inhoud van deze definitie en de voorwaarden moet gekeken worden in de beleidsnotitie aan-huis- gebonden beroepen van de gemeente Emmen. Hierin staan diverse randvoorwaarden die hiervoor van toepassing zijn. Onder andere het maximaal te gebruiken vloeroppervlak en de voorwaarde dat de woonfunctie in ruimtelijk en visuele zin primair moet blijven.

Artikel 22: Wonen - Aaneengebouwd

Bij 'Wonen - Aaneengebouwd'gaat het om grondgebonden aaneengesloten woningen, waarbij meer dan twee woningen onder één kap zijn geplaatst (rijwoningen). Bij dit type woningen wordt het bouwvlak direct om de bestaande hoofdgebouwen gelegd. Op die manier kunnen geen uitbreidingen worden gerealiseerd die een negatieve invloed kunnen uitoefenen op naastgelegen percelen.

Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 35 m² mag bedragen. Daarnaast is bepaald dat het zij- en achtererf voor maximaal 50% mag worden bebouwd. Beide regels voorkomen dat het erf wordt volgebouwd en een rommelig beeld ontstaat. In de meeste gevallen zal de beperking van de oppervlakte maatgevend zijn.

Ook de maximale maatvoering (bouw- en goothoogte) van aan- en bijgebouwen is vastgelegd in de regels. Er bestaat een uitzondering op deze algemene regels waarbij voor de bijgebouwen de aanduiding 'bijgebouwen' (bg) is gebruikt. Bij deze bijgebouwen is de maatvoering van de bestaande bijgebouwen het uitgangspunt.

Artikel 23: Wonen - Twee aaneen

Bij 'Wonen - Twee aaneen' gaat het om grondgebonden woningen die een kap delen met een andere woning. Ook bij dit type woningen wordt het bouwvlak direct om de bestaande hoofdgebouwen gelegd.

Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 50 m² mag bedragen. Ook hier geldt het maximale bebouwingspercentage van 50%.

Artikel 24: Wonen - Vrijstaand

Bij 'Wonen-Vrijstaand' gaat het om grondgebonden vrijstaande woningen. Het aantal grondgebonden vrijstaande woningen binnen het plangebied mag niet vermeerderd worden, zodoende mag er maar één woning per bouwvlak worden gebouwd. Op de verbeelding zijn met een aanduiding op de volgende locaties nog bouwmogelijkheden voor het bouwen van één vrijstaande woning per bouwperceel, dit betreft: Eemslandweg tussen de nrs. 112 en 114, Kamerlingswijk WZ tussen de nrs. 84 en 86 en de Nieuweweg tussen de nrs. 80 en 83.

Ten aanzien van de aan- en bijgebouwen geldt dat de oppervlakte maximaal 75 m² mag bedragen bij een perceelgrootte van minder dan 1000 m². Bij een perceelgrootte van 1000 m² of meer mag de oppervlakte aan aan- en bijgebouwen maximaal 100 m² bedragen. Ook hier geldt het maximale (totale) bebouwingspercentage van 50%.

5.4.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

Artikel 25: Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 26: Algemene bouwregels

In artikel 26 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel 26 genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Artikel 27: Algemene gebruiksregels

Bij de formulering van de gebruiksbepalingen is een algemene formulering aangehouden. Deze gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. Dit maakt het noodzakelijk dat de bestemmingsomschrijving voldoende duidelijk is.

Artikel 28: Algemene aanduidingsregels

Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen is de aanduiding Geluidzone-weg toegevoegd in verband met het milieubeleid in de gemeente Emmen. De Geluidzone-weg in het bestemmingsplan is afkomstig van de A-37, Zuidervaart OZ, Eemslandweg, Verlengde van Echtenskanaal, Klemstrook en Kamerlingswijk WZ. Deze wegen zijn druk bereden wegen binnen het plangebied. De aanduiding Geluidzone-weg heeft de bedoeling te voorkomen dat er in geluidgevoelige gebouwen ruimten worden gerealiseerd binnen de geluidzone van een weg, als daardoor een te hoge geluidbelasting optreedt. Indien om een of andere reden een weg niet meer zoneplichtig is, kan deze aanduiding van de verbeelding worden verwijderd middels een hiertoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid.In het bestemmingsplan wordt in beginsel geen uitbreidingen van geluidgevoelige bestemmingen in de geluidzones mogelijk gemaakt. Voor eventuele realisatie van nieuwe geluidgevoelige bebouwing of uitbreidingen van bestaande geluidgevoelige bebouwing zal vooraf eerst bekeken moeten worden of realisatie of uitbreiding mogelijk is binnen de gestelde geluidwaarden dan wel of het mogelijk is om een hogere grenswaarde geluid vast te stellen. Bij de bepaling van de zones voor het wegverkeerslawaai is aangesloten bij het akoestisch onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan is uitgevoerd (bijlage 3).

Artikel 29: Algemene afwijkingsregels

De afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. De afwijkingen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels afwijking kan worden verleend. Dit betekent dat niet twee keer afwijking kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

5.4.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

Artikel 30: Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

Artikel 31: Slotregel

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan "Zwartemeer".