direct naar inhoud van 3.3 Ecologie
Plan: Emmen, Emmermeer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009059-0701

3.3 Ecologie

3.3.1 Algemeen

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) omgevingsvergunning te krijgen. omgevingsvergunningen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV.

In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden);
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten);
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De gebieden van Europees belang worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

Naast de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet is ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) het rijks- en provinciaal beleid van toepassing. Voor ontwikkelingen binnen de EHS geldt het ''nee, tenzij-principe''. Dit betekend dat er geen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden die de natuurlijke kenmerken van de EHS aantasten. Onder de voorwaarde van compensatie zijn er mogelijkheden tot omgevingsvergunning.

3.3.2 Toetsing bestemmingsplan
3.3.2.1 Gebiedsbescherming

In de directe omgeving van het plangebied zijn Natura 2000-gebieden gelegen. Het Valterbos en de Emmerdennen, aan de noord- en oostzijde van het plangebied, maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur. Omdat dit plan een conserverend plan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2009059-0701_0009.png"
Figuur 3.6: Begrenzing van de EHS in de omgeving van het plangebied

3.3.2.2 Soortenbescherming

Wanneer er in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat ontheffing op grond van artikel 75 van de FFW is verleend.