direct naar inhoud van 3.4 Fysieke veiligheid
Plan: Nieuw-Dordrecht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009047-0702

3.4 Fysieke veiligheid

3.4.1 Algemeen

Omdat fysieke veiligheid een belangrijke voorwaarde is voor een aangename woon-, werk- en leefomgeving, is vanuit de brandweer richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) Nieuw-Dordrecht. Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.4.2 Externe veiligheid

Bij het begrip (externe) veiligheid kan men denken aan de bescherming tegen risico's die men loopt in de nabijheid van inrichtingen, leidingen en wegen waar incidenten kunnen voorkomen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn of andere gevaarlijke situaties kunnen ontstaan (bijvoorbeeld breken van hoogspanningsdraden).

3.4.2.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied

Het plangebied is geïnventariseerd op aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen BEVI bedrijven gesitueerd zijn.

3.4.2.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied

Buiten het plangebied is geen Bevi- bedrijf gesitueerd. Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich wel de Gaszuiveringsinstallatie van de NAM, maar deze inrichting valt vooralsnog niet onder de BEVI wetgeving. Het Plaatsgebonden Risico (PR 10-6) blijft binnen de terreingrens van deze inrichting. Het invloedsgebied blijft verder op grote afstand van het plangebied, waardoor een eventuele verantwoording groepsrisico niet aan de orde is.

3.4.2.3 Route gevaarlijke stoffen

Ten zuidwesten van het plangebied ligt de provinciale weg N 862. Op deze weg is de routering gevaarlijke stoffen in de gemeente Emmen van toepassing. Maar uit metingen is gebleken dat er minimaal transport plaats vindt van gevaarlijke stoffen, waardoor er formeel geen directe beperking op het plangebied van toepassing is.

3.4.2.4 Leidingen

Het steunpunt Externe Veiligheid Drenthe heeft een onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd, in het bijzonder naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico rond hogedrukaardgastransportleidingen van de NAM en de Gasunie (zie 3). Dit onderzoek anticipeert op het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), dat naar verwachting begin 2011 in werking treedt. Het onderzoek signaleert geen knelpunten binnen het plangebied.

Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico.

Gasunieleidingen
Ten noorden en westen van het plangebied liggen hogedrukaardgastransportleidingen van de Gasunie. Ten westen betreft het een leiding met een diameter van 30"en een druk van 80 bar. Deze ligt op circa 60 meter van het plangebied. Het invloedsgebied is 400 meter en valt hiermee voor een deel over het dorp. Ten noorden betreft het een leiding met een diameter van 8"en een druk van 40 bar. De 8" leiding ligt op circa. 230 meter afstand van het plangebied.

NAM-leidingen
Ten westen van het plangebied zijn drie van de NAM aanwezig (66,2 bar).

Groepsrisico

Het groepsrisico van de bestaande situatie is berekend. Het aantal personen dat zich binnen het invloedsgebied van de leiding bevindt is zodanig laag dat er geen sprake is van een groepsrisico. Er is dus sprake van een acceptabele situatie omdat wordt voldaan aan de normstelling.

Voor wat betreft het groepsrisico van de leidingen die buiten het plangebied liggen kan worden gesteld dat dit risico verwaarloosbaar is. Er bevinden zich geen gebouwen, dus aanwezigen binnen het invloedsgebied van deze leidingen.

Verantwoordingsplicht

Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen dient invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor conserverende plannen kan worden volstaan met een beperkte verantwoording indien sprake is van een consoliderend plan en het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft. plan voldoet aan deze voorwaarde. Het groepsrisico hoeft beperkt te worden verantwoord. Dat betekent dat:

  • de aanwezige en de op grond van het besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken moet worden opgenomen;
  • het groepsrisico per kilometer buisleiding op het tijdstip waarop het besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in dat besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de lijn die de kans weergeeft op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-4 per jaar en de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-6 per jaar;
  • de waarde van het groepsrisico niet hoger is dan een door de minister vastgestelde waarde; deze waarde verschilt per stof die door de buisleiding wordt vervoerd;
  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de buisleiding of buisleidingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet.

Advies Hulpverleningsdienst Drenthe

De Hulpverleningsdienst Drenthe (HVD) is om advies gevraagd op grond van artikel 12 lid van het Bevb.

Na analyse van het bestemmingsplan adviseert de Hulpverleningsdienst Drenthe het bevoegd gezag geen aanvullende maatregelen te nemen. Daarbij is in overweging genomen dat;

  • Het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, waardoor vestiging van nieuwe risicovolle of (beperkt) kwetsbare objecten niet wordt toegestaan.
  • Er geen groepsrisico is als gevolg van de buisleiding in dit bestemmingsplan.
  • Er voldoende vluchtwegen zijn die mensen van de leidingen af geleiden.
  • Er binnen het invloedsgebied geen grote groepen vermindert zelfredzame personen aanwezig zijn.
  • Het voorkomen van een leidingbreuk doormiddel van repressieve maatregelen niet realistisch is.
  • Dat de beschikbare hulpverlening in Drenthe voldoende is uitgerust om de effecten van een dergelijk scenario te bestrijden.

Een kopie van het advies is opgenomen in Bijlage 4 Advies Hulpverleningsdienst Drenthe.

3.4.3 Bereikbaarheid

De bereikbaarheid voldoet aan de criteria voor de bereikbaarheid. Het is vooral van belang dat een object of gebied van twee kanten bereikbaar is. De Brandweer heeft geconstateerd dat het plangebied goed bereikbaar is.

3.4.4 Bluswatervoorziening

De aanwezigheid, capaciteit en de bereikbaarheid van het bluswater dient gegarandeerd te zijn, zodat een snelle en doeltreffende inzet door de brandweer mogelijk is. De bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is. De Brandweer heeft geconstateerd dat het plangebied over een goede bluswatervoorziening beschikt.

3.4.5 Repressieve dekking

Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorgniveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, dit wijkt af van de landelijke normtijden. Vanwege deze afwijking zal tussen een initiatiefnemer van een nieuwe ontwikkeling en de brandweer een overleg plaats dienen te vinden om compenserende maatregelen te treffen.

3.4.6 Waarschuwings- en alarmeringsstelsel (WAS)

Op grond van de Brandweerswet 1985 is de regionale brandweer, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. De sirenes zijn zodanig gepositioneerd dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente.

Ten aanzien van de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel dienen de richtlijnen van het "Handleiding voorbereiding sirenelocaties"1, aangehouden te worden. De Brandweer heeft geconstateerd dat het plangebied grotendeels binnen de dekking van het WAS-stelsel ligt.

3.4.7 Gegevens voor de nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Als er nieuwe plannen ontwikkeld worden, dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De door Brandweer Emmen opgestelde Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen . Eisen mbt veiligheid. (Bijlage 2) is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden.