direct naar inhoud van Regels
Plan: Veegplan bestemmingsplan Kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.023BP0001-0003

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Kernen met identificatienummer NL.IMRO.0109.023BP0001-0003 van de gemeente Coevorden;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 Aan-huis-gebonden beroep en bedrijf

een dienstverlenend beroep en/ of bedrijf dat op kleine schaal inpandig in een woning en/ of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.4 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Aanpijling

een op de verbeelding blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.7 Agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (niet zijnde: houtteelt, boomfruitteelt, een kwekerij en/ of een glastuinbouwbedrijf) en/of het houden van dieren (niet zijnde een gebruiksgerichte paardenhouderij,)

1.8 Ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;

1.9 Arbeidsmigrant

persoon, die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel, al dan niet tijdelijk, arbeid te verrichten en inkomen te verwerven;

1.10 Archeologische waarde

de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.11 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 Bebouwingsbeeld

de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;

1.13 Bed and breakfast

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, met maximaal zes kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en onder omstandigheden in een bijgebouw mag worden gerealiseerd, zonder dat sprake is van een permanente woonsituatie;

1.14 Productiegebonden bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.15 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 Bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;

1.17 Bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-gebonden beroep, voor detailhandel en/of verkoop van (ter plaatse geproduceerde) producten, dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

1.18 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse of het terrein, noodzakelijk is;

1.19 Beeldbepalend object

Gebouw of object met esthetische kwaliteit, dat opvalt in zijn omgeving of nadrukkelijk het beeld van de omgeving bepaalt, bijvoorbeeld vanwege zijn stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarde;

1.20 Beeldkwaliteit

Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:

  • a. De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
  • b. De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);
  • c. Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg (in het verleden en nu);
  • d. De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;
  • e. Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
  • f. Het functioneren van de bebouwing;
  • g. Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
  • h. De staat van verzorging van de omgeving (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren
1.21 Beeldkwaliteitsplan

Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld document (beeldkwaliteitsplan), welke als bijlage(n) bij deze regels is/zijn gevoegd, dan wel een later door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan;

1.22 Beheer- en dienstgebouwen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder een receptiegebouw, kampwinkel, toiletgebouw en dagverblijfgebouwen;

1.23 Belemmeringenstrook

strook – ook wel zakelijk recht strook genoemd - die is gereserveerd voor werkzaamheden van de leidingexploitant aan de buisleiding of hoogspanningsverbinding;

1.24 Beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.25 Beschermd stads- of dorpsgezicht

door het Rijk aangewezen gebied, als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, waarvan de waardevolle karakteristiek omschreven is in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit;

1.26 Bestaand

bestaand en legaal aanwezig of vergund op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking)

1.27 Bestaande bebouwing

bebouwing die op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking) bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;

1.28 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.29 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.30 Bevi-inrichting

een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;

1.31 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan we functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw, verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.32 Bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven;

1.33 Bodemingreep

werken en werkzaamheden aan/in de bodem waarvan mag worden aangenomen dat zij de cultuurhistorische of archeologische waarden kunnen aantasten;

1.34 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;

1.35 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.36 Bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback;

1.37 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voor zover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden en/ of indien er sprake is van woningsplitsing conform artikel 59.5 Splitsen van een woning, worden deze aangemerkt als één bouwperceel;

1.38 Bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.39 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.40 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en is bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.41 Bruto vloeroppervlak van een gebouw

de som van de vloeroppervlaktes van alle tot het gebouw behorende binnenruimten. De oppervlakte van buitenruimten als loggia's, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke wordt hier niet toe gerekend;

1.42 Cafetaria / snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;

1.43 Camper / kampeerauto

een motorvoertuig waarin voorzieningen zijn getroffen voor recreatief (nacht) verblijf;

1.44 Caravan

een verplaatsbaar recreatieverblijf op wielen, dat met behulp van een trekhaak achter een auto kan worden bevestigd;

1.45 Chalet:

een niet-zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof, zonder wielas en vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en niet als kampeermiddel valt aan te merken;

1.46 Consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.47 Cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.48 Daghoreca

horeca die wat betreft exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg spoort en waar naast kleinere etenswaren alcoholvrije dranken worden verstrekt, zoals een lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, croissanterie, patisserie en crêperie, cafetaria, snackbar en shoarmazaak;

1.49 Dagrecreatie

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;

1.50 Dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken;

1.51 Dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.52 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Met uitzondering van de opslag en verkoop van (consumenten) vuurwerk;

1.53 Dienstverlenend bedrijf

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.54 Diepploegen

grondbewerking dieper dan 0,3 m;

1.55 Discotheek

een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;

1.56 Ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/ of tussen dieren en planten onderling;

1.57 Educatief medegebruik

medegebruik gericht op (de overdracht van) kennis;

1.58 Equivalent geluidsniveau

het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);

1.59 Etmaalwaarde

de hoogste van de volgende twee waarden van het equivalente geluidsniveau:

  • de waarde over de periode 07.00-19.00 uur (dag);
  • de met 5 dB(A) verhoogde waarde over de periode 19.00-23.00 uur (avond);
1.60 Erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.61 Evenement

een voor publiek toegankelijke, al dan niet periodieke en/of meerdaagse manifestatie, zoals sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstelling, show, tentoonstelling of thematische markt, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan, dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.62 Garage

een gebouw voor het stallen van een personenauto, niet zijnde garagebedrijf;

1.63 Gastouderopvang

een vorm van kinderopvang waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd, bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen (inclusief eigen kinderen van 0-13 jaar) en verder zoals bepaald in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.64 Gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.65 Gebruiken

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

1.66 Gebruiksgerichte paardenhouderij

een bedrijfsmatige paardenhouderij die is gericht op het africhten van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verlenen van diensten met behulp van paarden en/ of de in- en verkoop van paarden, niet zijnde een manege;

1.67 Geluidsgevoelige functies

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.68 Geluidsbelasting

etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;

1.69 Geluidsruimte

equivalent geluidvermogen in dB(A)/m2;

1.70 Geluidszone

geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;

1.71 Geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.72 Gevaarlijke stoffen

ontplofbare stoffen en voorwerpen, samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen, brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding vatbare stoffen, stoffen die bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen, stoffen die de verbranding bevorderen, organische peroxiden, giftige stoffen, infectueuze stoffen, bijtende stoffen en/ of andere stoffen die voor de mens of het milieu gevaarlijk kunnen zijn; een en ander indien en voor zover zij zijn aangewezen krachtens artikel 3 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.73 Groepsaccommodatie

een gebouw, geen appartement, motel of pension zijnde, dat blijkens zijn indeling geschikt is om en bestemd is voor een groep of groepen te dienen als recreatief verblijf;

1.74 Grenswaarde

de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;

1.75 Grondgebonden agrarisch bedrijf
  • a. een veehouderij, niet zijnde een varkens-, pluimvee- of geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, met een bedrijfsvoering waarbij in overwegende mate ruwvoer van eigen land wordt betrokken en mest in overwegende mate op eigen land wordt afgezet, waarbij onder eigen land wordt verstaan land dat in eigendom is, gepacht of gehuurd is of om niet wordt gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering;
  • b. een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf;
1.76 Hobbymatig agrarisch gebruik

het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap, maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf aangemerkt kunnen worden;

1.77 Hogere waarde

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;

1.78 Hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een bedrijfswoning aanwezig is, wordt voor de toepassing van het bepaalde over bijbehorende bouwwerken, de bedrijfswoning als hoofdgebouw aangemerkt;

1.79 Horecabedrijf

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of dranken en/ of het exploiteren van een zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek en partycentrum;

1.80 Hotelkamerhuisje

een gebouw van beperkte omvang met de voorzieningen van een hotelkamer - zonder kookgelegenheid - bestemd voor recreatief verblijf;

1.81 Huishouden

één of meer personen die samen een woonruimte woning/wooneenheid bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften. In het geval van twee of meer personen moet er sprake zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Meerdere arbeidsmigranten in één en dezelfde woning zonder gezinsrelatie worden niet aangemerkt als een huishouden.

1.82 Huisvesten van arbeidsmigranten

het, al dan niet tijdelijk, huisvesten van arbeidsmigranten in een woning/wooneenheid anders dan in de hoedanigheid van één huishouden;

1.83 Industrieterrein

een industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.84 Intensieve veehouderij

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en die gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, of geitenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van melkrundveehouderij, rundveemesterij waarbij de feitelijke bedrijfsvoering grondgebonden is, vleeskalverhouderij waarbij de feitelijke bedrijfsvoering grondgebonden is, en het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet;

1.85 Kampeermiddel
  • a. een tent, een tentwagen, een camper, een kampeerauto of caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en niet zijnde een stacaravan;

dat geheel of ten dele kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;

1.86 Kampeerterrein

een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;

1.87 Kantoor

ruimte voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord kan worden gestaan en geholpen;

1.88 Kap

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.89 Karakteristiek object

een bouwwerk dat is aangewezen als karakteristiek object en waarvan een beschrijving is opgenomen in Bijlage 1

1.90 Kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.91 Kinderopvang

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop voortgezet onderwijs voor de kinderen begint;

1.92 Kleinschalig kamperen

verblijfsrecreatie op een agrarisch bouwperceel of op een woonperceel voor ten minste 5.000 m², in de vorm van een kampeerterrein van maximaal 25 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans;

1.93 Kwetsbaar object

kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.94 Kwekerij

een (agrarisch) bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.95 Kunstobject

een bouwwerk bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;

1.96 Landbouwinrichting

een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht;

1.97 Landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.98 Landschapselementen

elementen in het landschap die bepalend zijn voor de kernkwaliteit van een gebied;

1.99 Loonbedrijf

een bedrijf, gericht op het verrichten en leveren van diensten en de daarbij behorende producten aan agrarische bedrijven (agrarisch loonwerk), alsmede het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden;

1.100 LPG-doorzet

de afzet van lpg in m³ per jaar;

1.101 Maaiveld

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.102 Maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve, verzorgende, medische en/ of overheidsfuncties, met ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.103 Manege

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur van paarden en pony’s en het organiseren van wedstrijden en /of andere hippische evenementen), alsook ondergeschikte horeca, ten dienste van deze activiteiten;

1.104 Mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/ of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.105 Natuurlijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/ of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.106 Natweer onderkomen

een gebouw bestemd voor het realiseren van een kleinschalige voorziening voor uitsluitend de gasten van een terrein voor kleinschalig kamperen, niet zijnde een op de horeca gerichte voorziening als in de Drank- en Horecawet;

1.107 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.108 Nutsvoorzieningen

een voorziening van openbaar nut ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.109 Omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.110 Ondergeschikte intensieve veehouderijtak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij voor de intensieve veehouderij een oppervlakte wordt aangewend van niet meer dan 250 m2;

1.111 Overheidsvoorzieningen

vergaderaccommodaties, ontvangstruimten, enz. ten behoeve van een of meerdere overheidsorganen;

1.112 Overkapping

elk voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

1.113 Paardrijbak

Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en eventuele omheining waar naast trainingen africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.114 Pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.115 Peil
  • a. peil gebouw waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de   afgewerkte vloer die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. peil bouwwerk, geen gebouw zijnde in andere gevallen: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
  • c. voor een woonboot: de waterspiegel rondom de woonboot;
1.116 Permanente bewoning

het verblijven in of gebruik van een (woon)ruimte als hoofdverblijf, inclusief nachtverblijf;

1.117 Productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/ of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.118 Productiegerichte paardenhouderij

een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/ of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;

1.119 Professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk;

1.120 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.121 Recreatiebedrijf

een bedrijf ten behoeve van het organiseren van dagrecreatieve evenementen dan wel het verhuren van middelen ten behoeve van dagrecreatieve evenementen met bijbehorende opslagvoorzieningen;

1.122 Recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.123 Recreatiewoning

een gebouw, uitsluitend bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.124 Recreatieverblijf

een onderkomen ten behoeve van recreatief verblijf , zoals een kampeermiddel, trekkershut, hotelkamerhuisje, stacaravan, chalet, recreatiewoning of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen;

1.125 Schuilstal

een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;

1.126 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.127 Silo

een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;

1.128 Stacaravan

een verblijf ten behoeve van recreatief verblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen. De stacaravan moet op het terrein als aanhanger zijn te verplaatsen. Over de weg moet de stacaravan als één deel zijn te verplaatsen;

1.129 Standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, inclusief bijbehorend meubilair waaronder terrassen, statafels, parasols en afvalbakken, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.130 Stedenbouwkundig

ruimtelijke verschijningsvorm van bebouwing, die wordt bepaald door de situering, aansluitende terreinen, bouwmassa's, gevelindeling en dakvormen;

1.131 Supermarkt

een zelfbedieningswinkel, waar een breed assortiment algemene en verse levensmiddelen en voedingsmiddelen worden verkocht, met een additioneel assortiment non-food.

1.132 Tent

een in hoofdzaak uit textiel of ander daarmee vergelijkbaar materiaal vervaardigd opvouwbaar onderkomen, bestemd voor recreatief verblijf;

1.133 Tenthuisje

tent, waarin houten wanden zijn geplaatst en waarvan het dak van tentdoek is ten behoeve van recreatief verblijf;

1.134 Trekkershut

een kleinschalig gebouw bestaande uit een lichte constructie, niet voorzien van sanitair, dat naar de aard en inrichting voor kortdurend recreatief dag- en nachtverblijf is bedoeld;

1.135 Toeristische standplaatsen

een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor maximaal zes maanden op de standplaats is geplaatst;

1.136 Tuin

erf zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;

1.137 Verblijfsrecreatie

verblijf voor recreatie door wisselende (groepen van) personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.138 Vloeroppervlak

gezamenlijke oppervlakte van de bouwlagen;

1.139 Volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.140 Volwaardig (agrarisch) bedrijf

een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;

1.141 Vouwwagen

een tent, die over een opklapbaar frame is gespannen, en een kar waarin het frame met tent en al kan worden ingeklapt. In ingeklapte vorm is de vouwwagen achter een auto te vervoeren. In uitgeklapte vorm staat is het een tent, bestemd om recreatief in te verblijven;

1.142 Voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.143 Voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.144 Vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop van consumentenvuurwerk, en/ of de opslag van vuurwerk en/ of de daarvoor benodigde stoffen;

1.145 Watergang

een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.146 Weg

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.147 Weggebonden goederen

goederen ten behoeve van een bestuurder van een motorvoertuig of diens passagiers;

1.148 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.149 Winkel

een gebouw, of een deel van een gebouw, welke door zijn indeling kennelijk blijkens zijn indeling  bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.150 Wonen

het verblijven van een huishouden in een (bedrijfs)woning;

1.151 Woning / wooneenheid

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en daaraan ondergeschikte functies;

1.152 Woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.153 Zorgboerderij

een boerderij waar mensen met een lichamelijke of een verstandelijke beperking of met psychische klachten onder begeleiding als dagbesteding eenvoudige werkzaamheden kunnen verrichten en soms ook kunnen wonen;

een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd met agrarische of natuurbeherende activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de activiteiten;

1.154 Zorginstelling

een instelling waar zieke mensen medische zorg krijgen, zoals een ziekenhuis, verzorgingshuis of verpleeghuis; een cluster van zelfstandige zorgwoningen, bedoeld voor mensen met een (fysieke) beperking, waar zorg geleverd wordt. Al dan niet in combinatie met bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zoals horeca, kleinschalige detailhandel, dagbesteding, kort durende opname;

1.155 Zorgwoning

een (huur)woning, waarin mensen die zorg nodig hebben zelfstandig kunen wonen, maar die wel in de nabije omgeving is van een zorginstelling, vooral bedoeld voor ouderen en gehandicapten;

de voor 'zorgwoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen met zorg door mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op enige zorg en ondersteuning, ongeacht of deze door een professional, vrijwilliger of mantelzorger worden verstrekt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen bouwdeel;

2.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

Voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de afstand tot de grens van een bouwperceel

De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel;

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • 1. Plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
  • 2. Overstekende daken;
  • 3. Luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;

buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.

2.8 aanduiding 'Relatie'

Indien tussen twee bestemmingsvlakken en/of bouwvlakken de aanduiding 'relatie' is aangegeven, worden deze bestemmingsvlakken c.q. bouwvlakken aangemerkt als één bestemmingsvlak c.q. bouwvlak.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • b. de uitoefening van een intensieve veehouderij , uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij'; uitsluitend is toegestaan ,
  • c. met dien verstande dat een bestaande ondergeschikte intensieve veehouderijtak bij een grondgebonden agrarisch bedrijf; blijft toegestaan
  • d. een bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. een garage ter plaatse van de aanduiding 'garage':
  • f. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag en verkoop van vuurwerk';
  • g. verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verblijfsrecreatie';
  • h. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;

en bij de bestemming behorende:

  • i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. tuinen, erven en verhardingen;
  • m. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 8,00 m mogen bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • d. nieuwe stallen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte niet meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van een garage zal ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van een bij elkaar behorend bouwvlak waar ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan.
3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van afrasteringen / omheiningen, bedraagt niet meer dan 1,00 m;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 7,50 m bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 3.2.1 onder c in die zin dat de goot- en/ of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd.
  • het bepaalde in lid 3.2.1 voor het bouwen van een schuilstal, mits:
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van stallen, waarvoor de omgevingsvergunning is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren;
  • b. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van gewassen ;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden;
  • d. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;
3.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Agrarisch' na bedrijfsbeëindiging van het grondgebonden agrarisch bedrijf, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits:
    • 1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen .

Artikel 4 Agrarisch - Kwekerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een kwekerij;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;

en bij de bestemming behorende:

  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en verhardingen;
  • h. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen maximaal respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedragen maximaal respectievelijk 3,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • d. nieuwe kassen waarin assimilatieverlichting wordt toegepast, moeten aan de bovenzijde zijn voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd; nieuwe gebouwen mogen uitsluitend worden gerealiseerd, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' is sprake van een bij elkaar behorend bouwvlak waar ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan.
4.2.2 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de afrastering/omheining bedraagt niet meer dan 1,00 m;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7,50 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in lid 4.2.1 onder c. in die zin dat de goot- en/ of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen, waarvoor de omgevingsvergunning is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel het gebouw tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren;
  • b. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van gewassen;
  • c. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden;
  • d. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte.
4.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Agrarisch - Kwekerij' na bedrijfsbeëindiging van de kwekerij wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits:
    • 1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven. en woningen  

Artikel 5 Agrarisch - Paardenhouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  • b. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  • c. een bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;

en bij de bestemming behorende:

  • e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. per bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 8,00 m mogen bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.
5.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de afrastering/omheining bedraagt niet meer bedraagt dan 1,00 m;
  • c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7,50 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • het bepaalde in 5.2.1 Gebouwen, onder b en c in die zin dat de goot- en/ of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m, met dien verstande dat bij de aanvraag een erfinrichtingsplan wordt overlegd.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van gewassen;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden;
  • c. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een niet-grondgebonden agrarische bedrijfstak.
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;
5.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' na bedrijfsbeëindiging van het grondgebonden agrarisch bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', waarbij de regels van artikel 'Wonen' van overeenkomstige toepassing zijn, mits:
    • 1. dit niet leidt tot uitbreiding van het aantal woningen;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven en woningen .

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Essenlandschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Essenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de essen- en oude veldontginningencomplexen, zoals die tot uitdrukking komen in de bolle ligging, de openheid en het esdek, esranden met bomenrijen, esrandbosjes, kronkelige wegen en bebouwing langs de rand van de es;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van een kwekerij, boomfruitteelt en houtteelt;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. hobbymatig agrarisch gebruik;

en bij de bestemming behorende:

  • d. bos-, natuur- en landschapselementen;
  • e. erfbeplanting c.q. landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  • f. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  • g. de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van waterberging;
  • h. extensieve (dag)recreatie;

met dien verstande dat voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, behoudens bestaande opslagvoorzieningen buiten het bouwvlak.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bestaande schuilstallen;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 3,00 m en 6,00 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' is één gebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 50m2 en een bouwhoogte van 3,00 m.
6.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van afrasteringen/omheiningen bedraagt niet meer dan 1,00 m. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is;
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk bedraagt niet meer dan 20 m2;
  • c. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
6.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van akker- en tuinbouwgewassen;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden;
  • c. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;
  • e. het verwijderen van de in lid 6.1 bedoelde bos-, natuur- of landschapselementen.
  • f. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als Tuin.
6.4.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren voor:

  • a. het aanleggen, verwijderen en /of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen;
  • b. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van akker- en tuinbouwgewassen;
  • c. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse buisleidingen;
  • d. het zoeken naar delfstoffen (seismisch onderzoek en exploratieboringen);
  • e. het dempen, aanleggen en wijzigen van watergangen.
6.5.2 Uitzondering

De in lid 6.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
6.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 6.5.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 6.1 genoemde waarden van de gronden.

Artikel 7 Agrarisch met waarden - Landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de bedrijfsmatige bewerking en/ of beweiding van cultuurgrond;
  • b. de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' tevens bestemd voor een ijsbaan;

en bij de bestemming behorende:

  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. paden;
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. landschappelijke inpassing.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen  gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van bestaande schuilstallen;
  • b. waarvan de goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 3,00 m en 6,00 m; bedragen
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' is één gebouw toegestaan met een maximale oppervlakte van 50m2 en een bouwhoogte van 3,00 m.
7.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van afrasteringen/omheiningen bedraagt niet meer dan 1,00 m. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,00 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is;
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk bedraagt niet meer dan 20 m2;
  • c. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
7.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1voor het bouwen van een schuilstal, mits:

het perceel niet is gelegen ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld, Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees of Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden;

    • 1. de afstand van de schuilstal tot de weg niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. bij de schuilstal ten minste 0,5 hectare cultuurgrond in gebruik is voor agrarische bedrijfsvoering dan wel voor hobbymatig agrarisch gebruik;
    • 3. de oppervlakte van de schuilstal niet meer bedraagt dan 30 m2;
    • 4. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;
    • 5. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    • 6. de schuilstal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
    • 7. bij beëindiging van het gebruik als schuilstal, deze geheel wordt verwijderd.
7.4.2 Afwegingskader

Een in lid 7.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van akker- en tuinbouw gewassen;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden;
  • c. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;
  • e. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als 'Tuin'.
7.5.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor het hobbymatig beweiden van dieren.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren voor:

  • a. het aanbrengen van beplanting op de es, met uitzondering van erfbeplanting en het telen van akker- en tuinbouw gewassen;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren, ontginnen, diepploegen of ophogen van gronden;
  • c. het afgraven, egaliseren, ophogen en vergraven van zandkopjes, natuurlijk reliëf en dergelijke;
  • d. het vellen van bomenrijen en bosjes langs de esrand;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van verhardingen.
7.6.2 Uitzondering

De in lid 7.6.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van verkrijgen rechtskracht van het plan;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisatie en instandhouding van het landschappelijk inpassingsplan.
7.6.3 Toetsingscriteria

De in lid 7.6.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 7.1 genoemde waarden van de gronden.

Artikel 8 Bedrijf

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten vallend onder de milieucategorie 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/ of vuurwerkbedrijven;
  • b. productiegebonden detailhandel;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, alsmede oplaadpunt voor elektrische motorvoertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen'; tevens  
  • d. een buitenopslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • e. een bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • g. een zend-/ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';

en bij de bestemming behorende:

  • h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. tuinen, erven en verhardingen;
  • l. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 9,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte maximaal de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven percentage;
  • e. per bouwperceel is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, dan wel het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' is een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • g. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning bedragen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-nieuwbouwlocatie bedrijfswoning' is nieuwbouw van een bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding  'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven bedrijfswoningen is toegestaan.
8.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie als bedoeld in lid 8.1 onder g bedraagt maximaal 30,00 m dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,  bedraagt ten hoogste 8,00 m.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan de bedrijfsactiviteiten genoemd in Bijlage 1 onder milieucategorieën 1 en 2;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen, anders dan in de bedrijfswoning;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca anders dan ondergeschikt aan en ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemmingsdoeleinden;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor buitenopslag van materiaal ten behoeve van de uitoefening van een bedrijfsmatige activiteit, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • f. het gebruik van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting' zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing, zoals weergegeven in Bijlage 7 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.4 in die zin dat tevens bedrijfsactiviteiten mogen worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten genoemd in Bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten die daarin wel worden genoemd, of bedrijfsactiviteiten die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere milieucategorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben; en
    • 2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/ of vuurwerkbedrijven betreft.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

  • a. de bestemming ' Bedrijf ' wijzigen ten behoeve van de functies wonen,  bedrijfsdoeleinden recreatieve doeleinden of zorgdoeleinden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de toegestane functie/activiteiten recreatieve of zorgfuncties zijn uitsluitend in combinatie met de woonfunctie toegestaan;
    • 2. de toegestane functie/activiteiten moeten binnen de (bestaande) gebouwen plaatsvinden;
    • 3. voor de toe te stane functie/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn;
    • 4. de toe te stane functie/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
    • 5. de nieuw functie/activiteiten mogen niet conflicteren met de provinciale kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur en landschap, oorspronkelijkheid, naoberschap, menselijke maat, veiligheid, kleinschaligheid; natuur, landschap, stilte, duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie en milieu- en leefomgevingskwaliteit;
    • 6. de toe te stane functie van bedrijfsdoeleinden is alleen bedoeld voor ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de milieucategorieën 1 en 2 van bijlage XX (staat van bedrijven) of hiermee voor wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
    • 7. het onbebouwde erf mag niet voor de opslag van goederen en materialen en /of het stallen van voertuigen en machines ten behoeve van de nieuwe functie worden gebruikt;
    • 8. nabijgelegen bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.
8.6.1 Wijzigingsbevoegdheid-functiewijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

de bestemming ' Bedrijf ' wijzigen ten behoeve van de functies wonen, bedrijfsdoeleinden, recreatieve doeleinden of zorgdoeleinden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • 1. de toegestane functie/activiteiten zijn uitsluitend in combinatie met de woonfunctie toegestaan;
  • 2. de toegestane functie/activiteiten moeten binnen de (bestaande) gebouwen plaatsvinden;
  • 3. voor de toe te stane functie/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn;
  • 4. de toe te stane functie/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
  • 5. de nieuw functie/activiteiten mogen niet conflicteren met de provinciale kernkwaliteiten natuur, landschap, stilte, duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie en milieu- en leefomgevingskwaliteit;
  • 6. de toe te stane functie van bedrijfsdoeleinden is alleen bedoeld voor ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de staat van bedrijven of hiermee voor wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
  • 7. het onbebouwde erf mag niet voor de opslag van goederen en materialen en/of het stallen van voertuigen en machines ten behoeve van de nieuwe functie worden gebruikt;
  • 8. nabijgelegen bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels;
8.6.2 Wijzigingsbevoegdheid -Deprogrammering woningbouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nieuwbouwlocatie', de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en 'specifieke vorm van bedrijf - nieuwbouwlocatie bedrijfswoning' verwijderen, indien de bouwmogelijkheid voor woning(en) niet voor 9 januari 2022 is benut, zijnde het feitelijk aanvangen van de bouw van de betreffende woning op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning.

Artikel 9 Bedrijf - Brandweerkazerne

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een brandweerkazerne al dan niet in combinatie met andere hulpdiensten; een ambulancepost;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. bijbehorende trainingsfaciliteiten, kantine, enz.;

en bij de bestemming behorende:

  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen worden gebouwd;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 5,50 m en 11,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger is.
9.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Artikel 10 Bedrijf - Gasontvangststation

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een gasontvangstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

en bij de bestemming behorende:

  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. erven en verhardingen;
  • g. nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. de goot- en bouwhoogte van een gebouw bedragen ten hoogste 5,00 m.
10.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 3,50 m;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 m.

Artikel 11 Bedrijf - Molen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen  waarbij het gebruik van de molen voor productie en opslag;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. horeca en detailhandel;

en daarbij behorende:

  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bestaande uitwendige hoofdvorm, blijkend uit goot- en bouwhoogte en dakhelling, dient te worden gehandhaafd.
11.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde , bedraagt ten hoogste 3,50 m.
11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van wonen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca anders dan ondergeschikt aan en ten behoeve van de in lid 11.1 onder a genoemde doeleinden.

Artikel 12 Bedrijf - Nutsvoorziening

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare nutsvoorzieningen , zoals een transformatorstation ;

en bij de bestemming behorende:

  • b. groenvoorzieningen en water;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 6,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. op de gronden is geen bedrijfswoning toegestaan.
12.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,00 m.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Artikel 13 Bedrijf - Opslag

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opslag ;

en bij de bestemming behorende:

  • b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. nutsvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
13.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken , geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8,00 m.
13.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
13.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.1 onder b voor verhoging van de goot- of bouwhoogte tot respectievelijk 6,00 m en 10,50 m.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of vuurwerkbedrijven;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen;
  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen met een bewaarplaats of een bewerkingsruimte als bedoeld in het Vuurwerkbesluit, waarin (on)verpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in combinatie met consumentenvuurwerk is opgeslagen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor inrichtingen die vallen onder het Besluit kwaliteitseisen veiligheid inrichtingen milieubeheer.

Artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opslag van strooizout en materieel ten behoeve van het onderhoud van wegen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kantoorruimte;

en bij de bestemming behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 6,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. een bedrijfswoning is niet toegestaan.
14.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,50 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,50 m.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Artikel 15 Bedrijf - Tuincentrum

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum;

en daarbij behorende:

  • b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,5 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.

15.2.2 Overige bouwwerken

Ten aanzien van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelde de volgende regels:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,50 m;

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7,50 m.

15.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/ of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;

b. de landschappelijke inpassing;

c. de waterbergingscapaciteit;

d. de milieusituatie;

e. de verkeersveiligheid;

f. de gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden en bebouwing;

g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen.

Artikel 16 Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg ;
  • b. een oplaadpunt voor elektrische motorvoertuigen;
  • c. een prijszuil;
  • d. bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. een verkooppunt voor de verkoop van weggebonden goederen, overeenkomstig de bestaande situatie;
  • f. een autowasstraat overeenkomstig de bestaande situatie;
  • g. de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;

en bij de bestemming behorende:

  • h. groenvoorzieningen en water;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend de bestaande de gebouwen zijn toegestaan; mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is.
16.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 6,00 m; overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van een prijszuil bedraagt niet meer dan 7,50 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3,00 m;
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld in lid 16.1, wordt in elk geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en opstallen voor reclamedoeleinden, anders dan reclame voor de eigen bedrijfsvoering.

Artikel 17 Bos

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. recreatief medegebruik;

en bij de bestemming behorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. paden;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. kleinschalige waterlopen en -partijen;
  • h. nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

17.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 m.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen en rooien van houtgewas;
  • b. het ophogen of afgraven van gronden;
  • c. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen;
  • d. het egaliseren van gronden.
17.3.2 Uitzondering

De in lid 17.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van verkrijgen van rechtskracht van het plan;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisatie en instandhouding van het landschappelijk inpassingsplan.
17.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 17.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.

Artikel 18 Centrum

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Artikel 18 Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de milieu categorie 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, inrichtingen met een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/ jaar en/ of vuurwerkbedrijven;
  • b. uitsluitend de volgende functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aelderstraat 1 - Aalden':
    • 1. bedrijfsactiviteiten, waaronder kleinschalig 'Wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk, daarop aansluitende kleinschalige productie van gezonde voeding, en voor zover deze bedrijven wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbar zijn met milieuategorie 1 als bedoeld in de VNG brochure Bedrijven en milieuzonering;
    • 2. kantoor;
    • 3. detailhandel;
    • 4. horeca, met dien verstande dat enkel categorie I en II zijn toegestaan;
    • 5. (sociaal-)medische en (sociaal-)culturele voorzieningen en bestuurlijke voorzieningen;
    • 6. wonen in de vorm van gestapelde woningen;
  • c. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
  • d. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘supermarkt’;
  • e. horeca in de vorm van een hotel, café, restaurant en/ of cafetaria ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
  • f. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt van motorbandstoffen zonder lpg’;
  • g. woningen al dan niet ten behoeve van het bedrijf, overeenkomstig de bestaande situatie;
  • h. wonen in bovenwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding  ‘specifieke bouwaanduiding – bovenwoningen’ ;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • j. (sociaal-)medische, sociaal-culturele en bestuurlijke voorzieningen;
  • k. kantoor- en praktijkruimten inclusief kapperszaken;
  • l. ter plaatse van de functieaanduiding 'supermarkt' tevens ondergeschikte horeca, met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie, in vorm van kleinschalig kamperen;
  • n. een ondergrondse parkeervoorziening ter plaatse van de functie aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - gebouwde parkeervoorziening';

en bij de bestemming behorende:

  • o. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • p. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. groen- en speelvoorzieningen;
  • r. tuinen, erven en verhardingen;
  • s. nutsvoorzieningen;
  • t. andere bouwwerken.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,50 m en 8,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal;
  • e. per bouwperceel is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - laad- en losdok' mag in afwijking van het bepaalde onder a, b en c, een laad- en losdok ten behoeve van een supermarkt worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6,00 m.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - gebouwde parkeervoorziening' geldt dat ondergronds bouwen is toegestaan, met een maximale bouwdiepte van 6,00 m ten opzichte van het maaiveld;
  • h. het aantal woningen binnen de bestemming 'Centrum' dat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Kernen (9 november 2020 deels onherroepelijk in werking) ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig was, mag niet worden vermeerderd.
18.2.2 Aelderstraat 1 Aalden

In afwijking van het bepaalde in lid 18.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aalderstraat 1 - Aalden' de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de woningen worden gestapeld gebouwd, met dien verstande dat maximaal 12 woningen worden gebouwd in het gehele als 'specifieke vorm van wonen - Aelderstraat 1' aangeduide gebied;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste wat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • d. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen in bouwdeel B ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwdeel b' wordt niet eerder verleend dan nadat bouwdeel A ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwdeel a' gereed is en op de voorgeschreven wijze gemeld is bij het college van burgemeester en wethouders;
  • e. lid a is niet van toepassing op bebouwing lager dan de bovenzijde van de begane grondvloer.
18.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen; de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op een afstand van ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.2.1 onder b in die zin dat de goot- en/ of bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m respectievelijk 10,50 m.
18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan de activiteiten genoemd in Bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 18.5 onder a in die zin dat tevens bedrijfsactiviteiten worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten, genoemd in Bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2, mits:
    • 1. het gaat om bedrijfsactiviteiten die niet zijn genoemd in Bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten die wel worden genoemd, of bedrijfsactiviteiten die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere milieucategorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/ of vuurwerkbedrijven betreft.
18.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', 'detailhandel', 'horeca' of 'supermarkt' wordt verwijderd, indien de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 19 Cultuur en ontspanning

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een theater en een bioscoop, een museum, een galerie en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • b. een museum met bijbehorende horeca en voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • c. een sauna, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sauna';
  • d. een discotheek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'discotheek';
  • e. twee woningen conform de bestaande situatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

en bij de bestemming behorende:

  • f. groenvoorzieningen en water;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 9 m; dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sauna' is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 6,00 m en 10,50 m mogen bedragen;  
  • d. op de gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan, met uitzondering van de bestaande woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen'.
19.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening omwille van de flexibiliteit wijzigen ten behoeve van de bestemming Gemengd of Maatschappelijk met inachtneming van de volgende voorwaarden: ;

met inachtneming van het ter zake bepaalde de regels die in dit plan zijn opgenomen voor deze bestemmingen.

    • 1. de toegestane functie/activiteiten moeten binnen de (bestaande) gebouwen plaatsvinden;
    • 2. voor de toe te stane functie/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn;
    • 3. de toe te stane functie/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
    • 4. de nieuwe functie/activiteiten mogen niet conflicteren met de provinciale kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur en landschap, oorspronkelijkheid, naoberschap, menselijke maat, veiligheid, kleinschaligheid;
    • 5. het onbebouwde erf mag niet voor de opslag van goederen en materialen en het stallen van voertuigen en machines ten behoeve van de nieuwe functie worden gebruikt;
    • 6. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing.

Artikel 20 Detailhandel

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel met dien verstande dat:
    • 1. detailhandel uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
    • 2. het totale bruto vloeroppervlak maximaal 7.000 m2 bedraagt;
    • 3. het bruto vloeroppervlak van een winkel minimaal 500 m2 bedraagt, dan wel de bestaande oppervlakte;
  • b. woningen met dien verstande dat:
    • 1. woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
    • 2. woningen uitsluitend zijn toegestaan op de verdiepingen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  • c. dienstverlening en kantoren met dien verstande dat maximaal twee dienstverlenende bedrijven en/of kantoren zijn toegestaan de totale met een gezamenlijke netto vloeroppervlakte van deze activiteiten van  maximaal 250 m2 bedraagt;

en bij de bestemming behorende:

  • d. parkeren op maaiveld, ondergronds of op het dak;
  • e. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen;
  • g. bergingen;
  • h. entrees;
  • i. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • n. waterlopen;
  • o. tuinen en erven;
  • p. bushokjes;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. bergbezinkbassins;
  • s. rioolputten.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' bedraagt de goothoogte maximaal de aangegeven goothoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte maximaal de aangegeven bouwhoogte.
20.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken voor reclame-uitingen bedraagt maximaal 5,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, de geleiding, de beveiliging en de regeling van het verkeer bedraagt maximaal 3,00 m.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in doe-het-zelf artikelen.

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.1 voor het toestaan van voorzieningen voor sport, cultuur en ontspanning, mits:

  • a. de behoefte is aangetoond;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld zoals weergegeven in het voor het gebied geldende stedenbouwkundig ontwerp en het beeldkwaliteitsplan niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er voldoende parkeergelegenheid is.

Artikel 21 Gemengd

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten in milieucategorie 1 en 2, voor zover deze bedrijfsactiviteiten genoemd zijn in de in Bijlage 1 genoemde Staat van bedrijven , met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen of vuurwerkbedrijven; De afstand wordt gerekend ten opzichte van de aangrenzende woonbebouwing;
  • b. detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel uitgesloten’ geen detailhandel is toegestaan;
    • 2. productiegebonden detailhandel is toegestaan.
  • c. praktijk- en kantoorruimten;
  • d. (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele voorzieningen en bestuurlijke voorzieningen;
  • e. daghoreca;  bedrijven, passend binnen en kenmerkend voor een winkelgebied, zoals een cafetaria, lunchroom, broodjeszaak en ijssalon ;
  • f. een hotel, café  en/ of restaurant, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘horeca’;
  • g. wonen, al dan niet in gestapelde bouwvorm, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’;
  • h. wonen in bovenwoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bovenwoningen’;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;
  • j. een terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras';

met daarbij behorende:

  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen en water;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.

Op deze gronden zijn niet toegestaan categorieën van inrichtingen als bedoeld in de definitie van industrieterrein zoals deze is opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken).

In de bestemming zijn eveneens niet inbegrepen risicovolle inrichtingen.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,00 m, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ de bouwhoogte ten hoogste 15,00 m bedraagt;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)', minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de dakhelling bedraagt ten minste 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien de dakhelling minder dan 30° bedraagt.
  • d. per bouwperceel is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het aangegeven aantal.
21.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
21.3.2 Bebouwing aan de Weeshuisstraat

Burgemeester en wethouders kunnen tevens, met het oog op het voorkomen van herhaling van het gevelbeeld, nadere eisen stellen aan de voorgevelrooilijn, goothoogte en/ of de gevelindeling van de bebouwing aan de Weeshuisstraat.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2.1, onder c, voor een kleinere dakhelling of een platte afdekking.
  • b. het bepaalde in lid 21.2.1, onder b, waarbij de bestaande goot- en bouwhoogte als maximale goot- en bouwhoogte gelden, als deze hoger zijn dan de in dat lid genoemde maximale goot- en bouwhoogten;
21.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor categorieën van inrichtingen als bedoeld in de definitie van industrieterrein zoals deze is opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken);
  • b. Het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor risicovolle inrichtingen.
  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan de bedrijfsactiviteiten genoemd in Bijlage 1 onder milieucategorieën 1 en 2.
21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.5, onder a, voor de vestiging van bedrijfsactiviteiten genoemd in een naast hogere categorie van bedrijven, mits deze bedrijfsactiviteit naar invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot een categorie van bedrijfsactiviteiten die op die locatie wel is toegestaan. Bij het toestaan van de bedrijfsactiviteiten is de normering krachtens de milieuhygiënische wetgeving uitgangspunt;
  • b. het bepaalde in lid 21.5, onder a, voor de vestiging van bedrijfsactiviteiten, welke weliswaar niet zijn genoemd in de krachtens dit artikel toelaatbare categorieën van de Staat van bedrijven, doch naar hun aard en naar hun effecten op het woon- en leefklimaat, gelijk zijn te stellen met de wel genoemde inrichtingen in voornoemde categorieën. Bij het toestaan van de bedrijven is de normering krachtens de milieuhygiënische wetgeving uitgangspunt.
21.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke

ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  • c. het toegestane aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal woningen.
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
      • het straat- en bebouwingsbeeld waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
      • de verkeersveiligheid.

Artikel 22 Groen

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • e. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • f. een evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. een terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • h. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
  • i. een toiletgebouw, ter plaatse van de specifieke aanduiding 'toiletgebouw'; 

en bij de bestemming behorende:

  • j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. kunstobjecten.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

22.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstobjecten bedraagt ten hoogste 5,00 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' mogen geen bouwwerken opgericht worden, met uitzondering van hekwerken met een maximale hoogte van 0,50 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,00 m;
22.3 specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden voor het houden van dieren ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'.
  • b. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak als Tuin, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin'.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
22.4.1 Wijzigingsgebied citadelpunt

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied citadelpunt' kan het bevoegd gezag het plan als volgt wijzigen:

  • a. de bestemmingen 'Groen' 'Verkeer'en 'Water' kunnen gewijzigd worden in de bestemming 'Centrum' en de regels van die bestemming ten behoeve van:
    • 1. uitbreiding van het bouwvlak;
    • 2. de realisatie van maximaal 16 woningen;
    • 3. de realisatie van maximaal 1.400 m2 bvo commerciële ruimte;
    • 4. afwijken van de goot- en bouwhoogte;
    • 5. de regels van artikel 18 Centrum, lid 18.1, 18.3 en 18.4 zijn van overeenkomstige toepassing;

Artikel 23 Groen - Brink

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Brink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de brink;
  • b. het behoud en herstel van de kenmerkende (driehoekige) structuur van de brink in relatie tot de omliggende karakteristieke bebouwing;
  • c. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden,   te weten de in de vorm van  bestaande bomen en beplanting;
  • d. een evenemententerrein ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

en bij de bestemming behorende:

  • e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. kunstobjecten.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

23.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,00 m.
23.3 Specifieke gebruiksregels
23.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het vellen en /of rooien van de bestaande bomen, anders dan in het kader van het gebruikelijke onderhoud.
23.3.2 Toegestaan gebruik

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend het tijdelijk, al dan niet periodiek, gebruik van de gronden voor evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'.

Artikel 24 Groen - Stadspark

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - Stadspark’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen- en speelvoorzieningen en water;
  • b. evenemententerrein voor evenementen zoals concours, zomeravondconcerten, landbouwtentoonstelling en naar de aard daarmee gelijk te stellen evenementen, ter plaatse van de aanduiding ‘evenemententerrein’;
  • c. een open ruimte, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – open ruimte’;
  • d. een park, ter plaatse van de aanduiding ‘park’;
  • e. waardevolle laanbeplanting, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – waardevolle laanbeplanting’;
  • f. de handhaving en versterking van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

en bij de bestemming behorende:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • i. kunstobjecten.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen met uitzondering van de bestaande situatie geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande gebouwen.

24.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn.

Artikel 25 Maatschappelijk

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. religieuze, educatieve, sociale, culturele en/ of medische voorzieningen, alsmede overheidsvoorzieningen en museum;
  • b. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘wonen’, met dien verstande dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. ondergeschikte horeca en diensten;
  • b. bewoning, overeenkomstig de bestaande situatie;

met daarbij behorende:

  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 9,00 m, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • c. in afwijking van hetgeen is vermeld onder a bedraagt het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’;
  • d. in afwijking van hetgeen is vermeld onder b bedragen de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ geldt in afwijking van de maximale goot- en bouwhoogte dat bij gebouwen met een plat dak de bouwhoogte maximaal 9,00 m bedraagt;
  • f. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan, waarvan de goot- en bouwhoogte maximaal respectievelijk 3,50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • g. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ bedraagt ten hoogste 15,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • h. de bouwhoogte van kerktorens en de watertoren bedraagt ten hoogste 25,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.
25.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen;  de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weggekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
25.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 25.2.1 onder a, in die zin dat het bouwvlak wordt overschreden tot maximaal 20% van het bestaande oppervlak van het betreffende bouwvlak;
  • b. het bepaalde in lid 25.2.1 onder f, in die zin dat de goot- en/ of bouwhoogte van een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m.
25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor een woonzorgcomplex en/ of woonzorgwoningen.

Artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;

en bij de bestemming behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. paden;
  • d. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 6,00 m.
26.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.

Artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk - Zorgboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. een zorgboerderij;
    • 2. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep en bedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  • b. vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning;

en bij de bestemming behorende:

  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ mag een bedrijfswoning gebouwd worden;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 4,50 m;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 8,00 m.
27.2.2 Vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 6,00 m.
27.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen;  de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weggekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 27.2.1, sub c in die zin dat de goothoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 6,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 27.2.1, sub d in die zin dat de bouwhoogte wordt verhoogd tot ten hoogste 10,50 m.
27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van de bedrijfswoning voor meer dan één woning/wooneenheden.

Artikel 28 Maatschappelijk-Bijzondere woonvorm

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk-Bijzondere woonvorm' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een maatschappelijke voorziening in de vorm van gebouwen ten behoeve van een bijzondere woonvorm;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. gebouwen ten behoeve van een bijzondere woonvorm;
    met daaraan ondergeschikt:

en bij de bestemming behorende:

  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. water;
  • k. wegen en paden.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van een bijzondere woonvorm worden gebouwd;
  • b. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,50 m;
  • d. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 5,50 m;
  • e. de dakhelling van een gebouw bedraagt ten hoogste 25º.
28.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.
28.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan detailhandel ondergeschikt aan en ten behoeve van de in lid 28.1 genoemde doeleinden.

Artikel 29 Natuur

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. natuur gebieden ;
  • b. de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;

en bij de bestemming behorende:

  • c. bestaande infrastructurele voorzieningen in de vorm van paden en wegen;
  • d. de waterhuishouding.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen , met uitzondering van de bestaande situatie, geen gebouwen worden gebouwd , met uitzondering van bestaande gebouwen.

29.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,5 m.
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het vellen en rooien van houtgewas;
    • 2. het ophogen of afgraven van gronden;
    • 3. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen;
    • 4. het egaliseren van gronden.
  • b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn.
  • c. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 29.1 omschreven waarden van de gronden.
29.3.1 Vergunningsplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren voor:

  • a. het vellen en rooien van houtgewas;
  • b. het ophogen of afgraven van gronden;
  • c. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande houtige gewassen;
  • d. het egaliseren van gronden.
29.3.2 Uitzondering

De in lid 29.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van verkrijgen van rechtskracht van het plan.
29.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 29.3.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in 29.1 omschreven waarden van de gronden.

Artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;

en bij de bestemming behorende:

  • b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

30.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 8 m.

Artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kampeerboerderij;
  • b. een groepsaccommodatie;
  • c. verblijfsrecreatie in de vorm van de bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatieterrein, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal' het aantal kampeermiddelen ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal kampeermiddelen, stacaravans of hotelkamerhuisjes bedraagt;
    • 2. appartementen, chalets, recreatiewoningen en bungalows, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie zijn toegestaan;
  • d. een bed and breakfast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast';
  • e. een kampeerterrein;
  • f. een bedrijfswoning uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. ondergeschikte horeca;
  • h. een zwembad;
  • i. dagrecreatie;
  • j. beheer- en dienstgebouwen;
  • k. sanitaire voorzieningen;

en bij de bestemming behorende:

  • l. gebouwen;
  • m. groen- en speelvoorzieningen;
  • n. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • r. wegen en paden;
  • s. speelvoorzieningen;
  • t. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • u. nutsvoorzieningen;
  • v. tuinen en erven.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Stacaravans

Voor stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal 4,00 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een stacaravan mag maximaal 40 m2 bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen recreatieverblijven niet zijnde kampeermiddelen bedraagt ten minste 5,00 m, dan wel de bestaande afstand, indien deze bestaande afstand kleiner is dan 5,00 m;
  • d. de oppervlakte aan bijgebouwen bijbehorende bouwwerken mag per stacaravan maximaal 6 m2 bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de bijgebouwen bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,00 m bedragen;
  • f. overkappingen zijn niet toegestaan.
31.2.2 Bed and breakfast

Voor een bed and breakfast gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de bestaan de hoogte;
  • c. bijbehorende bouwwerken overkappingen en bijgebouwen zijn niet toegestaan.
31.2.3 Chalets

Voor het bouwen van chalets gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de dakhelling zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen;
  • d. de onderlinge afstand tussen recreatieverblijven niet zijnde kampeermiddelen bedraagt ten minste 5,00 m, dan wel de bestaande afstand, indien deze bestaande afstand kleiner is dan 5,00 m;
  • e. de oppervlakte, inclusief een (vrijstaand) bijbehorend bouwwerk berging , bedraagt ten hoogste 100 m²;
  • f. overkappingen zijn niet toegestaan.
31.2.4 Recreatieverblijf

Voor het bouwen van een recreatieverblijf gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,00 m;
  • b. de oppervlakte van een hotelkamerhuisje bedraagt maximaal 30 m²;
  • c. de onderlinge afstand tussen recreatieverblijven niet zijnde kampeermiddelen bedraagt tenminste 5,00 m, dan wel tenminste de bestaande afstand, indien deze bestaande afstand kleiner is dan 5,00 m;
  • d. overkappingen en bijgebouwen bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
31.2.5 Beheer- en dienstgebouwen

Voor het bouwen van beheer- en dienstgebouwen, een recreatiezaal en een restaurant gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag maximaal 4,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 7,00 m bedragen.
31.2.6 Zwembad

Voor het bouwen van een zwembad met bijbehorende bouwwerken gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag maximaal 4,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 7,00 m bedragen.
31.2.7 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag maximaal 4,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 8,00 m bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • e. de bijgebouwen bijbehorende bouwwerken mogen een gezamenlijke oppervlakte van 75 m2, een goothoogte van maximaal 3,00 m en een bouwhoogte van maximaal 6,00 m hebben.
31.2.8 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen mag maximaal 6,50 m bedragen.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
31.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 31.2.5 onder a en toestaan dat de gebouwen buiten het bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. lid 31.2.5 onder b en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,50 m;
  • c. lid 31.2.5 onder c en toestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6 m.
31.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het (laten) gebruiken van recreatiewoningen, stacaravans, trekkershutten, hotelkamerhuisjes, chalets en /of kampeermiddelen ten behoeve van permanente bewoning.

Artikel 32 Sport

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelvelden en daarbij behorende voorzieningen, zoals kleedruimten, kantines en onderhoud en beheer;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. sportdoeleinden;
    • 2. een kantine;
    • 3. kleedruimtes;
    • 4. onderhoud en beheer.

en bij de bestemming behorende:

  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. paden en verhardingen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 8,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte, indien deze hoger is.
32.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 18,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
32.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het (laten) gebruiken van de gronden ten behoeve van een manege.

Artikel 33 Sport - Manege

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van:

  • a. een manege;
  • b. wonen in een bedrijfswoning, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie;
  • c. aan- en bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. ondergeschikte horeca;

en bij de bestemming behorende:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en terreinen.
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal, uitsluitend overeenkomstig de bestaande situatie, ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de goothoogte van de bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen mag ten hoogste 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • e. de goothoogte van de bedrijfswoning mag ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag ten hoogste 8,00 m bedragen.

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels:

a. aan- en bijgebouwen moeten binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

  • g. de goothoogte van de aan- en bijgebouwen bijbehorende bouwwerken m ag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van de aan- en bijgebouwen bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6,00 m bedragen.
33.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er mag ten hoogste één mestplaats worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de mestplaats mag ten hoogste 400 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8,00 m bedragen.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 33.2.1 onder c en toestaan dat de goothoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m;
  • b. het bepaalde in lid 33.2.1 onder d en toestaan dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,50 m.
33.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het (laten) gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het (laten) gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de manege.

Artikel 34 Tuin

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, niet zijnde erf, als bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht;
  • b. taluds;
  • c. waarbij wordt gestreefd naar het behoud en het versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;

en bij de bestemming behorende:

  • d. op- en afritten;
  • e. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • f. groen-, en nutsvoorzieningen;
  • g. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • h. erf- en terreinafscheidingen.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van bestaande erkers   gebouwen.

34.2.2 Overige bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen overige bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 34.2.1 in die zin dat erkers bij woningen mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 m zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de woning waaraan wordt gebouwd;
    • 2. de diepte van een erker ten hoogste 50% van de diepte van de tuin, waarin wordt gebouwd, zal bedragen, gemeten ten opzichte van de gevel van de woning waaraan wordt gebouwd;
    • 3. een erker over ten hoogste 80% van de breedte van de gevel van de woning waaraan wordt gebouwd, zal worden gebouwd;
    • 4. de bouwhoogte van een erker ten hoogste gelijk zal zijn aan de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt gebouwd;
  • b. lid 34.2.2,in die zin dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd mits:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,00 m zal bedragen.

Artikel 35 Verkeer

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. (beweegbare) bruggen ter plaatse van de aanduiding 'water';
  • e. tunnels, viaducten, bruggen, dammen en duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken.

en bij de bestemming behorende:

  • f. toegangswegen en in- en uitritten;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

35.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 8,00 m bedragen.
35.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het (laten) gebruiken van de gronden voor wegen met meer dan twee rijstroken.

Artikel 36 Verkeer - Railverkeer

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen, spoorverkeer en spoorwegvoorzieningen;
  • b. stationsvoorzieningen, zoals kiosken, dienstverlening en horeca;
  • c. een (beweegbare) spoorbrug ter plaatse van de aanduiding ‘water’;
  • d. (on)gelijkvloerse kruisingen met wegen;
  • e. tunnels, viaducten, bruggen, dammen en duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken;

en bij de bestemming behorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak, dan wel op het perron van het station worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 5,00 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is.
36.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van overige bouwwerken , geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10,00 m.

Artikel 37 Water

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grachten;
  • b. kanalen;
  • c. waterlopen;
  • d. een ligplaats voor woonboten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘ligplaats’, met dien verstande dat het aantal woonboten niet meer mag bedragen dan het aantal dat ter plaatse op de verbeelding is aangegeven;
  • e. een aanlegsteiger voor recreatievaartuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';

en bij de bestemming behorende:

  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • h. bruggen, dammen en /of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

37.2.2 Woonboten

Voor het bouwen van woonboten gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 4,00 m, gemeten vanaf de waterlijn;
  • b. de breedte bedraagt niet meer dan 6,00 m;
  • c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan 100 m2;
  • d. de onderlinge afstand tussen woonboten bedraagt minimaal 5,00 m.
37.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 2,00 m.
  • b. voor bruggen geldt een maximale bouwhoogte van 12,00 m.

Artikel 38 Wonen

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-gebonden beroep en/ of bedrijf;
  • b. woningen, uitsluitend in combinatie met zorg, ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
  • c. één bovenwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bovenwoning’;

 met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige kinderopvang waaronder gastouderopvang;
  • e. een rietdekkersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf';
  • f. een rijwielhandel ter plaatse van de aanduiding 'rijwielhandel';
  • g. een terras, ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • h. een kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • i. één recreatiewoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • j. verblijfsrecreatie, in de vorm van kleinschalig kamperen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verblijfsrecreatie';
  • k. een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’;

en bij de bestemming behorende:

  • l. tuinen, erven en verhardingen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. speelvoorzieningen;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • q. verkeer- en verblijfsdoeleinden;
  • r. nutsvoorzieningen.
38.2 Bouwregels
38.2.1 Algemene bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bouwregels:

  • a. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd;
  • b. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met bebouwing gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m², met dien verstande dat het bouwperceel niet groter is dan 500 m². Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m² bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m² bedragen;
  • c. het bepaalde onder b. is tevens van toepassing indien er sprake is van meerdere bouwpercelen als gevolg van woningsplitsing conform artikel 59 lid 59.5 Splitsen van een woning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimum oppervlakte' moet het bouwvlak voor ten minste 70% worden bebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken geld dat:

38.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de verbeelding aangeven aantal het maximum is;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwbouwlocatie' is nieuwbouw toegestaan met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'  ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  • d. de goot- en bouwhoogte van de woning mogen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 9,00 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze reeds hoger is;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven de goot- en bouwhoogte;
  • e. de dakhelling van de woning moet ten minste 45° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de dakhelling niet minder mag bedragen dan de bestaande dakhelling indien deze reeds kleiner is;
    • 2. 2.ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (º), maximum dakhelling (°)', de dakhelling niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven dakhelling;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal de voorgevel van een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk in de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - nokrichting’ geldt dat de nokrichting van de woning hieraan evenwijdig dient te lopen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 1' geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw evenwijdig is aan de gevellijn;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 2' geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw haaks is op de gevellijn.

Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak moet worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bouwperceel bedraagt niet meer dan het bestaande aantal, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het op de verbeelding aangeven aantal het maximum is;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de woning mogen ten hoogste respectievelijk 3,50 m en 9,00 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze reeds hoger is;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’ de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding aangegeven de goot- en bouwhoogte;
  • d. de dakhelling van de woning moet ten minste 45° bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de dakhelling niet minder mag bedragen dan de bestaande dakhelling indien deze reeds kleiner is;
    • 2. 2.ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (º), maximum dakhelling (°)', de dakhelling niet minder respectievelijk niet meer mag bedragen dan de op de verbeelding aangegeven dakhelling;
  • e. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met bebouwing gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m², met dien verstande dat het bouwperceel niet groter is dan 500 m². Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m² bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m² bedragen;
  • f. binnen het als 'erf' aangeduide gebied bedragen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m;
  • g. binnen het als 'erf' aangeduide gebied mogen gebouwen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd van de panden met de aanduiding 'karakteristiek' ;
  • h. binnen het als 'erf' aangeduide gebied bedraagt de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens tenminste 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - minimum oppervlakte' moet het bouwvlak voor ten minste 70% worden bebouwd;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zal de voorgevel van een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk in de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd;
  • k. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - nokrichting’ geldt dat de nokrichting van de woning hieraan evenwijdig dient te lopen;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 1' geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw evenwijdig is aan de gevellijn;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - nokrichting 2' geldt dat de nokrichting van het hoofdgebouw haaks is op de gevellijn;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Wonen - nieuwbouwlocatie' is nieuwbouw toegestaan met dien verstande dat er plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan.

38.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. binnen het als 'b' aangeduide gebied bedragen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m;
  • b. binnen het als 'erf' aangeduide gebied mogen gebouwen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd van de panden met de aanduiding 'karakteristiek';
  • c. binnen het als 'erf' aangeduide gebied bedraagt de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens tenminste 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • d. ter plaatse van het adres Burg. de Kockstraat 57/57a t/m d, Oosterhesselen is de bouw van ten hoogste één bijbehorend bouwwerk toegestaan, met een oppervlakte die niet meer bedraagt dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)';
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ is een bijgebouw toegestaan waarbij tevens geldt dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal mag bedragen de oppervlakte zoals weergegeven ter plaatse van de bouwaanduiding ‘maximum oppervlakte (m2)’;
    • 2. dit bijgebouw gebouwd mag worden als het bestaande bijgebouw ter plaatse van de ‘overige zone - te slopen bijgebouwen’ gesloopt is ;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn bijgebouwen niet toegestaan.
38.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2.00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1.00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 5.50 m.
38.2.5 Dorpsstraat Noord-Sleen

In afwijking van het bepaalde in lid 38.2.1 tot en met 38.2.3 gelden t er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Dorpsstraat - Noord-Sleen' gelden de volgende regels:

Schuurwoning

Voor het bouwen van  de gebouwen indien uit de aanvraag omgevingsvergunning blijkt dat er een schuurwoning gebouwd gaat worden  een schuurwoning gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;
  • c. de goothoogte van de woning bedraagt minimaal 2.50 m en maximaal 3.50 m; , dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 8 m; , dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° en ten hoogste 50° bedragen; , dan wel de bestaande dakhelling;
  • f. de maximale oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 200 m2 met dien verstande dat:
    • 1. de gevelbreedte minimaal 6 meter en maximaal 11 meter bedraagt;
    • 2. de lengte minimaal 12 meter en maximaal 22 meter bedraagt.

Dorpswoning

Voor het bouwen van een dorpswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;
  • c. de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 3,00 m; , dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 8,0 m; , dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° en ten hoogste 50° bedragen ;dan wel de bestaande dakhelling;
  • f. de maximale oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 200 m2, met dien verstande dat:
    • 1. de gevelbreedte minimaal 6,0 m en maximaal 11,0 m bedraagt;
    • 2. de lengte minimaal 12 m en maximaal 22 m bedraagt.

Bestaande bebouwing Dorpsstraat 2

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak zal worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de woning zullen ten hoogste respectievelijk 3.50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
  • d. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° bedragen, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze kleiner is;
  • e. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met bebouwing gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m2 indien het bouwperceel niet groter is dan 500 m2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m2, maar niet meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m2 bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m2 bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zullen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
38.2.6 Voormalige parkschool Coevorden

In afwijking van het bepaalde in lid 38.2.1 tot en met 38.2.3 gelden t er plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige Parkschool Coevorden' gelden de volgende regels:

Gebouwen

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 3;
  • c. de goot- en bouwhoogte van de woning bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10,5 m:
  • d. de dakhelling van de woning bedraagt ten minste 45°;
  • e. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met bebouwing gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m2 indien het bouwperceel niet groter is dan 500 m2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 rn2, maar niet meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 rn2 bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m2 bedragen
  • f. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m;
  • g. bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel van de woning worden gebouwd.

Overige bouwwerken

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,5 m;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
38.2.7 Aelderstraat 1 Aalden

In afwijking van het bepaalde in lid 38.2.1 tot en met 38.2.3 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aelderstraat 1 - Aalden' gelden de volgende regels:

Gebouwen

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen in bouwdeel C ter plaatse van de   'specifieke bouwaanduiding - bouwdeel c'  wordt niet eerder verleend dan nadat bouwdeel A ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwdeel a' en B ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bouwdeel b' gereed zijn en op de voorgeschreven wijze gemeld zijn bij het college van burgemeester en wethouders;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste wat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' ;
  • d. de woningen worden minimaal twee tot ten hoogste zes aaneen gebouwd, met dien verstande dat maximaal 12 woningen worden gebouwd in het gehele als 'specifieke vorm van wonen - Aelderstraat 1' aangeduide gebied.
38.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
38.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 38.2.2 onder a. in die zin dat een woning gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de zijdelingse en achterste bouwgrens met ten hoogste 5,00 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand tot de perceelsgrens ten minste 3,00 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 38.2.2 onder d. in die zin dat de goot- en/ of bouwhoogte van een woning wordt vergroot tot ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m;
  • c. het bepaalde in lid 38.2.1 onder b. in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing maximaal 650 m2 mag bedragen  of en met een gezamenlijk volume van maximaal 2.500m3, mits:
    • 1. de oppervlakte van het bouwperceel minimaal 2.000 m2 bedraagt;
    • 2. het bebouwde en onbebouwde deel van het bouwperceel met elkaar in een verhouding van 1:3 staan;
    • 3. de onderlinge afstand tussen de bebouwing maximaal 8 m bedraagt;
    • 4. er geen risico bestaat voor zelfstandig/bedrijfsmatig gebruik van het gebouw, zowel nu als in de toekomst;
    • 5. er een clustering van bebouwing plaatsvindt;
    • 6. het geheel wordt voorzien van een goede landschappelijke inpassing op basis van een erfinrichtingsplan.
38.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatig medegebruik, anders dan een aan-huis-gebonden bedrijf of beroep en anders dan het bedrijfsmatig medegebruik zoals genoemd in lid 38.1 onder d. tot en met f.
38.5.1 Voorwaardelijke verplichting Aelderstraat 1, Aalden

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aelderstraat 1 - Aalden' gelden aanvullend op het strijdige gebruik uit 38.5 de navolgende regels:

  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruiken van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in 38.1 sub a opgenomen functie zonder de aanleg, binnen 26 weken na het in gebruik nemen van deze gronden, en instandhouding van een groenstrook binnen de bestemming Groen, met een breedte van minimaal 2 meter, conform het beplantingsplan opgenomen in Bijlage 20 van deze regels of een gelijkwaardig door het college goed te keuren inrichtingsplan;
  • b. het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 38.1 sub a opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg, binnen 26 weken na het gereed melden van bouwdeel C, en instandhouding, van de hagen en bomen, conform het beplantingsplan opgenomen in Bijlage 20 van deze regels of een gelijkwaardig door het college goed te keuren inrichtingsplan. .
38.6 Wijzigingsbevoegdheid
38.6.1 Wijzigingsbevoegdheid Deprogrammering woningbouw

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:

de functieaanduiding 'specifieke vorm van Wonen-nieuwbouwlocatie' de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' en specifieke vorm van Wonen - nieuwbouwlocatie' verwijderen indien de bouwmogelijkheid voor de woning(en) niet voor 9 januari 2022 is benut, zijnde het feitelijk aanvangen van de bouw van de betreffende woning om grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning.

Artikel 39 Wonen - Markeweg 1, Noord-Sleen

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Markeweg 1, Noord-Sleen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woning, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • b. aanbouwen en bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

en bij de bestemming behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water;
  • h. wegen en paden.
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
39.2 Bouwregels
39.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bouwregels:

  • a. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met bebouwing worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m², met dien verstande dat het bouwperceel niet groter is dan 500 m². Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m² bedragen en bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m² zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m² bedragen;
  • b. indien er 3 woningen worden gebouwd, dienen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zichtas' onbebouwd te blijven.

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 11' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in Bijlage 13 Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen.

39.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er mogen ten hoogste 3 woningen worden gebouwd;
  • c. indien en voorzover de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'gevellijn' moet de voorgevel van een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk in de aanduiding 'gevellijn' worden gebouwd;
  • d. de breedte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw moet ten minste 45° en mag ten hoogste 49° bedragen.
39.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken moeten ten minste 1,00 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. de afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3,00 m;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6,00 m.
39.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,50 m.
39.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder in begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
39.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden.

Artikel 40 Woongebied

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;
  • b. zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwonen';
  • c. woningen, uitsluitend in combinatie met zorg, met daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling';
  • d. woonwagenstandplaatsen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', met dien verstande dat het aantal woonwagens niet meer mag bedragen dan het aantal dat op de verbeelding is aangegeven met de aanduiding ‘aantal’;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. gastouderopvang;
  • f. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'; 
  • g. een vergaderlocatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - vergaderaccommodatie';
  • h. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • i. een voetgangersgebied ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • j. een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
  • k. verblijfsrecreatie, in de vorm van kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - verblijfsrecreatie';
  • l. de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - opslag en verkoop van vuurwerk';
  • m. een cafetaria/snackbar, uitsluitend ter plaatse van het adres Europaweg 1 te Coevorden;
  • n. verblijfsrecreatie in de vorm van maximaal 5 bestaande recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning'; ‘specifieke vorm van woongebied – vakantiewoningen’ ;
  • o. het behoud van een beeldbepalende boom ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom';
  • p. een nieuwe ontsluitingsweg met een maximale breedte van 10,50 meter ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van woongebied – zone ontsluitingsweg’;

en bij de bestemming behorende:

  • q. tuinen, erven en verhardingen;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. parkeervoorzieningen;
  • t. speelvoorzieningen;
  • u. kunstobjecten;
  • v. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • w. wegen en paden;
  • x. nutsvoorzieningen.
40.2 Bouwregels
40.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende algemene bouwregels:

  • a. ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met bebouwing gebouwen worden bebouwd, tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m², met dien verstande dat:
    • 1. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 m², maar niet meer dan 1.000 m², mag de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing gebouwen ten hoogste 300 m² bedragen
    • 2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 1.000 m², mag de gezamenlijke oppervlakte aan bebouwing gebouwen ten hoogste 400 m² bedragen.
  • a. het bepaalde onder a. is tevens van toepassing indien er sprake is van meerdere bouwpercelen als gevolg van woningsplitsing conform artikel 59 lid 59.5 Splitsen van een woning;

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 15' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het   Beeldkwaliteitsplan Jongbloed, Sleen ;

40.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, uitgezonderd woonwagens, gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwbouwlocatie' is nieuwbouw toegestaan met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' ten hoogste het op de verbeelding aangegeven aantal woningen is toegestaan;
  • c. de voorgevel van de woning en het verlengde ervan dient als de bouwgrens te worden beschouwd, welke niet door het oprichten van gebouwen mag worden overschreden;
  • d. indien geen naar de weg gekeerde gevel van een woning aanwezig is, stelt het college van Burgemeester en wethouders een bouwgrens, passend in het bebouwingsbeeld, vast;
  • e. indien meerdere naar de weg gekeerde gevels van een woning aanwezig zijn, bepaalt het college van Burgemeester en wethouders welke gevel de voorgevel is, passend in het bebouwingsbeeld;
  • f. ter plaatse van een bouwvlak mogen gebouwen uitsluitend binnen dat bouwvlak gebouwd worden;
  • g. ter plaatse aanduiding ‘maximum bebouwingspercentage (%)’ bedraagt het bebouwingspercentage van het bouwvlak niet meer dan het op de verbeelding aangegeven percentage;
  • h. indien de zijdelingse perceelsgrens grenst aan een weg, mogen geen gebouwen worden opgericht binnen een afstand van 2.00 m van de weg;
  • i. in het gebied binnen een afstand van 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning moeten bijehorende bouwwerken ten minste 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde ervan van de woning worden gebouwd;
  • j. in het gebied binnen een afstand van 3,00 m ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en/of in het gebied binnen een afstand van 8,00 m ten opzichte van de achterste perceelgrens zullen de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen;
  • k. in het gebied op een afstand van meer dan 3,00 m ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en/of in een gebied op een afstand van meer dan 8,00 m ten opzichte van de achterste perceelgrens zullen de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 6,00 m en 10,50 m bedragen,
  • l. in het onder i bedoelde gebied zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1,00 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - lage bebouwing' bedragen de goot- en bouwhoogte van de woningen ten hoogste respectievelijk 3,5 m en 8,00 m;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - plat dak verplicht' is een plat dak verplicht indien er in drie bouwlagen wordt gebouwd;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' is een plak dak toegestaan;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bouwlagen' bedraagt het aantal bouwlagen niet meer dan het aangegeven aantal;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' bedragen de goot- en bouwhoogte van de woningen ten hoogste respectievelijk 5,50 m en 7,00 m, dan wel de bestaande hoogte indien deze hoger is;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)’, bedragen de goot- en bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte ten minste en ten hoogste de aangegeven hoogten;
  • t. ter plaatse van de aanduiding ‘minimum dakhelling (º), maximum dakhelling (°)' bedraagt de dakhelling niet minder respectievelijk niet meer dan de aangegeven dakhelling;
  • u. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is een tweede woning toegestaan;
  • v. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn bijgebouwen niet toegestaan.
  • w. ter plaatse van de aanduiding 'Deelgebied 2a' zijn maximaal 23 rijwoningen en/of geschakelde woningen toegestaan;
  • x. ter plaatse van de aanduiding 'Deelgebied 2b' zijn maximaal 21 appartementen toegestaan.
40.2.3 Standplaatsen voor woonwagens

Voor het plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:

  • a. woonwagens mogen uitsluitend worden geplaatst ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
    • 1. het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan het aantal dat ter plaatse van de aanduiding ‘aantal’ is aangegeven;
    • 2. de bouwhoogte van een woonwagen mag ten hoogste 5,00 m bedragen.
40.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
40.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • b. de landschappelijke inpassing;
  • c. de waterbergingscapaciteit;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
40.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 40.2.1 onder a. in die zin dat de gezamenlijk oppervlakte aan bebouwing maximaal 650 m2 mag bedragen  of en met een gezamenlijk volume van maximaal 2.500m3, mits:
    • 1. de oppervlakte van het perceel minimaal 2.000 m2 bedraagt;
    • 2. het bebouwde en onbebouwde deel van het perceel met elkaar in een verhouding van 1:3 staan;
    • 3. de onderlinge afstand tussen bebouwing maximaal 8 m bedraagt;
    • 4. er geen gevaar bestaat voor zelfstandig/bedrijfsmatig gebruik van het gebouw (zowel nu als in de toekomst);
    • 5. er een clustering van bebouwing plaatsvindt;
    • 6. het geheel wordt voor zien van een erfinrichtingsplan.
  • b. het bepaalde in lid 40.2.2 onder c. voor het bouwen tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de woning, dan wel tot 3,00 m voor deze gevel;
  • c. het bepaalde in lid 40.2.2 onder i. voor het bouwen van gebouwen op een kortere afstand dan 3,00 m uit de zijdelingse perceelgrens van de niet-aangebouwde zijgevel van de woning en op een kortere afstand dan 3,00 m achter de voorgevel en het verlengde daarvan.
40.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor bedrijfsmatig medegebruik, anders dan een aan-huis-gebonden bedrijf of beroep en de andere in lid 40.1 genoemde bedrijfsactiviteiten;
  • e. het zonder omgevingsvergunning kappen van een beeldbepalende boom ter plaatse van de aanduiding 'beeldbepalende boom';
  • f. het bouwen van gebouwen op gronden ter plaatse van de bouwaanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – geen gebouwen toegestaan’.
40.6 Wijzigingsbevoegdheid
40.6.1 Nieuwbouwlocaties na wijziging - woningbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwbouwlocatie na wijziging' het plan wordt gewijzigd ten behoeve van de realisatie van een of meerdere woningen, met inachtneming van de volgende bouwregels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - nieuwbouwlocatie na wijziging' gebouwd worden;
    • 2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
40.6.2 Nieuwbouwlocaties – deprogrammering woningbouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'nieuwbouwlocatie na wijziging' de aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden' en 'nieuwbouwlocatie na wijziging' worden verwijderd, indien de bouwmogelijkheid voor de woning(en) niet binnen 2 jaar na ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan, te weten voor 9 januari 2022 is benut, zijnde het feitelijk aanvangen van de bouw van de betreffende woning(en) op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nieuwbouwlocatie' de aanduidingen 'maximum aantal wooneenheden' en 'nieuwbouwlocatie' worden verwijderd, indien de bouwmogelijkheid voor de woning(en) niet binnen 2 jaar na ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan, te weten voor 9 januari 2022 is benut, zijnde het feitelijk aanvangen van de bouw van de betreffende woning(en) op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning.

Artikel 41 Woongebied - Molenakkers II

41.1 bestemmingsomschrijving

De voor ' Woongebied - Molenakkers II' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf;

en bij de bestemming behorende:

  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. kunstobjecten;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

  • a. wonen in woonhuizen ;
  • b. aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • c. parkeergelegenheid;
  • d. wegen en paden;
  • e. groen-, speel- en nutsvoorzieningen;
  • f. waterhuishouding;
  • g. met daarbijbehorende:
  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • j. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden;
  • k. tuinen;
  • l. erven;

met dien verstande dat bij een woning moet worden voorzien in ten minste één parkeerplaats op het eigen erf.

41.2 bouwregels

Op de voor ' Woongebied - Molenakkers II' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

41.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 8;
  • b. woningen worden vrijstaand of twee-aan-een gebouwd;
  • c. de voorgevel van de woningen wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn';
  • d. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,00 m, met dien verstande dat indien de nokrichting evenwijdig aan straat De Spil wordt gebouwd, de goothoogte aan de zijde van De Spil - in verband met de bouw van bouwkundige accenten - voor niet meer dan de helft van de gevelbreedte van de woning mag worden verhoogd tot 6,00 m;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,00 m;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60º bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt bij de onder d bedoelde verhoging.
41.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat uitbouwen in de vorm van erkers tot vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mogen worden gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,50 m bedraagt;
    • 2. de diepte van het overblijvende, niet bebouwde voorerf minimaal 1,50 m bedraagt;
    • 3. voor zover de erker wordt gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die voorgevel bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3,00 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,50 m;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per hoofdgebouw maximaal 50 m2;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,00 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,50 m;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw minus 2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3,00 m bedraagt en maximaal 6,00 m;
  • e. alle bijbehorende bouwwerken zijn voorzien van een kap.
41.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.

Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden

Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 13' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het   Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II Dalen ;

41.3 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen het zicht vanaf de es. Hierbij wordt getoetst aan de regels als genoemd in het door de raad vastgestelde beeldkwaliteitsplan voor het plangebied;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  • c. de landschappelijke inpassing;
  • d. de waterbergingscapaciteit;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de verkeersveiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  • h. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.
41.4 afwijken van de bouwregels
41.4.1 Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 41.2.2 onder a voor het verkleinen van de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • b. lid 41.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot maximaal 70 m2;
  • c. lid 41.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot 70 m2 vermeerderd met 20 m2, uitsluitend in verband met het gebruik van genoemde bouwwerken als afhankelijke woonruimte, mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg.
41.4.2 afwegingskader

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 41.4.1 wordt slechts verleend, indien:

  • a. de belangen van de eigenaren en /of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
41.5 specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het gebruik van gronden en opstallen voor een bedrijf.

Artikel 42 Leiding - Gas

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. de daarbijbehorende belemmeringenstrook;
  • c. veiligheidszones;

en bij de bestemming behorende:

42.2 Bouwregels
42.2.1 Aanduiding veiligheidszone-gasontvangststation

Ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone-gasontvangststation worden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gebouwd mits:

  • a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  • b. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden.

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geldt dat op of in de in lid 42.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) mogen worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.  

42.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 42.2 Bouwregels in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • c. de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt ten behoeve van een kwetsbaar object.

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

42.3.1 Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 42.2 in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende (dubbel-) bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. de gronden en bouwwerken niet mogen worden gebruikt als kwetsbaar object.
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
42.3.2 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de bouwwerken het doelmatig gebruik en de belangen van de gastransportleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de gastransportleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.

42.4 specifieke gebruiksregels
42.4.1 Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
  • b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegelaten.

a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een aardgastransportleiding met bijbehorende belemmeringenstrook kan worden geschaad en een kwetsbaar object wordt toegelaten.

42.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende/ hoogopgaande beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage.
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het wijzigen van het maaiveld;
  • h. het slopen van opstallen.
42.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 42.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking);   het tijdstip van het van kracht worden van het plan.  
  • b. het normale beheer en onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en  ondergrondse netten en netwerken ;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
42.5.3 Afwegingskader

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.

42.5.4 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden het doelmatig gebruik en de belangen van de gastransportleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de aardgastransportleiding met bijbehorende belemmeringenstrook niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Artikel 43 Leiding - Hoogspanning

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een deels bovengrondse en deels ondergrondse hoogspanningsleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanning';
  • b. de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • c. veiligheidszones.

en bij de bestemming behorende:

43.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hoogspanningsmasten mag niet meer bedragen dan 65,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 m.
43.3 Afwijken van de bouwregels
43.3.1 Omgevingsvergunning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 43.2 in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende (dubbel)bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
43.3.2 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de bouwwerken het doelmatig gebruik en de belangen van de hoogspanningsleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.

43.4 specifieke gebruiksregels
43.4.1 Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsleiding en de bijbehorende belemmeringenstrook.
43.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven (wijzigen maaiveld), woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • e. het permanent opslaan van goederen;
  • f. het planten/ rooien van diepwortelende/ hoogopgaande bomen of planten;
  • g. het slopen van opstallen.
43.5.2 Uitzondering

Het in lid 43.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. verband houden met het onderhoud of de aanleg van de betreffende hoogspanningsleiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking); het moment van het van k racht worden van het plan;
  • c. die het normale onderhoud ten aanzien van de hoogspanningsleiding, de belemmeringsstrook of de functies van de andere voorkomende (dubbel)bestemming(en) betreffen.
43.5.3 Advies

Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/ of werkzaamheden het doelmatig gebruik en de belangen van de hoogspanningsleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 44 Waarde - Archeologie 1

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van beschermde archeologische monumenten, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

44.2 bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe moet bij burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden worden ingediend.

44.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe moet bij burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden worden ingediend.

Artikel 45 Waarde - Archeologie 2

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de historische kern van de stad Coevorden en in natuurgebieden, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.

45.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.

45.3 Afwijken van de bouwregels
45.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 45.2  en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming worden gebouwd, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

45.3.2 Afwegingskader

Een in lid 45.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in lid 45.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
45.3.3 Overleg provinciaal archeoloog

Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 26 aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provinciaal archeoloog om advies in te winnen en dat advies meewegen , alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

45.4 specifieke gebruiksregels
45.4.1 Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.
45.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

  • a. grondbewerkingen;
  • b. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond;
  • c. het aanplanten van bomen of een houtig gewas;
  • d. het aanbrengen van drainage.
45.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 45.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek ten behoeve van de beoordeling van de (on)evenredigheid van de aantasting als bedoeld in lid 45.5.1; hiertoe behoren niet werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek met als enig doel het doen van archeologisch onderzoek;
  • b. die het normale onderhoud en/ of gebruik betreffen; hiertoe behoren niet:
    • 1. egaliseren van natuurlijk reliëf;
    • 2. ontginnen;
    • 3. aanleggen of vergraven van sloten;
    • 4. aanleggen of rooien van bos waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. die de archeologische waarden niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd en door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
45.5.3 Overleg provinciaal archeoloog

Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 26 aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provinciaal archeoloog om advies in te winnen en dat advies meewegen, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

45.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 46 Waarde - Archeologie 3

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.

46.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a moeten ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van waarde - archeologische begeleiding’ de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring worden begeleid door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
46.3 Afwijken van de bouwregels
46.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.2 en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende (dubbel)bestemming worden gebouwd met een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

46.3.2 Afwijkingskader

Een in lid 46.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat. Indien uit het in lid 46.3.1 genoemde onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
46.3.3 Overleg Provinciaal archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren Burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, en wegen dat advies mee bij die besluitvorming.

46.4 Specifieke gebruiksregels
46.4.1 Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.
46.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
46.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

  • a. het aanplanten van bomen of een houtig gewas, voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd;
  • b. het aanbrengen van drainage, diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, afgraven dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen en het aanleggen of vergraven van veldsloten.
46.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 46.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen;
  • b. die het normale onderhoud en/ of gebruik betreffen. Hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik:
    • 1. grondbewerkingen tot een diepte van 0,3 m onder maaiveld;
    • 2. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,10 m onder de bouwvoor;
    • 3. het aanbrengen van drainage.

Hiertoe behoren niet:

    • 1. diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,3 m beneden maaiveld;
    • 2. afgraven dieper dan 0,3 m beneden maaiveld;
    • 3. egaliseren van natuurlijk reliëf;
    • 4. ontginnen;
    • 5. aanleggen of vergraven van sloten;
    • 6. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. die de archeologische waarden niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
46.5.3 Overleg provinciaal Archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren Burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op de Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

46.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 47 Waarde - Archeologie 4

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming (en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.

47.2 Bouwregels

Op de voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 100 m2;
  • b. bouwwerken met een diepte van minder dan 0,30 m;
  • c. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
47.3 Afwijken van de bouwregels
47.3.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.2 kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

47.3.2 Afwegingskader

Een in lid 47.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat. Indien uit het in lid 47.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
47.3.3 Overleg provinciaal archeoloog

Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 26 aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

47.4 Specifieke gebruiksregels
47.4.1 Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.
47.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
47.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:

  • a. grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m;
  • b. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond;
  • c. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd;
  • d. het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Essenlandschap'.
47.5.2 Uitzondering

Het in lid 47.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek ten behoeve van de beoordeling van de (on)evenredigheid van de aantasting als bedoeld in lid 47.5.1; hiertoe behoren niet werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek met als enig doel het doen van archeologisch onderzoek;
  • b. die het normale onderhoud en/ of gebruik betreffen;

hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik:

    • 1. grondbewerkingen tot een diepte van 0,30 m onder maaiveld;
    • 2. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,10 m onder de bouwvoor en het aanbrengen van drainage, met uitzondering van het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Essenlandschap';

hiertoe behoren niet:

    • 1. diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,30 m beneden maaiveld;
    • 2. afvrager dieper dan 0,30 m beneden maaiveld;
    • 3. egaliseren van natuurlijk reliëf;
    • 4. ontginnen;
    • 5. aanleggen of vergraven van sloten;
    • 6. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
47.5.3 Overleg provinciaal archeoloog

Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 26 aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.

47.5.4 Strijd met de bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

47.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 48 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.

48.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van minder dan 500 m²;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en Burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
48.3 Afwijken van de bouwregels
48.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 48.2 en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

48.3.2 Afwijkingskader

Een in lid 48.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in lid 48.3.1 genoemde onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
48.3.3 Overleg Provinciaal Archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren Burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op de Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

48.4 Specifieke gebruiksregels
48.4.1 Strijd met de bestemming

Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.
48.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.5.1 Omgevingvergunning

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. grondbewerkingen met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m;
  • b. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, kilveren van grond;
  • c. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waar bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,30 m zal worden geroerd;
  • d. het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Essenlandschap'.
48.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 48.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch onderzoek en opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige op basis van een door Burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen;
  • b. die het normale onderhoud en/ of gebruik betreffen; hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik:
    • 1. grondbewerkingen tot een diepte van 0,30 m onder maaiveld;
    • 2. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,10 m onder de bouwvoor
    • 3. het aanbrengen van drainage, met uitzondering van het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Essenlandschap';

hiertoe behoren niet:

    • 1. diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,30 m beneden maaiveld;
    • 2. afgraven dieper dan 0,30 m beneden maaiveld;
    • 3. egaliseren van natuurlijk reliëf;
    • 4. ontginnen;
    • 5. aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • c. die reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingswet;
  • e. die de archeologische waarde niet onevenredig aantasten, hetgeen is gebleken uit een door aanvrager overgelegd, door Burgemeester en wethouders goedgekeurd bureau-onderzoeksrapport van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en Burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
48.5.3 Overleg Provinciaal Archeoloog

Alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen, voeren Burgemeester en wethouders overleg met de provinciaal archeoloog, indien sprake is van een gebied van provinciaal belang, zoals op de Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie.

48.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 49 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 4 oktober 1991 van het Rijk en opgenomen in Bijlage 21 bij deze regels, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

  • a. de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bestaande bebouwing;
  • b. het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen;
  • c. de karakteristieke beplantingsstructuur bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden;
  • d. het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven;
  • e. de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven;
  • f. de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.

Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:

  • a. de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing dienen te worden gehandhaafd;
  • b. de inrichting van het openbaar gebied dient passend te zijn binnen het dorpsgezicht;
  • c. de karakteristieke beplantingsstructuur van het esdorp dient te worden gehandhaafd;
  • d. de agrarische functies dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.
49.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning binnen de in lid 49.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,30 m, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    • 2. het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 5. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;
    • 6. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat;
    • 7. het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
    • 8. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.

  • b. De in lid 49.2, sub a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking);   zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

  • c. De in lid 49.2, sub a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 49.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Benneveld.

Artikel 50 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees

50.1 Bestemmingsomschrijving

De op de toetsingskaart voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aldaar aanwezige natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 12 juli 1967 van de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en opgenomen in Bijlage 22 bij deze regels, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

  • a. de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bestaande bebouwing;
  • b. het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen;
  • c. de karakteristieke beplantingsstructuur bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden;
  • d. het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven;
  • e. de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven;
  • f. de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.

Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:

  • a. de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing dienen te worden gehandhaafd;
  • b. de inrichting van het openbaar gebied dient passend te zijn binnen het dorpsgezicht;
  • c. de karakteristieke beplantingsstructuur van het esdorp dient te worden gehandhaafd;
  • d. de agrarische functies dienen zoveel mogelijk te worden gehandhaafd.
50.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning binnen de in lid 50.1 van dit artikel bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,30 m, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    • 2. het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 5. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;
    • 6. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat;het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
    • 7. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
  • b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking);   zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
    • 3. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 50.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Gees.

Artikel 51 Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden

51.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 13 maart 1969 van de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en opgenomen in Bijlage 23, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.

Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:

  • a. de open ruimtes, zoals de brink, de esgronden en de open ruimtes tussen de bebouwing;
  • b. het grondgebruik rond de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen;
  • c. de karakteristieke beplantingsstructuur, bestaande uit (zware) bomen op de brink en vaak onregelmatig verspreid langs de wegen op de erven en op en rondom de huisweiden;
  • d. het materiaalgebruik van de boerderijen en de tot woning verbouwde boerderijen, de op de erven staande schuren en de erfverharding. Karakteristiek zijn met name de met stro bedekte daken en de hier en daar nog voorkomende veldkeienverharding op de erven;
  • e. de hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en situering van de boerderijen op de erven;
  • f. de ligging van erven ten opzichte van elkaar en het daarmee samenhangende patroon van wegen.
51.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning binnen de in lid 51.1 van dit artikel bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    • 2. het aanbrengen of rooien van bomen en houtgewas, waarbij stobben worden verwijderd;
    • 3. het aanleggen, verleggen en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, inritten en toegangspaden naar woningen en grondgebonden agrarische bedrijven;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 5. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;
    • 6. het scheuren van grasland anders dan ten behoeve van de verbetering van de grasmat;
    • 7. het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
    • 8. het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen.
  • b. De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor:
    • 1. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn;
    • 2. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking);   zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
    • 3. De onder a bedoelde vergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in lid 51.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden van Oud-Aalden.

Artikel 52 Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen cultuurhistorische, stedenbouwkundige en situationele waarden, zoals verwoord in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit d.d. 21 juli 2007 tot beschermd stadsgezicht Coevorden Centrum noord en zoals opgenomen in Bijlage 24, met dien verstande dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:

  • a. historisch-ruimtelijke karakteristieke structuur met bebouwing en karakteristieke open ruimte.

Met het oog hierop dienen de volgende regels in acht te worden genomen.

52.1.1 Groenvoorzieningen – gracht

Gestreefd wordt naar handhaving en versterking van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals blijkt uit de volgende elementen:

  • a. de laanbeplanting langs de Van Heutszsingel, de Burgemeester Van der Lelysingel, het Van Heutszpark en de Meindert van der Thijnensingel dient te worden gehandhaafd;
  • b. de waardevolle beplanting langs de zuidoever van de gracht dient te worden gehandhaafd;
  • c. in het Van Heutszpark dient de verhouding tussen beplanting en open gebied te worden gehandhaafd, waardoor fraaie doorzichten gehandhaafd blijven. Tevens dienen in het park de gebouwde elementen, zoals de tunnel en het Van Heutszmonument en de Oranjebank te worden gehandhaafd. Hetzelfde geldt voor de bestaande hoogteverschillen en het padenbeloop;
  • d. handhaving van de gracht als open water en zijn karakteristieke beloop;
  • e. in het park ten noorden van de gracht dienen de laanbeplanting, het pad langs de oever en het open karakter van het park te worden gehandhaafd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - open ruimte’ dient het doorzicht over de gracht te worden gehandhaafd.
52.1.2 Bebouwing

Gestreefd wordt naar het handhaven (en waar mogelijk versterken) van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals blijkt uit de waardevolle bebouwingspatronen en het behouden van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’. Dit houdt in:

  • a. het handhaven van de naar de weg gekeerde bouwgrens waarin woningen moeten worden gebouwd;
  • b. het handhaven van de bestaande ruimte tussen de panden of, wanneer woningen aaneen zijn gebouwd, het ritme dat wordt gevormd door de individuele panden;
  • c. het handhaven van de bestaande goothoogte, bouwhoogte en de kapvorm van de panden;
  • d. het handhaven van de bestaande detaillering van panden (kozijnen, materiaalgebruik, kleurgebruik);
  • e. waardevolle erfafscheidingen dienen te worden gehandhaafd en waar mogelijk te worden verbeterd.
52.1.3 Toetsingskader

Als toetsingscriteria voor het toelaten van nieuwe ontwikkelingen geldt dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.

52.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien hierdoor kan worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden zoals opgenomen in 52.1, nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

52.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
52.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 m, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
  • b. het vellen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting;
  • c. het beplanten van gronden met bomen en andere opgaande beplanting;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • e. het aanleggen van wandel- en fietspaden;
  • f. het aanbrengen van verhardingen op paden en wegen;
  • g. het slopen van bouwwerken.
52.3.2 Uitzondering

De in lid 52.3.1 bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen, dan wel van ondergeschikte aard zijn;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking);   zijn op het tijdstip van het worden van dit plan.
52.3.3 Toetsingskader
  • a. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 52.1 omschreven specifieke ruimtelijkhistorische karakteristieke structuur;
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de provinciale Monumentencommissie.

Artikel 53 Waarde - Cultuurhistorie

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de opbouw, het behoud, het herstel en waar mogelijk versterking van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. het behoud en herstel van karakteristieke panden en monumenten, zoals beschreven in Bijlage 1 van de toelichting.
53.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van de opbouw, het behoud en het herstel en waar mogelijk versterking van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden, door middel van het overleggen van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan.

53.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
53.3.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en/ of dempen van sloten, watergangen en/ of waterpartijen;
  • b. het aanbrengen, verleggen en/ of verbreden van paden en wegen;
  • c. het vellen of rooien van bomen en andere opgaande beplanting;
  • d. het aanleggen van landschapselementen;
  • e. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen en/ of diepploegen;
  • f. het afvlakken of verwijderen van reliëf;
  • g. het scheuren en/ of frezen van grasland ten behoeve van graslandverbetering;
  • h. het aanleggen, verwijderen en /of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen;
  • i. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen;
  • j. slopen van gebouwen, bouwwerken en /of funderingen.
53.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 53.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die normaal onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking);   zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden voor verharding van tuinen tot maximaal 1/3 van de tuin, na aftrek van de oppervlakte van de aanwezige bebouwing, en waarbij de voortuin, het tuingedeelte voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan, voor maximaal 50% mag worden verhard. Deze verharding ten behoeve van paden, terrassen, parkeerplaatsen en inritten, mag bestaan uit zowel volledige verharding als halfverharding.
53.3.3 Toetsingscriteria

Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een vergunning als bedoeld in lid 53.3.1 indien:

  • a. er geen aantasting plaatsvindt van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. de omgevingsvergunning niet zal leiden tot een verstoring van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden, alsmede het ensemble van de gebouwde en ongebouwde ruimte;

Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 53.3.1 vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 54 Waarde - Karakteristiek object

54.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristiek object' aangewezen gronden en /of objecten zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aldaar aanwezige karakteristieke gebouwen, bouwwerken en /of objecten, zoals beschreven in Bijlage 1 van de toelichting.

54.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
54.2.1 Vergunningsplicht

Het is pas toegestaan om bodemingrepen uit te voeren indien van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verkregen. Dit geldt, ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

54.2.2 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend indien is gebleken dat de in lid 54.3.1 genoemde bodemingrepen:

  • a. onvermijdelijk zijn vanuit (bouw)veiligheid;
  • b. niet zorgen voor wezenlijke aantasting van de karakteristieke waarde
  • c. en indien het een bouwwerk betreft dat in Bijlage 1 van de toelichting is aangeduid met "BK" dient een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd te zijn.
54.2.3 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen is een motivatie nodig waarom het uitvoeren van de bodemingreep gewenst is en dit verantwoord is ten opzichte van de cultuurhistorische waarden die verloren gaan.

54.2.4 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden en het verbouwen en / of uitbreiden van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

54.2.5 Uitzondering

Van de vergunningplicht als omschreven in lid 54.2.1 is normaal onderhoudswerk uitgezonderd.

54.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
54.3.1 Vergunningsplicht

Het is pas toegestaan om een bouwwerk (deels) te slopen indien van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verkregen. Dit ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

54.3.2 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 54.3.1 genoemde werken en werkzaamheden:

  • a. onvermijdelijk zijn vanuit (bouw)veiligheid en;
  • b. de (gedeeltelijke) sloop niet zorgt voor wezenlijke aantasting van de karakteristieke waarde;
  • c. en indien het een bouwwerk betreft dat in Bijlage 1 van de toelichting is aangeduid met "BK" dient een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd te zijn.
54.3.3 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het (gedeeltelijk) slopen van een bouwwerk goed te kunnen beoordelen is een motivatie nodig waarom deze sloop gewenst is en waarom dit verantwoord is ten opzichte van de karakteristieke waarden welke verloren gaan.

54.3.4 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het verbouwen en / of uitbreiden van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

54.3.5 Uitzondering

Van de vergunningplicht als omschreven de in lid 54.3.1 is normaal onderhoudswerk uitgezonderd.

54.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • de gebieden waar de dubbelbestemming als genoemd in lid 54.1 te veranderen en / of te verwijderen indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis wenselijk is.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 55 Anti-dubbeltelregel

55.1 Grond

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

55.2 Bedrijfswoning

Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een (agrarische) bedrijfswoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest. Dus ook woningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet meer als (agrarische) bedrijfswoning fungeren, worden beschouwd als (agrarische) bedrijfswoning.

Artikel 56 Algemene bouwregels

56.1 Beeldbepalend object

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend object' dient - in afwijking in zoverre van het vorenstaande - de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling te worden gehandhaafd.

Artikel 57 Algemene gebruiksregels

57.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor vrij kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfast-voorziening , met uitzondering van een bestaande bed and breakfastvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'bed and breakfast' ;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken en (vrijstaande) bedrijfsgebouwen voor zelfstandige, tijdelijke en/ of permanente bewoning;
  • e. het gebruik of laten gebruiken van een bedrijfswoning voor reguliere bewoning;
  • f. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen en/of bouwwerken voor (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;
  • g. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor een paardrijbak, met uitzondering van gronden met de bestemmingen 'Agrarisch - Paardenhouderij' en 'Sport - Manege', dan wel de aanduiding ‘paardenhouderij’;
  • h. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor opslag en stalling van de te verhandelen goederen, zoals hout, bouwmaterialen en grondstoffen;
  • i. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de bestemmingsomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de bestemmingsomschrijving genoemde activiteit;
  • j. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • k. het niet (volledig) aanleggen van erfbeplanting die conform een erfinrichtingsplan, zoals voorgeschreven in (of gebaseerd op) een omgevingsvergunning, bestemmingsplan of andere planologische maatregel, moet worden aangelegd;
  • l. het vellen van de erfbeplanting die is aangelegd conform een erfinrichtingsplan of van beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
  • m. het wijzigen of verplaatsen van houtsingels of andere landschappelijke inpassingselementen zonder een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan.
57.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruik van een (bedrijfs-)woning en daarbij behorende bouwwerken voor een Aan-huis-gebonden beroep en bedrijf;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan. Met uitzondering van de gronden met de bestemming 'Groen - Stadspark';
  • c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn toegestaan, voor zover daarvoor een vergunning als bedoeld in die verordening is verleend.
  • d. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer.
  • e. het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie.

Artikel 58 Algemene aanduidingsregels

58.1 Geluidzone - industrie
58.1.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt dat gronden - naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor een industrieterrein.

58.1.2 bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd.

58.1.3 afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.1.2 en de bouw van nieuwe geluidgevoelige objecten worden toegestaan, mits de bestemmingsregels dit toelaten en de geluidsbeslasting op de gevels van de nieuwe geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

58.1.4 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van bouwwerken voor een doelmatige akoestische afscherming ten behoeve van de bescherming van de beschikbare geluidsruimte.

58.1.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding ‘Geluidzone - industrie’ wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

58.2 Milieuzone - geluidsgevoelige functie
58.2.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geluidsgevoelige functie' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van geluidhinderveroorzakende activiteiten.

58.2.2 bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en bouwwerken toegestaan.

58.2.3 afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.2.2 voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geluidhinder veroorzakende activiteiten van het geluidhinder veroorzakende object feitelijk zijn geëindigd en het niet langer mogelijk dan wel toegestaan is om ter plaatse geluidhinderveroorzakende activiteiten uit te voeren.

58.2.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduidingen 'Milieuzone - geluidsgevoelige functie' te verwijderen indien de geluidhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd.

58.3 Milieuzone - geurzone
58.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van het geurhinderveroorzakend object.

58.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan.

58.3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.3.2 voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geurhinderveroorzakende activiteiten van het geurhinderveroorzakende object feitelijk zijn geëindigd en het niet langer mogelijk dan wel toegestaan is om ter plaatse geurhinderveroorzakende activiteiten uit te voeren.

58.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduidingen 'Milieuzone - geurzone' te verwijderen indien de geurhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd.

58.4 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
58.4.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat die gronden - naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding, met daarbijbehorende bouwwerken.

58.4.2 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in het feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

58.5 Overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing
58.5.1 aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 'Beeldkwaliteit en inpassing' gelden nadere eisen met betrekking tot beeldkwaliteit en stedenbouwkundige randvoorwaarden en (landschappelijke) inpassing van bouwwerken en erfinrichting. Deze nadere eisen hebben zowel betrekking op het bouwen op het gebruiken van de gronden als op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.

58.5.2 bouwregels

Aanvullend op de geldende bouw- en gebruiksregels zoals opgenomen in de (dubbel)bestemmingen gelden voor het bouwen van bouwwerken en het gebruiken, in gebruik nemen en laten gebruiken van de gronden binnen de (dubbel)bestemmingen de navolgende regels:

  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 1' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 2 bij deze regels, het Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe;
    • 2. Bijlage 3 bij deze regels, Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe;
  • b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 2' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 4 bij deze regels, het Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen;
  • c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 3' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 5 bij de regels, het Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen;
  • d. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 4' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 6 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim;
  • e. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 5' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 7 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen;
  • f. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 6' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 8 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool-Coevorden;
  • g. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 7' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 9 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden;
  • h. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 8' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 10 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld;
  • i. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 9' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 11 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A;
  • j. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 10' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 12 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C;
  • k. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 11' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 13 bij de regels, de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen;
  • l. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 12' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 14 bij de regels, Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord;
  • m. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 13' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 15 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II
  • n. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 14' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 16 bij de regels, het Masterplan Holwert-Zuid;
  • o. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing 15' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 17 bij de regels, het Beeldkwaliteitsplan Jongbloed;
  • p. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - Beeldkwalteit en inpassing 16' gelden nadere eisen voor het bouwen en gebruiken, zoals opgenomen in:
    • 1. Bijlage 18 bij de regels, Stedenbouwkundige randvoorwaarden Wheempad 1, Zweeloo;
    • 2. Bijlage 19 bij de regels, Erfinrichtingsplan Wheempad 1, Zweeloo.
58.5.3 Voorwaardelijke bepalingen beeldkwaliteit

Aanvullend op de gebruiksregels zoals opgenomen in de (dubbel)bestemmingen gelden de navolgende voorwaardelijke bepalingen beeldkwaliteit:

  • a. een nieuw te realiseren bouwwerk ter plaatse van enige aanduiding 'overige zone - Beeldkwaliteit en inpassing' mag uitsluitend gebouwd worden onder de voorwaarde dat voldaan wordt aan de beeldkwaliteitseisen zoals opgenomen in het voor dat gebied van toepassing zijnde beeldkwaliteitsplan, stedenbouwkundige voorwaarden of inpassingsplan;
  • b. een nieuw te realiseren bouwwerk en nieuw te gebruiken gronden en de daarbij behorende overige bouwwerken en voorzieningen mogen uitsluitend in gebruik worden genomen onder de voorwaarde dat:
    • 1. de vastgelegde landschappelijke inpassing aangelegd wordt conform het geldende beeldkwaliteitsplan, binnen 1 jaar na gereedkoming van het hoofdgebouw, en
    • 2. de vastgelegde landschappelijke inpassing in stand wordt gehouden conform het geldende beeldkwaliteitsplan.
58.5.4 Aanvullend toetsingskader voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden

In aanvulling op de regels van de onderliggende (dubbel)bestemming(en) van de gronden geldt dat, in het geval dat op grond van de onderliggende (dubbel)bestemming(en) een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist, deze omgevingsvergunning:

  • a. door burgemeester en wethouders wordt geweigerd indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de vastgelegde beeldkwaliteit van het betreffende gebied, zoals opgenomen in het betreffende beeldkwaliteitsplan, de betreffende stedenbouwkundige voorwaarden of het betreffende inpassingsplan, zoals opgenomen in de betreffende bijlage bij deze regels;
  • b. door burgemeester en wethouders wordt verleend indien invulling wordt gegeven aan de vastgelegde beeldkwaliteit van het betreffende gebied, zoals opgenomen in het betreffende beeldkwaliteitsplan, de betreffende stedenbouwkundige voorwaarden of het betreffende inpassingsplan, zoals opgenomen in de betreffende bijlage bij deze regels;
  • c. door burgemeester en wethouders kan worden verleend indien middels een alternatief en door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan invulling wordt gegeven aan de gewenste beeldkwaliteit van het betreffende gebied, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de omgevingsvergunning wordt voorzien van nadere voorschriften door middel van het opnemen van voorwaardelijke bepalingen in de omgevingsvergunning, direct gekoppeld aan het alternatieve en goedgekeurde inrichtingsplan;
    • 2. deze alternatieve invulling kan slechts betrekking hebben op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en niet op bouwwerken.
58.6 Veiligheidszone - bevi
58.6.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Veiligheidszone - bevi' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van de vestiging van kwetsbaar objecten.

58.6.2 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gebouwen en /of   terreinen als een kwetsbaar object.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag bestaand gebruik worden voortgezet.
58.6.3 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.6.2 onder a en worden toegestaan dat gebouwen en /of terreinen worden gebruikt als een kwetsbaar object binnen de als 'Veiligheidszone - bevi' aangeduide gronden, mits vooraf een positief advies is afgegeven door de regionale brandweer.

58.6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.

58.7 Veiligheidszone - gasontvangststation
58.7.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Veiligheidszone - gasontvangststation' aangewezen gronden zijn, naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en), mede aangewezen zijn voor:

  • a. de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezig gasontvangststation.
58.7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - gasontvangststation' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

mits:

  • a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en de risicoafstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht worden genomen;
  • b. met de toepasselijke richtwaarden en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden.
58.7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'Veiligheidszone - gasontvangststation ' wijzigen of verwijden in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in het feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.

58.8 Veiligheidszone - lpg
58.8.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Veiligheidszone - lpg' aangewezen gronden zijn, naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en), mede aangewezen zijn voor:

  • a. de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige lpg-installatie.
58.8.2 Bouwregels

Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare en /of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe ook het vulpunt lpg behoort.

58.8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' wijzigen of verwijden in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in het feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.

58.9 Vrijwaringszone - laagvliegroute
58.9.1 aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - laagvliegroute' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen (dubbel)bestemming(en), mede aangewezen voor de instandhouding van een laagvliegroute.

58.9.2 bouwregels

Er mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht met een bouwhoogte van meer dan 40 meter.

58.10 Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen
58.10.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen' geldt dat gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

58.10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen mag niet gebouwd worden;
  • b. op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 4,30 meter, of de bestaande bouwhoogte;
  • c. voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: maximale bouwhoogte (in meters) = (afstand tot de molen (in meters): 50) + 2,30 meter;
  • d. het bepaalde in de sub a, b en c is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

58.10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.10.2 en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen' gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van lid 58.10.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de op grond van lid 58.10.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 58.10.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 58.10.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking) zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
  • c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de in lid 58.10.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaan.
58.10.5 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 58.10.3 en lid 58.10.4 kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/ of waarden van de molen als landschapselement, of;
  • b. door het stellen van voorwaarden in de omgevingsvergunning waardoor voldoende tegemoet gekomen wordt aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/ of waarden van de molen als landschapselement;
  • c. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders advies bij de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.
58.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden
58.11.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

58.11.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • a. Binnen een afstand tot 150 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 6,20 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • b. Op een afstand van 150 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 6,30 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • c. Voor het gebied vanaf 150 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt:
    Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 3,03
  • d. het bepaalde onder a. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

58.11.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.11.2 en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden' gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van lid 58.11.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de op grond van lid 58.11.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van lid 58.11.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
a Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 58.11.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking) zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
  • c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van lid 58.11.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaan.
58.11.5 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/ of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen
58.12.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

58.12.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • a. Binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 4,15 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • b. Op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 5,03 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • c. Voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt:
    Maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 3,03
  • d. het bepaalde in de sub a. b. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

58.12.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.12.2 en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen' gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van lid 58.12.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de op grond van lid 58.12.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van lid 58.12.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
a Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 58.12.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking) zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
  • c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de 58.12.2 Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand.
58.12.5 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/ of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen
58.13.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

58.13.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • a. Binnen een afstand tot 130 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 6,30 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • b. Op een afstand van 130 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 6,32 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • c. Voor het gebied vanaf 130 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 3,72;
  • d. het bepaalde in de sub a. b. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

58.13.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.13.2 en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen' gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van lid 58.13.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de op grond van lid 58.13.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger de de op grond van lid 58.13.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 58.13.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking) zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
  • c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de 58.13.2 Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand..
58.13.5 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/ of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.14 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum
58.14.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

58.14.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • a. Binnen een afstand tot 130 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 6,30 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • b. Op een afstand van 130 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 6,32 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • c. Voor het gebied vanaf 130 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 3,72;
  • d. het bepaalde in de sub a. b. en c. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

58.14.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.14.2 en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum' gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van lid 58.14.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de op grond van lid 58.14.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger de de op grond van lid 58.14.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

Uitzonderingen

Het bepaalde in 58.14.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking) zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning;
  • c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de 58.14.2 Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand.
58.14.5 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/ of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.15 Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen
58.15.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

58.15.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen'' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • a. Binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,20 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • b. Op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 4,65 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • c. Voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 2,65;
  • d. het bepaalde in de sub a. en b. is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

58.15.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.15.2 en worden toegestaan datter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum' gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van lid 58.15.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dan de op grond van lid 58.15.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van lid 58.15.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 58.15.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking) zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
58.15.5 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/ of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.16 Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden
58.16.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

58.16.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden' dat niet hoger mag worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand tot 100 meter vanaf de molen bedraagt de bouwhoogte maximaal 3,10 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • b. op een afstand van 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte van 4,70 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  • c. voor het gebied vanaf 100 meter vanaf de molen geldt een maximale bouwhoogte die als volgt berekend wordt: maximale bouwhoogte = (afstand tot de molen : 50) + 2,70;
  • d. het bepaalde in de sub a en b is niet van toepassing op lichtmasten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.

58.16.3 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.16.2 en worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden' gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

58.16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op de grond van lid 58.16.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en ander opgaande beplanting hoger dande op grond van lid 58.16.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van lid 58.16.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.

Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 58.16.4 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering waren op 9 november 2020 (bestemmingsplan Kernen deels onherroepelijk in werking) zijn op het tijdstip van vaststelling van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
  • c. bestaande bomen, heester en andere opgaande beplanting welke reeds hoger zijn dan de op grond van de 58.16.2 Bouwregels maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken is toegestaand.
58.16.5 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/ of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen. Dit advies wordt meegewogen in de besluitvorming.

Artikel 59 Algemene afwijkingsregels

59.1 Algemeen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/ of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, kunstobjecten, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen en gebouwtjes van openbaar nut, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 meter;
  • d. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en/ of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in de bestaande situatie, gerealiseerd op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor bouwen (met een afwijking) reeds afwijkt;
  • e. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, de opgenomen aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot de perceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwvlakgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en/of percentages;
  • f. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten, bergbezinkbassins en vergelijkbare rioleringswerken, tot een maximale oppervlakte van 500 m².
59.2 Voormalige agrarische bedrijfsbebouwing

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruiken van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing voor de functies wonen, bedrijf, recreatie en zorg, mits:

  • a. de functie/activiteiten uitsluitend worden uitgeoefend in combinatie met de woonfunctie;
  • b. de functie/activiteiten uitsluitend plaatsvinden binnen de (bestaande) gebouwen;
  • c. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is;
  • d. de functie/activiteiten geen betrekking hebben op het realiseren van onzelfstandige woonruimte (kamergewijze verhuur);
  • e. de functie/activiteiten geen betrekking hebben op de (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;
  • f. de functie/activiteiten niet tot gevolg hebben dat er een onevenredige toename van:
    • 1. van het aantal verkeersbewegingen en/of;
    • 2. een dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
  • g. de nieuwe functie/activiteiten niet conflicteert met de in de Omgevingsvisie Drenthe genoemde kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur en landschap, oorspronkelijkheid, naoberschap, menselijke maat, veiligheid, kleinschaligheid; van natuur, landschap, stilte en duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie of milieu- en leefomgevingskwaliteit;
  • h. alleen ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijven worden uitgeoefend;
  • i. het onbebouwde erf niet voor (statische en/ of productiegebonden) opslag van goederen, materieel, materialen en/ of het stallen van voertuigen/machines wordt gebruikt.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.3 Woonruimte in bestaande bebouwing

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het verwezenlijken van woonruimte in bestaande bebouwing. Deze woonruimte mag niet gebruikt worden voor de (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.4 Vernieuwen, veranderen of uitbreiden van bestaande gebouwen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of uitbreiden van alle bij recht bestaande gebouwen binnen de bebouwde kom, mits:

  • a. de vernieuwing, verandering of uitbreiding passend is binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur;
  • b. er een erfinrichtingsplan wordt overlegd voor zover dit ruimtelijk, landschappelijk of vanuit cultuurhistorisch perspectief relevant is;
  • c. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is.
  • d. Er hierdoor geen dusdanig zware verkeersbelasting ontstaat of wordt aangetrokken, waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
  • e. er geen onevenredige hinder ontstaat voor omliggende percelen/belangen.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.5 Splitsen van een woning

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het splitsen van een voormalige boerderij herbouwen of verbouwen van een bestaande woning , waarbij binnen het bestaande bouwlichaam maximaal twee wooneenheden worden gecreëerd, mits:

  • a. er een erfinrichtingsplan wordt overlegd voor zover dit ruimtelijk, landschappelijk of vanuit cultuurhistorisch perspectief relevant is;
  • b. indien er sprake is van waardevolle bebouwing, de cultuurhistorische, architectonische, karakteristieke en/ of monumentale waarden van het bouwlichaam en eventueel omliggende gronden en bouwwerken, behouden blijft;
  • c. er voldoende parkeercapaciteit op het erf aanwezig is;
  • d. er hierdoor geen dusdanig zware verkeersbelasting ontstaat of wordt aangetrokken, waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.6 Gebruik van gronden

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruik van gronden, dat het direct gevolg is van een voor een bepaalde bouwkundige situatie te verlenen omgevingsvergunning voor afwijking van de bouwregels.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.7 Kleinschalig kamperen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.1 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel of woonperceel ten minste 5.000 m² bedraagt;
  • b. het aantal kampeermiddelen maximaal 25, niet zijnde stacaravans, bedraagt;
  • c. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of terrein voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt;
  • d. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot naastgelegen woning ten minste 50 m bedraagt;
  • e. de gronden van het kleinschalig kampeerterrein direct aansluiten aan het erf van de woning(en) van de aanvrager;
  • f. het kleinschalig kampeerterrein alleen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van het kalenderjaar gebruikt mag worden en wordt aangetoond dat buiten deze periode het terrein leeg van kampeermiddelen is, zal zijn en gedurende deze hele periode zal blijven;
  • g. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan;
  • h. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    • 1. de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
    • 2. de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
    • 3. de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving;
  • i. de te realiseren voorzieningen in bestaande gebouwen worden verwezenlijkt en in totaal niet meer dan 100 m² bedragen; indien niet niet mogelijk is er eventueel een nieuw gebouw mag worden gerealiseerd op het kampeerterrein of aangrenzende gronden, met dien verstande dat:
    • 1. dit alleen mag worden gebruikt als natweeronderkomen en uitsluitend voor eigen kampeergasten'
    • 2. de oppervlakte van deze bebouwing niet meer dan 50 m² per kampeerterrein bedraagt;
    • 3. de goot- en bouwhoogten aansluiten bij de bestaande bebouwing;
  • j. het parkeren van komende en gaande bezoekers van het kleinschalig kampeerterrein geheel op eigen terrein plaatsvindt.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.8 Tijdelijk groepskamperen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.1 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, met dien verstande dat:

  • a. het tijdelijk groepskamperen alleen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober van het kalenderjaar plaatsvindt en wordt aangetoond dat buiten deze periode het terrein ongebruikt is, zal zijn en gedurende deze hele periode zal blijven;
  • b. het aantal dagen per geval van tijdelijk groepskamperen ten hoogste 10 bedraagt;
  • c. op de betreffende gronden geen trekkershutten, chalets of stacaravans worden geplaatst;
  • d. het parkeren van komende en gaande bezoekers van het kleinschalig kampeerterrein geheel op eigen terrein plaatsvindt;
  • e. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.9 Gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein, met dien verstande dat:

  • a. er een omgevingsvergunning is of kan worden verleend als bedoeld in 59.7 ten behoeve van het gebruik van de betreffende gronden voor verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen;
  • b. er concreet is aangetoond dat de bestaande gebouwen op het perceel, waarin de voorzieningen voor het kleinschalig kamperen kunnen worden gerealiseerd, minder dan 50 m² bedragen en daarmee onvoldoende kunnen voorzien in de benodigde (recreatieve) voorzieningen;
  • c. de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen ten behoeve van (recreatieve) voorzieningen niet meer dan 50 m² per kampeerterrein bedraagt;
  • d. de goot- en bouwhoogten aansluiten bij de bestaande bebouwing;
  • e. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
    • 1. de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan;
    • 2. de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan;
    • 3. de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving;
  • f. het terrein landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter van de omgeving en opgenomen in een aangeleverd landschappelijk inpassingsplan.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.10 Bed and breakfast-voorziening

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.1 onder c. voor het realiseren van een bed and breakfast-voorziening, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

  • a. een bed and breakfast voorziening wordt gerealiseerd in een (bedrijfs)woning, waarvan de initiatiefnemer zelf de hoofdbewoner is;
  • b. de bed and breakfast voorziening moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. kan een bed and breakfast voorziening ook in een bijbehorend bouwwerk bij een woning worden gerealiseerd, mits:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk:
      • een wettelijk beschermd  is als monument is of
      • is vermeld op de lijst met karakteristieke panden, zoals opgenomen in Bijlage 1 van de toelichting, of;
      • vanwege zijn gaafheid het behouden waard is en het naar de agrarische functie die het in het verleden gehad heeft verwijst, of
      • beeldbepalend is en bijdraagt aan de cultuurhistorische beleving van de omgeving, of
      • op de cultuurhistorische waardenkaart is aangeduid als gebouw met cultuurhistorische waarde;
    • 2. er geen sprake is van een permanente woonsituatie, dat wil zeggen dat het bijbehorend bouwwerk niet alle voorzieningen mag bevatten die nodig zijn c.q. gebruikelijk zijn voor zelfstandige bewoning. Daarbij is de afwezigheid van een afzonderlijke entree of van afzonderlijke nutsvoorzieningen niet van belang. Uit een door aanvrager over te leggen inrichtingstekening moet expliciet blijken dat er sprake is van een bed and breakfast-voorziening;
  • d. het parkeren ten behoeve van de bed and breakfast-voorziening moet op eigen terrein plaatsvinden;
  • e. aan de brandveiligheidseisen zoals die in de bouwverordening en het Bouwbesluit zijn opgenomen moet worden voldaan;

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.11 Paardrijbak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 57.1 onder f. voor een paardrijbak, indien en voorzover:

  • a. een minimale afstand van 30 m wordt aangehouden tot (bedrijfs)woningen van derden;
  • b. de locatie van de paardrijbak is gelegen:
    • 1. achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
    • 2. bij de overige bestemmingen: binnen het bestemmingsvlak van de (bedrijfs)woning van de aanvrager, achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan;
  • c. de totale oppervlakte van de paardrijbak niet meer bedraagt dan 800 m2;
  • d. de bouwhoogte van de afrastering/omheining , bij voorkeur uitgevoerd middels houten hekwerk of linten in gedekte kleuren die harmoniëren met de natuurlijke omgeving, niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • e. maximaal 4 verlichtingspalen worden geplaatst met een maximale bouwhoogte van 6 m, in gedekte kleuren en zodanig uitgevoerd dat lichtoverlast voor de omgeving wordt voorkomen;
  • f. maatregelen worden getroffen ter voorkoming van stofoverlast voor de omgeving.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.12 Herschikking bebouwing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen voor het herschikken van de aanwezige bebouwing, indien en voor zover:

  • a. de bestaande bebouwingsomvang meer dan 250 m2 maar niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • b. het bebouwingsoppervlak in totaal niet toeneemt;
  • c. de ruimtelijke samenhang op het perceel verbetert;
  • d. de bouwmassa van een bijbehorend bouwwerk de bouwmassa van het hoofdgebouw niet overheerst;
  • e. indien sprake is van beeldbepalende of anderzins cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, de hoofdvorm van deze bebouwing gehandhaafd blijft;
  • f. nabijgelegen bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels.

Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.

59.13 Onderzoeksverplichting bij afwijkingen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning bij een afwijking als bedoeld in lid 59.2 tot en met 59.11 gepaard gaat met, door het bevoegd gezag nader te bepalen en door belanghebbende uit te voeren, onderzoeken, die de ruimtelijke kwaliteit van het (bouw)project waarborgen.
  • b. Burgemeester en wethouders beslissen, op basis van de resultaten van de onder a genoemde onderzoeken, over de aanvaardbaarheid van de gevraagde en te verlenen omgevingsvergunning.
59.14 Algemeen toetsingskader voor afwijkingen - milieuaspecten

Burgemeester en wethouders weigeren een omgevingsvergunning voor een afwijking als bedoeld in lid 59.2 tot en met 59.11 indien omliggende (agrarische) bedrijven door de afwijking, op basis van de milieuaspecten bodem, externe veiligheid, geluid, stof, geur en/ of hindercirkels van desbetreffende bedrijven, in hun (toekomstige) bedrijfsvoering worden beperkt en/ of belemmerd.

Artikel 60 Algemene wijzigingsregels

60.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - aardappelmeelfabriek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - aardappelmeelfabriek' de bestemmingen 'Groen' wordt gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

60.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - citadelpunt

Burgemeester en wethouders kunnen alleen uitwerking geven aan de wijzigingsbevoegdheid als de raad daar mee instemt. Deze raadsinstemming vindt alleen plaats als er een goed doorlopen traject van inspraak met zowel de raad als omgeving heeft plaats gevonden.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘Wetgevingzone - wijzigingsgebied - citadelpunt’ de bestemmingen 'Centrum', 'Groen' en 'Verkeer' worden gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - citadelpunt' mogen de bestemmingen 'Groen' en ‘Verkeer’ worden gewijzigd in de bestemming 'Centrum' en de regels van die bestemming;
  • b. de regels van de bestemming ‘Centrum’ zijn van overeenkomstige toepassing;
  • c. in afwijking van sub 2 mag de wijziging voorzien in een afwijkende goot- en bouwhoogte voor het wijzigingsgebied, dan wel een regeling voor een afwijkende goot- en bouwhoogte binnen het wijzigingsgebied;
  • d. de wijziging mag alleen worden vastgesteld indien deze voorziet in:
    • 1. de realisatie van niet meer dan 16 nieuwe woningen/wooneenheden, daaronder niet begrepen reeds bestande woningen/wooneenheden binnen het wijzigingsgebied;
    • 2. de realisatie van niet meer dan 1.400 m2 nieuw bvo aan commerciële ruimten met een centrumfunctie.
60.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - Molenakkers

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - Molenakkers' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Essenlandschap' gewijzigd mag worden in de bestemming 'Woongebied - Molenakkers II' en de regels van die bestemming overeenkomstig van toepassing zijn, op voorwaarde dat:

het gezamenlijke aantal woningen ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied Molenakkers' en in de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' niet meer bedraagt dan 30;

woningen vrijstaand, twee-aaneen of in een rij aaneen gebouwd kunnen worden;

de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;

de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 m.

de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wijzigen of verwijderen indien archeologisch onderzoek daartoe aanleiding geeft.

60.4 Wijzigingsbevoegdheid Dorpsstraat 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid' Dorpsstraat 5 ' de bestemmingen Artikel 8 Bedrijf wordt gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsbevoegd Dorpsstraat 5' mag de bestemming 'Artikel 8 Bedrijf worden gewijzigd in de bestemming Artikel 38 Wonen;
  • b. De regels van de bestemming Artikel 38 Wonen zijn van overeenkomstige toepassing;
  • c. Het aantal woningen bedraagt ten hoogste 2;
  • d. De woningen worden vrijstaand gebouwd.
60.5 Wijziging Beeldkwaliteitsplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de geldende beeldkwaliteitsplannen, zoals opgenomen in Bijlage 2 tot en met Bijlage 18 worden aangepast. Hierbij geldende de volgende voorwaarden:

  • a. Waar in dit artikel wordt gesproken van een beeldkwaliteitsplan heeft dit betrekking op beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden, inpassingsplannen en andere documenten waarin kwalitatieve uitgangspunten en richtlijnen ten aanzien van de fysieke leefomgeving zijn verwoord.;
  • b. Deze bevoegdheid heeft ook betrekking op het omzetten van bestaande beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden en inpassingsplannen in een ander documentvorm waarin kwalitatieve uitgangspunten en richtlijnen ten aanzien van de fysieke leefomgeving zijn verwoord. Een beeldkwaliteitsplan kan bijvoorbeeld een set met stedenbouwkundige voorwaarden worden of andersom.
  • c. Onder aanpassing van het beeldkwaliteitsplan wordt mede verstaan:
    • 1. Het aanpassen van het aanduidingsgebied voor een beeldkwaliteitsplan;
    • 2. Het toevoegen van een nieuw aanduidingsgebied met een nieuw beeldkwaliteitsplan;
    • 3. Het verwijderen van een aanduidingsgebied voor een beeldkwaliteitplan;

Alvorens het wijzigingsbesluit kan worden genomen heeft de gemeenteraad het beeldkwaliteitsplan vastgesteld en dit besluit openbaar kenbaar gemaakt.

60.6 Wijziging Archeologische waarden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', ‘Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en/ of 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' (gedeeltelijk) worden verwijderd ofwel wordt opgelegd indien:

  • 1. de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden in de bodem, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;
  • 2. hieraan een archeologisch onderzoek ten grondslag ligt;
  • 3. er een positief advies tot aanpassing van de archeologische waarden en vrijgave van de gronden is afgegeven door de provinciaal archeoloog;
  • 4. het bevoegde gezag heeft besloten tot vrijgave van de gronden als bedoeld in de Erfgoedwet.
60.7 Wijzigingsbevoegdheid Karakteristiek

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde - Karakteristiek object’ wordt verwijderd, opgelegd of veranderd indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis en onderliggend onderzoek wenselijk is.

Artikel 61 Overige regels

61.1 Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • c. de ruimte tussen bouwwerken.
61.2 Parkeren

Bij het gebruiken en/of bebouwen van gronden moet te allen tijde voldaan worden aan publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen'' 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'  van CROW of de meest actuele versie van deze normen, tenzij er een gemeentelijke parkeernnota is vastgesteld die in dat geval leidend is, (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de daarbij horende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals opgenomen in. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.

61.2.1 Toetsing van een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat ten minste wordt of zal worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' van CROW of of de meest actuele versie van deze normen, tenzij er een gemeentelijke parkeernnota is vastgesteld die in dat geval leidend is, 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'   , met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.

61.2.2 Laden en lossen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/ of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een behoefte voor het laden en lossen van goederen bepaalt het bevoegd gezag een behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen voor dat gebouw.

61.2.3 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan gemotiveerd worden afgeweken van het bepaalde in lid 61.2.1 en 61.2.2 indien:

  • a. het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien.

Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.

61.2.4 Toelaatbaarheid herbouw bij calamiteiten

Het bepaalde in lid 61.2.1, 61.2.2 en 61.2.3 is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

61.2.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in lid 61.2.1 en 61.2.2 indien het niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/ of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 62 Overgangsrecht

62.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gelegen zijn binnen een dubbelbestemming Leiding - Gas of Leiding - Hoogspanning.
62.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 63 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Veegplan bestemmingsplan Kernen van de gemeente Coevorden.

Behorend bij het besluit van de gemeenteraad van 18 juni 2024.