Plan: | TAM-omgevingsplan Brink 9 Sleen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0109.003OP00008-0002 |
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van de ontwikkeling op de locatie Brink 9 te Sleen en is als een nieuw hoofdstuk (22m) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Coevorden. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22m van het omgevingsplan van de gemeente Coevorden. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22m' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22m' gelezen worden.
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepasing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk. Daarnaast geldt dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactivtiteit de aanvrager dient te motiveren waarom hij/zij van oordeel is dat voldaan wordt aan de beoordelingsregels.
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.
Voor dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:
het TAM-omgevingsplan Brink 9 Sleen met identificatienummer NL.IMRO.0109.003OP00008- van de gemeente Coevorden;
het omgevingsplan van de gemeente Coevorden;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
persoon, die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel, al dan niet tijdelijk, arbeid te verrichten en inkomen te verwerven;
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;
uitbreiding van een hoofdgebouw of functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak
bouwen als bedoeld in Bijlage I Omgevingswet;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van dit omgevingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
de grens van een bouwperceel;
een geometrisch informatieobject met een werkingsgebied waar ingevolge de regels van dit omgevingsplan bepaalde bouwwerken zijn toegestaan;
bouwwerk als bedoeld in Bijlage I Omgevingswet;
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit omgevingsplan van toepassing is, die inrichting niet verbieden;
een voor publiek toegankelijke, al dan niet periodieke en/of meerdaagse manifestatie, zoals sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstelling, show, tentoonstelling of thematische markt, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan, dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
gebouw als bedoeld in Bijlage I Omgevingswet;
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
een gebouw, geen appartement, motel of pension zijnde, dat blijkens zijn indeling geschikt is om en bestemd is voor een groep of groepen te dienen als recreatief verblijf;
gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is;
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of dranken en/ of het exploiteren van een zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek en partycentrum;
één of meer personen die samen een woonruimte woning/wooneenheid bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften. In het geval van twee of meer personen moet er sprake zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding.
ruimte voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord kan worden gestaan en geholpen;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;
elk voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en eventuele omheining waar naast trainingen africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
het verblijven in of gebruik van een (woon)ruimte als hoofdverblijf, inclusief nachtverblijf;
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
verblijf voor recreatie door wisselende (groepen van) personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
het verblijf houden of gehuisvest zijn in een woning;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden dat indien deze bestaat uit meerdere personen gebruik maakt van voor bewoning gemeenschappelijke voorzieningen, zoals keuken, toilet en douche.
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in 5.1 tot en met 5.6.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grond vloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Centrum'.
Binnen de als Centrum aangewezen locaties zijn uitsluitend de volgende functies en gebruiksactiviteiten toegestaan:
met daaraan ondergeschikt:
en bij de functie behorende:
Binnen de als Centrum aangewezen locaties zijn de volgende (beoordelings)regels voor gebouwen van toepassing:
Binnen de als Centrum aangewezen locaties zijn de volgende (beoordelings)regels voor overige bouwwerken van toepassing:
De omgevingsvergunning in de zin van artikel 22.26 wordt ook verleend, onder de voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, in de volgende gevallen:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.4.2 wordt verleend als:
Dit artikel bevat regels over het gebied Waarde - Archeologie 4.
In het gebied Waarde - Archeologie 4 worden gronden, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede gebruikt voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.
In aanvulling op artikel 22.29 wordt de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit alleen verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit in het gebied Waarde - Archeologie 4 wordt in het geval de aanvraag betrekking heeft op het bouwen en/of vergroten van bouwwerken van/met meer dan 100 m² en een diepte van meer dan 0,30 cm in aanvulling op artikel 22.35 door de aanvrager een onderzoeksrapport overlegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Indien uit het in 7.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de binnenplanse vergunning voor de bouwactiviteit in de zin van artikel 22.26 kunnen worden verstoord, wordt of worden één of meerdere van de volgende voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
De verboden zoals genoemd in lid 7.6 gelden niet voor het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.6 wordt slechts verleend als daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in lid 7.6, wordt door de aanvrager een onderzoeksrapport overlegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Indien uit het in lid 7.9 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.6:
Dit artikel bevat regels over het gebied Waarde - Cultuurhistorie.
In het gebied Waarde - Cultuurhistorie worden gronden, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede gebruikt voor:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De verboden die genoemd zijn in lid 8.3 gelden niet voor het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 8.3 wordt verleend als:
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.3 dient de aanvrager een motivering aan te leveren waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de beoordelingsregels uit lid 8.5.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend object' dient - in afwijking in zoverre van het vorenstaande - de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte en dakhelling te worden gehandhaafd.
Het is verboden om locaties of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies, dan wel in dit plan toegestane gebruiksactiviteiten.
In aanvulling op 11.1 wordt in elk geval als strijdig gebruik aangemerkt:
Het volgende gebruik van gronden en bouwwerken is toegestaan:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning zoals bedoeld in 11.4 sub c wordt door de aanvrager een erfinrichtingsplan overlegd waaruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke waarden.
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de gronden te gebruiken ten behoeve van tijdelijk groepskamperen.
De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.7 wordt verleend als:
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.7 dient de aanvrager aan te leveren:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de gronden te gebruiken ten behoeve van een paardenbak.
De vergunning als bedoeld in lid 11.10 wordt verleend indien en voor zover:
De voor Vrijwaringszone - laagvliegroute aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen functie, mede aangewezen voor de instandhouding van een laagvliegroute.
In aanvulling op artikel 22.29 wordt de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit alleen verleend indien de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 40 m bedragen.
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - laagvliegroute' geldt dat die gronden - naast de aangewezen functies - tevens aangewezen zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In aanvulling op artikel 22.29 wordt de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit alleen verleend indien:
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
In aanvulling op artikel 22.29 wordt de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit alleen verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen geen bezwaar bestaat.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit in het gebied Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen wordt om te kunnen beoordelen of wordt voldaan aan 12.2.3 door de aanvrager een advies van de beheerder van de molen overlegd.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De verboden zoals genoemd in lid 12.2.5 gelden niet voor het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 12.2.5 wordt verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorschriften hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in het gebied Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen wordt om te kunnen beoordelen of wordt voldaan aan 12.2.7 door de aanvrager een advies van de beheerder van de molen overlegd.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning te starten met toegestane gebruiksactiviteiten in een bestaand gebouw waarvan een parkeerbehoefte wordt verwacht, anders dan op het moment van vaststelling van deze wijziging van het omgevingsplan reeds aanwezige gebruiksactiviteiten.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Hoofdstuk 22m TAM-omgevingsplan Brink 9 Sleen'