Plan: | Werklandschap Assen-Zuid, uitwerkingsplan Hoofdontsluiting |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.99UW20121003A-C001 |
Op grond van artikel 12 uit het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Waterschap Hunze en Aa's beoordeeld wat de invloed van het plan op de waterhuishouding is en geeft een wateradvies.
Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft er naar om de ingrepen binnen een peilgebied waterneutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument geregeld kunnen worden, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.
Watertoets
De watertoets is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten.
De watertoets is een procesinstrument waarmee alle belangen ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten kunnen worden afgewogen.
Om invulling te geven aan de sturende rol van water in ruimtelijke ordeningsprocessen is de Handreiking Watertoets opgesteld. Hierin is aangegeven op welke wijze de betrokken partijen (initiatiefnemer, waterbeheerder en planbeoordelaar) tot een betere samenwerking kunnen komen.
Voor de ontwikkelingen van dit bestemmingsplan is er op meerdere niveaus overlegd met het waterschap.
Waterhuishouding
Het plangebied ligt in het stroomgebied van de Drentsche Aa. Binnen plangebied stroomt het oppervlaktewatersysteem in het zuidelijk deel af richting het zuidwesten. Het stroomt onder de A28 door af op het Witterdiep. Het oppervlaktewater van het noordelijke deel stroom naar het noorden, onder de N33 door richting het Anreeperdiep.
Het Witterdiep is een gestuwde beek waardoor er in het gebied verschillende oppervlaktewaterpeilen worden gehandhaafd, op de afbeelding "Waterhuishouding" is dit aangegeven als peilgebieden.
Kaderrichtlijn Water
Grote delen van de Drentsche Aa zijn in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) aangewezen als KRW-lichaam, het Witterdiep is één van deze waterlichamen. Voor deze waterlichamen zijn maatregelen omschreven ter verbetering van het beeksysteem en geldt in ieder geval het stand-still principe. Dit houdt in dat de toestand van de beek en het water met betrekking tot de chemische waterkwaliteit en ecologie niet mag verslechteren. Voor het Witterdiep ligt er de opgave om de beek weer te laten hermeanderen en op trek baar te maken voor vis.
Drinkwaterfunctie
Het water dat afstroomt van het plangebied wordt benedenstrooms gebruikt voor drinkwaterwinning (uit het oppervlaktewater van de Drentse Aa ter hoogte van De Punt), waardoor er strenge normen gelden ten aanzien van de waterkwaliteit. Gelet op het feit dat de nieuw te realiseren infrastructuur het watersysteem van de Drentsche Aa kruist en/of er indirect op afstroomt, is er mogelijk invloed op de waterkwaliteit. Garantie voor schoon afstromend water is daarom erg belangrijk en moet bij de verder uitwerking rekening mee worden gehouden.
Thema wateroverlast
Het waterschap zorgt voor het functioneren van het watersysteem. Het watersysteem moet nu, maar ook op de lange termijn, goed functioneren. Het watersysteem moet zodanig zijn dat de inundatienormen niet worden overschreden bij toekomstige veranderingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit is gebaseerd op het principe van niet-afwentelen zowel bestuurlijk, financieel en geografisch, in de tijd op elk schaalniveau. Er zijn landelijke werknormen (Nationaal Bestuursakkoord Water) opgesteld voor wateroverlast. Het gaat hierbij om wateroverlast, die ontstaat door inundatie vanuit oppervlaktewater als gevolg van lokale neerslag.
Bij stedelijke uitbreidingen of herstructureringen mag een toename van het verhard oppervlak niet resulteren in een extra belasting van het watersysteem, er moet waterneutraal gebouwd worden. Dit houdt in dat de initiatiefnemer voldoende maatregelen neemt om de versnelde waterafvoer, te compenseren. De initiatiefnemers van de uitbreiding van het verhard oppervlak moeten er voor zorgen dat ze voldoende compenserende maatregelen nemen.
Verontreiniging voorkomen
De invloed van diffuse bronnen op hemelwater moet zoveel mogelijk worden beperkt door het hanteren van de beleidsuitgangspunten in het landelijk emissiebeleid. Dit gaat volgens de trits voorkomen, scheiden en zuiveren. Door het gebruik van preventieve / brongerichte maatregelen komt hemelwater met zo weinig mogelijk vervuilende stoffen of uitlogende materialen in aanraking en blijft het zo schoon mogelijk. Het uitgangspunt bij de invulling van deze zorgplicht is het gebruik van de beste beschikbare technieken. Alternatieve maatregelen zijn ook acceptabel, mits deze maatregelen aantoonbaar hetzelfde effect opleveren.
Lozing van hemelwater op het oppervlaktewaterlichaam mag niet leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van dat oppervlaktewaterlichaam. Daarnaast moet de lozing van hemelwater passen binnen de te bereiken waterkwaliteitsdoelstellingen voor het oppervlaktewaterlichaam of de functies van het gebied.
Voor de beoordeling van hemelwater, dat in contact is geweest met verontreinigde oppervlakken/activiteiten of schadelijke/verontreinigende stoffen, geeft de huidige Europese en landelijke wet- en regelgeving, het emissiebeleid en het vergunningen- en handhavingsbeleid van waterschap Hunze en Aa's het kader aan.
Thema grondwater & ontwatering
Ten aanzien van grondwater zijn de taken en verantwoordelijkheden verdeeld tussen burger, gemeente en waterschap.
Het functioneren van het grondwatersysteem moet als ordenend element meegenomen worden in de locatiekeuze en de inrichting van plannen. Bij de aanleg van nieuwe gebieden is het uitgangspunt dat wijzigingen in de grondwaterstanden niet mogen resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden. Dat kan tot gevolg hebben dat het oppervlaktewaterpeil niet gewijzigd kan worden of dat er daarvoor of daardoor aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn om grondwateroverlast in het plangebied te voorkomen.
Thema oppervlaktewaterpeilen & drooglegging
Het uitgangspunt voor het operationele peilbeheer is het streven naar de gewenste grondwaterstand voor de verschillende functies en belangen. Het waterschap stelt voor het gehele beheersgebied peilbesluiten op waarin de te hanteren oppervlaktewater peilen worden vastgelegd. Een wijziging van een functie kan een reden zijn het peil te wijzigen, uitgangspunt hierbij is dat de peilwijziging niet mag resulteren in nadelige gevolgen voor andere gebieden als gevolg van de door de peilwijziging opgetreden wijziging in de grondwaterstand. Het gewenste peil kan bepaald worden op basis van de drooglegging en of op basis van het gewenste grondwaterregime (GGOR).
Afbeelding: Waterhuishouding
Water wordt vastgehouden in het plangebied. De bestaande waterhuishouding van sloten in het gebied kan grotendeels behouden blijven, waarbij op een aantal plaatsen extra bufferruimte wordt gecreëerd. De nieuw aan te leggen bermsloten geven hier ruimschoots de ruimte hiervoor. Watergangen krijgen zoveel mogelijk een robuuste natuurvriendelijke inrichting.
De voorgenomen functiewijziging heeft verder geen invloed op de waterhuishouding omdat er verder geen fysieke aanpassingen plaats zullen vinden.