Plan: | Loon 2012 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001 |
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid aansluiting te zoeken bij de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom kan deze publicatie worden gebruikt voor het op verantwoorde wijze inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving. De VNG-handreiking geeft op systematische wijze informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op gemeentelijk niveau op elkaar af te stemmen.
Bedrijvigheid in het plangebied
Bestaande bedrijven
In het plangebied is sprake van de volgende bestaande bedrijven:
De bestaande agrarische bedrijven die hierboven niet zijn genoemd, worden behandeld in de geurparagraaf (paragraaf 4.8), omdat geur het meest relevante aspect voor deze bedrijven is. Ten aanzien van de andere hinderaspecten van deze bedrijven geldt dat in dit bestemmingsplan geen gevoelige functies op een kortere afstand dan de bestaande gevoelige functie worden toegestaan. Dit geldt ook voor de her te bestemmen voormalige agrarische bedrijfswoningen. Daarom is geen sprake van een wijziging ten opzichte van de bestaande situatie.
Bestaande bedrijven in het plangebied zijn specifiek bestemd, waarbij rekening is gehouden met de bestaande gebruiksmogelijkheden op basis van het bestemmingsplan en de milieurechten. Het bedrijfsperceel van het hoveniersbedrijf mag ook voor bedrijfsdoeleinden met een lichte milieucategorie (categorie 1) worden gebruikt. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter tot omliggende gevoelige objecten. Deze richtafstand wordt in acht genomen. De bestaande afstanden tot omliggende gevoelige functies zijn hierbij in acht genomen. Uitbreiding van bestaande bedrijvigheid zal op basis van de Wet milieubeheer worden getoetst aan diverse hinderaspecten, waarbij het meest nabijgelegen gevoelige object maatgevend is.
Bestemming Agrarisch - Esdorp
De gronden met de bestemming Agrarisch - Esdorp maakten in het bestemmingsplan Loon 1976 onderdeel uit van de agrarische bouwpercelen of de voor voormalige agrarische bebouwing bestemde gronden. Op basis van de bestemmingsregeling waren op een groot deel van deze gronden reeds agrarische activiteiten toegestaan. In de huidige situatie zijn veel van deze gronden nog in gebruik voor agrarische doeleinden, in hobbymatige vorm. Dit gebruik is in combinatie met de openheid van deze gebieden in het dorp karakteristiek en moet behouden blijven. Binnen de bestemming Agrarisch - Esdorp zijn dan ook de volgende agrarische activiteiten toegestaan:
Normaal gesproken geldt geen vergunningplicht op grond van artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor hobbymatig gehouden dieren, omdat doorgaans geen sprake is van een inrichting. Bepalend daarvoor is de vraag of het hobbymatig houden van dieren in een omvang als ware het bedrijfsmatig plaats vindt. Uit jurisprudentie blijkt dat daarbij niet alleen gekeken moet worden naar het aantal dieren, maar naar meer criteria. Als uit de criteria blijkt dat er bij een particulier door het houden van hobbydieren sprake is van een inrichting, is het daarmee een inrichting die uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is voor het houden van dieren. Bepalend hierbij is of het gaat om landbouwhuisdieren. Landbouwhuisdieren zijn dieren die in het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf worden gehouden in verband met de productie van bijvoorbeeld melk, vlees, wol, veren of eieren of die gehouden worden in verband met bijvoorbeeld het berijden van dieren. Voorbeelden van landbouwhuisdieren zijn: varkens, melkrundvee, geiten, konijnen, struisvogels, vleesherten, waterbuffels, lama's. Er is sprake van een landbouwhuisdier als het diertype in de regel voor productiedoeleinden wordt gehouden. Bij beantwoording van de vraag of sprake is van een landbouwhuisdier in een veehouderij moet gekeken worden naar de diersoort en de vraag hoe en waarvoor deze dieren worden gehouden. De vraag of hierbij het diertype in de regel voor productiedoeleinden wordt gehouden is van zwaarwegend belang.
Daarnaast kunnen hobbydieren ook gehouden worden op een plek die al om andere redenen een inrichting is (bijvoorbeeld bij een horecagelegenheid of een akkerbouwer). Die hobbydieren zouden de inrichting vergunningplichtig kunnen maken, maar alleen als volgens de criteria het houden van de hobbydieren zelfstandig een inrichting zou vormen.
Als er geen sprake is van een inrichting, worden eventuele klachten via burgerlijk recht opgelost of kan de gemeente op grond van de Algemene plaatselijke verordening optreden. Als sprake is van een inrichting worden op grond van de Wet milieubeheer eisen aan de inrichting gesteld.
Bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied
In de omgeving van het plangebied liggen geen bedrijven die vanuit de milieuzonering relevant zijn voor dit bestemmingsplan.
De bestaande mogelijk overlastgevende functies in het plangebied zijn ingepast. Bestaande mogelijk overlastgevende functies buiten het plangebied zijn niet relevant voor de herbestemming van de bestaande gevoelige functies in het plangebied. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan.