Plan: | Vlieland kom |
---|---|
Status: | Vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0096.087103-VG01 |
4. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gebouwen ten behoeve van:
1. een elektriciteitscentrale, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 1”;
2. nutsvoorzieningen, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening (niet zijnde gasdrukregel- en meetstations), en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 2”;
met de daarbijbehorende:
b. terreinen;
c. straten en paden;
d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4. 2. Bouwregels
4. 2. 1. Voor het bouwen van de gebou wen en overkappingen gelden de volgende regels:
a. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
b. de maatvoering zal voldoen aan de maatvoeringseisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Specifieke bouwaanduiding |
Goothoogte |
Dakhelling |
|
Maximaal |
Minimaal |
Maximaal |
|
1 |
5,50 m |
- |
80º |
2 |
3,00 m |
40º |
60º |
4. 2. 2. Voor het bouwen van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. indien in het bestemmingsvlak de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 2” is aangegeven, mag één zend- en ontvangmast met een maximale hoogte van 26,00 m worden gebouwd;
b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
c. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4. 3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. de ruimtelijke structuur en het samenhangend bebouwingsbeeld;
b. de woonsituatie;
c. de milieusituatie;
d. de verkeerssituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
4. 4. Afwijking van de bouwregels
4. 4. 1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. het bepaalde in lid 4.2.1. onder a in die zin dat, indien in het bouwvlak de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 1” is aangegeven, gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of overkappingen buiten het bouwvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
b. het bepaalde in lid 4.2.1. onder b in die zin dat, indien in het bouwvlak de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - 2” is aangegeven:
1. een gebouw of een overkapping (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
2. de dakhelling van een gebouw of een overkapping wordt verhoogd tot ten hoogste 80º.
4. 4. 2. De in lid 4.4.1. genoemde afwijking kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de ruimtelijke structuur en het samenhangend bebouwingsbeeld;
b. de woonsituatie;
c. de milieusituatie;
d. de verkeerssituatie;
e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.