direct naar inhoud van Regels
Plan: Paraplubestemmingsplan kleine windturbines in Smallingerland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.PP2023GSL007-0401

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het Paraplubestemmingsplan kleine windturbines in Smallingerland met identificatienummer NL.IMRO.0090.PP2023GSL007-0401 van de gemeente Smallingerland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;

1.9 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.10 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.11 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.12 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.13 gevoelige bestemming:

woonbestemming of een andere bestemming waar mensen permanent verblijven;

1.14 kleine windturbine:

een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, met een ashoogte van maximaal 15,00 m;

1.15 peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein;

1.16 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de ashoogte van een windturbine:

vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het aansluitende afgewerkte terrein peil;

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.PP2023GSL007-0401_0004.png"

2.2 de tiphoogte van een windturbine:
  • a. turbines met een horizontale as:
    • 1. de ashoogte van een windturbine plus de straal van de rotorcirkel;
  • b. turbines met een verticale as:
    • 1. de ashoogte van een windturbine plus het deel van de rotorbladen dat daarbovenuit steekt;

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.PP2023GSL007-0401_0005.png"

2.3 de rotordiameter:

de diameter wordt bepaald door het maximale bereik van de rotordiameter, gemeten loodrecht op de as;

afbeelding "i_NL.IMRO.0090.PP2023GSL007-0401_0006.png"

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Artikel 3 Vantoepassingverklaring

De regels in dit bestemmingsplan zijn van toepassing op de bestemmingsplannen van de gemeente Smallingerland die zijn opgenomen in navolgend overzicht. Het bepaalde in de hierna genoemde bestemmingsplannen blijft van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen de bepalingen van dit bestemmingsplan Kleine windturbines voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Naam bestemmingsplan   Identificatienummer   Datum vaststelling  
Bestemmingsplan Buitengebied, 3e herziening 2023   NL.IMRO.0090.BP2023BGB104-0401   7 mei 2024  
Bestemmingsplan Partiële herziening Buitengebied 2013 - Polderdyk 7 te De Tike   NL.IMRO.0090.BP2016BGB046   30 maart 2017  
Bestemmingsplan Krite 23-25 te Boornbergum   NL.IMRO.0090.BP2016BGB047   2 maart 2017  
Bestemmingsplan Buitengebied, 1ste herziening 2015   NL.IMRO.0090.BP2015BGB035-0401   13 december 2016  
Wijzigingsplan Fijnnen 13 Nijega (nieuwbouw vleeskuikenstal)   NL.IMRO.0090.WP2014BGB036-0401   8 juni 2015  
Bestemmingsplan Buitengebied   NL.IMRO.0090.BP2013Buitengebied-0403   11 juni 2013  

Hoofdstuk 2 ALGEMENE REGELS

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

Het bouwen van kleinschalige windturbines is niet toegestaan, met uitzondering van windturbines waarvan de bouw wordt toegestaan in de regels van een bestemmingsplan dat is genoemd in de tabel van artikel 3 (Van toepassingsverklaring) van dit plan.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de regels van een bestemmingsplan dat is genoemd in de tabel van artikel 3 (Vantoepassingsverklaring) van dit plan ten behoeve van het plaatsen van één (of meer) kleinschalige windturbine(s) op gronden die zijn voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Besloten gebied' of 'Agrarisch met waarden - Open gebied', mits:

  • a. de kleine windturbine wordt geplaatst:
    • 1. achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, niet zijnde de (bedrijfs)woning, tenzij wordt aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk beeld en de cultuurhistorische karakteristiek van het erf en de omgeving; en
    • 2. binnen het bouwvlak, dan wel buiten het bouwvlak mits:
      • binnen een denkbeeldige rechthoek waarvan de oppervlakte inclusief het bouwvlak maximaal 2,5 ha is;
      • de oppervlakte van de bebouwing op de gronden ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij" maximaal 1,5 ha is;
      • aansluitend op het bestaande bouwvlak zodat één bouwensemble wordt verkregen;
      • op een plek die geen onevenredige afbreuk doet aan het uitzicht van omwonenden.
    • De plaatsing overeenkomstig de kaders van de Notitie Kleine windturbines in Fryslân van Hûs en Hiem in Bijlage 1 plaatsvindt;

    • 1. niet op een waterkering of in een beschermingszone van een waterkering of hoofdwatergang van het Wetterskip Fryslân, tenzij het Wetterskip Fryslân hiervoor toestemming heeft gegeven;
    • 2. niet in de beschermingszone van een rioolpersleiding van 6,00 m breed van het Wetterskip Fryslân, tenzij het Wetterskip Fryslân hiervoor toestemming heeft gegeven;
  • b. de ashoogte van een kleine windturbine maximaal 15,00 m is, gemeten vanaf het peil;
  • c. de afstand van een kleine windturbine tot:
    • 1. een andere kleine windturbine minimaal drie keer de rotordiameter is;
    • 2. gasinfrastructuur minimaal 25,00 m is;
    • 3. bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur en hoogspanningsstations niet minder is dan de maximale werpafstand bij twee keer het nominaal toerental van de kleine windturbine;
    • 4. bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur en hoogspanningsstations van een windturbine die volgens de NEN-EN-IEC norm 61400-2 is gecertificeerd, voor 110 kV verbindingen niet minder is dan de maximale werpafstand bij één keer het nominaal toerental van de kleine windturbine;
    • 5. ondergrondse hoogspanningsinfrastructuur niet minder dan 25,00 m tot de belemmerde strook is;
    • 6. de meest nabijgelegen gevoelige bestemming minimaal 200,00 m is;
    • 7. openbaar gebied zodanig is dat de wieken of de constructie van de kleine windturbine niet overhangt boven openbaar gebied;
    • 8. (beperkt) kwetsbare objecten, buisleidingen en risicovolle inrichtingen voldoende is, waarbij de normering uit de Handreiking Risicozonering Windturbines d.d. 21 januari 2020 moet worden aangehouden;
  • d. de netbeheerder in uitzondering op sub c onder 3, 4 en 5, instemt met het realiseren van kleine windturbines binnen de genoemde afstanden tot hoogspanningsinfrastructuur of hoogspanningsstations;
  • e. er maximaal twee kleine windturbines per agrarisch bedrijf worden geplaatst;
  • f. de kleine windturbine voldoet aan alle relevante wet- en regelgeving en in ieder geval aan:
    • 1. de eisen van het Bouwbesluit 2012 en de eisen van het op 1 januari 2024 in werking tredende Besluit bouwwerken leefomgeving;
    • 2. de eisen van het Activiteitenbesluit milieubeheer, de Activiteitenregeling milieubeheer, het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen of diens rechtsopvolger;
    • 3. de overige regels van het(de) ter plaatse geldende bestemmingsplan(nen);
    • 4. de gestelde eisen van de Welstandsnota en het advies van de welstandscommissie;
    • 5. de planschadeovereenkomst die de initiatiefnemer verplicht moet aangaan met de gemeente.
  • g. het op te stellen vermogen is gericht op de energiebehoefte van het agrarische bedrijf. De energiebehoefte van het agrarisch bedrijf wordt bepaald:
    • 1. op basis van het gemiddelde energieverbruik van de afgelopen vijf jaren; en
    • 2. rekening houdend met de groei en verduurzaming van het agrarische bedrijf in de komende tien jaren;
  • h. uit de aanvraag blijkt dat een ontheffing in de zin van de Wet natuurbescherming is verkregen, of uit onderzoek of door middel van een verklaring van het bevoegd gezag inzake de Wet natuurbescherming, is gebleken dat deze ontheffing niet nodig is of kan worden verleend;
  • i. de windturbines zorgvuldig worden ingepast binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten zoals blijkt uit een landschappelijk inpassingsplan. Het landschappelijk inpassingsplan besteedt in ieder geval aandacht aan de relatie tussen de windturbine en het erf, waarbij de aanwijzingen uit Bijlage 2 Handleiding erfinrichting buitengebied zijn gevolgd. De uitvoering van de landschappelijke inpassing in het kader van het verlenen van de omgevingsvergunning moet worden gegarandeerd, waarbij in ieder geval voorschriften of andere voorwaarden worden gesteld omtrent de termijn waarbinnen de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en omtrent de verplichting tot instandhouding van de goede landschappelijke inpassing;
  • j. ten behoeve van het voorkomen of beperken van slagschaduw de windturbine is voorzien van een automatische stilstandvoorziening die de windturbine afschakelt indien slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten voor zover de afstand tussen de windturbine en de gevoelige objecten minder dan 12 maal de rotordiameter bedraagt en gemiddeld meer dan 6 uur per jaar slagschaduw kan optreden en voor zover zich in de door de slagschaduw getroffen uitwendige scheidingsconstructie van gevoelige objecten ramen bevinden. De afstand geldt van een punt op ashoogte van de windturbine tot de gevel van het gevoelige object;
  • k. de mogelijkheid om te voorzien in de energiebehoefte van het agrarisch bedrijf door middel van zonnepanelen op de gebouwen is verkend;
  • l. het agrarisch bedrijf waarbij en waarvoor de kleine windturbine wordt geplaatst, een feitelijk functionerend bedrijf is;
  • m. binnen een jaar nadat een kleine windturbine definitief buiten gebruik is gesteld, de windturbine met de bijbehorende voorzieningen wordt verwijderd;
  • n. binnen een jaar nadat het agrarisch bedrijf feitelijk is gestopt, de windturbine met de bijbehorende voorzieningen zijn verwijderd.

Hoofdstuk 3 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'Paraplubestemmingsplan kleine windturbines in Smallingerland'.