Bijlage 2 Beschrijving landschapswaarden per deelgebied - besloten gebied
Het besloten gebied wordt in algemene zin gekenmerkt door de volgende landschappelijke
waarden:
- kleinschalig patroon van lintbebouwing, dykswâlen en houtsingels met geleidelijke overgangen naar open enclaves daartussen (mieden en hooilanden, meren) en plaatselijke esgronden;
- de aanwezigheid van beplanting op of langs perceelsscheidingen in de vorm van een relatief dicht netwerk van houtsingels en/of dykswâlen;
- opstrekkende verkaveling (strokenverkaveling) met lengte-breedte-verhoudingen variërend van 3:1 tot 5:1;
- plaatselijk (on)regelmatige blokverkaveling;
- veelal een fijnmazig netwerk van wegen en paden (deels onverhard) met laan- en/of singelbeplanting;
- met name in het buitengebied streekeigen bebouwing (boerderijen, wâldhúskes en heidentempels);
- verspreid voorkomende bospartijen, landgoederen, essen, pingoruïnes, poelen en dobben.
In sommige deelgebieden ontbreken bepaalde als kenmerkend voor het woudenlandschap
genoemde landschappelijke waarden en/of zijn andere en/of bijzondere vormen van de als
kenmerkend voor het besloten gebied genoemde landschappelijke waarden aanwezig. Daarom
worden binnen het besloten gebied de volgende landschappelijk deelgebieden onderscheiden:
- compagnieswijkenlandschap (op de landschapskaart aangeduid als “wijkenlandschap”);
- hoogveen met wijkenlandschap (op de landschapskaart aangeduid als “hoogveenlandschap”);
- jonge heideontginningslandschap;
- singellandschap.
Voor dit plan gelden op basis van de begrenzing van de onderscheiden landschappelijke deelgebieden de kenmerken voor het singellandschap:
- veelal opstrekkende verkaveling;
- herkenbare cultuurhistorische grenzen tussen gebieden met verschillende kavelrichting;
- op perceelsgrenzen meestal houtsingels, incidenteel dykswâlen;
- verspreid voorkomende pingo’s;
- verspreid voorkomende dobben, poelen;
- bebouwing voornamelijk gelegen langs wegen in de vorm van lintbebouwing;
- verspreid voorkomende landgoederen en bebossing.