direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein - 2
Plan: Burmaniapark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0090.BP2013SBP001-0401

Artikel 3 Bedrijventerrein - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;

alsmede voor:

  • b. perifere detailhandel in auto's, motoren en bijbehorende accessoires;
  • c. detailhandel in landbouwwerktuigen en -machines en tuin- en parkmachines, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;

maar ook voor de daarbij behorende:

  • d. restauratieve voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. wegen, straten en paden;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;
  • i. kunstobjecten;
  • j. tuinen en erven.

 

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegelaten bouwwerken

Op de gronden, bedoeld in lid 3.1, mogen de volgende bouwwerken worden gebouwd:

  • a. gebouwen en overkappingen ten dienste van de bestemming zoals bedrijfsgebouwen en een aan een bedrijf gerelateerde kantoorruimte;
  • b. andere bouwwerken, zoals erf- en terreinafscheidingen en kunstobjecten.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de gebouwen dienen over ten minste 60% van de breedte van een kavel in de ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" aangegeven voorgevelbouwgrens te worden gebouwd, met een minimale bouwhoogte van 7,00 m;
  • c. de afstand van een gebouw tot de zijgrens van het bouwperceel moet minimaal 3 meter zijn, tenzij de bestaande afstand kleiner is in welk geval de bestaande afstand van toepassing blijft;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag ten minste en ten hoogste de in de aanduiding "minimale-maximale bouwhoogte (m)" aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. het bebouwingspercentage van een bouwvlak mag ten hoogste de in de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" aangegeven percentage bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bijzondere situering" dienen de voorgevels van de gebouwen haaks op of evenwijdig aan de Noorderhogeweg te worden gesitueerd.

 

3.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen en pergola's mogen alleen worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter zijn, maar als een erf- of terreinafscheiding achter (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt gebouwd, mag deze maximaal 2 meter zijn;
  • c. de bouwhoogte van palen en masten mag maximaal 8 meter zijn;
  • d. de bouwhoogte van kunstobjecten mag maximaal 12 meter zijn;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag 10 meter zijn

 

3.3 Afwijking van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 3.2.2 sub c en toestaan dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind dan wel een gebouw op de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd;
  • b. de regel van lid 3.2.2 sub e en toestaan dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt vergroot tot maximaal 90%, mits in voldoende mate op eigen terrein in parkeerbehoefte kan worden voorzien;
  • c. de regel van lid 3.2.3 sub a en toestaan dat erf- en terreinafscheidingen buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd;
  • d. de regel van lid 3.2.3 sub b en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de aan de kant van de weg gelegen gevel wordt vergroot tot maximaal 2 meter;
  • e. de regel van lid 3.2.3 sub e en toestaan dat de bouwhoogte van overige andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 40 meter.

3.3.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 kan alleen worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan voor de in lid 3.1 onder a, b en c genoemde bedrijfsactiviteiten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van detailhandel in auto's, motoren en bijbehorende accessoires en met uitzondering van detailhandel in landbouwwerktuigen en -machines en tuin- en parkmachines, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  • c. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gebouwen voor bijbehorende kantoren over een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte per bedrijf;
  • e. het gebruik van gebouwen voor zelfstandige kantoren.

3.5 Afwijking van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijkingsbevoegdheden

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de regel van lid 3.4 onder a en toestaan dat ook bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 2, op voorwaarde dat:
    • 1. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. de regel van lid 3.4 onder a en toestaan dat bedrijven worden gevestigd genoemd in bijlage 1 onder categorie 3, op voorwaarde dat:
    • 1. de bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven genoemd in bijlage 1 onder categorie 2;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • c. de regel van lid 3.4 onder b en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van:
    • 1. productiegebonden detailhandel;
    • 2. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    • 3. detailhandel in volumineuze goederen.

3.5.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 kan slechts worden verleend als hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.